De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 7 januari pagina 3

7 januari 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 863 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. binnenste worden als een booze droom bij don keren naeht. En verder, verdenken/én beschuldigen staat soms gelyk met een sifelen met vuur, omdat ieders wil steeds de geneigdheid heeft zijn voor stellingen tot werkelijkheid te maken en niemand kan zeggen, wanne/r en hoe het zaad zal op schieten dat eenpïtial in de verbeelding is uit gestrooid. Dit is de/61gemeene achtergrond waartegen dit drama^ymet scherpe lynen uitkomt, dit de onder woorden gebrachte ontroering die het niet nalaat te wekken. C. F. VAN DER HORST. «MiiimiMiiMiiiitiiiumiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimminmuitniiiimiiiimHuw Huziek in de hoofdstad. Bij de intrede van een nieuw jaar (waarin ik mijne lezers alle goeds toewensch) is een terug blik en ook (voor zoover men uit de teekenen kan opmaken) een blik op de toekomst, niet ongepast. Verre zij het van mij, de plaats gehad hebbende uitvoeringen nog eens te willen gedenken; ik zou niet gaarne iemand schrik aanjagen. Wel kan men uit het gehoorde nagaan of onze muzikale toestanden zijn vooruit gegaan en of wij de toekomst met moed kunnen ingaan. Wat het aantal concerten in onze stad betreft. zal men moeten erkennen dat de kwantiteit niets te wensehen overlaat. Wij verslaggevers weten daarvan mede te spreken. Doch van meer gewicht is het, dat het, aantal belangrijke concerten zeer groot is geweest. Tevens mogen wij er met vreugde op wijzen, dat ons een ruime blik is gegeven in werken van verschillende richting. Het streven van het jonge Frankrijk en het jonge Italiëbegint ook langza merhand bij ons bekend te worden. Er zijn te Amsterdam, zooals overal elders, zeer goede en ook wel slechte muzikale toestanden, doch wanneer wij bedenken dat er heel wat opof feringen gevraagd en gedaan worden om te trach ten in leemten te voorzien, die zich doen gevoelen, en dat men er naar streeft, aan het publiek ver tolkingen van den eersten rang te schenken, dan moet men tot de erkenning komen, dat in onze stad een krachtig en opgewekt muzikaal leven heerscbt, en dat er met ernst gestreefd wordt in velerlei richting. De woorden: //Het streven reeds is schoon in't worstelperk der eer", zouden hier misplaatst zijn; want hoewel er velen zijn, die zich met deze woor den verontschuldigen, heb ik vooral het, oog op de ?wijze, waarop door velen gestreefd wordt, en dan moet ik dankbaar veel goeds erkennen. ledere medaille heeft hare keerzijde en zelfs op het goede zal Nurks nog heel wat aan te merken hebben, doch voor. zwartgalligheid tracht ik mij steeds te hoeden; daarom heb ik thans ook voorop gesteld wat moed en hoop kan geven. Met alle waardeering van het, goede is er echter nog veel, dat anders en beter kon zijn. Ik heb uit sluitend ali/emeene toestanden op het oog, want de meerdere of mindere hoogte (of laagte), waarop verschillende vereenigingeu staan, oefent er slechts betrekkelijk, invloed op uit in dien zin dat eene vereeniging, die niet hoog staat, ook weinig invloed op ons muzikaal leven zal kunnen uitoefenen. Een ernstig gevaar voor onze kunst, acht ik de sterk toenemende reclamezucht. Vroeger heb ik al eens vermeld, hoe velen zich niet ontzien, uit hun verband gerukte volzinnen (die natuurlijk alleen lof bevatten) van verschillende verslaggevers, in een bundel te vereenigen en die in grooten getale te verspreiden. Dit anticiperen op het oordcel van het publiek brengt dikwijls de straf mede, dat men zeer teleur gesteld is, doch het doel, een talrijk publiek bij elkander te krijgen, is dan toch bereikt. Wie goed nadenkt, moet het, ook belache lijk vinden, dat eeue zangeres die ronr (Je eerste maal in eene plaats optreedt, bouquettcn en corbeilles ontvangt als ware zij eene ster. Zij die zulke ovaties orgauiseereu, kunnen vooraf toch niét weten, hoe het debuut zal uitvallen. Het moet dus beschouwd worden als eene af te keuren pressie, die door vrienden of familie op het publiek wordt uitgeoefend, waut, men weet maar al te goed, hoe geneigd het publiek Ls te applaudisseeren bij ovaties. Voor jonge kunstenaars en kunstenaressen schuilt hierin ook een groot gevaar. Wanneer zij. die de leerjaren nog lang niet te boven zijn, en somtijds alleen toonen dat zij nog niet moesten optreden, twee, drie of meer kran' sen krijgen, dan worden zij nog verder van het denkbeeld afgebracht om ook ceus zelfkritiek uit te oefenen. Een waar talent zal toch slagen on hoewel het wellicht mogelijk is door reclame zich een tijd lang op een picdestal te plaatse», er zal toch een tijd komen dat men helderder gaat zien. Er zijn instellingen, waar de kransen- en blocmenmanie tot eeue bedenkelijke hoogte gestegen is.. Wanneer het zoo erg wordt, krijgt de /.ank eene belachelijke zijde en doodt die reclame zich zelf; en toch verbaast men zich ook daar dikwijls over de naieveteit van het publiek. Ik zou over dit onderwerp nog heel wat kun nen zeggen, ook hoe sommigen in een verslaggever alleen een werktuig om reclame te maken willen zien, en ten hoogste verbolgen zijn wanneer hij zicli hiertoe niet, leent. Hiervan kan ieder kriticus curieuse staaltjes mededeelen. Doch de ernstige kunstenaar veracht, die mid delen en hij heeft ze ook niet noodig. Laten wij dus hopen, dat het publiek minder medewerken zal, opgeschroefde reclame door toe juichingen te sanctioneeren, waut hierdoor zal die het spoedigst gedood worden. Ik stap thans van dit onderwerp af en sta nog even stil bij het zangonderwijs. De ontwikkeling van den zaug is in de laatste jaren met reuzeuschred, n vooruitgegaan. De ken nis van de behandeling van de stem heeft een meer ?wetenschappelijke basis gekregen, en het, blijkt, thans dat, wat men vroeger voor uitzondering hield, (nl. eeue schoone stem) het eigendom van velen is, doch dat menig diamautje uit de diepte moet wordeu opgegraven. Wel moet men bekennen, dat, ondanks die meer wetenschappelijke basis, verschillende zangouderwijzers en zangonderwijzeressen het lang niet eens zijn, omtrent do wijze hoe de stemmen moeten worden behandeld, doch ook hierop is van toepas sing: verschillende wegen kunnen tot n doel leiden. Zoowel wat het gebruik van de voornaamste leergangen voor solozang, als wat de wijze van .ontwikkeling van de stem betreft, staan sommige lijnrecht tegenover elkander, evenals het al of niet, bestaan van de verschillende registers: (borst-, falset en kopstem). Over dit laatste onderwerp zal Mej. Cateau Esser aanstaanden Maandag eene causeric houden en daar de stelling verdedigen, dut het b,;stuan van die reyixten een utopie ia. Na de voordracht zal er gelegenheid tot debat zijn. Dit initiatief van Mej. Esscr moet men zeer toejuichen, want daardoor kunnen de theorieën van verschillende specialiteiten tegenover elkander ge steld worden; en ik houd mij overtuigd, dat zulk eene wrijving van gedachten tot, grootere onder linge waardeering zal leiden. Niet alleen op dit, doch ook op allerlei ander gebied, blijft ieder zich zoo licht hullen in zijn wolk van eigen theo rieën, en voedt men Je leerlingen op in het alleen zaligmakende geloof van zijne of hare leerwijze. Het is mijne meening dat, de onderwijzer, wil hij een ruimen blik behouden, voortdurend voe ling moet houden met de denkbeelden van anta gonisten. Het spreekwoord: Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede" geldt, vooral ook voor zulke strijdvragen. Een met heuschheid gevoerd debat (en dit zal hier natuurlijk het geval zijn) kan werkelijk goede vruchten voor ons zangonderwijs dragen, indien de erkende specialiteiten op dit gebied opkomen, om een lans te breken. Ik hoop in een volgend nummer op deze zaak terug te komen ten einde er een en ander van mede te deelcn. Ten slotte spreek ik de hoop uit, dat I SU t ons een rijken rnuzikalcu oogst moge geven; dat waar plannen tot hervorming en verbetering worden be raamd, die in alle opzichten mogen slagen, en dat waar samenwerking in lid bdtiuq van da l-itnxt ge vraagd wordt, die niet afstuitc op kwesties van ondergeschikten aard. Dan zal de nieuwe campagne weer vruchtdra gend zijn, want, het is goed dat, er strijd zij, doch die strijd moet, een levendmakende en geen doodende kracht zijn. Met groote belangstelling zie ik dus het, streven en werken van de verschillende vereenigingeu, kunstinstellingen en van de goede kunstenaars tegemoet. VAX MlLLiGKX. P.S. In mijn vorig artikel over het: //Stelsel do Sonnaville" heeft het drukfuutenduivcltje mij par ten gespeeld. Men leze; dat leerlingen die reeds eenigen tijd muziek hebben geleerd, dikwijls sla-ht te huis zijn in het noten lezen. (Het woordje, nler/il was een regel hoogcr verhuisd vóór: /^//.-/r/:.) Later staat: ll'ect /'???/, hiervoor leze men want wel :ijii er enz. Ook de vermelding dat c twee, n drie en 1i vier hulplijnen heeft, leze men: dat c twee, o drie // vier en /; vijf hulplijnen heeft. Alter Musikschatz des Heilbronnen Gymnasium, l'rofessor Edwin Mayser te Heilbronn, heeft een catalogus uitgegeven, ruim met aanteekeningen en verklaringen voorzien, van do toonwerken uit do l(!e en 17e eeuw, sommigen in druk , anderen in manuscript in de bibliotheek van hot gymnasium te Ileilbronn aanwezig. Niet minder dan 123 in leer of' perkament ge bonden deelen bevattende (iS gedrukte werken, van verschillende componisten, manuscripten en 28 verzamelde werken, 8S gedrukte werken zijn uit de lt!o eeuw, S uit het begin van do 17e, terwijl de manuscripten allen van voor l(!00 dateeren. Het aantal componisten bedraagt ruim 200, waaronder veel onbekende, doch ook enkele be kende namen te vinden zijn. Verschillende van die componisten waren te Ileilbronn geboren o.a. Casper thmayer (151 !l?].">,">:!) loeraar in het latijn, Johann Woltz (ii>17) organist en Georg Ostermayer (1720) rector. De verzameling stamt af van de in 1575 ge stichte stadsbibliotheek, dio weer zijn oorsprong aan eene klooster-bibliotheek te danken had. Onder de bijeenverzamelde werken, bevindt zich een opus voor vier stemmen met een voorrede van Luther. Vermakelijk is de wijze waarop in de zangboeken de laak van d>3 verschillende stommen wordt geschilderd. In een boekje: Kin auszbund schoner Toutscher Liedlein, gedrukt te Neuren berg 15l'>l> wordt de disc:mt, alt en bas op do vol gende wijze gekarakteriseerd. JJiscunt; Ir Ivneb'ein nnd ir Magilolein rein. Kurer Stimrnlein schallen ;ilso t'ein. Den Piscant lernent unbesehwcrt. Kein ander stimni ouch xugohórt. Alt. Der Alt gehort .lunggesellcn zu, Die laull'en auIV und ah on Hm, Also ist ,-inch dos Altes woisz. Druinb lornot mieli mit allem Hoisz. licrs. Moin arnpt ist im nidorn stat, Drum wer ein bstanden alter lint, l'nd brommet wie ein ranher Kor, Dor komm zu meiner Slimme hor. Onder de gedrukte werken komen voor : Hivtaria des loeiden* Cltrinti nac'li,fleiit Ki-innelitten St. Jt>hanne van .ioachirn Jiurck (Mühlhausen, Thiiringen 15l>Si, en Pracih'i WHISHM van Ilermann Finck (1511)). Dit laatste boek, uit vijf deden bestaandegeeft zeer interessante mededeelingon over vroe gere componisten en over de zangkunst in die dagen. Finck breekt een krachtige lans voor de Duitscho zangonderwijzers, dio toen volgons do stelling Gerinani l/'/ant-Gaüi cantant werden be oordeeld. Ook vindt men eenigc kerkelijke zangen van Obrocht en onder de manuscripten IS zangen voor altstom van Orlandi di Lasso, benevens oen op gave van liederen, dansen en intrado van Mieh. l'raetorius. Men weet, dat de commissie voor den Schillerprijs dien aan Fulda voor zijn Talisman had toegekend, maar dat de keizer heeft geweigerd deze bestemming goed te keuren, waarschijnlijk nu inziende, dat het publiek in den koning van Der Talisman een toespeling op hem zelf op merkt. In Berlijn en Weenen komt nu als toe lichting, dat de keizerlijke weigering gemotiveerd was met deze woorden: »De dichter is nog te jong voor deze onderscheiding". Fulda is i!l; maar gewoonlijk is de bestemming van zulke prijzen niet, den ouderdom, maar het talent te eeren. Hoe Fulda er zelf over denkt of dacht, blijkt uit een klein gedicht van hem, dat een paar jaar oud is : Dem Preis, den Schiller sich errang, (iilt seiner Jünger Wettgesang: Der fernen Zukunft Lorbeerreis Das ist der echte Schillerpreis. Muzikale productiekracht. Uit Stuttgart wordt bericht: Een uitgeversiirma alhier had een wedstrijd voor eenvoudige mannenkoren uitge schreven. Er waren drie prijzen van JOO, 200 en 100 mark te verdeelen. Het aantal der ingeko men composities is niet minder dan liOOD, zegge drie duizend. Er moeten er intusschen, zooals een uitgeput prijsrechter mededeelt, ook eenige minder goed geslaagde onder zijn. Te Londen overleed de Engelsche tooneelschrijver Henry l'ettitt, eerst 45 jaar oud. Hij schreef tal van blijspelen en drama's; op het oogenblik speelt men van hem te Londen A woman's rer.enye en A lif'e of' pleasure. AanteekeninL'en rakende kunst. monumentale Op den door Arfi uitgeschreven wedkamp voor een wandschildering, is geen dor ingezonden ont werpen voor den prijs aangenomen. Dit verwon dert ons weinig, niet wij hebben het tegen overgestelde geprofeteerd. Dat voor het verkrijgen van het best mogelijke, hier waarlijk de averechtsche weg werd ingeslagen . dit was trouwens dadelijk na het uitschrijven van het programma van allerlei kant betoogd. Aan den jaarlijkschon wedstrijd-Willink-vanCollen oonigo wezenlijke beteokenis geven, on tevens oen waardig kunstwerk in het leven roe pen. die twee bedoelingen zijn voor koppeling al niet vatbaar. Nu ten slotte het Bestuur van Arti, door de uitkomst zelve geleerd, dit ook wol zal inzien, komt haar do les ?'-ij duur te staan: in recht besef van billijkheid biedt het namelijk ann elk der zeven mededingers, als tegemoetkoming voor hun niet geringe mooito en kosten, een doucenr aan. ? Maar voor wat zoodoende deze geschiedenis zonder resultaat, nu toch moet kosten, had men en dan liefst na voltooiing van de traphal aan een artiest de uitvoering van het gowonschte kunnen opdragen. Daarmede ware, wat nog hu maner is dan het geven van vergoedingen, aan zeven goedwillemlon een teleurstelling bespaard geworden, hot Kunstgcnootschap zou eon goed Voorbeeld hebben gegeven, on bij rechte keuze van eon schilder had men eerlang in het bezit van oen blijvend kunstwerk kunnen zijn. De Heoren Gugel en Nieuwenhuis, architecten van bet ["trechtscbc Universiteitsgebouw, hebben onlangs geadviseerd tot weigeren dor glasschilde ring van Derkinderen, door het l'trechtsche Genootschap aan de stad, ter plaatsing in dat | gebouw aangeboden. De Raad dio daarover in geheime zitteng ver gaderde, is wijs genoeg geweest naar dat advies niet te handelen. Do conclusie der architecten was o. i. oen grove misvatting. Volgens hen past do bewuste schildering niet in hun gebouw. Kn dit niet omdat zij gevoelen dat hot werk van Derkimloren eon kunstuiting is van nobeler ordo dan hot bouwwerk waarvan zij do vaders zijn, neon omdat die schilde ring niet past in den stijl van hun gebouw, die zij zich vcrhoovaardigen Renaissance te zijn, ter wijl zij waarschijnlijk hot work van Derkinderen te gothiek zullen noemen. Voor don Duitseh-profossoralcn schrijver van nen niet boel fraaie geschiedenis dor bouwstijlen, is Renaissance iets wat men uit eon hokje nomen moot. Win niet te pas ol' te onpas zijn vormen ontloent aan dat kunsttijdperk dat in de ge schiedenis don naam van do Renaissance kreeg hij behoort te worden uitgeworpen, althans uit oon gebouw dat door don Delftschcn bouw-leer.iar zolt' in voorgeschreven stijl word opgetrokken. Nu is liet begrip renaissance natuurlijk iets tegelijkertijd moer bepaald en ruimers dan wat do Hoor Gngel en zijn leerling er in blijkentezien. Do groot o kunstenaars van bet zoogenaamde ronaissaiice-tijilperk waren mannon van geweldige levenskracht, die, niet langer mot de in volledige barok ontaardde, zinledige vormen hunner direkte voorgangers kunnende werken, on om zich heen in Italiëgeen der geweldige bouwproducten van oen paar eeuwen vroeger vindende', zooals dio in Noord-frankrijk vooral de kathedra len aanboilen, maar wel ziende de edele kunst van do oudheid, die in nieuw opgegraven monumenten zich aan hen in alle heerlijkheid openbaarde, wakker geschud door die antieke uitingen, oen herleving wilden van het levens beginsel zelve der kunst, dat zij daarin voelden. De grooten dior Renaissance wildon natuurlijk geen kopiöeron van oude vormen, maar een op nieuw scheppen naar gezonder princiep. Hot ver smaden van het zeer onzuivere dat achter hen lag, en het weder opsporen van edeler kunst ader, dat was de rijke herleving die zij inluidden. Zoo wie nu in onzen tijd niet uit een krachtige behoefte naar iets edelers en zuiverders, maar uit het voorschrift van een arme konsequentie, vor men ontleent aan de bouwwerken van dat renais sance tijdperk, vormen die toen de noodwendige taal eener herleving waren, doch die, thans ge kopieerd, geheel doode letter zouden zijn, niet hem mag men in dezen tijd een man van renais sance noemen. De monumentale kunstenaar van thans, die als die grooten uit de vijftiende eeuw, uit afkeer voor de zinledige vormen van het ontaarde dat vlak achter hem ligt, in de kunsten van voorheen het groote levensbeginsel opspoort, om, zich over gevende aan de wijsheid eener verbroken traditie tot een herleving van het zuivere en levens krachtige te geraken, hij is de wezenlijke renais sancist, niet in den bekrompen boekjeszin, maar in de eenige gezonde beteekonis van iemand die de kracht herleven doet. En daar komt het hier op aan in het zoeken naar een eenvoudig en rationeel karakter van monumentale glasschilderkunst is Derkinde ren het Weekblad Architectura deed dit reeds eonigszins gevoelen zulk een renaissancist, oneindig wezenlijker dan de architekt der geestelooze Leidsche en Delftacho studentcnsociteiteu hot in zijne bouwpogingen is. W.mnocr het gekleurde glasraam, als waartoe de Utrechtsche Vroedschap wijselijk besloot, fei telijk in het gebouw geplaatst zal zijn, vinden wij ongetwijfeld gelegenheid dit meer bepaald aan te toonen. 'Niet tevreden met de schoone kans eenige feuilleton-kolommen te vullen met staaltjes van zijn taalmeesterskennis van het Engelsch, zijn zouteloos Hollandsen en zijn beklagenswaardige onmacht om iets buiten het letterlijke te ver staan, heeft do schrijver van een artikel in het Vaderland, getiteld : «Wijsbegeerte over kunst" ook nog behoefte gevoeld, zijn opstel te verleven digen mot eenige t'antazie, een tkntazie dan echter van wonderlijk slag. Want in kot begin der be spreking van de door schrijver dezes bezorgde bewerking van een boek van Crane rakende bur gerlijke en monumentale gemeenschapskunst, luidt het zoo maar: l it de voorrede van Yet.li zelf blijkt thans, zeker tot veler vivngde, dat, hij \\iTkrlijk bekeerd schijnt: Do algemeene knust van vroeger iijdrii. spreekt in de vor men die ons blevrn. om van haai' waardigheid te ge tuigen, ITII t:uil, \\ier eirekten dikuijls bekoven, ook al wordt door ons huur eigenlijke -/.in niet meer xer-iaau. Kn i'it het tot navolging verlokken van die in den aard onbegrepen ellekten, is onnoenilijk veel dwaasheid voortgekomen." Nn, er zal meer vreugde x.ijn",... enz, Wel,» het zou mij zeer verheugen iemand ter wereld oen onschuldige vreugde te mogen be reiden, maar lieve hemel, ofschoon ik mij juist onvoldaan genoeg voel, om gaarne omtrent vele zaken zoozeer boter ingelicht te worden, vele dingen dus boter te begrijpen, vele begrip pen in mij dermate te zuiveren, en een hoop ballast zóó voordeelig voor beter lading in te ruilen, dat ik als een ander mensch zou kunnen verschijnen, zoo voel ik inderdaad toch op hot punt in kwestie mij voor geen zier bekeerd. .Ia, wanneer n ding is, dat vanaf mijn vroegsten ademtocht in kunstbesef, mij meer of min der klaar heeft voor den geest gestaan, dan is het wel juist dat wat in de geciteerde zinsnede is vervat. En tot zijn eigen schier ingeboren meeningen wordt nu toch niet bekeerd. Intusschen is deze doellooze jokkernij, is het bedoelde opstel nog niet de strikte poging tot t'antazie. De zonderlingste waan die er uit blijkt is de uit blinde eigenwaan geboren idee, die tusschon de regels zeer duidelijk te lezen staat, dat do strijd door Crane tegen het platte, het geestelooze, hot onsamenhangende en het artiticieele met zooveel overtuiging gevoerd, op zijn wijze ook ten onzent reeds door den als grutten zoo drogen llaagschen kunst-knutselaar zou zijn gestreden, zoodat hij recht zou hebben met eenige voldoenining zich aan de zijde van den geestdrif'tigen Engelschman tescharen. Dit is oen fantazie van al te stoute vlucht, want mij persoonlijk is zeker geen voorbeeld bekend van een geest (als men zoo spreken mag) die verder afstaat van hot verstandige, wijdo en schoone kunstinzicht van Crane, dan het deze paskwilligo auteur doet, die zich niet geheel oneigenlijk onlangs in een bij uitstek helderziend moment, door een troep waggelende Duitsche ganzen als huns gelijke dood herkennen, en dien ik eigen lijk nog liever bij oen machtelooze maar irritante bromvlieg vergelijken zou. .'! Jan 'ill. JAN Vr.'cn. Het jubiléder Fl'fQf.nde Bliitter is te M nchcn met veel lust govierd. De uitgevers begonnen het feest, door 3000 mark te geven aan de pensioenveroeniging van Duitsche journalisten en schrijvers, oven zooveel aan de Miinchenor Ver eeniging tot ondersteuning van kunstenaars, de Berlijnscho Vereeniging voor boekhandelaars en hun bedienden. Hot goboele personeel kreeg een dubbele maand honorarium, en de verschillende afdooliugon nog dotaties. De redactie on uitgevers ontvingen ontelbare brieven en telegrammen; en ook eon aantal geschenken. De politiepresidont bracht do onderscheidingen vanwege den l'rins-regcnt, de Michelsorde 1de klasse en. den titel van Oommerzienrath. l'rins Arnulph, de ministor van binnenlandsche zaken, de Wurtembergsche gezant, de regeeringspresident, de magistraat, do gemeenteraad, zonden brieven van golukwensching. Eene reeks van deputaties, onder welke do journalisten- on schrijversvcreeniging, de Kiinstlergenossenschaft, brachten adressen en kransen. Aan het hoofd van de deputatie yan houtgraveurs stond do SOjarige lïupprecht, die het eerste clichévoor de Fiiegende Blütter ge sneden heeft. Do kunstenaars die or nu nog bij zijn, daaronder L. v. Nagel, Oberlimder, llarburger. Schlittgen, de 7!>jarige Stauber, ver schonen in origineele humoristische maskers, en. kwamen in optocht, fjón voor n, ieder meteen bouquet, over de straat naar het bekende huis. De magere Oberliinder had dikke bolle wangen, een ander met een witten doek als om een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl