De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1893 31 december pagina 1

31 december 1893 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

.j DE AMSTERDAMMEK A*. 1893 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Ditnommer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. UltgeTersi VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 541 Zondag 31 December Abonnement per 3 maanden .... Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Ad verten tien van l?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel f 1.50, fr. p. post ? 1.65 mail. 9. . ; 0.12» . , 0.20 . . 0.40 IN H O 17 Ds VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: » Vrede op aarde?" door Socius. FEUILLETON : Een oudejaarsavondbiecht, naar Herman Sudermann. TOONEEL EN MUZIEK: Aanteekeningen Tooneel, door C. F. v. d. Horst, met portret van Lugné-Po door Jan Veth. Een nieuw systeem voor notensleutel- en toetsenkennis, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Meer Engelsche illustreerkunst, door J. V. Reisindrukken door Dr. H. C. Muller. III. Lombroso over Leopardi.?De zeilrad-vliegmachine. SCHETS JES : In den nacht, schets uit Amsterdam, door Justus van Manrik. - SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. INGEZONDEN. - RE CLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEER KAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. umuuttauiitiiHi HimilllUUUMHHUUIHI Vorst Bismarck heeft dezer dagen eene eigenaardige voldoening gehad. Hij heeft kun nen constateeren dat, al moge in Pruisen de nieuwe koers van den ouden koers verschil len, de regeeringsmethoden, die hij toepaste, in eere zijn gebleven. Bijna twaalf jaren geleden werd in liberale kringen een storm van verontwaardiging gewekt door eene koninklijke boodschap en eene daaraan door den toenmaligen rijkskanselier toegevoegde toelichting. De koninklijke boodschap han delde over de toepassing van het monarchaal systeem in Pruisen en was eene oorlogsver klaring aan het parlementarisme, »de heer schappij der wisselende openbare meening." De heer Von Bismarck heeft steeds het »constitutionalisme" tegenover het »parlementarisme" gesteld. Volgens hem is een con stitutioneel ministerie met de leiding der zaken belast als vertrouwd orgaan van de Kroon, en niet van de meerderheid. Daarom is een ministerie, welks wetsontwerpen door de meerderheid worden verworpen, niet ge noodzaakt af te treden en zelfs niet in zijne positie geschokt, zoolang het slechts het ver toon .ven der Kroon bezit. De premier moge MfliHiiiniinim Een oudejaarsavondbieeht NAAR HERMAN SUDERMANN. Gode zij dank. lieve Mevrouw, dat ik weer eens rustig in mijn hoekje bij u kan komen zitten praten. De feestdrukte is nu wat voorbij, en ge hebt weer een beetje tijd voor mij over. O, die Kerstmistijd! Ik geloof dat een booze demon hem expres heeft uitge vonden om ons, vrijgezellen, te ergeren, en ons de woestenij onzer leege, treurige exi stentie in hare heele uitgestrekte dorheid voor onze oogen te tooveren. Want wat voor an deren een bron van genot is, wordt voor ons eene ware kwelling. Zeker, zeker! we zijn niet allen eenzaam, ook voor ons bestaat meestal dat geluk van gelukkig te maken, dat toch eigenlijk 't heele geheim van eene feeststem ming uitmaakt, maar de reine vreugde van 't meegenieten wordt ons vergald, deels door eene dosis eigen ironie, deels door die zekere zure-druivenstemming, die ik in tegen stelling tot 't »heimwee" 't »huwelijkswee" zou willen noemen. Waarom ik niet bij u gekomen ben om mijn hart eens uit te storten, vraagt ge mij, gij, medelijdende ziel, die met even volle handen troost meedeelt als anderen van uw geslacht lieve, kleine hatelijkheden? Ja, maar de kwestie is zoo eenvoudig! Her innert ge u niet wat Speidel in zijne aller liefste causerie, «Eenzame musschen", die ge, in juist vermoeden van mijn zielestoestand, me op derden Kerstdag toezond, zegt? >De echte vrijgezel/' meent hij, »wil niet getroost zijn, hij wil nu, eenmaal ongelukkig, ook 't genot van zijn ongeluk hebben." in het Parlement eene meerderheid vinden of niet, hij blijft, zoolang de monarch hem handhaaft. Eu zoolang dit het geval is, heb ben alle regeeringsambtenaren zijne politiek te steunen, want die politiek is die van den monarch. »Het recht van den koning" zoo verklaart de koninklijke boodschap van Januari 1882 »om de regeering en de politiek van Pruisen te leiden naar eigen goedvinden, is door de constitutie beperkt, maar niet opgeheven. De regeeringsdaden van den koning behoeven het contraseign van een minister en moeten, even als dit voor de uitvaardiging der grondwet ge schiedde, door de ministers des konings wor den verdedigd; zij blijven echter regeerings daden van den koning, uit wiens beslissingen zij voortspruiten en die zijn wil door haar, overeenkomstig de grondwet, te kennen geeft. Het mag derhalve niet worden geduld, en het leidt tot verduistering van de constitutioneele rechten der Kroon, wanneer de uit oefening dezer rechten zóó wordt voorgesteld, alsof zij niet uitging van den koning, maar van den in elk bijzonder geval daarvoor verantwoordelijken minister. De constitutie van Pruisen is de uitdrukking der monar chale traditie van dit land, welks ontwik keling berust op de levendige betrekkingen van zijne koningen tot het volk. Deze betrekkingen kunnen niet worden over gebracht op de door den koning benoemde ministers, daar zij zijn vastgeknoopt aan den persoon des konings. Hare handhaving is derhalve voor Pruisen eene noodzake lijkheid. Het is daarom mijn wil, dat, zoowel in Pruisen als in de wetgevende lichamen van het rijk, geen twijfel worde gelaten aan het constitutioneel recht van mij en mijne opvolgers tot persoonlijke leiding der politiek, en dat de meening worde tegen gesproken, volgens welke dein Pruisen steeds bestaan hebbende en in art. 43 der grond wet uitgesproken onschendbaarheid des konings, of de noodzakelijkheid van het ver antwoordelijk contraseign, aan mijne regee ringsdaden het karakter van zelfstandige koninklijke beslissingen zou hebben ontno men." Aan deze les in het constitutioneel staats recht werd de praktische toepassing onmid dellijk toegevoegd in een ministerieele aaniiHiiiiiiiiiiiiuuiiinmmuiiiinitiiiiiuifluiuiujnii Naast de «eenzame musch", die Speidel schildert, bestaat er nog een speciaal soort van oude jongeheeren, nl. de «huisvriend". Ik bedoel niet de rustverstoorder van be roep, die heel iets anders op 't oog heeft, terwijl hij zich gemakkelijk aan den huiselijken haard installeert; ik bedoel de goedige oom, de vroegere schoolkameraad van papa, hij, die de baby op de knieën schommelt, en daarbij mama heel kalm 't feuilleton uit de krant voorleest, met weglating van indecente passages. Ik ken mannen, die hun geheele leven lang opgaan in het verkeer met eene familie, wier vriendschap zij ge nieten, mannen die zonder nig ander ver langen, als vriend naast eene schoone vrouw voortleven, die zij in stilte verafgoden. Ge twijfelt? Aha! die uitdrukking »zonder eenig ander verlangen" doet u glimlachen... Nu, ge hebt misschien geen ongelijk. In een heel, diep hoekje van elk, ook 't kalmste hart, schuilt wel een groot, wild verlangen, maar, versta mij goed, het ligt in boeien vastgeklonken. Als voorbeeld zou ik u van een gesprek kunnen vertellen, dat eergisteren, op Oudeaarsavond, tusschen twee oude, stokoude tieeren gevoerd werd. Vanwaar ik 't te weten ben gekomen, dat moet mijn geheim blijven, en, niet waar? U vertelt 't niet verder. Ik mag dus beginnen? Stsl u, als tooneel der handeling, een loog, oudervvetsch gemeubelde kamer voor, slechts treurig verlicht door een impertinent Dunkende hanglamp met een groen scherm er om, zooals onze ouders ze vóór de petroeum-periode in gebruik hadden. De lichttegel, die van de vlam uitgaat, valt op een ronde gedekte tafel, waarop de ingrediënten an een nieuwjaar's bowl staan. Half in de schaduw vau het groene lam)enscherru zaten onze beide oude heeren, ermolmde ruïnen uit lang vervlogen tijd, >eiden met den doffen blik, oude menschen eigen, uit vermoeide oogen voor zich uit tuend. schrijving aan de hooggeplaatste regeerings ambtenaren. Do politiek der regeering is de politiek des konings: de ambtenaren hebben den eed van trouw aan den koning afgelegd en zij zijn dus verplicht, de politiek der regeering te steunen. Óók bij de verkiezingen stemmen konden zij (de stemming is, voor den Rijksdag althans, geheim), zoo als het hun goed dacht, maar in geen hunner han delingen als ambtenaren mochten zij de politiek der regeering bestrijden of die der oppositie steunen. De beruchte ministerieele circulaire is dezer dagen opnieuw onder de aandacht der regeeringsambtenaren gebracht. Maar de omstandigheden zijn veranderd. Het is niet vorst Bismarck, die, rijkskanselier en Prui sisch minister-president in n persoon, zijne regeeringsdaden proclameert als daden van den monarch, maar hei is de Pruisische minister-president, graaf Eulenburg, die de regeeringsambtenaren, onder verwijzing naar hun diensteed, oproept om de politiek van den rijkskanselier, graaf Caprivi, te steunen. Verder geldt het hier niet de verkiezingen, maar de geheele politiek der regeering, in het bijzonder hare handelspolitiek. En ten slotte is het rescript niet, zooals twaalf jaren geleden, gericht tegen de partijen, die Bis marck als vijanden des rijks placht te qualificeeren, tegen de vrijzinnigen, de clericalen, de sociaal-democraten, maar tegen de conser vatieven! Dit is zeker het allermerkwaardigste van het geval. Graaf Caprivi, tegen wien de conservatieve agrariërs thans eene zoo ver bitterde oppositie voeren, omdat zij vreezen, de gevolgen zijner handelstraktaten in hun zak tézullen voelen, treedt tegen de jonker partij op met hetzelfde wapen, waarmede zijn voorganger de booze »Reichsfeinde" placht te bestrijden. Hij geeft hun te verstaan, dat het demagogisch optreden tegen de regeering, waaraan zij zich uit eigenbelang hebben schul dig gemaakt, lijnrecht in strijd is met de traditiën van het conservatisme. Hij roept de lieden tot de orde, die zich niet ontzagen, openlijk een lasteraar als Ahlwardt te on dersteunen; de lieden, die in hunne oppositie tegen de voorgestelde handelstraktaten den juisten maatstaf voor hunne zoo hooggeroem de vaderlandsliefde hebben gegeven; de lie den voor wie het conservatisme niets anders uiuuitniiiiniiiiiitiuuiiiuiimiMiiiiiiMiuiiiiuHfuiiittiinii De een, de heer des huizes, een oud-mili tair, zooals ge reeds bij den eersten blik aan zijn stijf dichtgeknoopte stropdas, spitsen, half weggeschoren baard enmartiaalgefronsde wenkbrauwen zoudt bemerkt hebben, hield het roer van den rolstoel, waarin hij gedo ken zat, als een krukstok tusschen beide handen. Niets bewoog zich aan hem dan zijn kaken, die met de beweging van het kauwen onophoudelijk op en neer klapten. De andere, naast hem, op de sofa, een hooge, magere gestalte, op welks smalle schouders eene hoekige denkerkop, met breed voorhoofd, zat, trok dunne rookwolkjes uit een pijp die langzamerhand uitging. Te midden van de duizend rimpeltjes in zijn glad, uitgedroogd gezicht, dat door een krans van sneeuwwitte haren omlijst was, blonk een stille, zachte glimlach, zooals slechts de vrede van een rustig, kalm leven, op 't gelaat eens grijsaards afdrukt. Beiden zwegen. In die doodsche stilte hoorde men slecht het zachte spatteren van het licht dat op z'n end raakte, en het zachte knetteren van de tabak. Daar begon in den donkeren achtergrond, de hangklok met een schorren klank elf slagen te verkondigen. Dat is 't uurtje waarop zij de bowl placht klaar te maken, zeide de man met het denkershoofd. Zijn stem klonk week, en beefde een weinig. Ja, dat is 't uur," herhaalde de ander. De toon zijner woorden was scherp, als weer klonk daarin nog het schetteren van 't com mando. Ik had nooit gedacht dat 't zoo treurig zou zijn, zonder haar," ging de ander voort. Zij heeft oiis vier-en-veertig maal de Nieuwjaar's bowl gemaakt", begon de ander weer opnieuw. Ja, zoo lang is 't al geleden, sedert ik hier in Berlijn woon, en jij bij ons als huis vriend verkeert," zei de oude soldaat. Verleden jaar om dezen tijd", ging de andere voort, «waren we nog zoo vroolijk bij elkaar. Zij zat daar in den leunstoel en is dan een behoud van eigen privilegiën en wien de hoogere algemeene belangen des rijks geen knip voor den neus waard zijn. Het is te begrijpen, dat de vrijzinnige partijen in Duitschland met zeker leedver maak hebben gezien, hoe de conservatieven thans worden bestreden met wapenen uit hun eigen arsenaal. Maar het is zér te betreuren, dat de vrijzinnige pers thans den maatregel toejuicht, of.althans verontschul digt, dien zij twaalf jaren geleden als een onduldbare inbreuk op de politieke vrijheid en zelfstandigheid terecht zoo krachtig heeft bestreden. Zulk eene opportunistische ver loochening van een beginsel, dat den vrijzin nigen boven alles heilig moet zijn, is zelfs uit een oogpunt van parlementaire taktiek niet te verdedigen. Intusschen kan men uit de herhaling van deze ministerieele aanschrijving, die natuur lijk niet zonder toestemming des keizers heeft plaats gehad, afleiden, dat de keizer en de Pruisische regeering zich vereenzelvigen met de politiek van den rijkskanselier en dat dus aan de geruchten van eene kanseliercrisis geen geloof behoeft te worden geslagen. En men mag veilig aannemen, dat de conser vatieven, na deze krasse waarschuwing, eieren voor hun geld zullen kiezen en zich niet zullen blootstellen aan de kans, dat de kei zer hen aan hun lot overlaat en een liberaal ministerie benoemt. Dat zulk een besluit door den keizer niet dan noode zou worden genomen, is duidelijk. Maar alle omstandig heden wijzen er op, dat de keizer in deze quaestie niet zou aarzelen, zijne persoonlijke sympathie ten offer te brengen, en als de heeren agrariërs dit maar goed begrijpen, zullen zij zich ongetwijfeld haasten, water in. hun wijn te doen. uiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiHiiHtimiiiimiiitiMiiiiiiitiiiMtiittiiuiiiiiiiiiiiimHuui Trede op aarde"? De gebeurtenissen vóór en op Kerstmis ge tuigen dit jaar minder nog dan vroeger van »vrede op aarde''. De aanslagen in Spanje, Frankrijk en Siciliëzijn integendeel teekenen van feilen strijd, een klassenstrijd die zich iiiftuiiuiilifiufiiitiiiiuiiiflHiiiniuiiiiillfiiii breide sokjes voor Paui's oudste, en haastte zich zoo, want ze moesten nog om twaalf uur klaar zijn, zei ze". En dat kwamen ze ook. En toen dronken we samen onze bowl en spraken heel gemoe delijk over den dood. En twee maanden later werd ze werkelijk weggedragen. Je weet, ik heb een dik boek over de Onsterfe lijkheid der Gedachte geschreven je hebt 't nooit kunnen uitstaan ik kan 't ook niet meer uitstaan, sedert je vrouw dood is. Mij is die heele rommel en wijsheid geen cent meer waard. Ja, ze was een goeie vrouw," zei de man der overledene, »ze heeft altijd goed voor ons gezorgd en wanneer ik 's morgens om vijf uur voor den dienst er uit moest, was ze altijd nog vóór mij op, om te zien of de koffie goed was. Nu ja, haar gebreken heeft ze ook gehad! Wanneer ze eenmaal met jou begon te philosofeercn Heer, nog toe! Jij hebt haar nu eenmaal nooit begre pen", mompelde de andere. Om zijn mond verscheen een trek als van ingehouden bitterheid; maar de blik, die lang op den vriend bleef rusten, was zacht en treurig, en sprak als van een diep in de ziel terug gevonden schuldbewustzijn. Na een poosje zwijgen begon hij: Frans, ouwe jongen, ik moet je wat vertellen, iets wat me al lang hindert, en wat ik onmogelijk mee in het graf kan nemen. Nu, voor den dag er mee," zei de ander, ?n greep de lange pijp, die tegen zijn rol stoel geleund stond. Er heeft eens iets tusschen mij en ie vrouw plaats gehad ... De heer des huizes liet de pijp weder val'en, en staarde den vriend met wijdgeopende oogen aan. Verkoop geen aardigheden, Dokter! zei hij toen. Ik spreek in diepen ernst, Frans, ant woordde deze, ik heb 't meer dan veertig 'aren met me rondgedragen, maar nu is 't

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl