Historisch Archief 1877-1940
No. 861
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Eli a's mantel.
Graaf HERBERT BISMA.RCK (zich voorbereidende op zijn eerstvolgende redevoering in den Rijksdag): Uiterlijk kan ik den ouden heer al heel mooi
nadoen, maar het publiek schijnt toch nog meer te vragen."
rllllllllllllllllllllMllllinillllirilMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIinilllllllltllllllllllllMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIUHIIIIIHIIMIIIMIIIMIIIIitlllllllllMMIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIinillllllinilMIIIIIIIIIIIIIIIII
Julius Pruttelman Brommeijer.
Wat een weer te
genwoordig. Je mag
wel erg zorgvuldig
weze_n met je assu
rantiën. In den tijd
toen ik nog groot
reeder was, heb ik
het ook wel eens
ontstuimig gekend,
maar zoo als nu_
dat heugt me niet.
't Is met de natuur,
zou je kunnen zeg
gen, als met de
men? schen, zij gewent zich
aan de excessen. Pas
is er een zomer ge
passeerd, die nergens
op geleek, of daar
komt ze met een na
jaar, dat evenmin in
<le gematigde
lucht: streek thuis hoort.
Ze gooit de stormen
> uit haar windzak,
als was ze voor blaasbalg in den wieg gelegd, ze
doet dat met een sangfroid, dat ze vijf mi
nuten na een uitbarsting, waarbij zoo iets
hechts en onwankelbaars als de Bocht staat
te rillen en te beven, een gezicht zet alsof er
niets gebeurd was; waarachtig dan schijnt
het zonnetje weer in de gracht en stuurt ze
een zuider koeltje op je af, om je duidelijk
te maken dat al dit geloei, gebulder en
gerbrul haar niet de minste moeite heeft gekost.
Enfin, ze moet weten wat ze doet, evengoed
als ik dat van mijn kant dient te weten. Een
koopman behoort de teekenen der tijden te
onderkennen, anders is hij geen knip voor
zijn neus waard. En al zeg ik het zelf'....
ik vergis me niet gemakkelijk. Zoo zwabbert
er nu nog een barkje op zee, dat op zijn terug
reis is en over een dag of' wat hier moet
binnenkomen.als het niet ergens op de kust blijft.
Je kunt niet weten, 't Spreekt van zelf, ik
zou er niets rouwig om zijn, als ik er geen
plank meer van terugzag. Het is uit met de
zeilvaart, en ik geloof' dat de natuur ook be
grijpt, dat het daarmee uit moet wezen. Ik
houd er niet van om overal de providentie
bij te pas te brengen. Maar toch, als ik het
zoo aanhoudend hoor stormen en onder de
zeetijdingen lees wat er hier en daar aan
spoelt, dau vraag ik mij zelf wel eens af: zou
onze lieve Heer ook uit medelijden met de
seheepsreeders en uit verbolgenheid op die
inhalige assuradeurs, een paar extra
orkaantjes hebben los gelaten, om ons te helpen en
die, anderen hun trekken thuis te sturen ?
Je moet de dingen zooveel mogelijk uiteen
godsdienstig oogpunt beschouwen, en vooral
in deze donkere dagen vóór Kersinis kom je
daar van zelf toe, maar al was het niet het
seisoen voor ernstige overdenkingen, de
tijd, dien wij beleven, zou je er toch toe bren
gen, want alles staat om zoo te zeggen op
losse schroeven, 't Is overal een debacle, een
explosie, een destructie, een corruptie, om er
akelig van te worden. Alles heeft neiging
van zijn voetstuk te vallen en zijn plaats te
ruimen. Daar zit geen fut meer, in de lui. Dat
zie je nu zelfs weer aan Quack. Hij loopt uit
de redactie van de Qids, het eenig tijdschrift,
dat nog eenigen naam heeft. Hij was mij te
geavanceerd en ik vond zijn schrijven altijd
een beetje naar den duffen kant maar
dat kan nu eenmaal niet anders- Je kunt
van iemand van Quack's constitutie niet
vergen, dat hij zoo stevig in zijn uit
drukkingen zou zijn als een scheepskapitein;
denk eens dat Quack boos geworden een knoop
liet vallen; 't zou immers toch geklonken
hebben als een rijksdaalder, die je gooit op
een Smyrnaasch tapijt. Zoo iets was ook
niet noodig. Hij deed zijn best op z\jn manier,
en hield zijn preekjes over de sociale recht
vaardigheid met dezelfde zachtheid als een
dominédie van de liefde spreekt; je krijgt
als je hem leest, zoo het idee datje met je hoofd
al half in den hemel zit, zonder dat hij je
beenen en je handen voor het aardsche onge
schikt maakt, en al heb ik hem wel eens bij
zijn oren getrokken om zijn ideaaltjes, ik
moet toch erkennen, hij heeft met al zijn
ideetjes zichzelf, mij of een ander in de praktijk
nooit gehinderd. Hij geeft juist d oor zijn schrij
ven aan de Bocht wel een mooie kleur. En daar
loopt hij me weg, reëel drost hij uit de Redactie.
Wie moet nu Gids wezen ? En dat in een
tijd, dat er zooveel geboefte is dat een pen
hanteert! Wat heeft je in 's hemels naam
daartoe bewegen, vroeg ik hem? Buysisdood,
Charles liet den Gids ook al in den steek, en nu
jij weer, dat ding heeft geen geluk. Ik begrijp
je teleurstelling, Brommeijer, antwoordde hij,
maar het moest. Ik ben gaan inzien dat je
met schrijven alleen, al doe je dat nog zoo
mooi, er niet komt. En om je de waarheid
te zeggen, ik geloof eigenlijk dat ik zoo weinig
invloed heb uitgeoefend, omdat ik te mooi
schreef maar wat er aan te doen, dat zit
nu eenmaal in mij, ik kan het niet laten.
Wil je wel gelpoven, dat ik mij zelf, toen
ik nog secretaris van de Bank was, wel
eens betrapt heb op een poging om de
balans te flatteeren, niet natuurlijk wat
de cijfers betrof, maar de inkleeding van de
posten. Nu ben ik echter gaan inzien, dat,
zal de dood mij niet verrassen vóór de vol
voering mijner plannen, het tijd voor mij
wordt van het woord tot de daad over te
gaan, en die daad, mijn waarde Brommeijer,
zal zoo schoon zijn, als een dook door den
gevoeligen maestro onzen eenigen I.sraöls ge
penseeld, waarin de weemoed en de hoop haar
sombere en lichte kleuren mengelen. Een
zielszucht, diep als de groene oceaan, doortrild
van een profetisch suizen, zoodat het leed en
de liefde in hoogere harmonieuze eenheid zich
gelijkelijk openbaren.
Goed zeg ik, wat wil je dun, Qunok?
Het is mijn wensch, zooals Haesje Claes
een Burgerweeshuis heeft gesticht, een
opvoedings-instituut in liet aanzijn te roepen voor
verwaarloosde kinderen. Er is genoeg gepraat
en geschreven, er moet iets gedaan worden
en wel bij mijn leven. Nu ben ik nog-in staat
die stichting mijn geest in te blazen, ik kan
haar genereeren. opkweeken en
perfectionceren. Ik wil daar mijn ganscho ziel. die er
naar hunkert om zich in haar breedste vlucht
te ontplooien, aan wijden, en zou jij nu ook
niet denken Brommeijer, dat ik langs dezen
weg met mijn persoonlijkheid, mijn positie,
?miin invloed heel wat meer in n jaar zal
uitwerken, dan mij tot nu toe gelukt is in
twintig, dertig jaren tijds van schrijven en
oreeren ?
Spreek me dus van nu af niet meer van
dien papieren Gids, maar, indien het u mocht
lusten mijn bescheidenheid te belagen, wijs
dan op me als een vleeschelijken Gids, die
met de fakkel van geestdriftige menschenliefde
in de hand, zijn tvjdgenooten voorlicht naar
het land ...
Van Kokanje, zei ik.
Van ideale plichtsvervulling, liet Quack
volgen, maar hij was zoo boos, om mijn aan
vulling van zijn laatsten zin, dat hij meteen
»fpei, hoe laf!" zijn hoed opzette en de deur
uitging. En dat nam ik hem niet kwalijk,
want in zijn plaats zou ik nog heel iets anders
hebben gezegd.
Maar ik blijf er bij het is een tijd van
corrupties. Onder de mooiste leuzen onttrek
ken de lui; op wie je zoudt moeten kunnen
rekenen zich aan hun plicht. Je zult zien,
Quack gaat uit de Gids en hij sticht toch geen
opvoedingshuis voor verwaarloosde kinderen,
hij maakt dat zich zelf maar wijs. Net als
Charles, die ook uit de Gids-redactie zich liet
wippen. Toen zei hij, ik ga daaruit omdat
ik de volle vrijheid en de beschikking over
mijn tijd wil hebben, om mij met het monster
dat de maatschappelijke vrede en orde be
dreigt, te meten; ik krijg het te druk met
de radicalen om me nu nog aan de let
terkundige yerpoozingen te kunnen wij
den, en krijgen de menschen dus te wei
nig om hun smaak te vormen, hun geest
te verfrisschen en hun gemoed te verede
len, in Gods naiim, dan moeten zij maar
honger en dorst lijden tot, de Goden een an
der dichter en prozaschrijver verwekken, die
even fijn, puntig en geestig als ik dat gewoon
was te doen, hun gehemelte kriebelt en streelt.
Ik zie het nog hoe hij daar stond als een
modern aangekleede David, in zijn zenuw
achtig bewogen hand, het Handelsblad zwaai
ende, als een slinger zonder steen. En wat
is het nu? Je moet hem hooren over de Anar
chisten, hij is zoo tam als een lam. Hij pre
senteert zijn lezers tegenwoordig Van der
Goes als den waren heilssoldaat en bij de be
spreking- van den bommenwerper in de
Fransche Kamer, dien helschen Vaillant,
h~eft hij niet eens de Am«terdamsche radi
calen, die hij anders zoo duivelsch kan uit
schelden, te pas gebracht, precies als dacht
hij. je kunt nooit weten bij de corruptie van
mijn eigen partij in de Kamer of ik zelf'
niet. nog eens bij hen terecht moet, komen.
De fut is er uit, alle aardigheid is er af.
AVat heb je nu aan zoo'n wereld !
AVat schiet er nu voor een mensch met
degelijken inborst, in een tijd als de onze,
anders over, dan zich toe te leggen op het
verzekeren van je bezittingen, te halen wat
er nog te halen valt en het, gehaalde in vei
ligheid te brengen? De weinige groote mannen,
die Nederland nog telt, zie je dan ook sturen
in dif richting. En daarbij denk ik tegenwoor
dig hot meest aan Hintzen. Onder de hoogst
aangeslagenen zit veel verstand en goeden wil.
Zonder dat, het spreekt van zelf', wordt je
niet licht hoogst aangeslagene. Maar wat is
gevaarlijker bij al dat dynamiet en dïe andere
ontplofbare stoffen, dan op een lijsttestaan,
waarop in cijfers gespecificeerd genoteerd is,
hoeveel verstand en goeden wil je wel bezit ?
Gevaarlijk niet alleen omdat die anarchisten.
natuurlijk je beste lui 't eerst willen oprui
men, maar gevaarlijk ook voor je eigen moreel,
aangezien de ijdelheid bij het lezen van zoo'n
vergelijkenden staat al te gemakkelijk bij je
binnensluipt, Denk eens laag van je zelf als
je zes duizend gulden grondbelasting betaalt!
Maar nu komt Hintzen en hij zeit: weg met dat
gecalculeer van iemands verdienstel'jkheid.
De spons over die cijfers. Laat ook in de
politiek de linkerhand niet weten wat de rech
ter doet. Nummer n of nummer lest, allemaal
zijn ze even best. Dit is nobel, daar zit be
scheidenheid in.
En daarom zeg ik, nu de stemming, waarin
ik bij het naderend eind van dit jaar en in
de donkere dagen vóór Kertsmis verkeer,
onwillekeurig wat ernstiger is dan gewoolijk
AVaarde Hintzen, mijn oprechten groet! Het
doet mij goed bij zooveel afval en ontrouw
een eerlijk man te zien, die pal blijft staan
en zijn broeders verdedigt tegen dat ongure
plebs. Twee dingen, zal het leven de
moeite waard zijn, moeten buiten controle
blijven: de manier waarop iemand hoogst
aangeslagene wordt, en de graad tot welken
hij het in die hoedanigheid gebracht heeft;
en nu jij je krachten hebt ingespannen
om te voorkomen dat Jan-en-alleman zijn
onbeschofte oogen in onzen effecteutrommel
zal slaan, schud ik je in gedachte de hand
en roep je bij dezen, verzekerd van de
approbatie mijner vrienden uit de Bocht, tot Brand
kast-Heilige uit.
Och, zoo zeg ik dan weer bij me zelf, alles
is toch nog niet verloren. Eén zoo'n kerel
troost je wér voor 't verlies van duizenden.
Van duizende menschen, wél te verstaan. En
hoe misrabel het er met ons ook moge uit
zien, die Hintzen is nog niet eens onze eenige
held. Dan hebben we behalve hem onzen
Hevftanlt, een vleeschgeworden
buskruitmagazijn. God, wat een verdervend ele
ment! Een vuur-vreter zooals een ander
zich aan flikjes te buiten gaat. Onvervaard,
kalm beredeneerd neemt hij de stelling Am
sterdam voor zijn rekening, als een eenvou
dige regel van drieën. Osrnan pucha had -i.'JÜOO
man om l;5U.i»W te keeren, hoeveel houd ik
er me van 't lijf met 7U.OOO man? 't Is dui
delijk hij slaat er _!i!(j.(?><?) En dan,
heelnonchelant telt hij nog niet eetis het sloot- en
zeewater mee, waarover Osman pacha niet
te beschikken had. Scy Hardt on het
water gaan niet uit den weg voor drie of
vier honderdduizend man. Waar elders ter
wereld vind je nu zoo iets gecombineerd:
Hintzen, (Sevifardt eu het AVater als drie
leeuwen gelegerd om je geldkist? Is dat bij
geval nog niet bemoedigend genoeg! Zeker
het is een allerbelabberdste boel hier beneden;
daar is veel wat je van streek moet brengen,
als je, zooals ik uu fond een gevoelige kerel
bent, maar zie je op de licht zijde dan behoeft
een kerstgedachte je toch niet heoleruaal te
ontbreken en schiet er ook nog wel iets voor
oudejaarsavond over.