Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 860
om te gelooven dat er nog lezers genoeg zul
len zij a overgebleven die met ons van gevoe
len verschillen, maar toch schijnt het niet
gewaagd om tevens aan te nemen dat velen
door de gebeurtenissen der laatste dagen iets
nader aan onze zijde zijn gebracht. Wanneer
mmschen, wier hoogste illusie moest zijn als
broeders saam te_ leven, elkander zooals te
Bilrcelona en Parijs door helsche werktuigen
trachten te vernietigen en wanneer wij in de
bladen van ons eigen land lezen dat de
branden die in het Noorden aan de orde van
den dag zijn, meer en meer moeten worden
beschouwd als wraaknemingen op de bezit
tende klasse, dan meenen wij dat zulke din
gen meer dan boekdeelen vol beschouwingen
bewijzen, dat er iets, neen dat er zeer veel
hapert aan onze maatschappij, ja dat heel
onze samenleving op den bestaanden voet
onhoudbaar is geworden.
Het ongelukkigste bij al deze dingen vinden
wij dat van de schrikkelijk dure lessen, welke
in deze feiten zijn gelegen, niet meer profijt
wordt getrokken. Alles wordt ook nu weer een
voudig overvleugeld door de vraag hoe zullen
wy het best geweld met geweld tekeer gaan
niemand die, naar het schijnt, bewogen wordt
om de hand eens in eigen boe rem te steken
en zich de vraa^ te stellen in hoever zóó veel
bittere haat wellicht het gevolg zou kunnen
zijn van eigen harteloosheid, of'?erger nog!
van eigen demoralisatie. Migen ergerlijke
feiten als het Panama-schandaal, waardoor
de Fransche Kamer in zoo hooge mate werd
gecompromitteerd, en het weder verschijnen
?van een individu als Wilson buiten
aanmerktng worden gelaten als men naar de beweeg
redenen ioekt van een aanslag zooals Zater
dag werd gepleegd ?
- Toch schijnt het niet zoo heel raoeielijk te
begrijpen, dat het stellen van geweld tegen
over geweld zonder meer slechts kan leiden
tot nog erger gespannen toestanden, tot nog
meer lust tot wraak. Wie dit bezwaar nog
niet als een axioma mocht beschouwen, zou
van de waarheid ervan worden overtuigd,
indien hij eens in de gelegenheid ware ge
weest waar te nemen, welk een diepe haat
bij een groot deel der Parijsche arbeidersbe
volking nog steeds bestaat wegens de
wreadaardig bloedige wijze, waarop de
Versaillaansche regeering indertijd de Commune heeft
onderdrukt. Op den gedenk waard igen mur
des fédérés op het kerkhof Pare Laehaise, waar
de laatste strijders der Commune bij honderden
werden gefusilleerd, kan elk bezoeker, te mid
den van bloemen en immortellen tienvoudig
herhaald het woord Vengeancc lezen : Vengeatiee
pour man père! Vengeance pour mon frère!
Vengeance pour mon ami! Deze kreten om
wraak blijken telkens meer geen ijdele woor
denpraal te zijn: die strook gronds langs
den muur, waaronder zoovele prpletariërs
soms nog half levend begraven zijn, is in
zekeren zin een ander Elzas Lotharingen, in
zoover het de burgers van hetzelfde vaderland
nog lang en bitter verdeeld zal houden.
Maar wat moet er dan gebeuren ? zal men
misschien vragen. Och, het antwoord ligt zoo
voor de hand. Er moeten offers worden ge
bracht, zware offers, en, aangezien de vierde
stand niets meer te offeren heeft, moeten die
offers komen van de zijde der bezittende klasse.
Zij die de middelen hebben, hebben ook de
verantwoordelijkheid. Zij moeten in de aller
eerste plaats het hunne doen om de
menschheid gelukkig te maken.
Hoe?
Het is bijna geen vraag, zóó veel is er te
doen !
Beginnen wij maar met de jeugd.
