Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 863
f
"r <-,
kiespqngezicht, stelde den »Weltschmerzler"
Toor; dan was er de lichtvaardige «Sanguiniker",
de «Satiriker", de »Sentimentale", allen geestig
geparodieerd. De humor is, zooals het behoort,
ook nu nog in het huis der Fliegende Blatter
flink vertegenwoordigd.
Te Hamburg is de beeldhouwer Max Denoth,
eerst veertig jaar oud, na een langdurig lijden
overladen. Hy was een boerenknaap uit Tyrol,
die door kunstbeschermers opgevoed, zich later
te Hamburg vestigde. Van hem zyn de Hammonia
en Germania aan de Brooksbrücke, benevens de
St. Catharina en vijfentwintig andere gevelfiguren
aan het Raadhuis te Hamburg.
B\j de heeren Preyer & Cie., lokaal l'ictura,
is geëxposeerd een schilderij van W. Maris:
.Melkuur."
B\j de firma E. J. van Wisselingh & Co.,
Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van
G. Courbet »Boschintérieur".
lliMimiimitiiiititttiiltiiimiimittmtliHitiiniimttiittmmii'
Reisindrukkcn.
IV.
Athene, 22 Dec. 1893.
Vóór myn vertrek uit Amsterdam had ik aan
het bestuur der Vereeniging Parnassós alhier mijn
voornemen te kennen gegeven, een korte voor
dracht te houden in de groote zaal van het
genootschap. Deze had gisteren avond plaats,
en werd door een publiek van 3 a 400 personen,
waaronder vele dames en vooral vele studenten,
bijgewoond. Met enkele trekken trachtte ik weer
te geven, welke beteekenis het woord Philhelleen
gedurende de eeuwen heeft gehad, den invloed
te schildeien dien het oude zoowel als het
herboren Griekenland op zoovele geesten ten
allen tijde heeft uitgeoefend, en ten slotte besprak
ik de betrekkingen die tusschen Nederland en
Hellas bestaan, en die zonder twijfel in de toe
komst- behooren te worden uitgebreid. Al had ik
niet de eer eener offlcieele zending, zooals in
den zomer van 1892, toch voelde ik mij geroepen
aan het schoone Athene de groeten over te
brengen van het Noorden, van onze Hoogeschool
en ons Gymnasium, en een welgemeend applaus
bewees dat deze woorden in goede aarde waren
gevallen. Vooral deed het mij genoegen met zoo
vele studenten kennis te maken, omdat de om
standigheden bij mijn vorige reis niet veroorloof
den eene voordracht tot de spes patriae te houden,
die door mij was voorbereid en later in ons
tijdschrift HMas is uitgegeven. 1)
De Vereeniging Parnassós is de grootste te
Athene, zij heeft een eigen gebouw met schoone
zalen, en een school voor arme kinderen, die op
zeer goede resultaten mag bogen. In 't algemeen
, zou men haar kunnen vergeleken met het (thans
opgeheven) genootschap Felix Meritis te Amster
dam, dat evenzeer als de Vereeniging Parnassós
fesplitst was in afdeelingen, zooals voor
letterunde, voor muziek, enz. enz. Zij geeft een
tijdschrift uit, en is in het algemeen het middel
punt van het letterkundige leven te Athene.
Voor streng wetenschappelijke voordrachten komt
echter meer in aanmerking de zoogenaamde
Wetenschappelijke Vereeniging, wier voorzitter
Eontos is, en die een uitmuntend tijdschrift
uitgeeft, waarop de naam der hoofdstad prijkt.
Verder heeft men hier nog een groot aantal
dergelgke vereenigingen, want van centralisatie
is in Griekenland -al zeer weinig sprake, en in
het gemeenschapsleven heerscht een echt Oostersch
gebrek aan orde, dat overal merkbaar is, en
waarmede men dagelijks rekening moet houden,
wanneer men zich voor allerlei onaangename
teleurstellingen in acht wil nemen. Bijna niets
is hier geregeld, of liever alles is hier zóó ge
regeld, dat het met onze begrippen van orde en
regelmaat voortdurend in botsing komt. De
Helleen is een Oosterling. Sapienti sat.
Na de voordracht begaven wij ons in gezel
schap van een Grieksch artillerie-officier naar
de Acropolis. Mejufvrouw Tricoupis, de onge
huwde zuster van den ook in Europa weibeken
den staatsman, aan wien op het oogenblik de
moeielijke taak is toevertrouwd, het ten
eenenmale geschokte vertrouwen in de Grieksche
finantiën weer zooveel mogelijk te herstellen, had de
vriendelijkheid ons een toegangskaart voor het
bezichtigen der Acropolis bij nacht te verschaf
fen. Zij is een dame, in wier salon heel het
beschaafde Athene elkander ontmoet, en die met
het grootste gemak de voornaamste talen van
Europa spreekt. Wij gingen naar boven, en
genoten van het heerlijke maanlicht, en van het
heerlijke gezicht op de stad beneden ons, dat
aan een sprookje uit Duizend en n Nacht deed
denken. Bij avond en bij nacht spreken de
ruïnes tot ons met geheel haar verhevenheid,
haar stille grootheid; haast spookachtig (zou men
zeggen) rijzen de verweerde zuilen omhoog, en
al die duizenden marmeren rotsblokken,
waarniede de heuvel bezaaid is, getuigen van een
veelbewogen godsdienstig en kunstlievend leven,
dat nog in zijn overblijfselen en na een tijdver
loop van zooveel eeuwen in staat is ons eerbie
dig te stemmen, en den zin voor het schoone op
veelzijdige wijze te wekken. Terwijl wij rond
dwaalden, speelde de maan schuilvinkje met de
donkere wolken, nu eens verdween zij, dan weer
goot zij hare zilveren stralen over het landschap,
over den Areopagus en de Pnyx, zoo welbekend
sedert de oudheid, over Aegina en Salamis, in
de verte duidelijk zichtbaar, over den steilen
Lycabettos en de andere heuvelen die de eeuwige
stad omringen. Het viel ons moeielijk te schei
den van dit tafereel, waarbij alle overige merk
waardigheden en bekoorlijkheden van het moderne
Athene als in het niet verzinken.
In mijn hoedanigheid van verslaggever aan den
ruimen kring der lezers van dit blad, gevoel ik
1) Zie mijn Grieksch artikel: »Cobet en de
klassieke philologie in Holland." (Hellas IVblz.
263?280). Naar aanleiding daarvan schreef dr.
W. Doorenbos een uitvoerig artikel iu den JVcd.
Spectator.
mij thans verplicht nog in het kort te vertellen,
welke indrukken de bezoeken van de laatste
voorafgegane dagen bij mij hebben opgeleverd.
Onder anderen bezocht ik de Ecole Francaise
d'Athènes, wier werkkring zoo hoogst nuttig is
voor opgravingen en inschripties, eene zitting
der Helleensche Kamer, het Koninklijk Paleis,
het Centraal Museum, een der gymnasia te Athene,
en andere bezienswaardigheden.
Zonder twijfel is het Centraal Museum, dat voort
durend uitbreiding ondervindt, niet alleen een
der grootste schatten van Hellas, maar eenig
in Europa. De directeur, de ijverige en be
kwame oudheidkundige Kawwadias, heeft met
bewonderenswaardigen smaak alles historisch in
zalen afgedeeld en gerangschikt, zoodat men
hier de oude kunst van af hare eerste
windselen tot aan het tijdperk van hoogsten bloei, en
daarna van het verval, ja zelfs tot aan den
Byzantjjnschen tijd kan vervolgen. Aan de laatste
periode is eene afzonderlijke afdeeling gewijd,
evenals aan de kunst van klein-Azië, waar (zoo
als bekend is) in verschillende steden met goed
gevolg opgravingen zijn begonnen.
Den rijkdom van dit museum te beschrijven,
ware een klein boekdeel vullen. Laat ik dus
volstaan met te zeggen, dat de verzamelingen
van "Londen en Par\js hoogst merkwaardig kun
nen heeten, maar dat op den duur (zooals des
kundigen mij verzekeren) het museum te Athene
de kroon zal spannen. Waar vindt men, bij
voorbeeld, zulk eene verzameling van de heer
lijkste grafmonumenten ? In hare oude kunst
stukken bezit het kleine hedendaagsche Grie
kenland eeti schat, die niet genoeg op prijs kan
worden gesteld. De nu eens roode, dan weer
zwarte, altijd met zorg en smaak gekozen ach
tergrond doet de edele lijnen en vormen der
standbeelden en liggende figuren voortreffelijk
uitkomen, en het ware te wenschen dat ieder
student en gymnasiast althans nmaal een reisje
naar Athene kon maken, ware het slechts om
het Centrale Museum te bezoeken.
Bij deze eeuwige schatten kan natuurlijk het
koninklijk paleis, bijna gansch modern ingericht,
niet vergeleken worden; toch vindt men er veel
schoons, en vele herinneringen uit den tijd van
koning Otto (1832?1802), en uit den vrijheids
oorlog die aan de keuze van dien eersten koning
voorafging. Van uit het balkon van dit paleis
heeft men het schoonste uitzicht op Athene en
bijna geheel Attika, waarvan wij tot dusver kon
den genieten.
Over de Grieksche Kamer met hare onver
kwikkelijke debatten en oratorische vuurwerken
zwijg ik heden liever om te besluiten met een
paar woorden over het door mij bezochte gym
nasium. Naast veel dat afkeuring en verbetering
verdient, zooals te groote klassen (40 h GO jon
gens in n lokaal), onvoldoende hulpmiddelen,
leermiddelen en ventilatie, moet ik echter met
lof gewagen van zeer veel dat niet genoeg kan
worden toegejuicht. De verklaring en uitlegging
van Xenophon's Gedenkwaardigheden van
Sokrates in de laagste klasse was uitmuntend; het
Latijn was ruim voldoende 2), niettegenstaande
het groot aantal leerlingen heerschte er vol
doende orde en opgewektheid, en de jongens
namen tegenover den vreemdeling de grootst
mogelijke beleefdheid in acht. Elders hierover
meer. H. C. MULLKII.
2) Daar het Grieksch de letter B mist, was
het grappig om te zien hoeveel moeite sommige
jongens hadden met het opzeggen der
traditioneele Latijnsche conjugatie: amo, amabam,
amabo, enz.
mifttttiHiflnimiHluiiitmiiiniiumieitmnmijinnniimiiiiiiinniiimimM
Opvoeding en Onderwijs te Cempuis.
In De Bode van 1G November 1.1. (orgaan van
den Bond van Nederlandsche onderwijzers) lees
ik 't volgende:
«In verschillende geschriften van den laatsten
tijd wordt het opvoedkundig systeem te Cempuis,
in practijk gebracht, om strijd geroemd. Men heeft
daar den moed gehad met den sleur te breken.
Het hoofdbestuur (van genoemden bond) acht
het voor ons onderwijs van het grootste belang
die inrichting grondig te leeren kennen.
»Mocht de ervaring bevestigen, wat de ge
schriften ons hebben medegedeeld, dan moet eene
juiste beschrijving van de wijze, waarop aldaar
het onderwijs gegeven wordt, de school ten goede
komen. Uit den beschrijvingsbrief is reeds geble
ken, dat het hoofdbestuur een der leden in de
gelegenheid wil stellen die inrichting gedurende
eenige dagen te bezoeken."
Het is naar aanleiding hiervan, dat ik de
vrijheid neem den lezers van dit weekblad, waarvan
wellicht velen niet bij het school-onderwijs be
trokken zijn, eenige goedkoope artikelen over
Cempuis onder de aandacht te brengen, die tot
nadenken over de fducation integrale, kunnen
leiden.
Stellen we dan allereerst de vraag: Wat is
Cempuis? »Cempuis is een dorp in liet depar
tement Oise, gelegen op eenige kilometers afstand
van Grandvilliers, tusschen Beauvais en Amiens.
Het bevat niets bijzonder belangrijks, dan een
weeshuis, onder d« leiding van den heer Paul
Robin, die daar in practijk brengt de beginselen
van de alzijdige opvoeding, welke hij ontwikkelde
in een studie, opgenomen in de Revue, de p!ulo~
sophie positive in 18(>!> 70."
Tot de geschriften, die over Cempuis handelen
of ermee in verband staan, en waarvan ik enkele,
ter wille der ruimte, slechts vluchtig wensch te
beschouwen, behooren de navolgende:
1. De brochure, getiteld: De sc/tool der toekomst.
De opvoeding in het weeshuis l'révost te Cempuis,
in het departement Oise (Frankrijk) door Alexis
Sluys, directeur der Normaalscliool te Brussel,
vertaald door P. W., Amsterdam, vereeniging
»De Dageraad", 1892 (ÖG bladz. / 0.20).
Deze brochure behandelt achtereenvolgens:
de gemengde opvoeding, de lichamelijke opvoeding,
de verstandelijke opvoeding, de moreele opvoeding,
de aesthetische opvoeding, de schoolfeesten, de
schooluitstapjes, de vacantie-kolonies, de handen
arbeid. Dikwijls heeft men er het woord in gelaten
aan den heer Robin zelven, die in het Bulletin '
d'Orphelinnt Pré<ost een aantal opmerkingen
heeft medegedeeld omtrent de beginselen, de
methodes en opvoedkundige inzichten, zooals die
in die inrichting in practijk worden gebracht.
2. Het artikel van Nellie, getiteld Cempuis, in
De Nieuwe Tyd, van 1G September?7 October
1893, (Nos. 37?40) waarvan ik 't betreur, dat
er geen overdrukjes van bestaan.
Dit artikel meen ik niet beter te kunnen
inleiden, dan door Nellie's beginwoorden hier
over te nemen: »Hoe zal ik de indrukken der
laatste dagen samenvatten in kort bestek V Ik
leefde in vijf dagen meer dan anders in een
maand l
»Ruim een jaar geleden verscheen in De Dage
raad een artikel van den heer Sluys te Brussel,
over de inrichting te Cempuis en de integrale
(volledige) opvoeding. Dit artikel trof mij zoozeer,
dat ik dadelijk betrekkingen aanknoopte met
Cempuis om nadere inlichtingen te verkrijgen,
en thans heb ik de vierde peadagogische zitting
dezer inrichting bijgewoond."
Nellie heeft zich bovendien bereid verklaard
nadere inlichtingen over Cempuis te geven. Haar
adres is: madame N. van Kol, 154 Rue Gallait,
Bruxelles. (Belgique).
3. Het artikel door Emilie Claeys vertaald uit
de Revue l'édagogigue, getiteld: «Gezamentlijke
opvoeding van meisjes en jongens", voorkomende
in de nos. 4, G en 7 van De Vrouw, orgaan van
den Hollandsch-Ylaamschen Vrouwenbond, onder
redactie van Emilie Claeys te Gent en mevrouw
N. van Kol te Brussel.
In no. 4 van dat blad staat tevens een opstel
van Fr., getiteld «Gemengd -Onderwijs."
Vóór alles kan ik evenwel de lezing aanbevelen
van »de School, de Onderwijzer en de Maat
schappij," door A. II. Gerhard. Amsterdam, S. L.
van Looy, 18!I3, (G8 bladz. ? 0,3f>) want vóór
alles is noodig een andere blik op-, eene andere
opvatting van het onderwijs! En tot die beide
wekt Gerhard op!
Amst., Dec. l Silo. GETÏAICU G. LÏKSELVSK.
't Is een eigenaardig, misschien geen slecht
teeken des tijds dat, voor eonige maanden, door
de Belgische academie als «vijfjarige" prijs, prix
inqiAennul ds Itttérature franchise, een werk
is bekroond, waarin de Belgische zeden, speci
fiek de Antwerpsche, duchtig ironisch worden
doorgehaald. Dat werk draagt den titel La
nou?elle Curthage 1) en is geschreven door Georges
Eckhout.
De schrijver, ofschoon een echte Vlaamsche
jongen, is hekend door zijne Fransche schriften
als Les Kermissen, Keen Doornik, en andere, die
algemeen gelezen worden. Hij is zeer realistisch,
menigmaal recht cynisch.
Met scherpe pen en schilderachtige uitdruk
kingen wordt de speculatiewoede der beur», de
ontucht van den Riet-Dyjck (het uitgezocht kwar
tier), de Vastenavond enz. geschetst. De schrijver
had, tot edeler gezelschap overgaande, ook zelfs
de gebreken van het Cercle arli*tii/ue kunnen
bespotten, alwaar in de leeskamer een glimlach
van medelijden ongetwijfeld allen naar het ge
laat Stijgt, voor wie er ernstige werken en tijdschrif
ten voor kunst en kunstbeweging zoeken wil. Aan
JVeder/ancisc/ie kunst is in 't geheel niet te denken!
Ook hier is men al te zeer Nouvelle Carthage \
We zouden meenen dat de toegekende f 10.000
in vele opzichten verdiend zijn, want ook
Eekhouts stijl is zeer aantrekkelijk. l'. A. T.
1) Beurs, bij Lacomblez, 18!>3.
Te veel Liefde. Onder dezen titel schrijft
de NeMe Revue te Wecncn een artikel over een
aantal boeken die gedurende de laatste maanden
aan de redactie ter bespreking zijn gezonden.
Het zijn:
«Moderne Liebe," (O. Mysing). sGetheilte
Liebe,'1 (lleinrich Anzenberg). «Seelenliebe,"
(v. Traudt). «Eifernde Liebe," (Wildenbruch).
»Heimliche Liebe," (lleir.z Tovote). AVahre
Liebe." (Dessauer). Zweierlei Liebe," (schrijver
ongenoemd). «Liebe und Leidenschaft." (Mignon
Hartmann). »Liebeskiimpfe,"(Hermann Friedrichs)
en sFrauenliebe," (Milow).
De lezers zijn dus voldoende met Liefde ver
zorgd; voor de theaterbezoekers is er in dien
zelfden tijd vertoond: Letzte Liebe von Doczi,
Liebesofifer van Ohnet, en Das Recht zu lieben
van Nordau. En dan wordt er nog beweerd,
dat het materialisme steeds voortwoekert en dat
de wereld «liefdeloos" is.
De oudste Russische schrijfster, Mevr. Caroline
Janich, is, 81 jaar oud, te Moskou gestorven.
Zij woonde vroeger te Dresden, vertaalde Schiller
in het Russisch en Tolstoïin het Duitsch, en
werkte aan vele Russische tijdschriften mede.
Van Ncdirlandscli Odst-Indië, beschreven en
afgebeeld voor het A'ederlandsche volt;, door l'rof.
P. A. van der Lidt te Leiden, tweede geheel
omgewerkte druk, uitgave van K. J. Brul te
Leiden, was met ah1. S het eerste deel com
pleet. Behalve de platen in lichtdruk en in
kleurendruk, bevatte het als extra-bijlage een
kaart van Atjeh; de firma stelde ook fraaie
origineele stempelbanden voor de intcokenaars be
schikbaar. Met allev. i), K) en 11 is nu het tweede
deel begonnen, het bevat Inxuliwle onder het
Staatsbestuur (l)aendels. Raf'iles, Cnltuurstelsel,
Rochussen en zijn opvolgers, het begin der ver
wikkelingen met Atjeh, enz.) en is op dezelfde
wijze als het vorige met platen versierd.
Van het tijdschrift De Kinderwereld, dat door
den heer l'. Louwerse bedoeld wordt als over
gang tusschen Voor de Kinderkamer en Voor
't Jonye Volkje, is de eerste aflevering verschenen.
Zij is geheel in den geest van de twee bedoelde
tijdschriften, maar juist voor den tusschenleeftijd
berekend, door de 11.11. Schillemans on Van
Belkum te Zutfen met dezelfde zorg uitgegeven
en even Hink geïllustreerd.
vo
AME S
Mode. Vrouwelijke handwerken.
Conversatie-menu's. Vaccine-mati
nees. Lubecker marsepein.
Het veelbesproken hermelijn voor
wintercostumes heeft zich toch, zooals wel te verwachten
was, bescheiden op den achtergrond gehouden.
Het is te cru; men wil dat witte wit niet meer.
Als er geen sneeuw ligt, is het te hard; als er
sneeuw is, lijkt het geelachtig. Het winterteint,
allicht met een roodachtigen neus in den ijswind,
kan er niet tegen.
Voor den avond daarentegen, is het niet ge
noeg toe te juichen. Mets past zoo goed bij de
warme modetinten van het fluweel, chaudron,
terra-cotta, vieux rose, en al de groenen en de
blauwen, zelfs bij geel en havana en lila fluweel,
als het blanke mollige hermelijn, met een smal
randje goud of gekleurde steenen als afscheiding.
Voor den dag dienen sabel, chinchilla, blauwvos,
astrakan, loutre en marter; men kan zich dage
lijks ervan overtuigen, hoe kwistig daarmee wordt
omgegaan.
Een paar aardige, en betrekkelijk eenvoudige
toiletten werden dezer dagen in een nieuw stuk
in het Gymnase te Parijs gezien. Mlle Goby
droeg effen turkooisblauw laken, alleen met twee
lange einden zwart satijn lint op den rok, die
aan den zoom met twee strikken gehecht zaten.
Het corsage (blouse) was van turkooisblauw
fluweel, met zwarte gitten sterren en arabesken
geborduurd: op de schouders strikken van zwart
satijn; om hals en middel zwart satijnen lint met
gitten gespen. Het andere, van mlle Regina Rex,
de ingéiiue, was even eenvoudig: effen wit satijn ;
het corsage versierd met een artistiek gedrapeerd
fichu van zijden mousseline, op de borst gekruist,
en geboord met plooisels van de stof, met smal
wit satijn lint omzet. Ook op het bovengedeelte
van de mouwen vond men die plooisels weer;
ceintuur van effen wit satijn.
*
* *
Te Parijs heeft eene tentoonstelling van ar
tistiek werk. door vrouwen vervaardigd, plaats,
weer iets anders dan de groote Kxposition des
arts de la femme van verleden jaar. De nieuwe
tentoonstelling is huiselijker, zij denkt niet aan
Rosa Bonheur of Madeleine Lemaire; zij gaat
uit van een genootschap Ade/phie, een soort van
'lesselschade en Arbeid Adelt, maar zonder lief
dadig doel. Vooral aan versiering van de huis
kamer, handwerken, borduursels, meubelen, is
gedacht eu men heeft ook de hulp van
buitenlandsche vriendinnen ingeroepen. Kanten en
borduurwerk, Middelceuwsch goudstikwerk, be
schilderde en gebeeldhouwde houten meubeltjes,
schilderwerk op perkament, papier, zijde, aarde
werk en porcolein, vooral kinderspeelgoederen
vullen de fraaie zalen in de rue de la l'ompe.
Zeer de aandacht trekt boerinnenhandwerk uit
Moravië, Hongarije en de Rumeensche landen;
voor een groot deel zijn het kleedingstukken,
die de arme menschen in haar rijken tijd zelf
zoo sierlijk bewerkt hebbon en nu in den hongers
nood moeten wegdoen. Ze zijnorigineel en «intens".
Maar er is ook het een en ander, naar modellen
uit de achtste eeuw expres voor deze tentoon
stelling bewerkt, dat heel aardig is.
Van het vreemde speelgoed bewondert men
vooral de uitdrukking; de poppen zijn lang zoo
elegant en engelachtig niet als de Parijscue, maar
echter. Een paar pelgrims die naar Kiew op reis
gaan, een groep kinderen die naar school gaan,
schijnen ook zelfs in de koppen kunst-, en
geen fabriekswerk. Ook uit Bohemen en Mo
raviëzijn er fraaie hoofdtooisels, sjerpen, doe
ken, die voor versiering van salon, serre
ot'boudoir uitmuntend te pas kunnen komen.
* *
*
In Mallock's New liepublic werd, en het
denkbeeld was zeker uitmuntend, door den
gastheer op het menu een belangrijk onderwerp
van gesprek aangegeven, b.v. »Is het leven de
moeite van het leven wel waard ?" Dezer dagen
volgde eene Londensche dame, die een aantal
getrouwde dames ouder haar gasten had, dit voor
beeld na, eenigszins gewijzigd. Op ieder menu
stond eene andere vraag: «Staat ge uw dochter
toe, alleen een vigelante te nemen, en te rijden
waarheen zij wil 'i'' «Mag zij vriendinnen be
zoeken, die ge niet kent V" »Mag ze alleen
paardrijden V" Men begrijgt dat deze en derge
lijke vragen heel wat controverse uitlokten. De
meest aangegeven oplossing eigenlijk een heel
vrouwelijke oplossing, omdat vrouwen in het
redeneeren nooit zaken van personen kunnen
scheiden, maar in dit geval zeker wel juist,
was : «liet hangt geheel van het meisje af ! De
een mag alleen in het Park op een paard rijden,
desnoods er boven op gaan staan, de ander mag
nauwelijks over het hek kijken."
Over 't algemeen moesten meisjes het chape
ronneeren niet zoo onaangenaam en lastig vinden,
zei een der dames. «Het is tocli een compliment.
Heel leolijke meisjes laat men allicht aan haar
lot over, hooi mooie meisjes voorziet men van
respectabel geleide."
* *
*
Prinses Mathilde, die zooveel van litteratuur
houdt, zal Sardou wel niet meer vereeren. Zij
had zooveel gelezen van zijn nieuw stuk, Ma
dame 8-i)is-Ocii.e, dat zij het wilde zien, ofschoon
haar vrienden het haar afrieden, wetende hoe
zij op Xapoleon's nagedachtenis gesteld is en hoe
lichtvaardig Sardou met de lii/ends omspringt.
Maar zij was niet te weerhouden. Al spoedig
had zij spijt, en bij het tooneel waarin Napoleon
zijne zusters de waarheid zegt, kreeg zij het te
kwaad. Het scheen haar niet veel minder dan
godslastering, on vreezende dat zij zich niet zou
kunnen beheerschen, ijlde zij uit haar loge. Maar
daar het nog zoo vroeg was, was haar rijtuig er
nog niet. Haar cavalier wist er} een te leenen,
het was dat van de mooie Mlle Verneuil, de
actrice, die voor Caroline Murat, eene tante van
prinses Mathilde, speelt.