Historisch Archief 1877-1940
No. 863
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
binnenste worden als een booze droom bij don
keren naeht.
En verder, verdenken/én beschuldigen staat
soms gelyk met een sifelen met vuur, omdat
ieders wil steeds de geneigdheid heeft zijn voor
stellingen tot werkelijkheid te maken en niemand
kan zeggen, wanne/r en hoe het zaad zal op
schieten dat eenpïtial in de verbeelding is uit
gestrooid.
Dit is de/61gemeene achtergrond waartegen
dit drama^ymet scherpe lynen uitkomt, dit de
onder woorden gebrachte ontroering die het niet
nalaat te wekken.
C. F. VAN DER HORST.
«MiiimiMiiMiiiitiiiumiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimminmuitniiiimiiiimHuw
Huziek in de hoofdstad.
Bij de intrede van een nieuw jaar (waarin ik
mijne lezers alle goeds toewensch) is een terug
blik en ook (voor zoover men uit de teekenen kan
opmaken) een blik op de toekomst, niet ongepast.
Verre zij het van mij, de plaats gehad hebbende
uitvoeringen nog eens te willen gedenken; ik zou
niet gaarne iemand schrik aanjagen.
Wel kan men uit het gehoorde nagaan of onze
muzikale toestanden zijn vooruit gegaan en of wij
de toekomst met moed kunnen ingaan.
Wat het aantal concerten in onze stad betreft.
zal men moeten erkennen dat de kwantiteit niets
te wensehen overlaat.
Wij verslaggevers weten daarvan mede te spreken.
Doch van meer gewicht is het, dat het, aantal
belangrijke concerten zeer groot is geweest.
Tevens mogen wij er met vreugde op wijzen, dat
ons een ruime blik is gegeven in werken van
verschillende richting. Het streven van het jonge
Frankrijk en het jonge Italiëbegint ook langza
merhand bij ons bekend te worden.
Er zijn te Amsterdam, zooals overal elders, zeer
goede en ook wel slechte muzikale toestanden,
doch wanneer wij bedenken dat er heel wat opof
feringen gevraagd en gedaan worden om te trach
ten in leemten te voorzien, die zich doen gevoelen,
en dat men er naar streeft, aan het publiek ver
tolkingen van den eersten rang te schenken, dan
moet men tot de erkenning komen, dat in onze
stad een krachtig en opgewekt muzikaal leven
heerscbt, en dat er met ernst gestreefd wordt in
velerlei richting.
De woorden: //Het streven reeds is schoon in't
worstelperk der eer", zouden hier misplaatst zijn;
want hoewel er velen zijn, die zich met deze woor
den verontschuldigen, heb ik vooral het, oog op de
?wijze, waarop door velen gestreefd wordt, en dan
moet ik dankbaar veel goeds erkennen.
ledere medaille heeft hare keerzijde en zelfs op
het goede zal Nurks nog heel wat aan te merken
hebben, doch voor. zwartgalligheid tracht ik mij
steeds te hoeden; daarom heb ik thans ook voorop
gesteld wat moed en hoop kan geven.
Met alle waardeering van het, goede is er echter
nog veel, dat anders en beter kon zijn. Ik heb uit
sluitend ali/emeene toestanden op het oog, want de
meerdere of mindere hoogte (of laagte), waarop
verschillende vereenigingeu staan, oefent er slechts
betrekkelijk, invloed op uit in dien zin dat
eene vereeniging, die niet hoog staat, ook weinig
invloed op ons muzikaal leven zal kunnen uitoefenen.
Een ernstig gevaar voor onze kunst, acht ik de
sterk toenemende reclamezucht. Vroeger heb ik al
eens vermeld, hoe velen zich niet ontzien, uit hun
verband gerukte volzinnen (die natuurlijk alleen
lof bevatten) van verschillende verslaggevers, in
een bundel te vereenigen en die in grooten getale
te verspreiden.
Dit anticiperen op het oordcel van het publiek
brengt dikwijls de straf mede, dat men zeer teleur
gesteld is, doch het doel, een talrijk publiek bij
elkander te krijgen, is dan toch bereikt.
Wie goed nadenkt, moet het, ook belache
lijk vinden, dat eeue zangeres die ronr (Je eerste
maal in eene plaats optreedt, bouquettcn en
corbeilles ontvangt als ware zij eene ster.
Zij die zulke ovaties orgauiseereu, kunnen vooraf
toch niét weten, hoe het debuut zal uitvallen.
Het moet dus beschouwd worden als eene af te
keuren pressie, die door vrienden of familie op
het publiek wordt uitgeoefend, waut, men weet
maar al te goed, hoe geneigd het publiek Ls te
applaudisseeren bij ovaties.
Voor jonge kunstenaars en kunstenaressen schuilt
hierin ook een groot gevaar.
Wanneer zij. die de leerjaren nog lang niet te
boven zijn, en somtijds alleen toonen dat zij nog
niet moesten optreden, twee, drie of meer
kran' sen krijgen, dan worden zij nog verder van het
denkbeeld afgebracht om ook ceus zelfkritiek uit
te oefenen.
Een waar talent zal toch slagen on hoewel het
wellicht mogelijk is door reclame zich een tijd
lang op een picdestal te plaatse», er zal toch een
tijd komen dat men helderder gaat zien.
Er zijn instellingen, waar de kransen- en
blocmenmanie tot eeue bedenkelijke hoogte gestegen
is.. Wanneer het zoo erg wordt, krijgt de /.ank
eene belachelijke zijde en doodt die reclame zich
zelf; en toch verbaast men zich ook daar dikwijls
over de naieveteit van het publiek.
Ik zou over dit onderwerp nog heel wat kun
nen zeggen, ook hoe sommigen in een verslaggever
alleen een werktuig om reclame te maken willen
zien, en ten hoogste verbolgen zijn wanneer hij
zicli hiertoe niet, leent. Hiervan kan ieder
kriticus curieuse staaltjes mededeelen.
Doch de ernstige kunstenaar veracht, die mid
delen en hij heeft ze ook niet noodig.
Laten wij dus hopen, dat het publiek minder
medewerken zal, opgeschroefde reclame door toe
juichingen te sanctioneeren, waut hierdoor zal die
het spoedigst gedood worden.
Ik stap thans van dit onderwerp af en sta nog
even stil bij het zangonderwijs.
De ontwikkeling van den zaug is in de laatste
jaren met reuzeuschred, n vooruitgegaan. De ken
nis van de behandeling van de stem heeft een meer
?wetenschappelijke basis gekregen, en het, blijkt,
thans dat, wat men vroeger voor uitzondering
hield, (nl. eeue schoone stem) het eigendom van
velen is, doch dat menig diamautje uit de diepte
moet wordeu opgegraven.
Wel moet men bekennen, dat, ondanks die meer
wetenschappelijke basis, verschillende
zangouderwijzers en zangonderwijzeressen het lang niet eens
zijn, omtrent do wijze hoe de stemmen moeten
worden behandeld, doch ook hierop is van toepas
sing: verschillende wegen kunnen tot n doel
leiden.
Zoowel wat het gebruik van de voornaamste
leergangen voor solozang, als wat de wijze van
.ontwikkeling van de stem betreft, staan sommige
lijnrecht tegenover elkander, evenals het al of niet,
bestaan van de verschillende registers: (borst-,
falset en kopstem).
Over dit laatste onderwerp zal Mej. Cateau
Esser aanstaanden Maandag eene causeric houden
en daar de stelling verdedigen, dut het b,;stuan van
die reyixten een utopie ia.
Na de voordracht zal er gelegenheid tot debat
zijn.
Dit initiatief van Mej. Esscr moet men zeer
toejuichen, want daardoor kunnen de theorieën van
verschillende specialiteiten tegenover elkander ge
steld worden; en ik houd mij overtuigd, dat zulk
eene wrijving van gedachten tot, grootere onder
linge waardeering zal leiden. Niet alleen op dit,
doch ook op allerlei ander gebied, blijft ieder
zich zoo licht hullen in zijn wolk van eigen theo
rieën, en voedt men Je leerlingen op in het alleen
zaligmakende geloof van zijne of hare leerwijze.
Het is mijne meening dat, de onderwijzer, wil
hij een ruimen blik behouden, voortdurend voe
ling moet houden met de denkbeelden van anta
gonisten.
Het spreekwoord: Onderzoekt alle dingen en
behoudt het goede" geldt, vooral ook voor zulke
strijdvragen.
Een met heuschheid gevoerd debat (en dit zal
hier natuurlijk het geval zijn) kan werkelijk goede
vruchten voor ons zangonderwijs dragen, indien
de erkende specialiteiten op dit gebied opkomen,
om een lans te breken.
Ik hoop in een volgend nummer op deze zaak
terug te komen ten einde er een en ander van
mede te deelcn.
Ten slotte spreek ik de hoop uit, dat I SU t ons
een rijken rnuzikalcu oogst moge geven; dat waar
plannen tot hervorming en verbetering worden be
raamd, die in alle opzichten mogen slagen, en dat
waar samenwerking in lid bdtiuq van da l-itnxt ge
vraagd wordt, die niet afstuitc op kwesties van
ondergeschikten aard.
Dan zal de nieuwe campagne weer vruchtdra
gend zijn, want, het is goed dat, er strijd zij, doch
die strijd moet, een levendmakende en geen
doodende kracht zijn.
Met groote belangstelling zie ik dus het, streven
en werken van de verschillende vereenigingeu,
kunstinstellingen en van de goede kunstenaars
tegemoet.
VAX MlLLiGKX.
P.S. In mijn vorig artikel over het: //Stelsel do
Sonnaville" heeft het drukfuutenduivcltje mij par
ten gespeeld.
Men leze; dat leerlingen die reeds eenigen tijd
muziek hebben geleerd, dikwijls sla-ht te huis zijn
in het noten lezen. (Het woordje, nler/il was een
regel hoogcr verhuisd vóór: /^//.-/r/:.)
Later staat: ll'ect /'???/, hiervoor leze men want
wel :ijii er enz. Ook de vermelding dat c twee,
n drie en 1i vier hulplijnen heeft, leze men: dat
c twee, o drie // vier en /; vijf hulplijnen heeft.
Alter Musikschatz des Heilbronnen
Gymnasium, l'rofessor Edwin Mayser te
Heilbronn, heeft een catalogus uitgegeven, ruim met
aanteekeningen en verklaringen voorzien, van do
toonwerken uit do l(!e en 17e eeuw, sommigen in
druk , anderen in manuscript in de bibliotheek
van hot gymnasium te Ileilbronn aanwezig.
Niet minder dan 123 in leer of' perkament ge
bonden deelen bevattende (iS gedrukte werken,
van verschillende componisten, manuscripten en
28 verzamelde werken, 8S gedrukte werken
zijn uit de lt!o eeuw, S uit het begin van do
17e, terwijl de manuscripten allen van voor l(!00
dateeren.
Het aantal componisten bedraagt ruim 200,
waaronder veel onbekende, doch ook enkele be
kende namen te vinden zijn. Verschillende van
die componisten waren te Ileilbronn geboren
o.a. Casper thmayer (151 !l?].">,">:!) loeraar in
het latijn, Johann Woltz (ii>17) organist en
Georg Ostermayer (1720) rector.
De verzameling stamt af van de in 1575 ge
stichte stadsbibliotheek, dio weer zijn oorsprong
aan eene klooster-bibliotheek te danken had.
Onder de bijeenverzamelde werken, bevindt zich
een opus voor vier stemmen met een voorrede
van Luther.
Vermakelijk is de wijze waarop in de
zangboeken de laak van d>3 verschillende stommen
wordt geschilderd. In een boekje: Kin auszbund
schoner Toutscher Liedlein, gedrukt te Neuren
berg 15l'>l> wordt de disc:mt, alt en bas op do vol
gende wijze gekarakteriseerd.
JJiscunt;
Ir Ivneb'ein nnd ir Magilolein rein.
Kurer Stimrnlein schallen ;ilso t'ein.
Den Piscant lernent unbesehwcrt.
Kein ander stimni ouch xugohórt.
Alt. Der Alt gehort .lunggesellcn zu,
Die laull'en auIV und ah on Hm,
Also ist ,-inch dos Altes woisz.
Druinb lornot mieli mit allem Hoisz.
licrs. Moin arnpt ist im nidorn stat,
Drum wer ein bstanden alter lint,
l'nd brommet wie ein ranher Kor,
Dor komm zu meiner Slimme hor.
Onder de gedrukte werken komen voor : Hivtaria
des loeiden* Cltrinti nac'li,fleiit Ki-innelitten St.
Jt>hanne van .ioachirn Jiurck (Mühlhausen,
Thiiringen 15l>Si, en Pracih'i WHISHM van Ilermann Finck
(1511)). Dit laatste boek, uit vijf deden
bestaandegeeft zeer interessante mededeelingon over vroe
gere componisten en over de zangkunst in die
dagen. Finck breekt een krachtige lans voor de
Duitscho zangonderwijzers, dio toen volgons do
stelling Gerinani l/'/ant-Gaüi cantant werden be
oordeeld.
Ook vindt men eenigc kerkelijke zangen van
Obrocht en onder de manuscripten IS zangen voor
altstom van Orlandi di Lasso, benevens oen op
gave van liederen, dansen en intrado van Mieh.
l'raetorius.
Men weet, dat de commissie voor den
Schillerprijs dien aan Fulda voor zijn Talisman had
toegekend, maar dat de keizer heeft geweigerd
deze bestemming goed te keuren, waarschijnlijk
nu inziende, dat het publiek in den koning van
Der Talisman een toespeling op hem zelf op
merkt. In Berlijn en Weenen komt nu als toe
lichting, dat de keizerlijke weigering gemotiveerd
was met deze woorden: »De dichter is nog te
jong voor deze onderscheiding". Fulda is i!l;
maar gewoonlijk is de bestemming van zulke
prijzen niet, den ouderdom, maar het talent te
eeren. Hoe Fulda er zelf over denkt of dacht,
blijkt uit een klein gedicht van hem, dat een
paar jaar oud is :
Dem Preis, den Schiller sich errang,
(iilt seiner Jünger Wettgesang:
Der fernen Zukunft Lorbeerreis
Das ist der echte Schillerpreis.
Muzikale productiekracht. Uit Stuttgart
wordt bericht: Een uitgeversiirma alhier had een
wedstrijd voor eenvoudige mannenkoren uitge
schreven. Er waren drie prijzen van JOO, 200 en
100 mark te verdeelen. Het aantal der ingeko
men composities is niet minder dan liOOD, zegge
drie duizend. Er moeten er intusschen, zooals
een uitgeput prijsrechter mededeelt, ook eenige
minder goed geslaagde onder zijn.
Te Londen overleed de Engelsche
tooneelschrijver Henry l'ettitt, eerst 45 jaar oud. Hij
schreef tal van blijspelen en drama's; op het
oogenblik speelt men van hem te Londen A
woman's rer.enye en A lif'e of' pleasure.
AanteekeninL'en
rakende
kunst.
monumentale
Op den door Arfi uitgeschreven wedkamp voor
een wandschildering, is geen dor ingezonden ont
werpen voor den prijs aangenomen. Dit verwon
dert ons weinig, niet wij hebben het tegen
overgestelde geprofeteerd. Dat voor het verkrijgen
van het best mogelijke, hier waarlijk de
averechtsche weg werd ingeslagen . dit was trouwens
dadelijk na het uitschrijven van het programma
van allerlei kant betoogd.
Aan den jaarlijkschon
wedstrijd-Willink-vanCollen oonigo wezenlijke beteokenis geven, on
tevens oen waardig kunstwerk in het leven roe
pen. die twee bedoelingen zijn voor koppeling
al niet vatbaar.
Nu ten slotte het Bestuur van Arti, door de
uitkomst zelve geleerd, dit ook wol zal inzien,
komt haar do les ?'-ij duur te staan: in recht
besef van billijkheid biedt het namelijk ann elk
der zeven mededingers, als tegemoetkoming voor
hun niet geringe mooito en kosten, een doucenr aan.
? Maar voor wat zoodoende deze geschiedenis
zonder resultaat, nu toch moet kosten, had men
en dan liefst na voltooiing van de traphal aan
een artiest de uitvoering van het gowonschte
kunnen opdragen. Daarmede ware, wat nog hu
maner is dan het geven van vergoedingen, aan
zeven goedwillemlon een teleurstelling bespaard
geworden, hot Kunstgcnootschap zou eon goed
Voorbeeld hebben gegeven, on bij rechte keuze
van eon schilder had men eerlang in het bezit
van oen blijvend kunstwerk kunnen zijn.
De Heoren Gugel en Nieuwenhuis, architecten
van bet ["trechtscbc Universiteitsgebouw, hebben
onlangs geadviseerd tot weigeren dor glasschilde
ring van Derkinderen, door het l'trechtsche
Genootschap aan de stad, ter plaatsing in dat
| gebouw aangeboden.
De Raad dio daarover in geheime zitteng ver
gaderde, is wijs genoeg geweest naar dat advies
niet te handelen.
Do conclusie der architecten was o. i. oen
grove misvatting.
Volgens hen past do bewuste schildering niet
in hun gebouw. Kn dit niet omdat zij gevoelen
dat hot werk van Derkimloren eon kunstuiting
is van nobeler ordo dan hot bouwwerk waarvan
zij do vaders zijn, neon omdat die schilde
ring niet past in den stijl van hun gebouw, die
zij zich vcrhoovaardigen Renaissance te zijn, ter
wijl zij waarschijnlijk hot work van Derkinderen
te gothiek zullen noemen.
Voor don Duitseh-profossoralcn schrijver van
nen niet boel fraaie geschiedenis dor bouwstijlen,
is Renaissance iets wat men uit eon hokje nomen
moot. Win niet te pas ol' te onpas zijn vormen
ontloent aan dat kunsttijdperk dat in de ge
schiedenis don naam van do Renaissance kreeg
hij behoort te worden uitgeworpen, althans uit
oon gebouw dat door don Delftschcn bouw-leer.iar
zolt' in voorgeschreven stijl word opgetrokken.
Nu is liet begrip renaissance natuurlijk iets
tegelijkertijd moer bepaald en ruimers dan wat
do Hoor Gngel en zijn leerling er in blijkentezien.
Do groot o kunstenaars van bet zoogenaamde
ronaissaiice-tijilperk waren mannon van geweldige
levenskracht, die, niet langer mot de in volledige
barok ontaardde, zinledige vormen hunner direkte
voorgangers kunnende werken, on om zich heen
in Italiëgeen der geweldige bouwproducten van
oen paar eeuwen vroeger vindende', zooals
dio in Noord-frankrijk vooral de kathedra
len aanboilen, maar wel ziende de edele
kunst van do oudheid, die in nieuw opgegraven
monumenten zich aan hen in alle heerlijkheid
openbaarde, wakker geschud door die antieke
uitingen, oen herleving wilden van het levens
beginsel zelve der kunst, dat zij daarin voelden.
De grooten dior Renaissance wildon natuurlijk
geen kopiöeron van oude vormen, maar een op
nieuw scheppen naar gezonder princiep. Hot ver
smaden van het zeer onzuivere dat achter hen
lag, en het weder opsporen van edeler kunst
ader, dat was de rijke herleving die zij inluidden.
Zoo wie nu in onzen tijd niet uit een krachtige
behoefte naar iets edelers en zuiverders, maar
uit het voorschrift van een arme konsequentie, vor
men ontleent aan de bouwwerken van dat renais
sance tijdperk, vormen die toen de noodwendige
taal eener herleving waren, doch die, thans ge
kopieerd, geheel doode letter zouden zijn, niet
hem mag men in dezen tijd een man van renais
sance noemen.
De monumentale kunstenaar van thans, die als
die grooten uit de vijftiende eeuw, uit afkeer
voor de zinledige vormen van het ontaarde dat
vlak achter hem ligt, in de kunsten van voorheen
het groote levensbeginsel opspoort, om, zich over
gevende aan de wijsheid eener verbroken traditie
tot een herleving van het zuivere en levens
krachtige te geraken, hij is de wezenlijke renais
sancist, niet in den bekrompen boekjeszin, maar
in de eenige gezonde beteekonis van iemand die
de kracht herleven doet.
En daar komt het hier op aan in het
zoeken naar een eenvoudig en rationeel karakter
van monumentale glasschilderkunst is Derkinde
ren het Weekblad Architectura deed dit reeds
eonigszins gevoelen zulk een renaissancist,
oneindig wezenlijker dan de architekt der
geestelooze Leidsche en Delftacho studentcnsociteiteu
hot in zijne bouwpogingen is.
W.mnocr het gekleurde glasraam, als waartoe
de Utrechtsche Vroedschap wijselijk besloot, fei
telijk in het gebouw geplaatst zal zijn, vinden wij
ongetwijfeld gelegenheid dit meer bepaald aan te
toonen.
'Niet tevreden met de schoone kans eenige
feuilleton-kolommen te vullen met staaltjes van
zijn taalmeesterskennis van het Engelsch, zijn
zouteloos Hollandsen en zijn beklagenswaardige
onmacht om iets buiten het letterlijke te ver
staan, heeft do schrijver van een artikel in het
Vaderland, getiteld : «Wijsbegeerte over kunst"
ook nog behoefte gevoeld, zijn opstel te verleven
digen mot eenige t'antazie, een tkntazie dan echter
van wonderlijk slag. Want in kot begin der be
spreking van de door schrijver dezes bezorgde
bewerking van een boek van Crane rakende bur
gerlijke en monumentale gemeenschapskunst, luidt
het zoo maar:
l it de voorrede van Yet.li zelf blijkt thans, zeker tot
veler vivngde, dat, hij \\iTkrlijk bekeerd schijnt: Do
algemeene knust van vroeger iijdrii. spreekt in de vor
men die ons blevrn. om van haai' waardigheid te ge
tuigen, ITII t:uil, \\ier eirekten dikuijls bekoven, ook al
wordt door ons huur eigenlijke -/.in niet meer xer-iaau.
Kn i'it het tot navolging verlokken van die in den
aard onbegrepen ellekten, is onnoenilijk veel dwaasheid
voortgekomen."
Nn, er zal meer vreugde x.ijn",... enz,
Wel,» het zou mij zeer verheugen iemand ter
wereld oen onschuldige vreugde te mogen be
reiden, maar lieve hemel, ofschoon ik mij
juist onvoldaan genoeg voel, om gaarne omtrent
vele zaken zoozeer boter ingelicht te worden,
vele dingen dus boter te begrijpen, vele begrip
pen in mij dermate te zuiveren, en een hoop
ballast zóó voordeelig voor beter lading in te
ruilen, dat ik als een ander mensch zou kunnen
verschijnen, zoo voel ik inderdaad toch op
hot punt in kwestie mij voor geen zier bekeerd.
.Ia, wanneer n ding is, dat vanaf mijn
vroegsten ademtocht in kunstbesef, mij meer of min
der klaar heeft voor den geest gestaan, dan is
het wel juist dat wat in de geciteerde zinsnede
is vervat. En tot zijn eigen schier ingeboren
meeningen wordt nu toch niet bekeerd.
Intusschen is deze doellooze jokkernij, is het
bedoelde opstel nog niet de strikte poging tot
t'antazie. De zonderlingste waan die er uit blijkt
is de uit blinde eigenwaan geboren idee, die
tusschon de regels zeer duidelijk te lezen staat,
dat do strijd door Crane tegen het platte, het
geestelooze, hot onsamenhangende en het
artiticieele met zooveel overtuiging gevoerd, op zijn
wijze ook ten onzent reeds door den als grutten
zoo drogen llaagschen kunst-knutselaar zou zijn
gestreden, zoodat hij recht zou hebben met
eenige voldoenining zich aan de zijde van den
geestdrif'tigen Engelschman tescharen. Dit is
oen fantazie van al te stoute vlucht, want
mij persoonlijk is zeker geen voorbeeld bekend
van een geest (als men zoo spreken mag) die
verder afstaat van hot verstandige, wijdo en
schoone kunstinzicht van Crane, dan het deze
paskwilligo auteur doet, die zich niet geheel oneigenlijk
onlangs in een bij uitstek helderziend moment,
door een troep waggelende Duitsche ganzen als
huns gelijke dood herkennen, en dien ik eigen
lijk nog liever bij oen machtelooze maar irritante
bromvlieg vergelijken zou.
.'! Jan 'ill. JAN Vr.'cn.
Het jubiléder Fl'fQf.nde Bliitter is te M
nchcn met veel lust govierd. De uitgevers begonnen
het feest, door 3000 mark te geven aan de
pensioenveroeniging van Duitsche journalisten en
schrijvers, oven zooveel aan de Miinchenor Ver
eeniging tot ondersteuning van kunstenaars, de
Berlijnscho Vereeniging voor boekhandelaars en
hun bedienden. Hot goboele personeel kreeg een
dubbele maand honorarium, en de verschillende
afdooliugon nog dotaties. De redactie on uitgevers
ontvingen ontelbare brieven en telegrammen;
en ook eon aantal geschenken. De
politiepresidont bracht do onderscheidingen vanwege
den l'rins-regcnt, de Michelsorde 1de klasse en.
den titel van Oommerzienrath. l'rins Arnulph, de
ministor van binnenlandsche zaken, de
Wurtembergsche gezant, de regeeringspresident, de
magistraat, do gemeenteraad, zonden brieven van
golukwensching. Eene reeks van deputaties, onder
welke do journalisten- on schrijversvcreeniging,
de Kiinstlergenossenschaft, brachten adressen en
kransen. Aan het hoofd van de deputatie yan
houtgraveurs stond do SOjarige lïupprecht, die
het eerste clichévoor de Fiiegende Blütter ge
sneden heeft. Do kunstenaars die or nu nog
bij zijn, daaronder L. v. Nagel, Oberlimder,
llarburger. Schlittgen, de 7!>jarige Stauber, ver
schonen in origineele humoristische maskers, en.
kwamen in optocht, fjón voor n, ieder meteen
bouquet, over de straat naar het bekende huis.
De magere Oberliinder had dikke bolle wangen,
een ander met een witten doek als om een