Hebt ge in de onmiddellijke omgeving der
menschen wel eens hongerige honden of' an
dere hongerige dieren gezien? Ze zijn schaarsch,
maar hongerige kinderen, slecht beschut tegen
weer en wind, loopen er nog bij duizenden
rond trots al hetgeen sommige
menschenvrienden daartegen trachten te doen. Laat
ons daar allereerst een eind aan maken. Zoo
lang er nog kinderen langs de straat zwerven,
verwaarloosd, slecht gevoed en slecht gekleed,
hebben wij niet het recht van een beschaafde
maatschappij te spreken en kunnen wij dus
?fNiiiiiiiufffiiiMiiHiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiMr
vulden al meer en meer de kamer. De vader
legde de schaaf weg en stapte, zich met de
mouwen het zweet van het voorhoofd vegend,
naar de kachel. In den hoek van de kachel
zat het kind, neergehurkt op de bank ; met
wijd opengesperde oogen staarde ze naar de
deur, en bij het geringste geridsel trilde ze.
Vandaag komt Sinterklaas. O God! Hij
weet het al van de mark en den spaar
pot. Moeder heeft het al gezegd, dat hij er
heel boos om is. Daar al het bloed wijkt
uit het bleekgeel gezichtje van het kind,
rammelen ketenen voor de deur. Sidderend
vouwt het kind de handen, geen blik van
de deur afwendend. N"u slaan de kettingen
klapperend tegen de deur.
»Onze Vader... die in de hemelen . ..
zijt.. . Onze Vader ... die ... in de hemelen
...Onze Vader...'' stamelt het kind in
vreeselijke
angst»Waar is de stoute Marie!" klinkt
buiten een diepe knorrige basstem.
«Onze Vader ... Onze Vader . . ."
Nu opent zich de deur. Binnen treedteen
vreeselijke gestalte. Kuigharige oude
paardendekens heefc zij als rok en mantel omge
slagen; een stuk zwarte stof, waaruit twee
oogen blinken, hangt voor haar gezicht; een
schaapsvcl heeft zij om voorhoofd en kruin;
in de eene hand draagt de verse h ij n i n» een
zak, in de andere zware, vreeselijk ramme
lende ijzeren kettingen.
»Moet ik de stoute Marie in mijn zak
steken?'' Het kind kan de woorden: »0nze
telkens opnieuw daden van vandalisme en
barbaarschheid verwachten. Rust daarna die
kinderen toe met hetgeen zij noodig hebben
voor den strijd om het bestaan. Zoolang zij
ongewapend de wereld worden ingejaagd op
veel te jeugdigen leeftijd, is die strijd voor
velen hopeloos en moet het u dus niet ver
wonderen wanhopigen op uw weg te ontmoe
ten, die u haten omdat gij hen hebt verwaar
loosd, en alleen hebt gezorgd dat uw eigen
kinderen, voor een goed deel op kosten van
den Staat, werden opgeleid tot vakken, waar
van het nut soms verre achterstaat bij het
hunne. Zorg pok dat uw eigen kinderen wat
oordeelkundiger worden opgevoed, opdat er
niet zoo velen zijn die op den leei tijd waarop
zjj krachtens hun ambt tot leiden en voor
gaan worden geroepen daar staan als geïrri
teerde zwakkelingen, menschen vol zooge
naamde wetenschap maar zonder kennis van
de wereld en die, zonder eigen ideaal en zon
der overtuiging, zich vastklampen aan het
bestaande en geen ander recht kennen dan
de wet!
Indien dit alles is geschied, dan zal er reeds
veel gedaan zijn omdat er een betere grondslag
voor de toekomst zal zijn gelegd, maar er
blijft toch nog minstens evenveel te doen over
want ook de volwassen arbeiders vragen onze
belangstelling, niet in woorden maar in daden.
De zegeningen van den vooruitgang, de wonde
ren op het gebied van stoom en electriciteit
zijn voor hen in een vloek verkeerd omdat
hun arbeidsdag eer verlengd is dan verkort,
omdat hunne mede-arbeiders in grooten ge
tale broodeloos op straat zijn geworpen en
een hongerige reserve-armee vormen, waar
door op den duur de loonen worden gedrukt
en een milieu wordt gevormd dat
dynamitards en andere misdadigers kweekt, die de
veiligheid der maatschappij onophoudelijk zul
len bedreigen. Die foyer van misdaad en
ellende moet worden opgeheven en dat kan,
althans voor het, oogenblik, niet anders dan
door grond en bodem voor den arbeid open
te stellen en door den arbeidsdag te verkorten
telkens als een technische verbetering arbeid
overbodig maakt, met andere woorden door
de invoering van een
maximum-arbeidsdag gepaard natuurlijk aan een minimum
loon. Zóó alleen zullen ook de arbeiders eens
gaan gevoelen dat de wereld ook voor hen
bestaat en dat machines geen vloek maar
een zegen zijn. Zij zullen dan een zeker com
fort kunnen smaken en eenigen tijd vrij heb
ben om eens iets te genieten van hetgeen het
leven biedt.
Nadat aldus voor den gezonden arbejder
het leven dragelijk zal zijn gemaakt, dient
ook aan den zieken, den invaliden en be
jaarden werkman te worden gedacht. Het
moet als de meest natuurlijke eisch van recht
en beschaving worden beschouwd dat zieken
en invaliden aan niets gebrek hebben en
dat arbeiders die hun krachten hebben uit
gegeven in het belang der maatschappij, even
goed als ambtenaren en officieren, op hun
ouden dag rustende kunnen leven.
Zie hier in 't kort alles wat moet worden
tot stand gebracht vóór dat men kan spreken
van een beschaafde samenleving en vóór dat
men zich duurzaam veilig kan rekenen te^en
onbeschaafde uitingen en barbarisme. Het
lijkt veel, maar dat komt niet omdat de
eischen zoo hoog zijn doch omdat wij, egoïsti
sche ijdele en parlementeerende voorgangers,
zoo schrikkelijk veel hebben verzuimd en
verwaarloosd. Denk maar eens even na: is
het werkelijk te vél gevergd dat kinderen
geen honger lijden; dat arbeid wordt beloond
met genot, dat werkloozen tijdelijk worden
ondersteund; dat zieken en ouden niet van
ellende omkomen?
Maar waar moet al het geld van daan
komen, noodig om de aan deze dingen ver
bonden uitgaven te bestrijden? hoor ik vra
gen. Heeft niet nog pas een man als Van
Houten in de Kamer verkondigd dat het
zweetstelsel eigenlijk een bestaansvoorwaarde
is voor onze maatschappij? Zeggen niet bijna
alle wetenschappelijke economen met hemen
met Malthus dat er menschen te veel zijn,
Vader" niet meer uitbrengen.
»Ik wil de marken in den spaarpot
zien. Wil je dadelijk bidden of ik steek je
in mijn zak."
De Sinterklaas stapt langzaam naar den
hoek van de kachel.
«Vadertje, help!''gilt het kind, en stormt
naar haren vader, zijn hals met beide armpjes
omklemmend, en strak naar Sinterklaas
starend.
»Stoute Marie!" bromt weer de ver
schrikkelijke figuur en steekt den arm met
den zak naar het kind uit.
Een wilde gil wordt door het kind geslaakt.
»Ga weg, Sinterklaas!1' roept de vader.
»'t Is al genoeg!''
»Om Godswil, het kind!" roept plotse
ling het spook, werpt zak en kettingen weg,
rukt masker en schaapsvel van het gezicht,
en grijpt verschrikt hot kind, dat van den
hals van den vader neerglijdt.
»Marietje! Ik ben het, 't is moeder."
Maar het kind kent moeders gezicht niet
meer. Haar oogen zijn glazig en verdraaid.
Schuim komt in kleine blaasjes op de hoeken
van haar verwrongen mondje, en kramp
achtig, heftig, trekken haar armpjes en
beentjes. Uit het huis van de bnron daar
aan den overkant komt vroolijk gejubel van
kinderen. Daar aan den overkant, bij den
welvarenden boer, heeft Sinterklaas zoo even
een gansenen zak vol appels en noten in de
kamer geslingerd.
