De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 17 december pagina 2

17 december 1893 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 860 om te gelooven dat er nog lezers genoeg zul len zij a overgebleven die met ons van gevoe len verschillen, maar toch schijnt het niet gewaagd om tevens aan te nemen dat velen door de gebeurtenissen der laatste dagen iets nader aan onze zijde zijn gebracht. Wanneer mmschen, wier hoogste illusie moest zijn als broeders saam te_ leven, elkander zooals te Bilrcelona en Parijs door helsche werktuigen trachten te vernietigen en wanneer wij in de bladen van ons eigen land lezen dat de branden die in het Noorden aan de orde van den dag zijn, meer en meer moeten worden beschouwd als wraaknemingen op de bezit tende klasse, dan meenen wij dat zulke din gen meer dan boekdeelen vol beschouwingen bewijzen, dat er iets, neen dat er zeer veel hapert aan onze maatschappij, ja dat heel onze samenleving op den bestaanden voet onhoudbaar is geworden. Het ongelukkigste bij al deze dingen vinden wij dat van de schrikkelijk dure lessen, welke in deze feiten zijn gelegen, niet meer profijt wordt getrokken. Alles wordt ook nu weer een voudig overvleugeld door de vraag hoe zullen wy het best geweld met geweld tekeer gaan niemand die, naar het schijnt, bewogen wordt om de hand eens in eigen boe rem te steken en zich de vraa^ te stellen in hoever zóó veel bittere haat wellicht het gevolg zou kunnen zijn van eigen harteloosheid, of'?erger nog! van eigen demoralisatie. Migen ergerlijke feiten als het Panama-schandaal, waardoor de Fransche Kamer in zoo hooge mate werd gecompromitteerd, en het weder verschijnen ?van een individu als Wilson buiten aanmerktng worden gelaten als men naar de beweeg redenen ioekt van een aanslag zooals Zater dag werd gepleegd ? - Toch schijnt het niet zoo heel raoeielijk te begrijpen, dat het stellen van geweld tegen over geweld zonder meer slechts kan leiden tot nog erger gespannen toestanden, tot nog meer lust tot wraak. Wie dit bezwaar nog niet als een axioma mocht beschouwen, zou van de waarheid ervan worden overtuigd, indien hij eens in de gelegenheid ware ge weest waar te nemen, welk een diepe haat bij een groot deel der Parijsche arbeidersbe volking nog steeds bestaat wegens de wreadaardig bloedige wijze, waarop de Versaillaansche regeering indertijd de Commune heeft onderdrukt. Op den gedenk waard igen mur des fédérés op het kerkhof Pare Laehaise, waar de laatste strijders der Commune bij honderden werden gefusilleerd, kan elk bezoeker, te mid den van bloemen en immortellen tienvoudig herhaald het woord Vengeancc lezen : Vengeatiee pour man père! Vengeance pour mon frère! Vengeance pour mon ami! Deze kreten om wraak blijken telkens meer geen ijdele woor denpraal te zijn: die strook gronds langs den muur, waaronder zoovele prpletariërs soms nog half levend begraven zijn, is in zekeren zin een ander Elzas Lotharingen, in zoover het de burgers van hetzelfde vaderland nog lang en bitter verdeeld zal houden. Maar wat moet er dan gebeuren ? zal men misschien vragen. Och, het antwoord ligt zoo voor de hand. Er moeten offers worden ge bracht, zware offers, en, aangezien de vierde stand niets meer te offeren heeft, moeten die offers komen van de zijde der bezittende klasse. Zij die de middelen hebben, hebben ook de verantwoordelijkheid. Zij moeten in de aller eerste plaats het hunne doen om de menschheid gelukkig te maken. Hoe? Het is bijna geen vraag, zóó veel is er te doen ! Beginnen wij maar met de jeugd. Hebt ge in de onmiddellijke omgeving der menschen wel eens hongerige honden of' an dere hongerige dieren gezien? Ze zijn schaarsch, maar hongerige kinderen, slecht beschut tegen weer en wind, loopen er nog bij duizenden rond trots al hetgeen sommige menschenvrienden daartegen trachten te doen. Laat ons daar allereerst een eind aan maken. Zoo lang er nog kinderen langs de straat zwerven, verwaarloosd, slecht gevoed en slecht gekleed, hebben wij niet het recht van een beschaafde maatschappij te spreken en kunnen wij dus ?fNiiiiiiiufffiiiMiiHiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiMr vulden al meer en meer de kamer. De vader legde de schaaf weg en stapte, zich met de mouwen het zweet van het voorhoofd vegend, naar de kachel. In den hoek van de kachel zat het kind, neergehurkt op de bank ; met wijd opengesperde oogen staarde ze naar de deur, en bij het geringste geridsel trilde ze. Vandaag komt Sinterklaas. O God! Hij weet het al van de mark en den spaar pot. Moeder heeft het al gezegd, dat hij er heel boos om is. Daar al het bloed wijkt uit het bleekgeel gezichtje van het kind, rammelen ketenen voor de deur. Sidderend vouwt het kind de handen, geen blik van de deur afwendend. N"u slaan de kettingen klapperend tegen de deur. »Onze Vader... die in de hemelen . .. zijt.. . Onze Vader ... die ... in de hemelen ...Onze Vader...'' stamelt het kind in vreeselijke angst»Waar is de stoute Marie!" klinkt buiten een diepe knorrige basstem. «Onze Vader ... Onze Vader . . ." Nu opent zich de deur. Binnen treedteen vreeselijke gestalte. Kuigharige oude paardendekens heefc zij als rok en mantel omge slagen; een stuk zwarte stof, waaruit twee oogen blinken, hangt voor haar gezicht; een schaapsvcl heeft zij om voorhoofd en kruin; in de eene hand draagt de verse h ij n i n» een zak, in de andere zware, vreeselijk ramme lende ijzeren kettingen. »Moet ik de stoute Marie in mijn zak steken?'' Het kind kan de woorden: »0nze telkens opnieuw daden van vandalisme en barbaarschheid verwachten. Rust daarna die kinderen toe met hetgeen zij noodig hebben voor den strijd om het bestaan. Zoolang zij ongewapend de wereld worden ingejaagd op veel te jeugdigen leeftijd, is die strijd voor velen hopeloos en moet het u dus niet ver wonderen wanhopigen op uw weg te ontmoe ten, die u haten omdat gij hen hebt verwaar loosd, en alleen hebt gezorgd dat uw eigen kinderen, voor een goed deel op kosten van den Staat, werden opgeleid tot vakken, waar van het nut soms verre achterstaat bij het hunne. Zorg pok dat uw eigen kinderen wat oordeelkundiger worden opgevoed, opdat er niet zoo velen zijn die op den leei tijd waarop zjj krachtens hun ambt tot leiden en voor gaan worden geroepen daar staan als geïrri teerde zwakkelingen, menschen vol zooge naamde wetenschap maar zonder kennis van de wereld en die, zonder eigen ideaal en zon der overtuiging, zich vastklampen aan het bestaande en geen ander recht kennen dan de wet! Indien dit alles is geschied, dan zal er reeds veel gedaan zijn omdat er een betere grondslag voor de toekomst zal zijn gelegd, maar er blijft toch nog minstens evenveel te doen over want ook de volwassen arbeiders vragen onze belangstelling, niet in woorden maar in daden. De zegeningen van den vooruitgang, de wonde ren op het gebied van stoom en electriciteit zijn voor hen in een vloek verkeerd omdat hun arbeidsdag eer verlengd is dan verkort, omdat hunne mede-arbeiders in grooten ge tale broodeloos op straat zijn geworpen en een hongerige reserve-armee vormen, waar door op den duur de loonen worden gedrukt en een milieu wordt gevormd dat dynamitards en andere misdadigers kweekt, die de veiligheid der maatschappij onophoudelijk zul len bedreigen. Die foyer van misdaad en ellende moet worden opgeheven en dat kan, althans voor het, oogenblik, niet anders dan door grond en bodem voor den arbeid open te stellen en door den arbeidsdag te verkorten telkens als een technische verbetering arbeid overbodig maakt, met andere woorden door de invoering van een maximum-arbeidsdag gepaard natuurlijk aan een minimum loon. Zóó alleen zullen ook de arbeiders eens gaan gevoelen dat de wereld ook voor hen bestaat en dat machines geen vloek maar een zegen zijn. Zij zullen dan een zeker com fort kunnen smaken en eenigen tijd vrij heb ben om eens iets te genieten van hetgeen het leven biedt. Nadat aldus voor den gezonden arbejder het leven dragelijk zal zijn gemaakt, dient ook aan den zieken, den invaliden en be jaarden werkman te worden gedacht. Het moet als de meest natuurlijke eisch van recht en beschaving worden beschouwd dat zieken en invaliden aan niets gebrek hebben en dat arbeiders die hun krachten hebben uit gegeven in het belang der maatschappij, even goed als ambtenaren en officieren, op hun ouden dag rustende kunnen leven. Zie hier in 't kort alles wat moet worden tot stand gebracht vóór dat men kan spreken van een beschaafde samenleving en vóór dat men zich duurzaam veilig kan rekenen te^en onbeschaafde uitingen en barbarisme. Het lijkt veel, maar dat komt niet omdat de eischen zoo hoog zijn doch omdat wij, egoïsti sche ijdele en parlementeerende voorgangers, zoo schrikkelijk veel hebben verzuimd en verwaarloosd. Denk maar eens even na: is het werkelijk te vél gevergd dat kinderen geen honger lijden; dat arbeid wordt beloond met genot, dat werkloozen tijdelijk worden ondersteund; dat zieken en ouden niet van ellende omkomen? Maar waar moet al het geld van daan komen, noodig om de aan deze dingen ver bonden uitgaven te bestrijden? hoor ik vra gen. Heeft niet nog pas een man als Van Houten in de Kamer verkondigd dat het zweetstelsel eigenlijk een bestaansvoorwaarde is voor onze maatschappij? Zeggen niet bijna alle wetenschappelijke economen met hemen met Malthus dat er menschen te veel zijn, Vader" niet meer uitbrengen. »Ik wil de marken in den spaarpot zien. Wil je dadelijk bidden of ik steek je in mijn zak." De Sinterklaas stapt langzaam naar den hoek van de kachel. «Vadertje, help!''gilt het kind, en stormt naar haren vader, zijn hals met beide armpjes omklemmend, en strak naar Sinterklaas starend. »Stoute Marie!" bromt weer de ver schrikkelijke figuur en steekt den arm met den zak naar het kind uit. Een wilde gil wordt door het kind geslaakt. »Ga weg, Sinterklaas!1' roept de vader. »'t Is al genoeg!'' »Om Godswil, het kind!" roept plotse ling het spook, werpt zak en kettingen weg, rukt masker en schaapsvel van het gezicht, en grijpt verschrikt hot kind, dat van den hals van den vader neerglijdt. »Marietje! Ik ben het, 't is moeder." Maar het kind kent moeders gezicht niet meer. Haar oogen zijn glazig en verdraaid. Schuim komt in kleine blaasjes op de hoeken van haar verwrongen mondje, en kramp achtig, heftig, trekken haar armpjes en beentjes. Uit het huis van de bnron daar aan den overkant komt vroolijk gejubel van kinderen. Daar aan den overkant, bij den welvarenden boer, heeft Sinterklaas zoo even een gansenen zak vol appels en noten in de kamer geslingerd. dat er niet voor allen is gedekt aan den maaltijd des levens? Hebben wij niet nog onlangs in 's lands Vertegenwoordiging hoo ren betoogen dat zoowel de Staat als de par ticulieren verplicht zijn de grootst mogelijke zuinigheid te betrachten indien zij willen rondkomen ? Wat dit laatste betreft achten wij ons van elk tegenbewijs ontslagen zoo lang wij de grootste weelde voor eigen oogen zien en zoo lang alle zoogenaamd beschaafde Staten het leeuwendeel hunner inkomsten nog verkwisten aan totaal improductieve oorlogsuitgaven. En wat aangaat de Malthusiaansche argumenten .. .-. Aangenomen vooreen oogen blik dat er werkelijk voor allen geert plaats genoeg is aan de groote tafel der natuur, dan vragen wij in de eerste plaats : is het dan billijk dat juist de arbeiders moeten toezien, zij die voor ons allen de tafel hebben gedekt ? Wij achten dit even tastbaar onrechtmatig als de geheele ouderwetsche officieele economie ons valsch toe schijnt Laat er heden een machine worden ingevoerd die duizenden arbeiders broodeloos maakt, dan kan men morgen hooren dat ze te veel zijn, dat de natuur voor hen niet heeft gedekt! Maar, eilieve, geleerde heeren, WAAR LEEFDEN DIE DUIZENDEN DAN GISTEREN VAN? Neen, moeder natuur had voor hen ook een bordje klaargezet, al was het dan schamel voorzien, maar de andere kinderen, door verkeerd inzicht en egoïsme geleid, heb ben dat weggenomen. Werkelijk indien aan onze tegenwoordige wijze van productie geen paal en perk wordt gesteld door middelen van den aard als boven werden aangegeven, dan moet het uitloopen op een debacle. Immers de arbeiders die door de moderne productiewijze op straat \yorden geworpen worden niet alleen vernietigd als arbeiders maar ook als afnemers, als consumenten, zoodat men komt te staan voor een telkens zich uitbreidend productie vermogen en een consumtie die daarmede lang geen gelijken tred kan houden. Aanvankelijk kan deze toestand naast de verarming der massa en den onder gang van den middenstand, leiden tot de opeenhooping van groote vermogens bij hen die zich, mits tijdig, een monopolie weten te verove ren, maar eenmaal zal de tijd komen dat ook de groote ondernemingen als het ware zichzelf zullen hebben overvleugeld, dat de verhouding tusschen productie- en consumtievermogen zoodanig is verstoord dat een universeele Krach moet volgen. Wij zullen dan op maatschappslijk gebied een gelijksoortig resul taat hebben verkregen als waartoe men zou komen wanneer men een machtig stoomgemaal voor een tobbe met water zette: de machine zou draaien als een dolle en eindigen met zich zelf te vernietigen als men haar niet tijdig stopte of wat meer water te vermalen gaf. Om dezelfde reden is het in de gegeven omstan digheden een zaak van het grootste belang en van de grootste urgentie te zorgen dat, langs den door ons aangegeven weg van nor malen werktijd en minimumloon, de door de machine uitgestooten elementen voortdurend als arbeiders en als consumenten in het maat schappelijk raderwerk worden teruggebracht en dat het maatschappelijke werk worde ge grondvest op zoodanigen grondslag daf de vruchten van den arbeid niet langer voor het grootste gedeelte aan den arbeider ontgaan. Zóó alleen is naar onze meening de maat schappij te redden! Zóó alleen kunnen wij allen weer gelukkig en tevreden worden. Socius. iimtiimwiiuiiiniinuiiimininiitiii^Hiuiuiiimiiiiiiitmiiiiniiiimi Signalementen uit den Utrechtschen Gemeenteraad DOOK JAN VAX 'T STICHT. Onze Notarissen, de heeren K a a-g en mr. D u b o i s. Zij zijn beiden »finantieele specialiteiten", al thans in dien alles afdoenden en allo verdere beschouwingen van Jan, Piet of Klaas overbodig makenden zin, dat zij allebei, niet alleen hun schaapjes, maar ook hun kootjes, kalfjes, hond jes en katjes, enfin, hun heele menagerie op liet droge hebben. Wie kan er trouwens, in deze geldzuchtige wereld, een »finantieele specialiteit" zijn, althans in den goeden zin van het woord, zonder een cent op zak?! Er zijn wel finantieelo speciali teiten, die aan chronisch geldgebrek lijden en die zijn er altijd geweest maar deze hebben hunne specialiteiterigheid dan ook hoofdzakelijk daardoor bewezen, dat zij in oen ongelooflijk korten tijd van een rijksdaalder twee honderd en vijftig centen weten te maken. Maar zulke specialiteiten tellen dan ook niet mee en wor den eenvoudig uitgelachen. \iet alzoo is liet gesteld met onze beide raads leden. Die tellen wel mede en zij worden niet uitgelachen! Zij ziju de nog niet ontaarde af stammelingen van onze oudorwotsohe Ilollaiidsche huismoeders, die van een gulden oen ducatoti koudon maken, /onder dat iemand er erg in had. Deze gelukkige eigenschap beeft beu in de eer ste plaats gestempeld tot buitengewoon bruikbare notarissen! Als een kruidenier ben op zijn prijs courant moest noteeren, dan zette bij bepaald in do kolom -aanmerkingen" achter hunne namen: puik, puik, eerste kwaliteit. Maar in het notarisvak zijn voor dergelijke fjunliticatiëii gaiisch andere en 'lijnen;'' termen gebruikelijk en daarom staan de beide boeren bij hunne collega's algemeen aangeschreven als: -Ie hypotheek, zware kleigroml !" Zeer verklaarbaar is het. dat op twee zulke notarissen, in een stad als t'i.rccbt, toen er be hoefte aan raadsleden kwam, de algemeene aan dacht der kiezers werd gevestigd en dat zij ge wogen werden en niet te licht bevonden. Zoo zitten dan die beide heeren in het kabi net van vroede mannen op het stadhuis tegen over elkaar en blikken elkander in het eerlijk notarieel gezicht zonder dat er ook maar een zweem van broodnijd bij hen merkbaar is. Inte gendeel, daar het hun beiden goed gaat is er niets gemakkelijker voor hen dan om elkaar met een paar leven-en-laten-levens-oogen aan te kijken! Ontegenzeggelijk hebben de kiezers een ver standige daad gedaan tot hunne eer zij gezegd dat zij niet altijd even dom doen door deze mannen als hunne vertegenwoordigers naar den Raad af te vaardigen, want het zijn beiden «onaf hankelijke" menschen. En dat is hier in de eerste plaats noodig, want het bakker-raadslid leeft nog steeds voort in 't geheugen, die vier beste klanten van zes brooden in de week ver loor, den dag volgende op een raadszitting waarin hij tegen het voorstel van een professor had dur ven stemmen. Voor dergelijke intimidatiemiddelen behoeft nu bij de heeren Kaag en D ubois volstrekt geen vrees te bestaan, want ik ben vast overtuigd dat het hun geen van beiden nu, bijvoorbeeld, iets zou kunnen schelen, bij wien hunner ik mijn testament zou laten maken, al moet ik van mijne zijde onbewimpeld verklaren dat ik voor het opstellen van mijn uiterste wilsbeschikking de voorkeur aan den heer Kaag zou geven. Meneer Dubois zou me te druk zijn aan mijn sterfbed! Maar meneer Kaag, wel, ik geniet hem nu al eenige jaren als raadslid, maar ik geloof, dat ik hem in dien tijd nog maar tweemalen een »kort woord" heb hooren in 't midden brengen, over een huur contract of zoo iets! en dan was zijn woord, in tegenstelling met de korte woorden van prof. de Louter en anderen, in waarheid kort engel achtig kort en de heer Kaag zat beide onver getelijke malen weer binnen een minuut op zijn broek. Zoo heeft hij daar al,dien anderen tijd stil en onbeweeglijk gezeten als een welgecacheteerde geldzak met vijfhonderd gulden en ook volstrekt geen meerdere blijken gegeven dan zoo'n zak zou doen, dat hem de openbare zaak eenig belang inboezemt. Zijn geachte collega aan de overzijde daaren tegen is n en al belangstelling. Zijne be weeglijke gelaatstrekken zijn geen oogenblik in rust en terwijl hij met de oogen als het ware de bedoeling der verschillende sprekers hun als het ware van de lippen wil lezen, is zijn gelaat een getrouw beeld van al de indrukken, die het gesproken woord achtereenvolgens bij hem teweeg brengt Nu fronst hij de wenkbrauwen, dan glim lacht hij; nu weer kronkelt hij de onderlip over de bovenlip en denkt blijkbaar ernstig na over de woorden die tot zijn gehoorvlies doordringen, dan weer brengt hij de rechterhand onder de kin en knikt veelbeteekenend met het hoofd en eindelijk ze kunnen toch soms ook zoo ver schrikkelijk lang praten en het kan zoo warm zijn eindelijk laat hij zijn hoofd achterover zakken en doet zijn oogen potdicht of, zooals een student van mijne kennis, die graag vreemde woorden gebruikt, zou zeggen: hermetisch toe!... Dit doet mr. Dubois alleen met het kennelijk doel men gelieve volstrekt geene nevenbedoe lingen te veronderstellen om den edelachtba ren heer, die aan het woord is zonder spreken zooveel als door een L<ed nhne Wort e duidelijk te maken : meneer je verveelt me ! De beer Dubois heeft dit op zijn collega Kaag voor, dat hij behalve notaris ook nog advocaat is en dit praedicaat van mr., dat hij dientengevolge voert, legt hem verplichtingen op wat zou men wel van een advocaat denken, die niet praat die hem soms nog wel eens uit den band doen springen en hem vooral in vergelijking met den heer Kaag tot een volbloed rederijker verheffen. Maar over het algemeen weet de heer Dubois zich nog al te matigen en ofschoon gezond ver stand meestal uit zijne woorden spreekt, moeten wij er hem toch dankbaar voor zijn, dat hij zijne lamp niet al te veel in bet openbaar laat schijnen. Er wordt al meer dan genoeg gesproken op het stadhuis en wie weet of de heer Kaag als hij maar eens wou spreken, maar hij wil niet geloof ik het niet nog best zou weten te ver dedigen, dat hij zoo absoluut zijn mond houdt in den flaad. tOONLLKïMVZIEK Aanteekeningen ooneel. »Q,uand je mourrai, l'univers fera un grand onf"; zei Napoleon in tragisch zelfbewustzijn O]) Sint Ilclena tot zijn laatste getrouwen en hieraan heeft hij waarschijnlijk niet gedacht bij die zucht van verlichting is het voorshands gebleven. Er zijn in de dramatische literatuur twee wel bekende, talrijke groepen: die van de revolutieen de Napoleon-drama's. De eersten hebben voor het meerendeel dit met elkander gemeen, dat telkenmale een beeldschoone, blonde freule een minnehandel aanvangt met een stoeven Jiikobijn, en door bemiddeling van dezen haar hartsvriend, die daardoor voor een pijnlijke keus wordt ge plaatst, hetzij een gewichtig staatsgeheim, hetzij een ter guillotine verwezen vader aan het schrik bewind tracht te ontfutselen. Niet beter is het met de Napoleon-drama's gesteld, ook dezen vertoonen allen den familietrek der middelmatigheid. De afgodische vereering van zijn soldaten voor hun keizer, zijn tra gisch levenseinde, hebben sommige van lieine's fraaiste proza-bladzijden geïnspireerd, maar dit zijn toch niet meer dan zeer enkele momenten van dit wonderlijk volle leven. Onze eeuw zal zich moeten haasten, zoo zij baar naam verbin den wil aan epos of drama, waarin al deze ver spreide en verscheiden elementen in hooger een heid zijn samengesmolten. IToe men ook over dezen geweldenaar denken en wat men bij bij voorkeur in hem zien moge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl