Historisch Archief 1877-1940
W. 863
DE AMSTERDAMMER
A'. 1894.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542. ?
Zondag 7 Januari
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/7 1.65
Voor Indiëper jaar mail
9Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
IN H O V D<
VAK VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Malthusianisme, door
Socius. FEUILLETON: Brusselsche
volkstooneeltjes, door Alfred Bogaerd. TOONEEL
EN MUZIEK: Aanteekeningen Tooneel, door
C. F. v. d. Horst. Muziek in de hoofdstad,
door Van Milligen. Alter Musikschatz des
Heilbronner Gymnasium. KUNST EN LETTE
REN: Aanteekeningen rakende monumentale
kunst, door Jan Veth. ? Reisindrukken, door
Dr. H. C. Muller. IV. Opvoeding en Onder
wijs te Cempuis, door Gerard G. Lenselink.
SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e.
ALLERLEI. HECLAMES. UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
IMIIII llllltM IIIU "l" l111U111M11111 UilMM 111111 HUI 11111111II111II l II l IIIMIIMII llltM
De nieuwjaars-receptiën, door de hoofden
der verschillende Europeesche staten gehou
den, hebben dezen keer weinig merkwaardigs
opgeleverd. Keizer Wilhelm heeft velen eene
kleine teleurstelling bereid, door geen
officiëele toespraak te houden. Wel had de
gebruikelijke »Gratulations-Cour" plaats,
maar deze bestond in een zwijgend
defileeren van de hooge autoriteiten en andere
uitverkorenen langs den keizerlijken troon
in de witte zaal van het slot te Berlijn.
Toch trok bij deze zwijgende plechtigheid
ne handeling van den keizer algemeen de
aandacht. Toen de rijkskanselier, graaf
Caprivi naderde, stond de keizer op van
zijn zetel, ging op den graaf toe, en schudde
dezen hartelijk de hand. Dat was alles, ?
raaar het was genoeg om te doen uitkomen,
dat in den verbitterden strijd, dien de agra
riërs tegen den rijkskanselier voeren, de
keizer de partij van den laatsten heeft ge
kozen. Indien er dus, zooals beweerd is,
onder de ministers zijn, die naar aanleiding
van de bij den rijksdag ingediende of nog
in te dienen handelstraktaten eene crisis zou
den willen uitlokken, dan weten zij nu, dat
intmniiiiiiiiiiiiim
IIMIIUUIIHMIIIHttintimilflIHI
Brusselsehe Volkstooneel^jes.
Haverkas en de Vlijtige Biekens."
Ik leerde Aloïsius Haverkas kennen, vijf'
of zes jaar geleden, op eenen
Zomerzondagmorgen, vóór de Sint-Guido-kerk te
Anderlecht. (1) Hij stond daar namelijk op eene
herbergtafel wilde gebaren te maken en te
schreeuwen, zoodat al de boeren, die uit de
»Hoogmis" kwamen, weldra om hem vergaderd
waren. Het bleek dat Haverkas een watertje
uitgevonden had, waartegen de hevigste
tandpijn geene seconde bestand was.
Ik zelf, die eene wandeling naar
Scheutcapelle gedaan had, bleef staan, nieuwsgierig
en aangetrokken zoo door de aardige woor
den van het ventje, als door het ventje zelf:
Haverkas was deerlijk gebocheld, en nauwe
lijks n meter hoog.
Ik bleef staan en gelukkig voor Aloïsius,
want een boer, die aan kiespijn leed, had
eenige druppels van het vocht gebezigd, en
lag voor het oogenblik ten gronde, te bassen
als een razende hond en te stampen als een
paard zuiver van pijn en te schreeu
wen: »Hij moet er aan, de bult, hij moet
er aan!...."
Die den Brabantschen boer kent zal het
niet verwonderen dat Haverkas' leven seffens
daarna zulkdanig gevaar liep, dat de bochel
later vertelde hij het met der haart een
Pater prevelde en zijne ziel aan den Heer
beval; twintig boeren wilde hem te lijve.
Men had zijne tafel aan gruizelementen
geslagen, en men bereidde zich om die grui
zelementen tot pulver te malen op Haverkas'
corpus toen ik er tusschen kwam, met
zulk een crisis te hunnen nadeele zou wor
den beslist.
Uiterst vredelievend liet president Carnot
zich uit. Internationale vrede en interna
tionale vriendschap waren schering en inslag
van zijne toespraak. Hij wees er op, dat
het nieuwe jaar geroepen was om de groote
familie der volkeren nader te brengen aan
het doel van zedelijke welvaart en van ver
betering van stoffelijke omstandigheden; dat
Frankrijk getrouw zou blijven aan zijne
traditiën, aan de liefde tot orde en vrijheid,
aan de achting voor recht en wet, aan het
ernstig s.treven naar vreedzamen vooruit
gang. Hij verklaarde, dat Frankrijk zich,
in samenwerking met alle andere staten,
wilde wijden aan de edele taak, de natiën
nader tot elkander te brengen. En aan het
slot van zijne rede noemde hij het nogmaals
Frankrijk's vurigsten wensch, dat het nieuwe
jaar de gerechtvaardigde hoop op het on
verstoord behoud van den vrede zou ver
wezenlijken.
Het zal wel niet de bedoeling van den
president zijn geweest, dat men dezen over
vloed van betuigingen in verband zou bren
gen met de toenadering tusschen Rusland
en Frankrijk en de demonstratieve feestelijk
heden te Toulon en te Parijs. Want dan zou
hij hebben te kennen gegeven, dat aan het
vredelievend karakter van die toenadering
en die demonstratiën eenige twijfel kon be
staan, hetgeen steeds door alle Fransche
staatslieden in ver/int woordelijke positie per
tinent is ontkend. Wel mag men zijne woor
den in verband brengen met den treurigen
en verontrustenden indruk, door de uitspraak
der jury te Angoulème in geheel Europa ge
maakt.
Zooals men weet, stonden te Angoulème
de Franschen terecht, die beschuldigd waren
van moord en doodslag op Italiaansche ar
beiders te Aigues-Mortes. Het getuigenver
hoor bracht afschuwelijke bijzonderheden aan
het licht. Door rassenhaat en broodnijd ge
dreven, hadden de Fransche arbeiders aan
de zoutwerken van Aigues-Mortes hun Ita
liaansche makkers niet slechts achtervolgd
en mishandeld, maar zelfs de hulpelooze en
weerlooze gekwetsten op lafhartige wijze
afopgeheven stok en een krachtig »HaltF'
Haverkas, die me voor de eerste maal zag,
riep: »Ach, menheer de Procureur du Roi, is
zoo iets gepermitteerd ?" en die volzin
redde hem van den dood. De boeren trokken
af zonder zich nog om te keeren.
Ik ging met Haverkas den »Schapekop"
binnen, en hij aanvaardde er een glas op
de glorievolle ontzetting. Hij vertelde mij
zijne levensgeschiedenis, waarvan de voor
naamste punten zijn dat hij gebocheld ter
wereld was gekomen, dat de fleschkens enkel
regenwater met zout inhielden, en dat de
apothekerij zijne veertiende toevlucht was
men leeft niet van den dauw, Heerschap!
sedert l Januari jongstleden. Verder zwoer
hij me eene eeuwige dankbaarheid; en daarop
scheidden wij, en nooit, vóór gister-avond,
zag ik dien raren llaverkas weder.
Gister-avond, dus.
Ik kwam de Hoogstraat (2) opgekuierd,
denkende aan neen, ik dacht niet. Ga
eens denken, als u bij eiken stap, een
morsige kleine tusschen de beenen komt ge
rold, als gij rechts en links gestooteii wordt,
als gij aan iedere herbergdeur d. i. elke
deur lieden, die in- en uitstappen te ver
mijden hebt, als gij alle vijf schreden een
kraaienden drinkebroer, eii alle tien eene
damesbatailje ontmoet ?
Maar, dacht ik niet, toch zag ik. En
wat? ... Haverkas. den bochel Haverkas, bla
kend van gezondheid. Hij stak in eene
»versche" redingote, die onbetwistbaar niet
voor hem was gemaakt; zij hing hem van
achter eene halve el hoogor dan van voren,
en het middellijf viel hem op de knieën.
l Hij kwam van den overkant der straat, dwars
l door het gewoel, lachend naar mij gezeild.
Hij hield de rechterhand vooruirgestoken,
gereed tot een krachtig xliakc-li'.nicln, en in
de linker zijn gaanstok waarmede hij zich,
vol drift, een tunnel baande.
Mijn hooggeachte vriend, wat plezier
l is het mijne! Weet ge 't nog? Hoe vaart
gemaakt. De jury nam voor deze gruwelen
tweeërlei verontschuldiging aan: in de eerste
plaats, dat de provocatie van de Italianen
was uitgegaan, en in de tweede plaats, dat
de beschuldigden behoorden tot de slechtste
elementen der arbeidersbevolking. Daarmede
was hoogstens bewezen, dat geen fatsoenlijk
Franschman om een open reden een Italiaan
zal doodslaan. Maar de provocatie was stel
lig niet van dien aard, dat zij eene zoodanige
uitbarsting van volkshartstocht kon wettigen
of zelfs maar vergoelijken, en het feit, dat
de beschuldigden bijna allen te slechter n aam
en faam bekend stonden en voor het
meerendeel reeds herhaaldelijk waren gevonnist, was
zeker geen reden om hen met bijzondere toe
geeflijkheid te behandelen,
Dat de uitspraak der jury te Angoulème
vooral in Italiëveel k waad bloed heeft gezet,
is volkomen verklaarbaar. En de zaak is
er niet beter op geworden, nu enkele bladen
hebben verklaard, dat de aanwezigheid van
den Italiaanschen consul bij de aan dit pro
ces gewijde zittingen eene uittarting was. Het
moet al zeer treurig met het rechtsgevoel
der jury gesteld zijn geweest, wanneer zij
zich door eene handeling, die men hoogstens
een gebrek aan tact kan noemen, tot zulk
eene schandelijke uitspraak liet influenceeren.
Men vertelt, dat keizer Wilhelm,, naar
aanleiding van de vrijspraak, waarmede het
proces te Angoulème geëindigd is, zou heb
ben opgemerkt: »Door gehoor te geven aan
de eerste indrukken van hun gemoed wer
ken de Franschen toch altijd pour Ie roi de
Prusse." De opmerking is in dit geval vol
komen juist. Italiëzou wellicht, nu het ge
bukt gaat onder een financieele en economi
sche crisis, die de uiterste inspanning vereischt
van de regeering en de natie, geneigd zijn
te overwegen, of de baten der triple alliantie
wel opwegen tegen de lasten, die het zich
daarvoor moet getroosten. Maar eene daad,
die van zoo veel haat en vijandschap ge
tuigt als de bedoelde uitspraak, kan slechts
ten gevolge hebben, dat Italiëvoor iedere
toenadering tot Frankrijk terugdeinst en elke
gedachte opgeeft aan het losmaken der ban
den, die het met de groote mogendheden van
Centraal-Europa verbinden.
niiiiiiMMiiiiiiiiHiiiiitmiiHiiii
iiiiiHiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiimiintim
(1) Gemeente bij Brussel.
(2) De meest populaire straat van Brussel,
ge? Ik ben u nog altijd mijn leven schuldig,
maar ik vergeet het niet, wees zeker!
Vergeet het gerust, vriend. Maar gij
ziet er goed uit... Eene erfenis ?
Foei, mijnheer de Procureur! Eene
erfenis, dat kan iedereen. Eigen werk, heer
schap! In mij ziet gij het kind mijner wer
ken. U moet weten, ik heb de apothekerij
vaarwel gezeid; en nu ben ik voorzitter
administrateur van eene financieele maat
schappij.
Haverkas keek naar den hemel en ik
naar de aarde, en onze blikken ontmoetten
elkaar.
Ernstig?
Ernstig. Maar geene hoogdravende
exploitatie der gogos is onze sociëteit. Geene
steengroeven in de maan, of manufaktuur
van korenten, of peperkoekmijnen. Ik ben
voorzitter der lokale spaarmaatschappij: -»L>r
Vlijtiijc, Biekenx." En zooals ik hier ga, ga
ik er heen. Kijk, gij die me zegdet zoo
altijd op 't oen of 't ander uit te zijn, ge
moest eens mee. Het is in den I.J.\r.rcn Uur,
waar ge dat groen lichtje hangen ziet.
Hij bracht me in een oude herberg, mis
schien de oudste van Brussel. De JJxcrcn
Jinr, met hare groote gelagkamer, hare eiken
massieve tafels en stoelen, haren diep uit
gesleten rooden tichelvloer, is welbekend.
Maar ik wist niet dat het hier de korf was
der Vltj/iyc Ilirketifs.
Haverkas werd van de aanwezigen meest
vreedzame burgers en oudjes, die hunnen
Lambic (3) kwamen nemen tamelijk def
tig gegroet. Ik bemerkte alras dat hij hier
eene y.ekor prestige genoot, en ook, dat hij
zich nauw legen mij gesloten hield, om te
doen blijken dat een »lleer'' met hoed op
en schoenen aan voor hem geen extra-ge
zelschap is. Hij ging zich aan het eind
eencr tafel nederzetten, liet zich een paar
registers en geldbusnen brengen, bestelde twee
Faro's, en aanvaardde met veel
plichtple
('<,} Lambic en faro, vermaarde Brusselsche
bieren.