dat er niet voor allen is gedekt aan den
maaltijd des levens? Hebben wij niet nog
onlangs in 's lands Vertegenwoordiging hoo
ren betoogen dat zoowel de Staat als de par
ticulieren verplicht zijn de grootst mogelijke
zuinigheid te betrachten indien zij willen
rondkomen ? Wat dit laatste betreft achten
wij ons van elk tegenbewijs ontslagen zoo
lang wij de grootste weelde voor eigen oogen
zien en zoo lang alle zoogenaamd beschaafde
Staten het leeuwendeel hunner inkomsten nog
verkwisten aan totaal improductieve
oorlogsuitgaven. En wat aangaat de Malthusiaansche
argumenten .. .-. Aangenomen vooreen oogen
blik dat er werkelijk voor allen geert plaats
genoeg is aan de groote tafel der natuur, dan
vragen wij in de eerste plaats : is het dan billijk
dat juist de arbeiders moeten toezien, zij die voor
ons allen de tafel hebben gedekt ? Wij achten dit
even tastbaar onrechtmatig als de geheele
ouderwetsche officieele economie ons valsch toe
schijnt Laat er heden een machine worden
ingevoerd die duizenden arbeiders broodeloos
maakt, dan kan men morgen hooren dat ze
te veel zijn, dat de natuur voor hen niet heeft
gedekt! Maar, eilieve, geleerde heeren, WAAR
LEEFDEN DIE DUIZENDEN DAN GISTEREN VAN?
Neen, moeder natuur had voor hen ook een
bordje klaargezet, al was het dan schamel
voorzien, maar de andere kinderen, door
verkeerd inzicht en egoïsme geleid, heb
ben dat weggenomen. Werkelijk indien aan
onze tegenwoordige wijze van productie geen
paal en perk wordt gesteld door middelen
van den aard als boven werden aangegeven,
dan moet het uitloopen op een debacle.
Immers de arbeiders die door de moderne
productiewijze op straat \yorden geworpen
worden niet alleen vernietigd als arbeiders
maar ook als afnemers, als consumenten,
zoodat men komt te staan voor een telkens zich
uitbreidend productie vermogen en een
consumtie die daarmede lang geen gelijken tred
kan houden. Aanvankelijk kan deze toestand
naast de verarming der massa en den onder
gang van den middenstand, leiden tot de
opeenhooping van groote vermogens bij hen die
zich, mits tijdig, een monopolie weten te verove
ren, maar eenmaal zal de tijd komen dat ook
de groote ondernemingen als het ware
zichzelf zullen hebben overvleugeld, dat
de verhouding tusschen productie- en
consumtievermogen zoodanig is verstoord dat een
universeele Krach moet volgen. Wij zullen dan
op maatschappslijk gebied een gelijksoortig
resul taat hebben verkregen als waartoe men zou
komen wanneer men een machtig stoomgemaal
voor een tobbe met water zette: de machine
zou draaien als een dolle en eindigen met zich
zelf te vernietigen als men haar niet tijdig
stopte of wat meer water te vermalen gaf. Om
dezelfde reden is het in de gegeven omstan
digheden een zaak van het grootste belang
en van de grootste urgentie te zorgen dat,
langs den door ons aangegeven weg van nor
malen werktijd en minimumloon, de door de
machine uitgestooten elementen voortdurend
als arbeiders en als consumenten in het maat
schappelijk raderwerk worden teruggebracht
en dat het maatschappelijke werk worde ge
grondvest op zoodanigen grondslag daf de
vruchten van den arbeid niet langer voor het
grootste gedeelte aan den arbeider ontgaan.
Zóó alleen is naar onze meening de maat
schappij te redden! Zóó alleen kunnen wij allen
weer gelukkig en tevreden worden.
Socius.
iimtiimwiiuiiiniinuiiimininiitiii^Hiuiuiiimiiiiiiitmiiiiniiiimi
Signalementen uit den Utrechtschen
Gemeenteraad
DOOK
JAN VAX 'T STICHT.
Onze Notarissen,
de heeren K a a-g en mr. D u b o i s.
Zij zijn beiden »finantieele specialiteiten", al
thans in dien alles afdoenden en allo verdere
beschouwingen van Jan, Piet of Klaas overbodig
makenden zin, dat zij allebei, niet alleen hun
schaapjes, maar ook hun kootjes, kalfjes, hond
jes en katjes, enfin, hun heele menagerie op liet
droge hebben.
Wie kan er trouwens, in deze geldzuchtige
wereld, een »finantieele specialiteit" zijn, althans
in den goeden zin van het woord, zonder een
cent op zak?! Er zijn wel finantieelo speciali
teiten, die aan chronisch geldgebrek lijden en
die zijn er altijd geweest maar deze hebben
hunne specialiteiterigheid dan ook hoofdzakelijk
daardoor bewezen, dat zij in oen ongelooflijk
korten tijd van een rijksdaalder twee honderd
en vijftig centen weten te maken. Maar zulke
specialiteiten tellen dan ook niet mee en wor
den eenvoudig uitgelachen.
\iet alzoo is liet gesteld met onze beide raads
leden. Die tellen wel mede en zij worden niet
uitgelachen! Zij ziju de nog niet ontaarde af
stammelingen van onze oudorwotsohe Ilollaiidsche
huismoeders, die van een gulden oen ducatoti
koudon maken, /onder dat iemand er erg in had.
Deze gelukkige eigenschap beeft beu in de eer
ste plaats gestempeld tot buitengewoon bruikbare
notarissen! Als een kruidenier ben op zijn prijs
courant moest noteeren, dan zette bij bepaald in
do kolom -aanmerkingen" achter hunne namen:
puik, puik, eerste kwaliteit.
Maar in het notarisvak zijn voor dergelijke
fjunliticatiëii gaiisch andere en 'lijnen;'' termen
gebruikelijk en daarom staan de beide boeren bij
hunne collega's algemeen aangeschreven als: -Ie
hypotheek, zware kleigroml !"
Zeer verklaarbaar is het. dat op twee zulke
notarissen, in een stad als t'i.rccbt, toen er be
hoefte aan raadsleden kwam, de algemeene aan
dacht der kiezers werd gevestigd en dat zij ge
wogen werden en niet te licht bevonden.
Zoo zitten dan die beide heeren in het kabi
net van vroede mannen op het stadhuis tegen
over elkaar en blikken elkander in het eerlijk
notarieel gezicht zonder dat er ook maar een
zweem van broodnijd bij hen merkbaar is. Inte
gendeel, daar het hun beiden goed gaat is er
niets gemakkelijker voor hen dan om elkaar met
een paar leven-en-laten-levens-oogen aan te kijken!
Ontegenzeggelijk hebben de kiezers een ver
standige daad gedaan tot hunne eer zij gezegd
dat zij niet altijd even dom doen door deze
mannen als hunne vertegenwoordigers naar den
Raad af te vaardigen, want het zijn beiden «onaf
hankelijke" menschen. En dat is hier in de
eerste plaats noodig, want het bakker-raadslid
leeft nog steeds voort in 't geheugen, die vier
beste klanten van zes brooden in de week ver
loor, den dag volgende op een raadszitting waarin
hij tegen het voorstel van een professor had dur
ven stemmen.
Voor dergelijke intimidatiemiddelen behoeft nu
bij de heeren Kaag en D ubois volstrekt geen vrees
te bestaan, want ik ben vast overtuigd dat het
hun geen van beiden nu, bijvoorbeeld, iets zou
kunnen schelen, bij wien hunner ik mijn testament
zou laten maken, al moet ik van mijne zijde
onbewimpeld verklaren dat ik voor het opstellen
van mijn uiterste wilsbeschikking de voorkeur
aan den heer Kaag zou geven. Meneer Dubois
zou me te druk zijn aan mijn sterfbed! Maar
meneer Kaag, wel, ik geniet hem nu al eenige
jaren als raadslid, maar ik geloof, dat ik hem in
dien tijd nog maar tweemalen een »kort woord"
heb hooren in 't midden brengen, over een huur
contract of zoo iets! en dan was zijn woord, in
tegenstelling met de korte woorden van prof. de
Louter en anderen, in waarheid kort engel
achtig kort en de heer Kaag zat beide onver
getelijke malen weer binnen een minuut op zijn
broek. Zoo heeft hij daar al,dien anderen tijd
stil en onbeweeglijk gezeten als een
welgecacheteerde geldzak met vijfhonderd gulden en ook
volstrekt geen meerdere blijken gegeven dan zoo'n
zak zou doen, dat hem de openbare zaak eenig
belang inboezemt.
Zijn geachte collega aan de overzijde daaren
tegen is n en al belangstelling. Zijne be
weeglijke gelaatstrekken zijn geen oogenblik in
rust en terwijl hij met de oogen als het ware
de bedoeling der verschillende sprekers hun als
het ware van de lippen wil lezen, is zijn gelaat
een getrouw beeld van al de indrukken, die het
gesproken woord achtereenvolgens bij hem teweeg
brengt Nu fronst hij de wenkbrauwen, dan glim
lacht hij; nu weer kronkelt hij de onderlip over
de bovenlip en denkt blijkbaar ernstig na over
de woorden die tot zijn gehoorvlies doordringen,
dan weer brengt hij de rechterhand onder de
kin en knikt veelbeteekenend met het hoofd en
eindelijk ze kunnen toch soms ook zoo ver
schrikkelijk lang praten en het kan zoo warm
zijn eindelijk laat hij zijn hoofd achterover
zakken en doet zijn oogen potdicht of, zooals
een student van mijne kennis, die graag vreemde
woorden gebruikt, zou zeggen: hermetisch toe!...
Dit doet mr. Dubois alleen met het kennelijk
doel men gelieve volstrekt geene nevenbedoe
lingen te veronderstellen om den edelachtba
ren heer, die aan het woord is zonder spreken
zooveel als door een L<ed nhne Wort e
duidelijk te maken : meneer je verveelt me !
De beer Dubois heeft dit op zijn collega Kaag
voor, dat hij behalve notaris ook nog advocaat is
en dit praedicaat van mr., dat hij dientengevolge
voert, legt hem verplichtingen op wat zou men
wel van een advocaat denken, die niet praat
die hem soms nog wel eens uit den band doen
springen en hem vooral in vergelijking met den
heer Kaag tot een volbloed rederijker verheffen.
Maar over het algemeen weet de heer Dubois
zich nog al te matigen en ofschoon gezond ver
stand meestal uit zijne woorden spreekt, moeten
wij er hem toch dankbaar voor zijn, dat hij zijne
lamp niet al te veel in bet openbaar laat schijnen.
Er wordt al meer dan genoeg gesproken op
het stadhuis en wie weet of de heer Kaag
als hij maar eens wou spreken, maar hij wil niet
geloof ik het niet nog best zou weten te ver
dedigen, dat hij zoo absoluut zijn mond houdt
in den flaad.
tOONLLKïMVZIEK
Aanteekeningen ooneel.
»Q,uand je mourrai, l'univers fera un grand
onf"; zei Napoleon in tragisch zelfbewustzijn
O]) Sint Ilclena tot zijn laatste getrouwen en
hieraan heeft hij waarschijnlijk niet gedacht
bij die zucht van verlichting is het voorshands
gebleven.
Er zijn in de dramatische literatuur twee wel
bekende, talrijke groepen: die van de
revolutieen de Napoleon-drama's. De eersten hebben voor
het meerendeel dit met elkander gemeen, dat
telkenmale een beeldschoone, blonde freule een
minnehandel aanvangt met een stoeven Jiikobijn,
en door bemiddeling van dezen haar hartsvriend,
die daardoor voor een pijnlijke keus wordt ge
plaatst, hetzij een gewichtig staatsgeheim, hetzij
een ter guillotine verwezen vader aan het schrik
bewind tracht te ontfutselen.
Niet beter is het met de Napoleon-drama's
gesteld, ook dezen vertoonen allen den
familietrek der middelmatigheid. De afgodische
vereering van zijn soldaten voor hun keizer, zijn tra
gisch levenseinde, hebben sommige van lieine's
fraaiste proza-bladzijden geïnspireerd, maar dit
zijn toch niet meer dan zeer enkele momenten
van dit wonderlijk volle leven. Onze eeuw zal
zich moeten haasten, zoo zij baar naam verbin
den wil aan epos of drama, waarin al deze ver
spreide en verscheiden elementen in hooger een
heid zijn samengesmolten.
IToe men ook over dezen geweldenaar denken
en wat men bij bij voorkeur in hem zien moge