De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 24 december pagina 4

24 december 1893 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 861 achtige heuvels gelegen. Langen tijd kan men van uit den spoortrein genieten van het gezichj ep Salamis, en droomen van de Perzische vloot die hier op zoo treffende wijze door de oude Helenen werd vernietigd; een stuk wereldge schiedenis, opgeluisterd door het betooverende diepe blauw der zee, waarover de grauwe wol ken hangen, die hier en daar bijna zou ik zeggen: spookachtig weerspiegelen in de wa teren. Van Megara komt men langs Lefsina, het oude Eleusis (of eigenlijk Elefsis, zooals ook de, naam aantoont), een zeer vuile en vervallen plaats, wier station niets meer van de oude mys teriën vertoonde. Tijd om de ruïnes te zien, was, helaas, ook hier niet, want na een paar minuten stoomde de trein verder, en weldra konden wy uit de verte de Acropolis begroeten en ons verheugen dat wij na een lange en ver moeiende reis ten slotte het doel hadden bereikt. Laat ik niet vergeten te melden, dat wy over het nieuwe pas geopende kanaal van Corinthe kwamen, nog smaller (dunkt mij) dan het kanaal van Suez, maar een triomf voor het verkeer in het Oosten. Immers dit kanaal, waarover men reeds ten tyde van Nero dacht, en vroeger, geeft een tijdbesparing van twee dagen, en is een der gewichtigste mijlpalen in de geschiedenis van het moderne Griekenland. Te 5 uren ongeveer stapten wy uit te Athene, en begaven ons, vermoeid als wy waren, in ons voortreffelijk hotel spoedig ter ruste. H. C. MULLER. Te Berlyn is eene uitgave verschenen, die tot eenige discussie aanleiding zal geven. De heer Hermann Stegemann heeft eene bloemlezing uit Horatius gegeven in modernen vorm, zoodat de liederen ongeveer op die van Heineof Freiligrath gelijken. Niet enkel de oude rhythmen, maar ook de oude beelden, plaats- en personennamen, my thologische toespelingen, enz. heeft hij vermeden, wie weet, was hy' zoo eerlek niet geweest om het boek Horatius' schönste Lieder te noemen, of iemand het gemerkt zou hebben. Venus heet nu Frau Minne", »Frau Liebe", de Muze »Herrin Poësie'', voor de bij den wijn vechtende Thraciers komen »Bauern beim Kirmestage in de plaats. De indruk is aangenaam, maar wie van Horatius hield, zal er geen voldoening in vinden. Als voor beeld geven wy Ode I. 18. Quum tu, Lydia, Telephi Cervicem roseam, cerea Telephi Laudas brachia, vae ! meum Fervens difficili bile tumet iecur Turn nee mens mihi nee color Gerta sede manet: humor et ingenas Furtim labitur arguens, Quam lentis penitus macerer ignibus Uror, seu tibi candidos Turparunt humeros immodicae mero Rixae, sive puer furens. Itnpressit memprem dente labris notam. Non, si me satis audias, Speres perpetuum, dulcia barbare Laedentem oscula, quae Venus Quinta parte sui nectaris imbuit. Felices ter et amplius, Quos irrupta tenet copula, nee malis Divulsus querimoniis Suprema citius solvet amor die. De heer Stegemann heeft ervan gemaakt: Lieb' und Leidenschaft. Wenn du ihn rühmest, wenn du ihn preisest, Seinen Nacken und seinen Arm, Wenn du ihn deinen Liebsten heissest, Schlagt mir das Herz in bitterm Harm. Und ich verstumme und ich erbleiche, Lasse walten der Thranen Flucht Ach, mich verzehrt das schmerzenreiche Opferfeuer der Eifersucht. Jüngst bei des Weines goldenem Lose Lag eure Liebe in zartlichem Streit Und deines "Mundes purpurne Rose Hat er mit blutenden Kussen entweiht. Du aber hoffe nimmer auf Treue Denn wer entheiligt die süsse Haft Und die Küsse der Liebe, scheue Die verflackernde Leidenschaft. Glücklich, o glücklich ist der nur auf Erden, Dem die Liebe sich freulich gesellt, Bis die Glocken gelautet werden Ueber dem schweigenden Graberield. Vier honderd jaar geleden, 17 December 1493, werd een