Koning Umberto heeft bij de nieuwjaars
receptie tegenover de vertegenwoordigers van
de Kamer en den Senaat de hoop uitgespro
ken, dat het jaar 1894, waarin den
buitenlandschen vrede geenerlei verstoring scheen
te dreigen, mocht leiden tot eene bevredi
gende oplossing van de binnenlandsche
moeilijkheden. Voorzeker een zeer gepaste
wensch; elke »grandiloquentie" zou onder de
gegeven omstandigheden voor Italiëeene
bittere ironie zijn.
Ten slotte zij nog vermeld, dat de
Hongaarsche minister-president Wekerléeene
welverdiende hulde bracht aan keizer Franz
Joseph en aan diens onvermoeid en krachtig
streven tot verzekering van het behoud van
den vrede. Onder deze omstandigheden, zoo
verklaarde de premier, zou Hongarije al zijne
krachten kunnen wijden aan de verwezen
lijking van het liberale
hervormings-programma. Hiermede wordt in de eerste plaats
bedoeld eene verbetering in de betrekkingen
tusschen Kerk en Staat daar te lande. Het
lijdt dan ook geen twijfel, dat de eerste dier
verbeteringen, de invoering van het burger
lijk huwelijk, niettegenstaande den tegenstand
der clericalen, zal worden doorgezet.
?iiiiiiiiiiiiniiitiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiii
iiMiiiiiiiiiiiiiiiinn
MIIIMIIHIIUIIIImlIllllllltllllllHllllllllllllllllllllllll
Malthusianisme.
Wij ontvingen naar aanleiding van een on
zer vorige artikelen een kort schrijven van
zekeren heer H., waarin het lijden van een
groot deel der menschen wordt toegeschreven
aan de roekeloosheid waarmede de arbeiders
gewoon zijn een gezin op te zetten en dit te
vermeerderen. Dankbaar aanvaarden wij de
gelegenheid ons hier geboden om een enkel
woord over het Malthusianisme 1) en het
NieuwMalthusianisme 2) te zeggen, waarin de heer
H. blijkbaar de verklaring zoekt der bestaande
armoede en tevens het middel om er aan te
ontkomen.
Wij moeten gulweg bekennen met beide
genoemde istnes al even weinig te dweepen.
als met sommige andere, waar de wereld tegen
woordig vol van is. De feiten, waarop Malthus
mffflimifHitmiimiiiriiuffififiiiiimmimiimiMiiifHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiltl
ging de sigaar, die ik hem aanbood.
Zie, zei hij toen, het is nu vijf minuten
vóór acht ure. Nog een tijdje, en de Vlijtige
Uiekeiis zullen komen aangevlogen. Zoodra
de eerste zich zal aanmelder, ga dan aan
gindsche tafel zitten, en doe a. t. b. alsof gij
me totaal vreemd waart. Van daar zult ge
gerust het boelke afzien. Vooral, wat er
ook geschiede, moei u met niets, kom ner
gens tusschen, blijf steeds onzijdig: anders
mocht het u soms geen plezier veroorzaken.
(Tot de waardin) Madam, nu moogt ge het
schutsel plaatsen, maar dezen heer het zicht
niet belemmeren, als ik u verzoeken mag.
(Tot mij.) Kijk, daar is de eerste: Mieke
Maaike, uit de Pensengang. . .
Ik zette me, zonder antwoorden, waar hij
gezegd had, en daar zag en .hoorde ik in
derdaad alles, wat er verder geschiedde.
Mieke Maaike was, volgens mijne bere
keningen, opgewassen tegen tien a twaalf
Haverkassen. Zij moest zich bukken om
onder de lamp te gaan. Zij had nette
holleblokken aan, een roode sjawl over de schou
ders en op het hoofd een gebreide muts met
roode en blauwe bloem. Zij bestelde zich
een borrel klare, oude »Hasselt", en haar
stoel kraakte luidruchtig, toen zij er op
nederzeeg.
Xa Mieke Maaike, kwamen er nog an
dere, bij hoopjes van twee en drie, volks
vrouwen en meisjes, de eene wat netter of
wat slordiger dan de andere. Er was er
eene, die ik »Madam Zullekes" hoorde noe
men. Dat zij door de andere met zekere
antipathie bejegend werd, schrijf ik toe
aan de omstandigheid dat zij koffiekleurige
handschoenen droeg en eene zwarte »visite"
vol glazen parels.
Terwijl Haverkas van de leden eenig geld
aannam, en het beloop in de boekjes schreef
wat niet zonder veel gewoel en gebabbel
ging hoorde ik eene jonge vrouw tot hare
gebuur murmelen:
Victoire, erret al gezien ? De
veuzitcher smfiut 'n segaar . .
Z\vfg;, kinden, \vas het halfluide
ant