Historisch Archief 1877-1940
N°. 864
DE AMSTERDAMMER
A°. 1894
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Bit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
. .. Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel büde Vijzelstraat, 542.
Zondag 14 Januari
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail,,
9Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12"
Advertentiën van 1?5 regels /'l.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O U Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Het Recht op Arbeid,
door Socius. De nieuwe toevlucht te Amster
dam en haar verleden, do>6r Bac. FEUILLE
TON : De wonderdadige kuur, naar het Fransch
van Jean Rameau. Muziek in de hoofdstad,
door Van Milligen. Aanteekeningen Schil
derkunst, door J. V. KUNST EN LETTE
REN: Maurus Jokai. ??Reisindrukken, door
Dr. H. C. Muller. V. SCHAAKSPEL. _ VOOR
DAMES, door E-e. ALLERLEI.
tlECLAMES. UIT Dr. GANNEF's STUDEERKA
MER. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIÉN.
munmiinimiiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiii iinrim
President Cleveland heeft tegenwoordig
eene ondankbare taak te vervullen, hij moet
de fouten goed maken, die door anderen
zijn begaan.
De constitutie der Vereenigde Staten schrijft
voor, dat de president zijne hooge waardig
heid slechts gedurende vier jaren bekleedt.
Wel is eene onmiddellijke herkiezing niet
uitdrukkelijk verboden, maar zij is in strijd
met de politieke usantiën en sedert 1832
slechts tweemaal voorgekomen. Cleveland
zelf heeft zich vroeger beslist verklaard te
gen hetgeen men in Amerika a sccond
consecutive term noemt. Toch zal het hem leed
hebben gedaan, dat hij bij het eindigen van
zijn eerste presidentschap, in Maart 1889,
de hoogste leiding van 's lands aangelegen
heden moest overlaten aan een man, die
deze taak op gransch andere wijze zou op
vatten en uitvoeren De strijd tegen het
. overdreven en onverdedigbaar protectionisme,
door Cleveland tijdens zijn eerste president
schap met goed gevolg begonnen, werd niet
slechts gestaakt, maar vervangen door eene
imiuiiinuiin
?e»
IIHUII IUHIWI MuutuuniiHiumimni
DE WONDERDADIGE KUUR.
Naar het Fransch van JEAN RAMEAU.
De oude Guichemerre was lang niet
vroolijk gestemd. Alleen, voor het kolenvuur ge
zeten, warmde hij zijn bevende handen door
ze tegen elkaar te wrijven en keek elk
oogenblik naar het platanen-laantje dat naar
zijn woning leidde.
»Geen sterveling!" bromde hij, zijn dik,
rood, met grijzen baard en haren omlijst
hoofd schuddend. En dan warmde hij weer
zijn verkleumde handen boven het vuur.
Guichemerre was officier van gezondheid,
sinds vijftig jaren gevestigd in het dorp
Saint-Léon. 't Was geen hoogvlieger, maar
een goede kerel, die, precies als een ander
zijn zieken had genezen, en wiens hoogste
ambitie was: maire van zijn gemeente te
worden.
Die schoone droom kon verwezenlijkt
worden, Guichemerre kon op roemrijke tij
den in zijn leven terugzien. De burgerij van
Saint-Léon was hem veel verplicht. Langen
tijd was hij de eenige geneesheer in de
geheele streek geweest. Hoeveel verkoudheden,
krampen, zinkings, maagstoornissen had hij
al niet genezen! Men verafgoodde Guiche
merre.
Maar sinds eenigen tijd had de fortuin
hem den rug toegekeerd. Welk een aaneen
schakeling van tegenspoeden! Vroeger had de
officier van gezondheid geneesmiddelen aan
zijn zieken verkocht. Dit mocht hij doen,
want de dichtstbijzijnde apotheek was wel 15
mijlen van het dorp verwijderd.
Maar ziet, daar komt zich opeens een
apotheker 2e klasse in Saint-Léon vestigen
en weg was Guichemerre's vergunning om
kamillen en vlierstroop te verkoopen. Helaas!
die verkoop vormde de mildst vloeiende bron
van des officier van gezondheid's inkomsten.
Die ramp was nog de ergste. De apotheker
reactie van de ergste soort. Handhaving
der hooge beschermende rechten was de leuze
der republikeinen geweest gedurende hunne
verkiezings-campagne, en die leuze had hun
den steun bezorgd van groot-industrieelen en
groot-grondbezitters. Toen Benjamin
Harrison president was geworden, moest hij de
rekening betalen, en het gevolg was de in
voering van het beruchte Mac-Kinley-tarief.
Dat het privilegie der eigenaars van
zilvermijnen door de republikeinen werd gehand
haafd en dat de schatkist jaarlijks voor vele
millioenen zilver bleef aankoopen, waaraan
zij niet de minste behoefte had, spreekt van
zelf. Maar Cleveland had terecht gewezen
op de hoogst bedenkelijke gevolgen, die een
al te groote, kunstmatige opvoering der ont
vangsten kon hebben, en dat kon moeielijk
worden erkend. Daarom zou men wel zor
gen, dat het surplus niet al te groot werd.
Wat in die richting door prohibitieve in
voerrechten en door gedwongen zilveraankoop
niet werd tot stand gebracht, deed de pen
sioenwet, die aan »slachtoffers'' van den bur
geroorlog en aan de betrekkingen van deze
patriotten ontzaggelijke sommen uitkeerde.
Zoo werd plotseling het aantal dier begun
stigden op raadselachtige wijze verdubbeld
en verdrievoudigd; inplaats van uit te ster
ven, schenen zij zich te vermenigvuldigen,
en de begrooting van het departement van
oorlog werd in de Vereenigde Staten, die
geen eigenlijk staand leger bezitten, minstens
even hoog als die van Frankrijk of
Duitschland.
Op deze wijze slaagden de republikeinen
er inderdaad in, de overlading der schatkist
te doen verminderen. Zij slaagden zelfs zóó
goed, dat het batig slot geheel verdween, om
voor een toenemend deficit plaats te maken,
zoodat thans nieuwe leeningen voor de deur
staan.
President Cleveland heeft, toen hij in
Maart 1893 zijn »second term" begon, aller
eerst den strijd aanvaard tegen het onduld
baar privilegie der zilvermannen. Het is
hem, dank zij zijn zeldzame energie en zijn
buitengewone volharding, gelukt de bepaling
UHiiMiiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiii imiimmii
IJIIIHMIIIIIIMHMIIII
stelde zich niet tevreden met hem geldelijk
nadeel te berokkenen, maar deed ook schade
aan zijn naam.
»Wat is dat voor poespas?" vroeg hij op
een toon en met een uitdrukking, die de
diepste wetenschappelijke minachting te ken
nen gaven, aan cle menschcn die met re
cepten van Guichemerre bij hem kwamen.
't Was waar, de eenvoudige officier van
gezondheid kon geen schitterende recepten
tbrmuleeren. Hij bezat eenige primitieve
voorschriften, waarvan hij zich onverander
lijk sedert zijn jeugd bediende. Zij hadden
misschien vroeger de kracht bezeten om te
genezen, maar waren reeds lang uit de mode
geraakt. De apotheker kende ze geen enkele
goede eigenschap toe.
Guichemerre verloor dan ook de grootste
helft van zijn klanten.
Maar de grootste ramp trof hem twee
jaren na de vestiging van den apotheker.
Fen jonge dokter, Albert Préville., kwam te
Saint-Léon wonen. Dat was de genadeslag.
Die dokter was een vreemdeling. Hij
sprak met een Parijsch accent. Hij had
manieren over zich, die de dorpelingen ver
blindden. Men zou te Saint-Léon voor zijn
pleizier ziek zijn geworden, alleen om door
zulk een geparfurneerdcn geneesheer weer
beter te worden gemaakt.
Guichemerre begreep dat hij verloren was.
Doctor Préville kreeg dadelijk den apotheker
op zijn hand. Die kon nog eens recepten
schrijven! Die schreef zeldzame en dure
middelen voor! Die verstond de kunst om
met hoogdravende en gedistingeerde bena
mingen uit zijn doctoralen mond de zacht
zinnigste en meest alledaagsche
ongesteldheden te beschrijven! Guichemerre noemde
een verkoudheid, een verkoudheid en een
zweer een zweer.
Doctor Préville vond ten minste eervolle
ziekten uit, met ingewikkelde en onbegrijpe
lijke benamingen, die met nieuwe en dure
medicijnen bestreden moesten worden.
Guichemerre die bij voorkeur kamillen,
sassafras, lindebloesem, vlier, of' papaver voor
schreef, allemaal overbekende kruiden, die hij
zelf in de tuinen van zijn patiënten verzamelde,
kon tegen doctor Préville's geneeswijze niet
te doen intrekken, die den Staat verplichtte
om maandelijks voor een bepaald bedrag
aan zilver te koopen en die daardoor voor
dit metaal eene kunstmatige markt had ge
schapen. Daarmede is het begin gemaakt
voor eene verstandige regeling van het
muntvraagstuk. Maar tegelijker tijd heeft de
president zich de vijandschap van vele zeer
invloedrijke lieden op den hals gehaald. Nog
feller echter werd de bestrijding van den
president, toen deze zich keerde tegen het
Mac Kinley-tarief.
In de vorige week werd in dit blad eene
verkleinde reproductie gegeven van een prent
uit het Amerikaansche humoristische blad
Judge. In dit republikeinsche orgaan wordt
week op week Cleveland op de kaak gesteld
als de man, die willens en wetens de Ame
rikaansche nijverheid ten gronde richt. Als
Santa Claus, de Amerikaansche type van
onzen Sint Nikolaas, wordt de president
daar voorgesteld, met milde hand presentjes
uitdeelende aan alle natiën der wereld, ter
wijl zijn landgenoot, de arme kleine Jonathan,
buiten in de kou staat en niets krijgt. Het
prentje was alleraardigst, maar de voorstel
ling te eenenmale onjuist. Wel zal een ver
laging van het tarief der invoerrechten aan
tal van andere handeldrijvende natiën ten
goede komen, maar zij zal in de allereerste
plaats een weldaad zijn voor de overgroote
massa van het Amerikaansche volk, dat
thans, ter wille van enkele bevoorrechten,
voor zijne eerste levensbehoeften een buiten
sporig hoogen prijs moet besteden.
Gelukkig laat het zich aanzien, dat zoowel
in het Representanten-huis als in den Senaat
eene meerderheid voor de zoo hoog noodige
tariefverlaging zal te vinden zijn. En nu
president Cleveland naar menschelijke be
rekening nog meer dan drie jaren op zijn
post kan blijven, is het te hopen, dat hij
zijn arbeid zóó zal kunnen bevestigen en
verzekeren, dat deze door eene wisseling in
de politieke kansen, waarbij meer
partijbelangen dan beginselen ter sprake komen, zal
kunnen worden omvergeworpen.
Eene andere moeielijkheid, die den
tegenconcurreeren. Zijn trouwste klanten lieten
hem gaandeweg in den steek.
En daar hij zijn koetjes niet op het droge
had kunnen brengen, in den tijd toen hij
nog alleen praktiseerde, zag hij een toekomst
vol armoede voor zich, die al donkerder
en donkerder werd, naarmate het aantal zijner
grijze haren vermeerderde.
Op dezen winterdag vooral was hij
zielsbedroefd.
Onder de enkelen die hem trouw Waren
gebleven, bevond zich de dorpsveldwachter.
Die veldwachter was zijn vriend. Hij was
getrouwd en had een zoontje van drie jaren,
Robert, het speelkameraadje van Guiche
merre's eigen kleinzoon Emile. En nu was
Robert ziek, vier dagen reeds en nog had
de veldwachter den officier van gezondheid
niet laten halen.
»Zou hij mij ook verlaten!1' dacht hij, zijn
i i ? ? j J' J
knokige vingers warmend.
En reeds drie dagen lang zat de officier
van gezondheid op hem te wachten, maar
hij verscheen miet.
De kolen vergloeiden en verdoofden tot
asch. Nu en dan ging de huisdeur open,
maar niet om den veldwachter in te laten,
niet voor een klant. Guichemerre voelde zijn
oud hart angstig kloppen.
Plotseling trad zijn dochter binnen.
"?Luister!" zei ze verbleekend.
De officier van gezondheid richtte het
hoofd op. En hij verbleekte op zijn beurt.
Op den weg klonk een paardendraf. O!
een welbekende draf.
»Ja, ja, hij is het!" stamelde Guichemerre.
»IIij gaat naar den veldwachter."
Tien seconden later kwam docter Préville
werkelijk spoorslags aan het eind der laan
op zijn vurig ros voorbij en sloeg links om
naar het huis van den veldwachter.
De oude Guichemerre nam het hoofd in
beide handen, 't Was gedaan.
Vaarwel, maireschap! Vaarwel alles! Hij
nam zijn dochters handen in de zijne en
drukte ze een paar minuten, zwijgend en
versuft, zonder zelfs te kunnen schreien.
Maar veertien dagen later beleefde
Guichemerrc een der gelukkigste oogenblikken
van zijn leven. Door de laan van platanen
woordigen president door zijn voorganger is
nagelaten, is de Hawaï-quaestie. De ont
trooning van de inlandsohe koningin
Liliuokalani is het werk geweest van Amerikaan
sche suikerplanters, en president Harrison
heeft een oubetamelijken haast gemaakt om
aan deze intrige enkele dagen vóór dat
hij als president aftrad zijne goedkeuring
te hechten en een Amerikaansch protecto
raat over de eilandengroep af te kondigen.
Al spoedig bleek het overtuigend, dat deze
toestand noch door de bevolking, noch door
de kolonisten van andere natiën gewenscht
werd. Recht en billijkheid eischten dus, op
den gedanen stap terug te komen. Maar het
Amerikaansch chauvinisme, het
»spreadeagleism", verzette zich tegen deze eerlijke
en redelijke oplossing. De President wordt
uitgemaakt voor al wat leelijk is, omdat hij
den Amerikaanschen adelaar wil dwingen,
dezen onrechtmatig verkregen buit weder los
te laten.
Broeder Jonathan bemoeit zich, Goddank,
weinig met Europeesche aangelegenheden,
maar in zijn eigen halfrond steekt hij overal
een zeer onbescheiden neus in. Dat geschiedt
dan onder de leuze van de Monroe-leer of
van het Pan-Americanisme. Men heeft het
indertijd in Chili gezien, waar de zaakgelas
tigde der Vereenigde Staten, Patrick Egan,
tijdens den burgeroorlog eene hoogst dubbel
zinnige rol speelde. En men kan het thans
weder zien bij den burgeroorlog in Brazilië,
die waarschijnlijk reeds lang zou geëindigd
zijn, indien de regeering te Washington pre
sident Peixoto niet op eene in het
oogloopende wijze had gesteund. Hier heeft klaar
blijkelijk de overweging den doorslag gegeven,
dat eene monarchistische restauratie in het
thans bijna geheel uit republieken bestaande
Zuid-Amerika niet gewenscht zou zijn. Nu
is het monarchistisch regime in Braziliëzeer
zeker geen ideale toestand geweest, maar het
was in elk geval toch nog heilig bij hetgeen
men daar na dien tijd onder de presidenten
Da Fonseca en Peixoto heeft befeefd.
Overigens is het nog zeer onzeker, of eene
overwinning, door de admiraals De Mello en
kwam een man aanloopen. 't Was de
veldwachter, dien hij niet meer verwachtte.
«Mijnheer Guichemerre," zei de goede
man, met tranen in de oogen, »wij vragen
u wel excuus, mijn vrouw en ik.... maar
we dachten.. .. enfin, u weet, er zijn om
standigheiden waarbij een mensch zijn hoofd
wel eens kan verliezen.... Laat ons er ver
der niet over spreken.... wij hebben u on
recht gedaan. Onze lieveling is voortdu
rend erger geworden, sedert de dokter hem
behandelt, 't Is een vreeselijke ziekte, 'k ben
vergeten, hoe die heet. Enfin! we hebben
er vroeger nooit hier van gehoord. Maar
ons lief ventje gaat dood. Ik heb het maar
al te goed begrepen in weerwil van al Dr.
Préville's praatjes. En nu waag ik het met
diep berouw, u te vragen om te komen.
Wilt u?"
Guichemerre was niet haatdragend. De
veldwachter weende; de officier van gezond
heid moest zich inhouden, om hem niet om
den hals te vallen. Maar zijn professioneele
waardigheid verbood hem dit te laten blijken
en hij merkte aan:
»'t Is delikaat genoeg, vriendlief, wat je
mij vraagt. Ik weet niet in hoeverre dokter
Préville...."
>O! wees gerust!" viel de veldwachter hem
in de rede. »Hij zal er niets vreemds in
zien, ik heb het hem gezegd. Bovendien,
hij komt niet meer bij mij over den vloer."
»Ja, maar", vervolgde Guichemerre, on
willekeurig een hooge borst zettend ; »ik weet
niet, of ik misschien niet wat laat kom,
ik heb het verloop der ziekte niet nagegaan.
De toestand heeft zich kunnen verergeren
en je begrijpt. ..."
»Ik begrijp alles, mijnheer Guichemerre.
Maar wij stellen vertrouwen in u en u
zult hem beter maken .... u zult het zien.
Daarenboven,'' voegde hij er openhartig bij,
om den officier van gezondheid te overtui
gen, »de somnambule heeft het ons zelf ge
zegd. Dus .. .."
»Ah! als de somnambulöer voor in
stond."
En stralend van vreugde beloofde Guiche
merre: »'t Is goed, ik kom binnen een kwar
tier bij u."