merkwaardig man geboren, die veel be wonderd, veel belasterd, tot heden een geheimzin nige beroemdheid heeft behouden, namelijk Philippus Aureolus Theophrastus Bombastus Paracelsus von Hohenheim. Hij werd als zoon van een dok ter te Maria-Einsiedlen in het kanton Schweiz geboren, en deed onder leiding van zijn vader aan de medicijnen, de chemie en natuurlijk ook de alchymie. Toen vermeerderde hij zyn kun digheden op avontuurlijke zwerftochten door Duitschland. Ten slotte bezorgden zijn wonder lijke genezingen hem den begeerden roem, en in 1526 werd hij als stadsgeneesheer te Bazel benoemd. Hier hield hij ook voorlezingen, waarin hij met de grofheid van den tijd tegen de tra ditie en conventie der collega's uitvoer; dapper streed hij voor zijne meesters en vermengde zijn leer en zijne polemiek, naar den geest van zijn tijd, met theosophische, kabbalistische en astrolo gische voorstellingen. Als schrijver was hij gezwollen en »bombasterig" als zyn naam, maar een geniaal krachtig man, een man van actie en overtuiging; zijn strijd baar temperament bracht hem spoedig in conflict met den magistraat, en reeds in 1528 verliet hij Bazel. Toen leidde hij in den Elzas, in Zwitser land een zwervend leven; hij stierfin 1541 te Salzburg, en men vindt daar nog in de St. Sebastiaanskerk zijn grafmonument. In het oordeel over Paracelsus stemmen vrienden en tegenstanders in zooverre overeen, dat hij in de chirurgie een baanbreker, een man vanbeteekenis was. Hij was het ook die de chemie in de medische wetenschap bracht, de kennis van vele nieuwe geneesmiddelen verspreidde en het ge wicht van diagnose en ervaring tegenover de dog ma's der oude faculteit hoog hield, weliswaar niet zonder weer nieuwe dogma's er voor in de plaats te stellen. Met al zijn bombast en aanstellerij was hij toch een van de eerste artsen, die bij het Latyn ook de Duitsche volkstaal voor wetenschap pelijke werken wilde gebruiken. Dezer dagen zal het meubilair, door Guy de Maupassant nagelaten, en in zijne woning, rue Boccardor, vervat, worden verkocht. Men ver wacht veel belangstelling, ofschoon er geen prijzen als liefdadigheid behoeven besteed te worden. Guy de Maupassant heeft in 1891 te Cannes zijn testament gemaakt, en daarbij tot erfgenaam de dochter van zijn overleden broeder ingesteld; met bepaling, dat zijn moeder uit den boedel zou nemen wat zij verkoos. De nalatenschap omvat den eigendom der werken van Guy de Maupas sant, die ongeveer 40,000 francs 'sjaars opbren gen, voorts de villa te Etretat en het jacht Bel Ami. Overigens is er dan hetgeen nu verkocht zal worden. De woning in de rue Boccardor, waar hij 4000 francs 's jaars verwoonde, was niet weelderig maar vrij smaakvol ingerincht. Toch kan men zien, dat de bewoner meer in de openlucht dan thuis was. Lichte behangsels, weinig moois aan de muren, geen collecties, geen wapenrek, ofschoon hij toch van zijn reizen wapens meegebracht had; hij gaf ze meestal aan zyn vrienden weg, als souvenirs. Eenige aquarellen, pastels en teekeningen, meest cadeaux, en alle, op een van Leloir na, (Saltinibanque ehez Ie commissaire de police) zonder waarde. De meubels uit den salon zyn meest gemakkelijk, maar niet kostbaar of ar tistiek. Voorts is er nog een bibliotheek, maar deze zal eerst over een paar maanden verkocht wor den. Zij bestaat bijna geheel uit boeken van con frères of van uitgevers, 1500 stuks, met hun op dracht er in, en zij zijn meest alle onopengesneden. Guy de Maupassant las niet, en vooral geen romans, vandaar misschien voor een deel zijn frischheid. Het belangrijkste erin zijn een paar boekjes met aanteekeningen, die intusschen niet verkocht zullen worden ; de een of ander van zijn leerlingen of eene openbare bibliotheek zal ze krijgen. In de zitting der Académie Francaise, waarin de heer Thureau-Dangin geïnstalleerd werd, merkte men nu op, hoe kras eenige »onsterfelijken" zijn, bijv. Camille Doucet en Legouvé. Iemand vertelde toen een anecdote van Fontenelle. Toen deze bijna honderd jaar was, wilde hij den waaier van eene jonge dame oprapen, en gleed toen, een beetje stijf, op het parket uit. Zij hielp hem opstaan en hij zei: »Ja, ik ben geen tachtig meer, ik merk het wel!" Wat Thureau-Dangin betreft, hij is een van degenen, die minder glans aan de Académie geven, dan zij er aan ontleenen. Zyn hoofdwerk is eene geschiedenis van de Juli-monarchie, die, naar zijn vrienden zeggen, door Taine hoog geprezen werd. In elk geval heeft zij den schrijver den steun bezorgd van de Orleanistische meerderheid in de académie, de «parti des ducs". In eenige bladen wordt verteld, dat Thureau-Dangin eerst in 1846 genaturaliseerd is geworden, en eigenlijk een lerSs, Thur O'Dangin. Of dit waar is, doet er niet toe, Thureau-Dangin sprak over zijn voorganger, Camille Rousset; Claretie was het, die hem reci pieerde. De zitting was als gewoonlijk; vooral de Orleanistische dameswereld, de hoogste aristocra tie, ontbrak niet. Claretie verzuimde niet, een enkel woord over de Fransch-Russische alliantie te zeggen en een paar anecdoten te vertellen, ontleend aan Camille Roussets geschiedenis van den Krim-oorlog. Bij A. W. Sijthoff te Leiden is verschenen: Onze Rymen, door G. J. Boekenoogen, eene af zonderlijke uitgave van de twee artikelen, in De Gids van October en November verschenen. Van het werk van Mr. E. van Lier, Ons Bur gerlijk Wetboek, in populairen vorm verklaard, is nu Deel II, eerste stuk, besprekend «Ouderlijke macht. Voogdij. Curateele. Afwezigheid", bij de firma M. M. Olivier te Amsterdam ver schenen. Het was een goed denkbeeld, dit stuk ook tegen niet hoogen prijs afzonderlyk verkrijg baar te stellen; menigeen zal het zich willen aanschaffen. Van den Goeden Raadgever, Almanak voor vrienden van orde en welvaart, is de veertigste Jaargang, 1894, verschenen. Hij gaat uit van de vereeniging tot afschaffing van sterken drank, en bevat, behalve een plaatje van H. J. Horn Jr. en al het noodige voor een almanak, een aantal aardige bijdragen, o. a. van Dr. E. Laurillard, Mevr. Knuttel?Fabius, Dr. J. I'. Hazebroek, Dr. J. Herderschee en F. A. Buis. Door het boekje te koopen, steunt men de Vereeniging. iMiiiiiiiiMiiiiimim Berlijn als goedkoope" wereldstad. Berlijn is de wereldstad voor kleine portemonaies. Gij kunt een artikel duur betalen in een voor namen winkel, in een voorname straat. Maar twee huizen verder kunt gij hetzelfde artikel voor geringer prijs krijgen in een winkel die niet in den geur van voornaamheid staat. Zoo gaat liet ook met wereldsteden. Parijs is een prima-kwali teit wereldstad, maar duur; Petersburg is duurder dan Parijs en niet zoo aardig; New-York nog duurder dan Petersburg en aardiger. Berlijn is even aardig als Parijs en is de wereldstad van menschen die niet veel kunnen betalen. Wat is een wereldstad? Een wereldstad is de werkplaats van een paar millioen menschen die arbeiden in het achterhuis en van honderdduizend anderen die pleizier maken aan de straat. Een wereldstad is de plaats waar men zich op alle wijzen kan ontspannen in elke nuance van ont spanning, van pret tot genot. Een wereldstad is de plaats waar men de schoonheid kan zien die eeuwen duurt en schoon is bij alle licht en waar men de schoonheden kan zien die maar een avond duren en leelijk worden in het licht van den vol genden morgen. Een wereldstad is de plaats waar de een weinig geld verdient in langen tijd en de ander veel geld uitgeeft in korten tijd. Zoo is Parijs en zoo is Berlijn, met dit verschil dat men te Berlijn gewoonlijk minder bekocht wordt. Ik neern aan, dat is te zeggen: ik zou 't aan nemen indien ik meneer Lissone was, om jonge uieaschen die wat van de wereld willen zien, hier gedurende acht dagen bon souper, Ion gite et Ie reste te laten genieten voor f40.?en niet meer, indien die jonge menschen licht-draagbare portemonnaies hadden en daarbij niet de zwaarwichtige pretentie om bij de voorstellingen in de Konink lijke Opera in een fauteuil van de loges d1 avant scène te willen zitten. Als ik u dat even uitleg, doe ik daarmee waar schijnlijk velen een genoegen en heb ik gelegen heid om u wat te vertellen van de wijze, waarop vele studeerende jongelui hier van een klein in komen leven. Veertig gulden zijn, indien ik mij niet verreken, ruim 67 Mark. Als gij nu naar Berlijn komt, ga dan niet, of slechts voor den eersten nacht, naar een hotel. (!a dadelijk in de straten kijken naar de bordjes aan de deuren, die gemeubelde kamers te huur aanbieden. Gemeu belde kamers worden hier bij de maand, bij de week, bij den dag, bij den nacht (1) soms verhuurd. Niet in de hoofdstraten, maar iit hare dwarsstra ten kunt gij er, wed ik, binnen het uur een vin den, waar gij eiken dag voor kamer en ontbijt van anderhalve Mark tot twee mark betaalt. Neem uw middagmaal in een der vele restaurants, waar gij, als gij niet uitgehongerd zijt, voortreffelijk dineert voor n mark. Als gij het wél zijt, kunt gij in het internationaal gezelschap van mannelijke en vrou welijke studenten van de Berlijnsche universiteit in de Academische Bierhalle", achter het Univer siteitsgebouw, voor denzelfden prijs, zooveel krijgen, dat gij een uur noodig hebt voor de nabetrachting op uw middagmaal. Gij geeft nog eens een mark uit voor uw avondmaal. Dat is voor acht dagen zestien mark. Na aftrek van uw kamerhuur en dit bedrag, houdt gij nog vijf en dertig mark over voor uw genoegen. De museums kosten den bezoeker geen geld en zij zijn prachtig. In het Alte Museum vindt gij de heerlijkste schilderijen van alle scholen der wereld en een collectie antieke beeldhouwwerken van Pergamon de opgravingen van Schliemann die mooier en merkwaardiger is dan die van Londen en Parijs. Ga naar de National Galerie; ga naar het KtmstGewerbe Museum, ga naar het Post museum, dat is alles belangwekkend en het kost U niets. In Castan's Paaopticum, of in dat van de Kaiser-Galerie of in het aquarium moet gij een mark betalen. In de theaters kunt gij zeer verheven maar ook zeer goede zitplaatsen krijgen voor twee mark. Baedeker is een voortreffelijke reisgids, maar alleen als gij met veel geld op zak uitgaat. Hij noemt U dure hotels, zegt zelfs hoeveel gij aau fooien hebt te geven. Maar naast Baedeker zou er plaats wezen voor een reisgids, die de menschen mede deelde op welke wijze zij voor een minimum bedrag aan geld een maximum genoegen zouden kunnen genieten. Wat ik hierboven van Berlijn gezegd heb is een vingerwijzing in die richting. Met veel geld kan de domste reizen en genieten; alleen de verstandige menschen reizen en genieten hetzelfde zonder veel geld. Ik herhaal dat Berlijn een aardige stad is, zoo aardig, dat de Berlijners zelf er verwonderd van zijn. Berlijn is een wereldstad, maar de Berlijners zijn geen wereldstedelingen en dat komt den be zoeker van Berlijn ten goede, want de Berlijners zorgen voor de 20,000 vreemdelingen, die dagelijks gemiddeld in Berlijn zijn, als vaders voor hun zonen. Van de week nog heeft een deputatie van de Ber lijnsche ba'zaal-houders den minister een bezoek gebracht, die verordonneerd had, dat de balzalen 's nachts om twee uur moesten gesloten zijn. //Eu waar moeten dan de 20,000 vreemdelingen van Berlijn heen, als ze 's avonds naar de komedie zijn geweest?" vroeg de woordvoerder aan den minister. Deze had kunnen antwoorden : //naar bed," maar maar hij liet dit als een verstandig minister, die niet al te veel ordonnanties wil maken, na en bleef het antwoord schuldig. Toen kwam de aap van de vreemdelingen uit de mouw van de balzaalhouders, Die vreemdelingen gaan 's avonds, m\ het, theater, naar de Wiener Ca/e's en na de Wiener Cnfé's naar de balzalen. Ouder ons gezegd, die Wiener Cafffs zijn niet altijd onschuldig en de balzalen zijn 't maar zelden. Niet waar? die zorg voor het nachtelijk heil der vreemdelingen in Berlijn bij de balzaalhou ders is aandoenlijk. liet doet denken aan den student, die 's nachts om half twee aan een ka meraad, die naar huis wil gaan, zegt: ik kan me niet begrijpeu, dat je plezier hebt om nog zoo'n heelen avond alleen op je kast te zitten. Wat moet je al dien tijd doen vóór je naar bed gaat?" Maar ook de gewone Berlijner, die geen balzaal houdt, is heel ingenomen als hij een vreemdeling tegenkomt. xXrniu! shul Sie man im Weltstadt Berlüi?" en hij wijst u den weg, p.'ecies zooals ik 't hierboven gedaan heb ik die dat, van den Berlijner moet Jiebben geleerd hoe gij dit moet gaan zien en dat, niet moet vergeten. Eu als hij heel ondeugend is, dau verwijst hij u naar Cnf Svtloiuil of CaféKa'/,-, als ecu van die bijzonder amusante maar zeer gevaarlijke plaatsen, die het uiterste der gevaren van de i/f'!fosstu</f' zijn, en waarheen ik u niet zal verwijzen, tenzij gij een minnaar zijt van antieke schoonheden, die, -wel integendeel vau opgegraven te zijn, eenmaal be graven /uilen worden. ll'eltxMl Kerlin! C,rossstudt Beslui! Mdropnl liciiin ! dat zijn drie woorden waar de goede herlijuer mee schermt, omdat Berlijn, iii vijf en twintig jaren van een tweede-rang stad tot een wereldstad gegroeid, zijn burgers zelf verwondert. Jierlijn is een Amerikaaiischc stad in Europa niet dit verschil, dat Berlijn tevens de best ge plaveide stad is van Europa vau de Amerikaansche steden mag men niet zeggen, dat ze bcstraat zijn en tevens de best verlichte stad van Europa. Daardoor is een wandeling door de hoofdstraten van Berlijn bij dag en bij avond zoo aangenaam. L'nter den Linden, Friedrichsstrasse, Leipziyerstrasse, dat,zijn drie lioofdverkeerswegen, waar men voor zijn genoegen een paar uur kan wandelen. Mooie winkels, groote bierpaleizen, een drukke menigte voetgangers, veel verkeer van rijtuigen en die aardige Mntter-witz van den geboren Berlijner, die, als men een beetje aan het Berlijnsche dialect gewoon is, men in zijn grootste kracht op straat hoort en die nooit gemeen is. Gemeene uitdrukkingen, die men zoo vaak in de Amsterdamsche straten moet hooren, verneemt men in de Berlijnsche straten evenmin, als men er dronken menschen ziet. Waarom weet ik niet, maar de </ro,ycM«#-koetsiers liggen voortdurend met de straat jongens overhoop. Die twee kunnen mekaar niet zetten. In het Berlijn^che dialect heet de neus augurk een Jiirke". Verleden week, in de Friedrichstrasse, een koetsier die op dat oogenblik geen vrachtje had en langzaam voortdeed, en met een neus was begiftigd, waaraan twee personen genoeg zouden hebben,' iu strijd met een krantenjongen. Nanu, roept deze, //als ik zoo'n augurk had als jij dan was ik geen snorder. Dan liet ik me kijken in Castan's Panoptieum!" Berlijn is een gezellige stad en evenals de UrBerliuer zeg ik : Kommense man im Jrosstadt Berlin, da is 'wat los ! miuititiimmiiiimiiiniiiiifiiiiiiiiiiiimm vo DAMES. Mode. Kerstgeschenken. Doctores in de stenekunde. Sans-Géne.?Reclames. Poppen. Recept. Voor diner- en soireejaponnen is gekleurd fluweel zeer gezocht. Zelfs voor zeer jonge vrou wen en jonge meisjes vindt men het niet te oud staan. Nu men weer japonnen met een open streep op zijde heeft, is het fluweel met een streep ge borduurde zijde er tusschen heel dankbaar. Bij voorbeeld phlox-kleurig fluweel, zich ter zijde openend op een streep wit satijn met goud ge borduurd ; corsage van fluweel met groot vest van satijn en goud; groote fluweelen mouwen met dubbele dof; basques van satijn met breede gouden franje. Anders : smaragdgroen fluweel, ge heel effen rok; corsage van fluweel met plastro i van goudkant en crème satijn ; kraag Louis XIII van goudkant: aan beide zijden van het décollet met een roset vastgemaakt, een charpe van smaragdgroen crópe de Gaine, met groene en gouden kralen geborduurd en tot op den zoom van liet kleed afhangend. Men ziet er hoe langer hoe minder tegen op, veel kleuren tegelijk te dragen, en daardoor schijnt het toilet dat er maar weinig heeft, hoe smaak vol ook, vaak al te bescheiden. Van het wit neteldoekje met drie meter blauw lint, (Saidou's Sainte Mousselines) is men zeer ver af. Licht ge kleurd gaas of changeant gaas met gekleurd fluweel of chenille bloemen, met epauletten van gekleurde steenen, kralen en goud, met festoenen en guir landes van bloemen in wisselende kleuren er in, is niet opmerkelijk. Een mooi baltoilet was dezer dagen: aspergegroen peau-de-soie, met gedrapeerden rand van kant en rose veeren; regel matige strepen van geïriseerd bleekblauw fluweel liepen van het middel naar beneden, eindigende in clioux van fluweel. Het corsage laag, met borthe van kant en rose, corselet van goud en paarlenborduursel. Ook draagt men veel gouden en zilveren sequins; hetzij een geheele franje van de kleine gouden muntjes, hetzij hier en daar op witte of gekleurde tulle verspreid. Nog een soiréecostuum was van zwart damast, maar de figuren van de damast hier en daar, niet overal, met verschillende kleuren changeantzijde, heel fantastisch, groen, rose, mauve, lila, bleek blauw, geel, omteekend ; om den onderkant een rouleau, met strikken afgewisseld, van cerise satijn; berthe en ceintuur van cerise satijn en point de Venise. * * Onder de Kerstgeschenken heeft men in En geland kleine dictionnairetjes in goud gebonden, zoo klein, dat men ze aan den horlogeketting dragen kan. Er wordt een kleine loupe bij gege ven, want zonder deze is geen woord te lezen. De opmerking is gemaakt, dat zulk een cadeau eigenlijk een onbeleefdheid is, omdat de gever schijnt te onderstellen, dat de dame niet onbe rispelijk spelt en van tijd tot tijd noodig heeft dat in haar boekje na te zien. Voorts zijn de paarlen weer zeer gewild; men draagt ze ook zonder balcostuum, ofschoon na tuurlijk alleen bij gekleed toilet. Chrysoprasen met diamanten omzet; goudcornalijn, groenachtiger en bleeker dan chrysopras, ook met dia manten omzet, of met paarlen, ziet men in vele winkels. Over 't geheel is er smaak voor ge kleurde steenen, brillant geslepen en als cabochons, in alle kleuren en in alle prijzen. Het horloge als armband raakt uit den smaak: men draagt nu de heel kleine horloges, met ju weeltjes omzet, als pendeloque aan een broche, bij wijze van een medaille op de linkerborst. De aardigste broches daarvoor zijn die in den vorm van een strik of roset. Te Parijs geven velen als trennes oen arm band of broche, zooals men ze aan de vrouwen der Russische gasten heeft cadeau gedaan, met vergeet-mij-nietjes en inscriptie. * * * De eerste doctorshoed, dien de Parijsche facul teit van mathematische en physische wetenschap pen verleend heeft, is verkregen door een Amekaansche dame, miss Emily Klumpke. Zij had twee dissertaties geschreven, waarvan eon over den ring van Saturnus, en deze schitterend ver dedigd. De nieuwe doctor is een lang, blond meisje; zij ziet er timide, maar niet onaangenaam uit; zij was eenvoudig, maar elegant gekleed en sprak zeer kalm, beschaafd Fransch. Het examen werd door een groote menigte toehoorders bij gewoond. Miss Emily Klumpke is van een zeer begaafde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl