De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 24 december pagina 1

24 december 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H«. 861 DE AMSTERDAMMER A'. 1893 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ditnommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bq de Vijzelstraat, 542. Zondag 24 December Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indié' per jaar mail» 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . , O.li* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VEREE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Staatszorg of eigen kracht, door Socius. FEUILLETON: Wouter Staal, een Kerstvertelling, door B. G. Stempels. TOONEEL EN MUZIEK: Aanteekeningen Tooneel, door C. F. v, d. Horst. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Een pleidooi voor de Moedertaal, door Dr. J, L. C. A. Mejjer. Reisindrukken, door Dr. H. C. Muller. II. SCHETSJES: Berlijn als »goedkoope" wereldstad. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. IN GEZONDEN. - tlECLAMES. - UIT Dr. GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. iiMiiiiiliiiiiimiiiiiiiiilimiiiiimimimiimmiliiiimi) Voor de volksvertegenwoordigers der meeste Europeesche staten is de laatste maand een tijd van spanning geweest, die hen naar de korte Kerstvacantie reikhalzend zal doen uitzien. Karig bedeeld, wat de vacantie betreft, zijn de leden van het Engelsche Lagerhuis. De heer Gladstone, die het monopolie der eeuwige jeugd schijnt te bezitten, heeft uit gemaakt, dat als hij, op zijn vier-en-tachtigste jaar, aan vier dagen vacantie genoeg heeft, voor de parlementsleden, die gemiddeld mis schien half zoo oud zijn als hij, een langer rust niet noodig is. Krachtens zijn ukase zal de nationale feestweek bij uitnemendheid slechts ten halve worden gevierd. En daarbij heeft hij het vooruitzicht geopend op een onafgebroken zitting, onafgebroken tot het Newcastle-program zal zijn afgewerkt. Daarmede zal men wellicht eerst in de hondsdagen ten einde komen, maar Gladstone ziet tegen die inspanning niet op. Hij wil zijn Engelsen verlanglijstje geheel verwezenlijkt zien, voor hij in de lersche quaestie den strijd tegen het Hopgerhuis weer aanvaardt. Kleine schermutselingen met de beschreven vaderen zijn natuurlijk niet uitgesloten: onge twijfeld is het zeer naar den zin van den itimnimimiHimi WOUTER STAAL Een Kerstvertelling DOOK B. G. STEMPELS. Wat had het leven hem ondanks zijn fortuin geschonken? Zooveel als niets. Zijn vrouw, die hij na het overlijden zijner moeder getrouwd en waarlijk lief had gehad, was in het eerste kraambed gestorven, hem een kleinen krullebol nalatende in wien hij tal van jaren zijn eenigen troost vond. Maar het kind was knaap, de knaap man ge worden en de handelingen van den man waren niet in overeenstemming geweest met de wenschen en plannen van den hooveerdigen en rieken boer van 't Liendenarf, Wouter Staal"; Arie, zijn cenige, was verliefd geworden op een arme boerendeern| de mooie dochter van een eenvoudigen arbeider en ondanks Wouter's verzet had hij haar getrouwd. Dat was den oude te veul gewêsi". Zijn hart ten allen tijde voor zijn kind geopend, as 'en bluumpke veur de werme stroaltjes van 'et veurjoarszunneke, was dicht gegoan, heelemoal dicht, diolit as 'en pot, en doarbinnen was tierig en welig het zoad' fegruuid van beleidigden voadertrots, van mokenden wrevel". Wat had hij er zich om bekommerd of de tot de boerderij van zijn zoon behoorende uiterwaarden door den winterstroom onder het rivierzand be dolven en waardeloos werden; wat dat diens eigen gedoe? . moeders nalatenschap eenige jaren later wegens schuld en niet betaalde hypotheek rente onder den hamer kwam; wat raakte 't hem, dat de gloeiende Julizon Arie bij den veldarbeid plotseling met zengenden en doodelijken steek trof? Arie had hem immers nooit iets gevraagd, nooit iets willen vragen en, doarum, veural was Stoal ongevuulig gebleven, as de pannen op den deel, bie kletterenden hoagelslag." heer Gladstone geweest, dat het Lagerhuis de door het Hoogerhuis aangebrachte wijzi gingen in de Employers Liability BM ver wierp. Maar anders weet hij alles ter zijde te schuiven wat de aandacht zou kunnen afleiden van zijn program. Het opmerkelijkst voorbeeld hiervan heeft men dezer dagen kunnen zien, toen de quaestie der verster king van Engeland's zeemacht werd ter sprake gebracht. Zoodra het bleek, dat Rusland voortaan een vast eskader in de Middellandsche Zee zou houden, werd in Engeland dadelijk de alarmtrom geslagen. Niet slechts door de Jingoes en de militaristen, maar, wat heel wat meer zegt, ook door zulke nuchtere en prozaïsche lichamen als de Kamers van Koophandel van verscheiden groote steden. Men wilde wel ongetelde millioenen voor de uitbreiding der oorlogsvloot uitgeven, als de handelsvloot maar tegen snooc"e aanslagen verzekerd bleef. Bij al dit rumoer verloor de Grand Old Man zijn kalmte niet. Hij re kende netjes uit, dat aan het «Britannia rule the waves" voorloopig niet getwijfeld en allerminst gewanhoopt behoefde te worden, en liet toen door zijne volgelingen eene motie aannemen, waarin het vertrouwen, werd uit gesproken, dat de regeering zou doen wat ter verzekering van Engeland's overwicht ter zee noodig was, als hij, Gladstone, daarvoor de tijd gekomen achtte. En zoo bleef hij ook nu weer meester van den toestand. In Frankrijk heeft de nieuwgekozen Ka mer nauwelijks eene maand vergaderd, maar die maand was rijk aan gebeurtenissen. De val van het ministerie-Dupuy, ten gevolge van het agressief optreden der socialisten on der leiding van Millerand en Jaurês, de benoeming van het ministerie-Casimir Périer, de verkiezing van Dupuy tot voorzitter der Kamer, de aanslag van Vaillant, de aan neming van drie scherpe wetten ter beteu geling en bestrijding der anarchistische be weging, het verwerpen van de voorstellen tot het verleenen eener algemeene amnestie en het instellen eener parlementaire enquête, zie daar eene reeks van feiten, zooals zich slechts zelden aan het begin eener nieuwe legislatuur-periode zullen hebben opgehoopt. Het voorloopig resultaat is eene versterking van het centrum en van de rechterzijde, voor zoover deze laatste uit rallies bestaat, ten koste van de uiterste linkerzijde. Hoogstwaarschijntitiiiiiiiiiiiimtiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiitiitiiii iiiiiiiitm* En roerde zich daarbinnen ook al iets, hij wilde koud, gevoelloos schijnen en die schijn, met ijzeren wil gehandhaafd, zoog elke warme straal des har ten op. Hij had den doode niet willen zien, geweigerd bij de teraardebestelling van diens stoffelijk over schot tegenwoordig te zijn en de ooren dicht gestopt, toen de droevige stoet naar den godsakker ging en de doodsklok de lacht met treurigen galm doortrilde. Met de vingers in de ooren had hij nog daar gestaan, toen Griet, zijn oude getrouwe dienstmeid en huishoudster binnentrad. Zij, o, zij! was met hem meermalen over zijn hardvoehtigheid bezig geweest. Zij had Arie immers ook haar kind mogen noemen; zij had hem gevoedsterd en groot gebracht; lief gehad als eigen vleesch en bloed. Voor Arie had ze tegenover haar meester steeds partij getrokken. Harde woorden, bittere woorden had ze dikwerf in den mond genomen, eergisteren, gisteren, heden, telkens weer, tot een vuistslag op tafel of een vloek haar voor korten tijd het zwijgen oplegde. Maar in die droevige ure had Griet niet tegen over hem gestaan met boos gelaat; ze had hem niets verweten, niet uitgetart, gekeven noch ge smaald. Ze had voor hem gestaan, in bitteren weemoed de handen wringend, weenend en snik kend. Die tranen, die smart had hij beantwoord met een holklinkenden akeligen lach en een afzichtelijken grijns. Daarop was hij naar den stal gesneld, had den houd geranseld, de kippen verjaagd, een oude slaperige hen beetgepakt en den nek omge draaid. Het hoen geleek iets aldus had hij in dollen waan gemeend op zijn schoondochter, die de schuld droeg van de verwijdering tusschen vader en zoon, die den dood van zijn Arie op haar geweten had. Haar wilde hij voortaan haten mot al den haat, al den wrok en wrevel, waarover hij beschikken kon. De goede Griet had getracht een verzoening tusscheu schoonvader en schoondochter te bewer ken, doch wat zij ook beproefde, alles stuitte af op den onvcrzettelijken muur van wrok en haat, waarachter haar meester zich verschanste. De weduwe van zijn zoon bestond eenvoudig voor hem niet; zijn kleinkinderen, nu ja, die wilde hij wel tot zich nemen, maar dan moest »dat wief" er ook afstand van doen. Daaitoe was <-dat wief" niet te bewegen ge lijk is dit eene strooming van voorbijgaanden aard, maar voorloopig is de positie van het nieuwe ministerie er door versterkt. Niet minder belangrijk zijn de laatste weken voor Italiëgeweest. Na den val van het ministerie-Giolitti had de openbare mee ning, in en buiten Italië, Francesco Crispi aangewezen als den eenigen staatsman, die prestige genoeg bezat om de regeering met eenige kans van slagen over te nemen. Maar Crispi heeft vele vijanden, en daarom be proefde men eerst nog, een partij-ministerie samen te stellen onder Zanardelli. Zooals te verwachten was, mislukte deze poging geheel. Crispi werd door den koning geroe pen, en men vroeg zich af hoe hij, de partij man bij uitnemendheid, zou kunnen slagen; bovenal hoe hij, de staatsman van de mega lomanie, het zou aanleggen om Italiëde be scheidener rol te doen vervullen, tot welke het door zijne benarde financieele omstandig heden zich wel moet beperken. De lijst der nieuwe ministers was het ant woord op het eerste gedeelte van deze vraag. Met alle traditiën brekend, zocht en vond Crispi zijne medewerkers bij de meest ver schillende partijen, bij vroegere medestanders en vroegere tegenstanders. En wat meer zegt, hij vond voor eiken post een man van bekwaamheid en gezag. Het meest verras sende in dit ministerie, uit een Italiaansch oogpunt beschouwd, is wellicht, dat met de eischen van het zoogenoemde regionalisme geen rekening is gehouden. De zuidelijken, de meridionali, zijn in het Kabinet alleen vertegenwoordigd door Crispi zelf en den mi nister van justitie Calenda. De ministerieele verklaring liet aan dui delijkheid niets te wenschen over. Samen werking van alle partijen, zoowel in het Ka binet als in de Kamer, was volgens Crispi noodig om het crediet van Italiëte herstel len, de financiën te reorganiseeren, het gezag der wet te bevestigen en het vertrouwen aan het land terug te schenken. Nooit was de toestand voor Italiëzoo ernstig geweest. Wie daarvan de schuld droeg, wilde Crispi niet onderzoeken. »Wij beschuldigen niemand; de tegenwoordige toestand is het gevolg van een reeks van gebeurtenissen, welke wij kunnen constateeren, maar waarover wij geen oor deel moeten uitspreken." Daarom vroeg Crispi »een Godsvrede" tusschen de partijen; itiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiitiiiiiim weest. Voor geen schat ter wereld, had zij haar twee kleinen, een jongen van zes en een meisje van twee jaren willen missen. Griet, door wier bemiddeling het voorstel tot afstand der kinderen plaats had, kreeg door die weigering Arie's weduwe lief. Bovendien begreep ze zeer we], dat de kleinen nooit te bewegen zouden zijn moeder's huis te vermijden, iets wat Wouter als eene uitdrukkelijke bepaling omschre ven weiischtte te zien. Kleine Teunis toch ver klaarde, toen hij met open mond had staan luiste ren, met van kwaadheid glinsterende oogjes en een voetstamp, die den dreumes eer aan deed: //dat hij 't verdeide naar dien noaren en lolikken grootvoader te goan en dat ie toch zou goan drossen as ze hum er noar toe brochten." Het getrouw relaas van Griet's bezoek aan Arie's weduwe was niet geschikt om Wouter's hart te vertcederen. //Wie niet beuren wou, most dan moar vuulen," had hij gezegd en vervolgeus verklaard, //dat ze veur zien part alle drie krepeeren kosten. Ie was niet in de wereld gekommen om dat gespuus te helpen en bie te stoan, en liet Ermbestuur? Nee moar ie zou wel is willen kieken of dat hum den voet dwars zou durven zetten en hum tot onderstand dwiengen. Ie was, harrejennig, niet veur niks wethouwcr en ouwerling, te geliek. Ie kost toch k 'en duut in 't zekske gooien eu 'on zwoarcn en 'en dobbelden duut ók Wa blief?" Sedert den dood van Arie verkeerde diens ge zin in benauwde en kommervolle omstandigheden. Bleekwangig, holoogig liepen de twee kleinen op bluote voetjes door het dorp, hoewel de moeder haar best deed met harden veldarbeid te verdienen wat ze kon. Enkele malen had Griet den kleinen Teunis wat in de magere handjes gestopt, maar de oude Wouter had het spoedig bemerkt en haar op straffe van onverwijld ontslag verboden iets meer te geven. Griet gehoorzaamde morrend en mopperend. Jammer, had ze in radeloosheid gemompeld, //jam mer roazend jammer, dat die Teunis geen Wouter heit! Ik zou er dan nog wel wat op prebeeren te viendcn. Moar die goeie Oai, eigeliek k 'en stuupekop, net 'en oartje noar zien voartje, wou perdoes moar niet hebben dat zien kinders noar zien ouwers genuumd werden, zoolang zien voader geen vrede met hum en zien vrouw gemoakt had." was het noodige, het voor allen noodige, ge schied, dan zou elk zijn plaats weer kunnen I ernemen. Tot zoover ging alles goed; ook van be zuinigingen iu 't algemeen wilde de Kamer wel hooren, zij komt daar slechts tegen op, wanneer plaatselijke belangen aan het algemeen belang moeten worden ten offer gebracht. Maar de gezichten betrokken, toen Crispi sprak van nieuwe belastingen. Toch zal zulk een offer moeten worden gevraagd. En Crispi is er de man niet naar om zich door eene weigering van de Kamer uit het veld te laten slaan. Men kan er zeker van zijn, dat hij reeds nu van den koning het verlof heeft gevraagd en verkregen om de Kamer te ontbinden, indien deze, met het doel, niet tevens de middelen wil. Voor Crispi zelf zijn ongetwijfeld de schoone dagen der megalomanie voorbij. Vriendschap pelijke verhouding tot alle staten, eerbiedi ging der tractaten, dat was alles wat hij over de buitenlandsche politiek wilde zeggen. En zelfs dit weinige moest men hem nog door eene pertinente vraag ontlokken: de buitenlandsehe politiek, zeide hij, moet thans aan de binnenlandsche geheel ondergeschikt worden gemaakt. Beter kan het niet, en zelfs de Fransche bladen geven Crispi eene bonne marque. De Duitsche Rijksdag heeft vóór het Kerst reces na vrij heftige debatten zijne goedkeu ring gehecht aan de handelspolitiek van den rijkskanselier, door de traktaten met Servi en Roemeniëaan te nemen; de hoop is thans gewettigd, dat ook het handelstraktaat met Rusland zal worden goedgekeurd. Doch deze overwinning heeft geleid tot een volslagen breuk tusschen de regeering en de conserva tieve agrariërs. Ten behoeve van deze laatsten is ook de zoon van den oud-rijkskanselier, Herbert von Bismarck, weer in het krijt getreden. Graaf Herbert is, wanneer hij als redenaar optreedt, een getrouwe copie van zijn vader, voor zoover het uiterlijkheden be treft. Maar het mengsel van grof heid en bonhomie, van pathos en huisbakkenheid, van ernst en luim, dat aan de redevoerin gen van den ouden staatsman zulk een eigen aardig en dikwijls aantrekkelijk cachet gaf, maakt in den mond van den zoon niet dea minsten indruk, omdat dezen niet slechts het prestige, maar ook het machtig talent van iimiiiiiiimiiiiiiii iiiiitiiüiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM Sedert Arie's dood had de zon bij 't ochtendkrieken welhaast negenhonderd maal het hoofd boven den horzizon gestoken. Zij had de aaide twee warme zomers door gekoesterd als een kind, dat behoefte aan liefde, zorg en toewijding heeft. Diamanten en paarlen had ze gedurende twee win ters nu en dan getooverd op den smetteloozen tooi waarin land en dorp gehuld waren. Morgen zou ze wellicht hetzelfde spelletje spelen als de thans neervallende vlokken zich stil en rustig op veld en akker, kerk en huis zouden hebben neergevleid. Dan, im zoovele donkere dagen, na den kc-rtsten dag des jaar?, zouden de Kerstklokken luiden en verkonden dat het Licht der Wereld geboren was, en het zou klinken lieflijk en zoet: Vrede, Vrede op aarde ! 't Was half vier op den middag. Een grijsgrauwe schemering vulde reeds de keuken van 't Liendenarf, het dagelijksch verblijf der be woners bij de groote schouw wegdoeniend voor den flauweu gloed van knappende natte hout blokken. Van het vuur viel een matten schijn op een naast de schouw hangende gekleurde prent in mahoniehouten lijst, Christus geboorte op symholieke wijze voorstellende. Het kiudeke omringd door engelen, die het met lange palmtakken schtnen toe te wuiven. Wouter rookte zijn korte Goudsche, porde nu en dan in het vuur of stak er de dorre vingeren naar uit. Griet zat bij het raam met een breikous in de hand, maar haar knippende oogen eu telkens knikkebollend hoofd bewezen, dat ze meer dom melde dan werkte. 't Was stil in de keuken, doodstil. De vink, die in een kleine kooi aan den wand hing en den geheelen dag door van het eeue stokje op het andere sprong, had zijn kopje in de veeren ge stoken. Kees, de huishoud, legde behagelijk den lang gerekteu kop op de uitgestrekte pooten, Minet, de poes snorde stillekens en zelfgenoeszaam naast het vuur. Slechts de hangklok, een oud -Hollandse!» kunststuk met maangetijden, maand- en dajjwijzer liet haar eentonig gctiktak hooren, als weuscht ze te protesteeren tegen de rust die haar omgaf. Wouter keek om zieli heen. Verdreeid, wat vuult ie zich miseroabel, niks niet goed. Dei Griet dut ook altied urn t theeuur. 'En mins zou zich kepot kunnen kniezen bie zoo'n stielte. 't Is griezelig, arg griezelig as niemand sprêkt en ie niks heurt as

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl