De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 7 januari pagina 4

7 januari 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 863 f "r <-, kiespqngezicht, stelde den »Weltschmerzler" Toor; dan was er de lichtvaardige «Sanguiniker", de «Satiriker", de »Sentimentale", allen geestig geparodieerd. De humor is, zooals het behoort, ook nu nog in het huis der Fliegende Blatter flink vertegenwoordigd. Te Hamburg is de beeldhouwer Max Denoth, eerst veertig jaar oud, na een langdurig lijden overladen. Hy was een boerenknaap uit Tyrol, die door kunstbeschermers opgevoed, zich later te Hamburg vestigde. Van hem zyn de Hammonia en Germania aan de Brooksbrücke, benevens de St. Catharina en vijfentwintig andere gevelfiguren aan het Raadhuis te Hamburg. B\j de heeren Preyer & Cie., lokaal l'ictura, is geëxposeerd een schilderij van W. Maris: .Melkuur." B\j de firma E. J. van Wisselingh & Co., Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van G. Courbet »Boschintérieur". lliMimiimitiiiititttiiltiiimiimittmtliHitiiniimttiittmmii' Reisindrukkcn. IV. Athene, 22 Dec. 1893. Vóór myn vertrek uit Amsterdam had ik aan het bestuur der Vereeniging Parnassós alhier mijn voornemen te kennen gegeven, een korte voor dracht te houden in de groote zaal van het genootschap. Deze had gisteren avond plaats, en werd door een publiek van 3 a 400 personen, waaronder vele dames en vooral vele studenten, bijgewoond. Met enkele trekken trachtte ik weer te geven, welke beteekenis het woord Philhelleen gedurende de eeuwen heeft gehad, den invloed te schildeien dien het oude zoowel als het herboren Griekenland op zoovele geesten ten allen tijde heeft uitgeoefend, en ten slotte besprak ik de betrekkingen die tusschen Nederland en Hellas bestaan, en die zonder twijfel in de toe komst- behooren te worden uitgebreid. Al had ik niet de eer eener offlcieele zending, zooals in den zomer van 1892, toch voelde ik mij geroepen aan het schoone Athene de groeten over te brengen van het Noorden, van onze Hoogeschool en ons Gymnasium, en een welgemeend applaus bewees dat deze woorden in goede aarde waren gevallen. Vooral deed het mij genoegen met zoo vele studenten kennis te maken, omdat de om standigheden bij mijn vorige reis niet veroorloof den eene voordracht tot de spes patriae te houden, die door mij was voorbereid en later in ons tijdschrift HMas is uitgegeven. 1) De Vereeniging Parnassós is de grootste te Athene, zij heeft een eigen gebouw met schoone zalen, en een school voor arme kinderen, die op zeer goede resultaten mag bogen. In 't algemeen , zou men haar kunnen vergeleken met het (thans opgeheven) genootschap Felix Meritis te Amster dam, dat evenzeer als de Vereeniging Parnassós fesplitst was in afdeelingen, zooals voor letterunde, voor muziek, enz. enz. Zij geeft een tijdschrift uit, en is in het algemeen het middel punt van het letterkundige leven te Athene. Voor streng wetenschappelijke voordrachten komt echter meer in aanmerking de zoogenaamde Wetenschappelijke Vereeniging, wier voorzitter Eontos is, en die een uitmuntend tijdschrift uitgeeft, waarop de naam der hoofdstad prijkt. Verder heeft men hier nog een groot aantal dergelgke vereenigingen, want van centralisatie is in Griekenland -al zeer weinig sprake, en in het gemeenschapsleven heerscht een echt Oostersch gebrek aan orde, dat overal merkbaar is, en waarmede men dagelijks rekening moet houden, wanneer men zich voor allerlei onaangename teleurstellingen in acht wil nemen. Bijna niets is hier geregeld, of liever alles is hier zóó ge regeld, dat het met onze begrippen van orde en regelmaat voortdurend in botsing komt. De Helleen is een Oosterling. Sapienti sat. Na de voordracht begaven wij ons in gezel schap van een Grieksch artillerie-officier naar de Acropolis. Mejufvrouw Tricoupis, de onge huwde zuster van den ook in Europa weibeken den staatsman, aan wien op het oogenblik de moeielijke taak is toevertrouwd, het ten eenenmale geschokte vertrouwen in de Grieksche finantiën weer zooveel mogelijk te herstellen, had de vriendelijkheid ons een toegangskaart voor het bezichtigen der Acropolis bij nacht te verschaf fen. Zij is een dame, in wier salon heel het beschaafde Athene elkander ontmoet, en die met het grootste gemak de voornaamste talen van Europa spreekt. Wij gingen naar boven, en genoten van het heerlijke maanlicht, en van het heerlijke gezicht op de stad beneden ons, dat aan een sprookje uit Duizend en n Nacht deed denken. Bij avond en bij nacht spreken de ruïnes tot ons met geheel haar verhevenheid, haar stille grootheid; haast spookachtig (zou men zeggen) rijzen de verweerde zuilen omhoog, en al die duizenden marmeren rotsblokken, waarniede de heuvel bezaaid is, getuigen van een veelbewogen godsdienstig en kunstlievend leven, dat nog in zijn overblijfselen en na een tijdver loop van zooveel eeuwen in staat is ons eerbie dig te stemmen, en den zin voor het schoone op veelzijdige wijze te wekken. Terwijl wij rond dwaalden, speelde de maan schuilvinkje met de donkere wolken, nu eens verdween zij, dan weer goot zij hare zilveren stralen over het landschap, over den Areopagus en de Pnyx, zoo welbekend sedert de oudheid, over Aegina en Salamis, in de verte duidelijk zichtbaar, over den steilen Lycabettos en de andere heuvelen die de eeuwige stad omringen. Het viel ons moeielijk te schei den van dit tafereel, waarbij alle overige merk waardigheden en bekoorlijkheden van het moderne Athene als in het niet verzinken. In mijn hoedanigheid van verslaggever aan den ruimen kring der lezers van dit blad, gevoel ik 1) Zie mijn Grieksch artikel: »Cobet en de klassieke philologie in Holland." (Hellas IVblz. 263?280). Naar aanleiding daarvan schreef dr. W. Doorenbos een uitvoerig artikel iu den JVcd. Spectator. mij thans verplicht nog in het kort te vertellen, welke indrukken de bezoeken van de laatste voorafgegane dagen bij mij hebben opgeleverd. Onder anderen bezocht ik de Ecole Francaise d'Athènes, wier werkkring zoo hoogst nuttig is voor opgravingen en inschripties, eene zitting der Helleensche Kamer, het Koninklijk Paleis, het Centraal Museum, een der gymnasia te Athene, en andere bezienswaardigheden. Zonder twijfel is het Centraal Museum, dat voort durend uitbreiding ondervindt, niet alleen een der grootste schatten van Hellas, maar eenig in Europa. De directeur, de ijverige en be kwame oudheidkundige Kawwadias, heeft met bewonderenswaardigen smaak alles historisch in zalen afgedeeld en gerangschikt, zoodat men hier de oude kunst van af hare eerste windselen tot aan het tijdperk van hoogsten bloei, en daarna van het verval, ja zelfs tot aan den Byzantjjnschen tijd kan vervolgen. Aan de laatste periode is eene afzonderlijke afdeeling gewijd, evenals aan de kunst van klein-Azië, waar (zoo als bekend is) in verschillende steden met goed gevolg opgravingen zijn begonnen. Den rijkdom van dit museum te beschrijven, ware een klein boekdeel vullen. Laat ik dus volstaan met te zeggen, dat de verzamelingen van "Londen en Par\js hoogst merkwaardig kun nen heeten, maar dat op den duur (zooals des kundigen mij verzekeren) het museum te Athene de kroon zal spannen. Waar vindt men, bij voorbeeld, zulk eene verzameling van de heer lijkste grafmonumenten ? In hare oude kunst stukken bezit het kleine hedendaagsche Grie kenland eeti schat, die niet genoeg op prijs kan worden gesteld. De nu eens roode, dan weer zwarte, altijd met zorg en smaak gekozen ach tergrond doet de edele lijnen en vormen der standbeelden en liggende figuren voortreffelijk uitkomen, en het ware te wenschen dat ieder student en gymnasiast althans nmaal een reisje naar Athene kon maken, ware het slechts om het Centrale Museum te bezoeken. Bij deze eeuwige schatten kan natuurlijk het koninklijk paleis, bijna gansch modern ingericht, niet vergeleken worden; toch vindt men er veel schoons, en vele herinneringen uit den tijd van koning Otto (1832?1802), en uit den vrijheids oorlog die aan de keuze van dien eersten koning voorafging. Van uit het balkon van dit paleis heeft men het schoonste uitzicht op Athene en bijna geheel Attika, waarvan wij tot dusver kon den genieten. Over de Grieksche Kamer met hare onver kwikkelijke debatten en oratorische vuurwerken zwijg ik heden liever om te besluiten met een paar woorden over het door mij bezochte gym nasium. Naast veel dat afkeuring en verbetering verdient, zooals te groote klassen (40 h GO jon gens in n lokaal), onvoldoende hulpmiddelen, leermiddelen en ventilatie, moet ik echter met lof gewagen van zeer veel dat niet genoeg kan worden toegejuicht. De verklaring en uitlegging van Xenophon's Gedenkwaardigheden van Sokrates in de laagste klasse was uitmuntend; het Latijn was ruim voldoende 2), niettegenstaande het groot aantal leerlingen heerschte er vol doende orde en opgewektheid, en de jongens namen tegenover den vreemdeling de grootst mogelijke beleefdheid in acht. Elders hierover meer. H. C. MULLKII. 2) Daar het Grieksch de letter B mist, was het grappig om te zien hoeveel moeite sommige jongens hadden met het opzeggen der traditioneele Latijnsche conjugatie: amo, amabam, amabo, enz. mifttttiHiflnimiHluiiitmiiiniiumieitmnmijinnniimiiiiiiinniiimimM Opvoeding en Onderwijs te Cempuis. In De Bode van 1G November 1.1. (orgaan van den Bond van Nederlandsche onderwijzers) lees ik 't volgende: «In verschillende geschriften van den laatsten tijd wordt het opvoedkundig systeem te Cempuis, in practijk gebracht, om strijd geroemd. Men heeft daar den moed gehad met den sleur te breken. Het hoofdbestuur (van genoemden bond) acht het voor ons onderwijs van het grootste belang die inrichting grondig te leeren kennen. »Mocht de ervaring bevestigen, wat de ge schriften ons hebben medegedeeld, dan moet eene juiste beschrijving van de wijze, waarop aldaar het onderwijs gegeven wordt, de school ten goede komen. Uit den beschrijvingsbrief is reeds geble ken, dat het hoofdbestuur een der leden in de gelegenheid wil stellen die inrichting gedurende eenige dagen te bezoeken." Het is naar aanleiding hiervan, dat ik de vrijheid neem den lezers van dit weekblad, waarvan wellicht velen niet bij het school-onderwijs be trokken zijn, eenige goedkoope artikelen over Cempuis onder de aandacht te brengen, die tot nadenken over de fducation integrale, kunnen leiden. Stellen we dan allereerst de vraag: Wat is Cempuis? »Cempuis is een dorp in liet depar tement Oise, gelegen op eenige kilometers afstand van Grandvilliers, tusschen Beauvais en Amiens. Het bevat niets bijzonder belangrijks, dan een weeshuis, onder d« leiding van den heer Paul Robin, die daar in practijk brengt de beginselen van de alzijdige opvoeding, welke hij ontwikkelde in een studie, opgenomen in de Revue, de p!ulo~ sophie positive in 18(>!> 70." Tot de geschriften, die over Cempuis handelen of ermee in verband staan, en waarvan ik enkele, ter wille der ruimte, slechts vluchtig wensch te beschouwen, behooren de navolgende: 1. De brochure, getiteld: De sc/tool der toekomst. De opvoeding in het weeshuis l'révost te Cempuis, in het departement Oise (Frankrijk) door Alexis Sluys, directeur der Normaalscliool te Brussel, vertaald door P. W., Amsterdam, vereeniging »De Dageraad", 1892 (ÖG bladz. / 0.20). Deze brochure behandelt achtereenvolgens: de gemengde opvoeding, de lichamelijke opvoeding, de verstandelijke opvoeding, de moreele opvoeding, de aesthetische opvoeding, de schoolfeesten, de schooluitstapjes, de vacantie-kolonies, de handen arbeid. Dikwijls heeft men er het woord in gelaten aan den heer Robin zelven, die in het Bulletin ' d'Orphelinnt Pré<ost een aantal opmerkingen heeft medegedeeld omtrent de beginselen, de methodes en opvoedkundige inzichten, zooals die in die inrichting in practijk worden gebracht. 2. Het artikel van Nellie, getiteld Cempuis, in De Nieuwe Tyd, van 1G September?7 October 1893, (Nos. 37?40) waarvan ik 't betreur, dat er geen overdrukjes van bestaan. Dit artikel meen ik niet beter te kunnen inleiden, dan door Nellie's beginwoorden hier over te nemen: »Hoe zal ik de indrukken der laatste dagen samenvatten in kort bestek V Ik leefde in vijf dagen meer dan anders in een maand l »Ruim een jaar geleden verscheen in De Dage raad een artikel van den heer Sluys te Brussel, over de inrichting te Cempuis en de integrale (volledige) opvoeding. Dit artikel trof mij zoozeer, dat ik dadelijk betrekkingen aanknoopte met Cempuis om nadere inlichtingen te verkrijgen, en thans heb ik de vierde peadagogische zitting dezer inrichting bijgewoond." Nellie heeft zich bovendien bereid verklaard nadere inlichtingen over Cempuis te geven. Haar adres is: madame N. van Kol, 154 Rue Gallait, Bruxelles. (Belgique). 3. Het artikel door Emilie Claeys vertaald uit de Revue l'édagogigue, getiteld: «Gezamentlijke opvoeding van meisjes en jongens", voorkomende in de nos. 4, G en 7 van De Vrouw, orgaan van den Hollandsch-Ylaamschen Vrouwenbond, onder redactie van Emilie Claeys te Gent en mevrouw N. van Kol te Brussel. In no. 4 van dat blad staat tevens een opstel van Fr., getiteld «Gemengd -Onderwijs." Vóór alles kan ik evenwel de lezing aanbevelen van »de School, de Onderwijzer en de Maat schappij," door A. II. Gerhard. Amsterdam, S. L. van Looy, 18!I3, (G8 bladz. ? 0,3f>) want vóór alles is noodig een andere blik op-, eene andere opvatting van het onderwijs! En tot die beide wekt Gerhard op! Amst., Dec. l Silo. GETÏAICU G. LÏKSELVSK. 't Is een eigenaardig, misschien geen slecht teeken des tijds dat, voor eonige maanden, door de Belgische academie als «vijfjarige" prijs, prix inqiAennul ds Itttérature franchise, een werk is bekroond, waarin de Belgische zeden, speci fiek de Antwerpsche, duchtig ironisch worden doorgehaald. Dat werk draagt den titel La nou?elle Curthage 1) en is geschreven door Georges Eckhout. De schrijver, ofschoon een echte Vlaamsche jongen, is hekend door zijne Fransche schriften als Les Kermissen, Keen Doornik, en andere, die algemeen gelezen worden. Hij is zeer realistisch, menigmaal recht cynisch. Met scherpe pen en schilderachtige uitdruk kingen wordt de speculatiewoede der beur», de ontucht van den Riet-Dyjck (het uitgezocht kwar tier), de Vastenavond enz. geschetst. De schrijver had, tot edeler gezelschap overgaande, ook zelfs de gebreken van het Cercle arli*tii/ue kunnen bespotten, alwaar in de leeskamer een glimlach van medelijden ongetwijfeld allen naar het ge laat Stijgt, voor wie er ernstige werken en tijdschrif ten voor kunst en kunstbeweging zoeken wil. Aan JVeder/ancisc/ie kunst is in 't geheel niet te denken! Ook hier is men al te zeer Nouvelle Carthage \ We zouden meenen dat de toegekende f 10.000 in vele opzichten verdiend zijn, want ook Eekhouts stijl is zeer aantrekkelijk. l'. A. T. 1) Beurs, bij Lacomblez, 18!>3. Te veel Liefde. Onder dezen titel schrijft de NeMe Revue te Wecncn een artikel over een aantal boeken die gedurende de laatste maanden aan de redactie ter bespreking zijn gezonden. Het zijn: «Moderne Liebe," (O. Mysing). sGetheilte Liebe,'1 (lleinrich Anzenberg). «Seelenliebe," (v. Traudt). «Eifernde Liebe," (Wildenbruch). »Heimliche Liebe," (lleir.z Tovote). AVahre Liebe." (Dessauer). Zweierlei Liebe," (schrijver ongenoemd). «Liebe und Leidenschaft." (Mignon Hartmann). »Liebeskiimpfe,"(Hermann Friedrichs) en sFrauenliebe," (Milow). De lezers zijn dus voldoende met Liefde ver zorgd; voor de theaterbezoekers is er in dien zelfden tijd vertoond: Letzte Liebe von Doczi, Liebesofifer van Ohnet, en Das Recht zu lieben van Nordau. En dan wordt er nog beweerd, dat het materialisme steeds voortwoekert en dat de wereld «liefdeloos" is. De oudste Russische schrijfster, Mevr. Caroline Janich, is, 81 jaar oud, te Moskou gestorven. Zij woonde vroeger te Dresden, vertaalde Schiller in het Russisch en Tolstoïin het Duitsch, en werkte aan vele Russische tijdschriften mede. Van Ncdirlandscli Odst-Indië, beschreven en afgebeeld voor het A'ederlandsche volt;, door l'rof. P. A. van der Lidt te Leiden, tweede geheel omgewerkte druk, uitgave van K. J. Brul te Leiden, was met ah1. S het eerste deel com pleet. Behalve de platen in lichtdruk en in kleurendruk, bevatte het als extra-bijlage een kaart van Atjeh; de firma stelde ook fraaie origineele stempelbanden voor de intcokenaars be schikbaar. Met allev. i), K) en 11 is nu het tweede deel begonnen, het bevat Inxuliwle onder het Staatsbestuur (l)aendels. Raf'iles, Cnltuurstelsel, Rochussen en zijn opvolgers, het begin der ver wikkelingen met Atjeh, enz.) en is op dezelfde wijze als het vorige met platen versierd. Van het tijdschrift De Kinderwereld, dat door den heer l'. Louwerse bedoeld wordt als over gang tusschen Voor de Kinderkamer en Voor 't Jonye Volkje, is de eerste aflevering verschenen. Zij is geheel in den geest van de twee bedoelde tijdschriften, maar juist voor den tusschenleeftijd berekend, door de 11.11. Schillemans on Van Belkum te Zutfen met dezelfde zorg uitgegeven en even Hink geïllustreerd. vo AME S Mode. Vrouwelijke handwerken. Conversatie-menu's. Vaccine-mati nees. Lubecker marsepein. Het veelbesproken hermelijn voor wintercostumes heeft zich toch, zooals wel te verwachten was, bescheiden op den achtergrond gehouden. Het is te cru; men wil dat witte wit niet meer. Als er geen sneeuw ligt, is het te hard; als er sneeuw is, lijkt het geelachtig. Het winterteint, allicht met een roodachtigen neus in den ijswind, kan er niet tegen. Voor den avond daarentegen, is het niet ge noeg toe te juichen. Mets past zoo goed bij de warme modetinten van het fluweel, chaudron, terra-cotta, vieux rose, en al de groenen en de blauwen, zelfs bij geel en havana en lila fluweel, als het blanke mollige hermelijn, met een smal randje goud of gekleurde steenen als afscheiding. Voor den dag dienen sabel, chinchilla, blauwvos, astrakan, loutre en marter; men kan zich dage lijks ervan overtuigen, hoe kwistig daarmee wordt omgegaan. Een paar aardige, en betrekkelijk eenvoudige toiletten werden dezer dagen in een nieuw stuk in het Gymnase te Parijs gezien. Mlle Goby droeg effen turkooisblauw laken, alleen met twee lange einden zwart satijn lint op den rok, die aan den zoom met twee strikken gehecht zaten. Het corsage (blouse) was van turkooisblauw fluweel, met zwarte gitten sterren en arabesken geborduurd: op de schouders strikken van zwart satijn; om hals en middel zwart satijnen lint met gitten gespen. Het andere, van mlle Regina Rex, de ingéiiue, was even eenvoudig: effen wit satijn ; het corsage versierd met een artistiek gedrapeerd fichu van zijden mousseline, op de borst gekruist, en geboord met plooisels van de stof, met smal wit satijn lint omzet. Ook op het bovengedeelte van de mouwen vond men die plooisels weer; ceintuur van effen wit satijn. * * * Te Parijs heeft eene tentoonstelling van ar tistiek werk. door vrouwen vervaardigd, plaats, weer iets anders dan de groote Kxposition des arts de la femme van verleden jaar. De nieuwe tentoonstelling is huiselijker, zij denkt niet aan Rosa Bonheur of Madeleine Lemaire; zij gaat uit van een genootschap Ade/phie, een soort van 'lesselschade en Arbeid Adelt, maar zonder lief dadig doel. Vooral aan versiering van de huis kamer, handwerken, borduursels, meubelen, is gedacht eu men heeft ook de hulp van buitenlandsche vriendinnen ingeroepen. Kanten en borduurwerk, Middelceuwsch goudstikwerk, be schilderde en gebeeldhouwde houten meubeltjes, schilderwerk op perkament, papier, zijde, aarde werk en porcolein, vooral kinderspeelgoederen vullen de fraaie zalen in de rue de la l'ompe. Zeer de aandacht trekt boerinnenhandwerk uit Moravië, Hongarije en de Rumeensche landen; voor een groot deel zijn het kleedingstukken, die de arme menschen in haar rijken tijd zelf zoo sierlijk bewerkt hebbon en nu in den hongers nood moeten wegdoen. Ze zijnorigineel en «intens". Maar er is ook het een en ander, naar modellen uit de achtste eeuw expres voor deze tentoon stelling bewerkt, dat heel aardig is. Van het vreemde speelgoed bewondert men vooral de uitdrukking; de poppen zijn lang zoo elegant en engelachtig niet als de Parijscue, maar echter. Een paar pelgrims die naar Kiew op reis gaan, een groep kinderen die naar school gaan, schijnen ook zelfs in de koppen kunst-, en geen fabriekswerk. Ook uit Bohemen en Mo raviëzijn er fraaie hoofdtooisels, sjerpen, doe ken, die voor versiering van salon, serre ot'boudoir uitmuntend te pas kunnen komen. * * * In Mallock's New liepublic werd, en het denkbeeld was zeker uitmuntend, door den gastheer op het menu een belangrijk onderwerp van gesprek aangegeven, b.v. »Is het leven de moeite van het leven wel waard ?" Dezer dagen volgde eene Londensche dame, die een aantal getrouwde dames ouder haar gasten had, dit voor beeld na, eenigszins gewijzigd. Op ieder menu stond eene andere vraag: «Staat ge uw dochter toe, alleen een vigelante te nemen, en te rijden waarheen zij wil 'i'' «Mag zij vriendinnen be zoeken, die ge niet kent V" »Mag ze alleen paardrijden V" Men begrijgt dat deze en derge lijke vragen heel wat controverse uitlokten. De meest aangegeven oplossing eigenlijk een heel vrouwelijke oplossing, omdat vrouwen in het redeneeren nooit zaken van personen kunnen scheiden, maar in dit geval zeker wel juist, was : «liet hangt geheel van het meisje af ! De een mag alleen in het Park op een paard rijden, desnoods er boven op gaan staan, de ander mag nauwelijks over het hek kijken." Over 't algemeen moesten meisjes het chape ronneeren niet zoo onaangenaam en lastig vinden, zei een der dames. «Het is tocli een compliment. Heel leolijke meisjes laat men allicht aan haar lot over, hooi mooie meisjes voorziet men van respectabel geleide." * * * Prinses Mathilde, die zooveel van litteratuur houdt, zal Sardou wel niet meer vereeren. Zij had zooveel gelezen van zijn nieuw stuk, Ma dame 8-i)is-Ocii.e, dat zij het wilde zien, ofschoon haar vrienden het haar afrieden, wetende hoe zij op Xapoleon's nagedachtenis gesteld is en hoe lichtvaardig Sardou met de lii/ends omspringt. Maar zij was niet te weerhouden. Al spoedig had zij spijt, en bij het tooneel waarin Napoleon zijne zusters de waarheid zegt, kreeg zij het te kwaad. Het scheen haar niet veel minder dan godslastering, on vreezende dat zij zich niet zou kunnen beheerschen, ijlde zij uit haar loge. Maar daar het nog zoo vroeg was, was haar rijtuig er nog niet. Haar cavalier wist er} een te leenen, het was dat van de mooie Mlle Verneuil, de actrice, die voor Caroline Murat, eene tante van prinses Mathilde, speelt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl