De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 10 december pagina 7

10 december 1893 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 859 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Troosters in den nood. BALLADE. Twee-honderd- vier-en-zeventig Werd ik, in eer en deugd; Tal van geslachten heb ik reeds Met mijn gekout verheugd. Ik droeg het wapen va_n Uw stad En hield het steeds in eer, Al ging ik met mijn politiek Nog al eens op en neer. Oud. ben ik, en verschrompeld ook, Waartoe het feit verbloemd? Ik weet, dat mij het plompe volk Al lang »het Geeltje" noemt. itliniiiinliinmiitimiiiniiimiiiiminnniiniiiHmiinimmmniiiiiinniiitii Snuifjes. Dat moet een vergissing zijn! De heer Harte, zoo lees ik, zou hebben aangevraagd vergunning om zich te noemen Harte van Teeslenburg. Dat zou niets anders zijn dan zich zelf en de menschen, met wie hij iets te doen heeft, last te veroorzaken. Een korte naam is toch beter dan een lange. De zaak zal wel zijn, dat het een S t. Nicolaasaardigheid is, en deze of gene, die geweten heeft, dat Harte zijn naam in banketletters zou krijgen, begrepen heeft, dat met dat van Tee kien burg het cadeau te duur zou worden of zou werkelijk Harte nog meer dan gewoon lijk van den goeden Sint nebben willen profiteeren ? Ik kan het niet gelooven. *** Oud ben ik, maar niet levensmoe, Ik kan nog heel best mee. Wat mij ontbreekt? Och, 't is niet veel: 't Is maar een ton of twee!" Zoo zuchtte 't oudje in haar nood, En boog het snikkend hoofd. Houd moed, gij oude. trouwe ziel! 't Is ook aan u beloofd: Als 't water tot de lippen rijst, Is redding vaak nabij! ?>Beur op het hoofd en droog dien traan, Want helpen zullen WIJ!" Daar kwam het edel drietal aan Der redders uit den noodO heerlijk schouwspel, dat zich aan De tranende oogjes bood! Het doet mij genoegen, dat Mr. de Kan ter het heeft opgenomen voor het recht der Ned. Herv- Kerk, om menschen, die een onteerend vonnis te hunnen laste hebben, weder tot herder en leeraar te kunnen aanstellen. Een predikant, zegt de heer de Kanter, is iemand die door een kerkelijke gemeente tot voor ganger wordt gekozen en de Kerk behoudt het volkomen recht om een op deze wijze veroordeelde uit kracht van haar macht te herstellen. Ook deze woorden deden mii goed. Waar zou het heen, als de Staat de kracht van die macht ontkende, en dan nog al van een macht, waarvan Mr. de Kanter als lid van de synodale commissie zulk een belang rijk aandeel toekomt ? Het eenige wat mij bedroeft is dat noch die macht in het alge meen, noch de Kanter in 't bijzonder, in staat is iemand met een vonnis als het Haagsche, weer zoo schoon te wasschen, dat hij als herder en leeraar bruikbaar wordt en dus, al wint Mr. de Kanter zijn pleit, de Ned. Ilerv. Kerk zelve daarbij nog niets ge wonnen zal hebben. Inmiddels is de macht van de Kerk wel een weinig in gevaar door tweedracht, dio natuurlijk geen macht maakt. We lazen toch dat het classicaal bestuur te Haarlem en de Synode elkander hatelijkheden toezenden, niet alleen in strijd met den Ohristelijken zin, die beide colleges behooren te kenmerken, maar ook met de groote behoefte aan orde en tucht, die te allen tijde mede de kracht van de Ned. Herv. Kerk hebben uitgemaakt. De classicale broeders te Haarlem hadden een broeder of zuster, die het Nieuw-Malthusianismo voorWie zijt gij, mannen zoo vol moed. Die mijner u ontfermt, Gij braven, die 't niet dulden wilt, Dat 't Geeltje hulploos kermt?" Ik ben" zei d' een een man des lichts (Maar van 't electrisch niet!) Imperial in uw keizerstad. Doe, wat ik u gebied!" Ik ben" zei d' ander de A. O. (Niet van De Telegraaf!) In naam van ons modern verkeer: . Sta op en houd u braa/7" Ik ben" zoo sprak de derde nu ? De man der telephonen en van heel wat anders nog. Schep moed.' Allo ! Allo!" minimin miililliiiimiiiiiiinnmlmmmiimimiiiiiiiniiiiimnr'mmnimim stond en aanbeval, een berisping gegeven, en daarop is de Synode gekomen met een schrobbeering aan dat classicaal bestuur, omdat het zich bemoeide met zaken die het niet aan gingen, en eenigen tijd daarna heeft de Sy node ds. Bax, die tot de classis Haarlem be hoort, een rapplement gegeven omdat hij so cialistische denkbeelden verspreidde, waarop Haarlem weer de Synode onder den neus heeft gewreven, dat zij met dergelijke middelen, om de tucht uit te oefenen wel kon thuis blijven. Dit is een betreurenswaardige strijd. Wat moet er van de Kerk terecht komen, als twee machten, die ieder zooveel kracht hebben, elkander tegenwerken en openlnk tegen elkaar aanbotsen? Zou liet, zoo heb ik al gedacht, niet de taak zijn van De Kanter, om hier vrede te stichten ? Want, waar moet dat op uit loopen, als de synode de socialisten weert, en het classicaal bestuur van Haarlem de Nieuw-Malthusianen? Komen dan de overige classicale besturen nog met andere uitzonde ringen, wat zal er van de N. Herv. kerk overblijven? Jets waar op zulk een manier altijd door wat afgaat, zonder dat er veel bijkomt, moet al minder en minder worden. En dat zou toch jammer zijn. Intusscheu het moet erkend worden: de Ned. Herv. Kerk loopt het niet mede in de laatste dagen. Een ongeluk komt nooit al leen, zegt het heidense!) spreekwoord, en dat wordt ook aan haar bevestigd. Zoo is nu weer niemand minder dan de burgemeester van Leeuwarden verschenen met een uitbrander aan de predikanten in Friso's veste,.. om dat zij hem en zijn burgerlijk armbestuur de Daar vaart door 't dorre, stramme lijf, Een lange siddering Nog half versuft rijst 't oudje op In dezen vriendenkring. Wat heeft het troostend drietal haar Zoo snel gesuggereerd? Heeft het tot nieuwe jeugd en kracht Haar gehypnotiseerd? Heeft het zich dankbaar thans getoond Voor diensten lang en trouw? Vervult het nu zijn ridderplicht Ook bij de oude vrouw? Nog heeft de dood het oudje niet Gemonopoliseerd..... Schep moed! O Amsterdamsche Krant: Lang leeft, wat zich verweert. armen op den hals schuiven. Waarom laten juilie de menschen in 't wild loopen, en waarom maak je die paupers geen lidmaten en doop je hun kinderen niet ? zoo vraagt die Edel achtbare. Ziedaar nu een inmenging van de burger lijke autoriteit in de kerk, zooals ik nog nooit heb bijgewoond. Een wedstrijd om de armen kwijt te vaken! Als ik nu toch lid van de Synode was, zou ik er geen vijf minuten over behoeven te den ken om voor te stellen, dien burgemeester van Leeuwarden onder censuur te plaatsen of ver vallen te verklaren van zijn lidmaatschap en was ik als de Kanter, tevens kamerlid, ter eere van mijn kerk, zou er een interpellatie worden gehouden, waarvan de Staat, de minis ters en alle burgemeesters kwamen te rillen, zoodat zij in 't vervolg wel op hun tellen zouden passen ten einde niet in conflict te komen met de kracht van zekere macht. * * * Den eenen dag na den anderen zit ik te wachten op v. Houtens nieuwen brief. Waar blijft die? Heeft onze publieke correspondent het te druk niet zijn kamerredevoeringen om bovendien nog te, schrijven wat ons toekomt? 't Is best mogelijk. Maar als er nu geen staatkundige brief op kan overschieten, waar om schrijft hij dan geen staatkundige brief kaart ? 't Zit hem. niet in de veelheid van woorden, dat weet v. Houten ook wel. Met een regel schrifts, kan men iemand aan den galg brengen. Waarom zou v. H. dan niet met drie regels schrifts zijn volk gelukkig kunnen maken ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl