Historisch Archief 1877-1940
No. 864
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bevestigd werd. In 1513 kwam het klooster tot
«tand. Daar Amsterdam reeds vry wat kloosters
had, werden door de regeering beperkende be
palingen gemaakt, waarbij de nonnen beloofden
?dat die plaetse van tselve Convent groet zal
zyn isestlich roeden ommegaens en niet groeter
nv noch ghenen tyden. Item dat die plaetse zal
wesen langes de vesten bij den Heilighen wech
biivende allomme dertich voeten van den platten
mure vander stede".
Tachtig jaar bleef het gebouw eigendom der
Clarissen. In 1595 richtte de Vroedschap het
in gedeeltelijk tot aalmoezeniershuis (later de
latijnsche school, daarna gymnasium, tegenwoor
dig politiebureau). Een ander gedeelte werd met
kleine burgerwoningen bezet en vormde drie
straten, het tegenwoordige Eerste, Midden- en
Derde klooster. Een derde deel werd tot tucht
huis ingericht, daar Schepenen, na de verande
ring der regeering in 1578 «zwarigheid maakten
om sommige kwaaddoenders, overmids hunne
jongkheid, capitaal te straften (ter dood brengen)"
en een »huis tot castyement" dus noodig was.
Men vond het (zeer toevallig !) tevens geraden
de Clarissen, die ondanks verboden overeenkomst
aan het klooster gebouwd hadden, en de Pause
lijke Religie in hetzelve geoefend hadden, »uit te
zetten, mits haar verzorgende van onderstand".
In 1596 werden de eerste tuchtelingen, twaalf
jongens opgenomen, doch spoedig was de toevloed
zeer groot, ook van sterke manspersonen, bij wie
soms messen en ander geweer gevonden werden.
De straffen der tuchtelingeu waren zeer zwaar.
Onthouding van spijs en drank, tuchtiging met
de zweep, reep of roede, waarbij twee dienaars
van den schout een handje hielpen. De arbeid
der gevangenen bestond in snijwerk, en 't ver
vaardigen van wollen- en satijnen bombazijnen.
In 1599 werd dat werk veranderd en moesten
de tuchtelingen verf hout raspen, waarvan het huis
het monopolie voor Amsterdam kreeg.
Het roode Braziliehout of Fernambuk en andere
harde houtsoorten werden tot zaagsel geraspt en
van dit zaagsel werd een roode verfstof getrok
ken. Het gebouw kreeg naar dezen arbeid den
naam Rasphuis, en de voorstelling in steen
uitgehouwen onder de lijst der frontespies, een
tuchtmeester, zittende op een met boomstammen
beladen wagen, welk voertuig getrokken wordt
door leeuwen en tijgers, door den geesel des
tuchtmeesters voortgezweept, zoowel als het on
derschrift:
Virtutis est domare quae cuncti pavent 1)
wijst op de bestemming. Het frontespies is ver
sierd met een groep van drie levensgroote figu
ren; in 't midden de tuchtiging, voorgesteld door
een vrouw met strenge trekken, in de linkerband
het stedelijk wapen, in de rechter een opgeheven
roede. Aan elk harer zijdon een geketende, half
naakte man, die zich kromt voor de gevreesde
slagen. Onder de groep staat het woord Uastigatio,
d. i. Tuchtiging.
Het gebouw van binnen is somber, donker,
laag van verdieping en alles is zwaar en soliede,
een werk uit den tijd toen men nog voor de eeuwen
en niet zooals thans voor de jaren bouwde. Vooral
de muren en deuren zijn bijzonder dik; alle ven
sters zijn getralied en de sloten en grendels laten
niets te wenschen over. Als een staaltje der zware
straften noemen wij de dubbele kraag: twee bouten
werktuigen in den vorm van een juk dat om den
hals werd gehangen, terwijl de armen door twee
kleine gaten tot boven het hoofd werden gestoken.
Ook de meestverstokten hielden deze straf zelden
langer dan een etmaal uit zonder beterschap te
beloven. Hoewel de tuchtelingen elke 14 dagen
een andere cel kregen en er zware straften op de
ontvluchting gesteld waren, is het enkelen gelukt
uit te breken. Hoe die dat klaarspeelden is on
begrijpelijk. Wie goed oppaste mocht 's daags licht
werk verrichten, mits f/eene Joden ziji.ilc.
De gewone tuchtelingen moesten daags twee
tot drie honderd pond gekapt hout leveren of
's weeks drie honderd pond geraspt. Toen men
merkte dat de kerels het zaagsel met zand of
vuilnis vermengden om 't zwaarder te krijgen,
werd een nog grcoter gewicht geeischt.
De voeding was vrij goed; gewone scheepskost.
Eens per week gezouten of gerookt vleesch of
spek; eens stokvisch en voorts erwten,
paardeboonen, gort, 's middags en eens 's avonds, kar
nemelk met gort van haver en gerst. Hun gewone
drank was bier van een gulden 'Ie ton, waarvan
ze eiken dag twee mingelen (2.-12 L.) kregen.
Op kermis kregen ze zwaar bier. Hun kleediug
bestond uit een grauwen, groven jas en broek,
Uslandscbe kousen, schoenen, een Vlaamsen
linnen hemd en wie in 't geheime tuchthuis zat
kreeg ook een borstrok. Het geheime tuchthuis
was de afdeeling waar kinderen van gegoede
ouders, die ongeregeld leefden, gevangen werden
gezet. De wittebroodfkindtren kregen zoo er voor
betaald werd, beter eten en werden niet tot
zwaren arbeid verplicht. Ook politieke misdadi
gers werden hier gevangen gezet eu tot deze
laatsten had niemand toegang.
*
* :;:
Het Cusstifiatio is op de ongelukkigen, die hier
thans onderkomen zoeken niet meer van toepas
sing, tenminste niet in Jeu zin die er tot nu toe
aan werd gehecht, (ietuchtigd worden deze
zwakke strijders om het bestaan nog wel, doch
minder voor hun eigen fouten, dan voor die der
maatschappij. Zij gaan 't meest gebukt onder de
gevolgen der wanverhoudingen, en zoo van allen
''t verleden ook niet onberispelijk moge zijn, die
hier thans binnengaan verdienen slechts mede
lijden, hulp geen straf.
Toen. wij, een dng na de opening, de nieuwe
Toevlucht bezochten, waren er reeds 50 menscheu,
die zich ter verpleging hadden aangemeld, liet
Leger des Heils vraagt vijf cent voor nachtver
blijf, vijftien cents daags voor geheele verpleging.
welk geld verdiend moet worden met houtkappcn
en tot bosjes binden, welke houtjes als brandstof
verkocht worden. De leefregel der dakloozeu is
als volgt: te zeven uur op. te half acht ontbijten
met .'! II. (i. geboterd oiigebnibl tarwebrood met
koffie. Werken tot een uur. Dan wordt gemiddag
maald. Het middagmaal bestaat uit erwtensoep,
of aardappelen met groenten, of booneii met eenig
spek. Dan weer arbeiden tot vijf uur, waarna
1) 't Is der dapperheid taak, 't geen ieder
vreest te temmen.
weder 3 H. G. brood met koffie genuttigd worden.
Van zeven tot tien uur mogen de mannen wan
delen. Te tien uur avondeten evenals ontbijt.
Het leger is arm en kan de menschen geen
kleederen, veel minder eenige versnapering als
tabak of een sigaar geven. De ijverigsten kunnen
een kleine geldelijke belooning verwerven, waar
voor ze den barbier kunnen betalen.
Het trof ons, toen wij deze arme tobbers aan
't werk zagen, dat zij, die niets anders gedaan
hebben dan dat ze arm en werkloos zijn, dezelfden
arbeid verrichten als de zestiende-eeuwsche
tuchtelingen, dieven, vechtersbazen,
vrouwenschenners enz. en dat de negentiende-eeuwsche
werklooze echter minder goed eten en geen
kleeding ontvangt.
De straffen mogen minder streng zijn wan
neer de dakloozen zich wederspannig en onhan
delbaar betoonen, worden ze tot eenige dagen
zwervens veroordeeld en kunnen dan op een
stoep of een bank in de open lucht slapen, het
harde levenslot der dakloozen van heden ver
schilt ongeveer niets met dat van den tuchteling
uit 15!»5.
De toevlucht is eiken dag te bezichtigen; dat
velen een kijkje zullen gaan nemen en zich dan
gedrongen zullen gevoelen iets af te staan voor
de arme drommels, is den wensch van den schrij
ver. Oude kleederen, een badkuip, een kachel,
stoelen, alles is welkom. Wie een kistje sigaren
overheeft, 't behoeven zelfs geen havanna's te
zijn, vindt hier dankbaren voor wie een pijpje
tabak onder 't werk of een sigaartje 's Zondags
een ware rijkdom is. B AC.
2) De mededeelingen omtrent het Ilasphuis
zijn getrokken uit Wagenaar's Geschiedenis van
Amsterdam.
llltllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
u z i e
in de oo i'dstad.
De pauze begon. Het orkest had onder leiding
van Kes de vriendelijke Uromet/ieMsmuziek van
Beethoven en de Verwandhings-Musik uit Parsifal
van Wagner uitgevoerd. Ik' zat er nog over na
te denken welke zeldzame sauts perilleux men
op muziekuitvoeringen dikwijls waarneemt, toen
een mijner bekenden, die zich nooit met Wagner's
muze heeft kunnen verzoenen, mij kwam aan
spreken.
»Kunt gij nu nog volhouden," zeide hij »dat
zooiets werkelijk genot kan geven '.'"
Hij had blijkbaar bespeurd dat ik niet in extase
was na de uitvoering en trok daar partij van.
(Hij weet toch dat ik een groot
Wugnorvereerder ben).
Ik begon te betoogen dat men de dramatische
fragmenten meestal niet ongestraft iu de concert
zaal kan overbrengen, vooral wuineor de vocale
partijen bij het orkest zijn onder dak gebracht.
Zooiets geeft natuurlijk een onjuiston indruk. Ik
zeide dat hij het geheelo werk in den schouwburg
hoorende, euu geheel anderen indruk zal ver
krijgen.
Doch over lïayreuth wil mijn bekende nu
eenmaal niets hooreu. *-Op het laatst ' zeide hij
vroeger eens «-zullen wij nog naar de planeet
Mars moeten gaan om een jnisten indruk van een
kunstwerk te verkrijgen."
Ik deel dit gesprek in hoofdzaak mede. omdat
ik weer opmerkte-, dat men op deze wijze
een onjuist beeld geeft van Wnguer s dra
matische werken. Vooral bovengenoemde scène,
aldus gearrangeerd, leent zich zeer weinig tot
eene concertuitvoering, want ondanks de voor
treffelijke vertolking waaraan wij bij dit orkest
gewend zijn, vond ik dit fragment nu veel te lang
en te gerekt.
Doch na de pauze kregen wij de o simfonie
van Bnihms en de uitvoering van dit werk ver
schafte een groot genot.
De beide vriendelijke deelen Aiidnittc en
AlIftirttto. voorafgegaan door een hartstochtelijke!»
eersten satz met do scherp gemarkeerde opvolgin
gen van a en nu en de '\inile met het geheim
zinnig thema unisono in strijkkwiiHot en fagotten
optredende, die in waarheid de kroon op het werk
zet, gaven een groot genot, evenals de l-'r
iricHttmnmuziek die reeds op bet eerste lieethoveuconcert j
was ten gehooro gobrac'it. j
Van de lieothovonconcerien zijn wij reeds tot j
bet vierde genaderd. Ditmaal kregen wij te hooreu !
eene Onr^rturc : Zur Ninni'nfeier Opus 11.1 (een
werk. dat men i-iot zon denken ontstaan te zijn i
tusschen Isu'.l en 1>1 l doch veel vrooirer). het i
derdo pianoconcert van ( . kt. t. (door den lieer l
ilöiitgen gespeeld) eti de Ie ^/nijiiinii/i'. l
De beide eerste nummer* heli ik gehoord. : ik l
genoot weer vau ie1!-artistieke spel van IMiitgon en j
ik bewonderde weer de uüwirezeite wijze vau i
begeleiding vau dit orkest. Hierbij kwam het echter i
uit (lat de naturen vau ntgon en Ke; nog al
sterk iiiteoiiloopen. Bij Itëntgon was het (em met
('oethe ie spreken j <iro« ntt/i innc/tl if en hn l\es:
ireiw nitil tn'i'i'-i-!i.!ii/ m. n. w. de eerste wilde sneller
(Ml de laatste buigzamer. Vooral in het eer-b- deel
kwam dit uit, en dit kwam ook do eenheid niet altijd
ten goede. In dit deei droeg ile heer l!."nitge!i nok
een brillaute eadetiz voor. die zeer schoon i''j dit
deel paste1.
Meesterlijk' werden ook bet tweede e;i derde
deel door hem vertolkt.
Over eoioratuiirzangeressen te sproken is meestal
moeiolijk. Df1 stuk:-:e;> die zij zingen geven dik
wijls 700 weinig uiuxiek en daardoor is men
vaak te spoedig geneigd (wanneer er aan :ie
coloratuur iets hapert of de toonontw ikia'ing
niet overal even scheou i-}, ecu weinig u'iinsiigeu
indruk van de muzikale begaatdheul te
constateeren ; en men zou toch eerst eens moeten
hooren, hoc zulke zangeressen zich voordeden in
werken waar bet muzikale meer op den voorgrond
staat.
Mei. Antoinette Trebelli hoorde ik twee
coloratuuraria's : twee van die geijkte
sterren-repertoirstukken n.l. de aria uit Traviata en die uit:
Le Pardon de Ploërmel zingen. Daaruit kon men op
merken dat deze dame een zeer schoone om
vangrijke stem bezit, die echter in deze kleine
zaal in de hooge tonen scherp klonk; ook liet
de zuiverheid, meest tengevolge van niet licht
genoeg aanspreken van de stem, nog wel eens
te wenschen over.
Wel zong mej. Trebelli nog een paar Fransche
liedjes, doch hierin bewoog zij zich blijkbaar op
een voor haar vreemd gebied. Stijl noch voor
dracht konden mij bevredigen.
Hare stem zal echter in een zeer groote zaal
of wel op een tooneel in veel gunstiger licht
verschijnen. Zij bezit als zangeres in ieder geval
zeer goede eigenschappen.
De beer en mevrouw Mossel-Belinfante
(violoncel en piano) werkten op dit concert mede. Mevr.
Mossel voldeed mij vooral zeer goed in de tweede
afdeeling toen zij zichzelf geheel meester was en
eene pianiste toonde te zijn, die zoowel technisch
als muzikaal zeer ontwikkeld is. De heer Mossel
die eene hoogst belangrijke suite van J. Schenk
(1650) met zijn echtgenoote op voortreffelijke
wijze voordroeg, was ook in de solostukken (waar
onder compositiën van onze stadgenooten Henri
Tibbe en L. Adr. van Tetterode die zeer voldeden)
hoogst gelukkig.} Hij toonde een violoncellist te
zijn die op een hoog standpunt staat.
Ten slotte speelden de drie solisten een ge
zamenlijk nummer (kaartspelers zouden zeggen:
een allegaartje) Ave Maria van Gounod voor
zang, violoncel en piano.
In mijn vorig artikel beloofde ik iets mede te
deelen omtrent de causerie van mej. Esser. Met
het oog op de beperkte ruimte kan ik slechts
hier en daar een greep doen; hetgeen echter op
dit oogenblik wellicht voldoende mag geacht
worden omdat rnej. Esser mededeelde dat zij
voornemens is binnenkort een cursus te openen
waarin zij hare inzichten theoretisch zal verklaren.
Deze causerie moet dus geheel als inleiding
beschouwd worden, en daar ik mij voorstel (bet
belangrijke van deze vraagpunten in aanmerking
genomen) mij op de hoogte te houden van de
volgende voordrachten, zal ik dan ook een meer
volledig beeld van het geheel kunnen geven. Xu
toch werd alleen de artistieke zijde aangeroerd
en gat' mej. Esser enkele voorbeebien, welke
effecten men verkreeg door haar stelsel van
loonvorming.
Zij vond, met een werk van een Kus, Seft'eri
genaamd kennismakende, bare opvatting omtrent
zangonderwijs daarin geheel weergegeven. Xa
verklaring te hebben gegeven dat van registers
eigenlijk geen sprake kan zijn (want het geluid
komt o.a. bij wat wij borstregister noemen,volstrekt
niet uit de borstj en na door een paar beelden
verduidelijkt te hebben dat de stembanden en de
adem de hoofdfactoren zijn voor bet ontstaan
van den toon, deelde zij mede dat zij alleen
onderscheidde (Ie gestelde en losse keelkop
waarna zij eenigo fragmenten uit dramatische
werken zong om te laten booren hoe de stem bij
die -tanden klinkt, en hoe een grooter omvang van
stem daardoor wordt verkregen.
\a ecu uurtje aldus te hebben gecauseerd, ver
zocht de iuleidster het debat te beginnen.
.\anvankelijk (bet publiek bestond voor een
groot deel uit dames) scheen niemand het vuur
te willen openen, waarop de beer de Lange zijne
instemming met Mej. Kssor's leorwijzo betuigde
en verzocht dat zij die hot niet eens waren ook
buiiiie bezwaren zouden te berde brengen.
Het bleek echter dat het beter zou geweest zijn
het debat uittottellen tot na de theoretische
verklaringen, want toen twee dames zich in
debat begaven en spoedig de theoretische zijde
was aangeroerd,, zeide Mej. Esser het debat strikt
tot de artistieke zijde te willen beperken en het
andere liever schriftelijk met de spreekster te
willen behandelen.
Ik geloof dus mej. Esser te mogen aanraden
n.'i haar theoretische!! cursus het debat nog eeus
te openen, daar ik overtuigd hen dat het dan
vruchtbaarder kan en zal zijn.
Velen, die met elkander over deze kwestie na
atloop nog vau gedachten wisselden, waren van
meeiiiug, dat mej. Esser alleen voor eene zelfde
zaak andere namen gebruikte. Die kwestie kan
alleen langs theoretische!! weg worden opgelost.
dat wil zeggen: dan eerst kunnen do argumenten
juister gepreciseerd tegenover elkander gesteld
worden.
Xooa's il\ zeide is deze zaak zoo gewichtig en
moet men het zoo vau haite toejuichen, dat de
verschillende ni"eningeu tegenover elkander kun
nen gesteht worden, dat men vooral moet trachten
die wrijving van -^-dachten iu de hand te werken.
Kr waren verschillende bezoekers die zich als
specialiteit op liet gebied vau zangonderwijs be
wegen, wel een bewijs dat men deze daad op prijs
stelde.
Ik hoop dus dat het later zal blijken, dat een
volgend debat zal u;t\vet'kei> wat Joch het doel
('r \a:i moet ziju: vcn'üiniing vun den blik en
m<-rucre \\aui\lcerir.g ook bij verschil van denk
wijze.
Ten s'orte moet ik nog vermelden dat oen jong
vielist de iicer l.nuis /ininierman, die te (Iro
nieën ">-!;e,ren is ei: zijne opleiding eerst te.
l.eipzig en later te Brussel bij Isaye heelt ontvangen.
oi) een inulatiecere ert zich deed kennen als een
zeer degelijk' violist wiens sobere goed.; stijl
ou voordracht en schooiie toonontwikkeliiiL'" een
zeer LHI s! igen indruk maakten.
Hij \veni i:e-:s .e.teord door Me.|. Lüning uit
i Ni! tci'd:>m, oen-1 zangeres', die eeiT' schoone stom
en zeer duidelijke uitspraak bezit, en voor de
toekomst vee' heioot't. De voordracht lijdt echter
HIIL-' uiiu di' meer aan te zware en te uniforme
gevoelsuiting en hierop zij vooral hare aan
dacht go\estii;'l!.
De lieer Wij-'inaim (piano), droeg hoogst
ver(lien.Melijk de \l'ti:/<t'c}'i:}'-J'\it/tit:ii' vau Schubert
voer. Ik vdiid hem zeer vooruitgegaan, doch had
do begcleidiiu;' vau de liederen Dohtro^n vau
.lensc-ii gaarne met meer zorg en delicatesse be
handeld gezien.
VAN Mii.i.iGEX.
De stad Leipzig heeft een. rjjke
muziekbibliotheek cadeau gekregen, van den chef der
beroemde uitgeversfirma Peters, dr. Abraham. De
bibliotheek omvat 15000 muziekwerken, theore
tische en practische, daaronder zeer zeldzame
over de theorie der muziek; voorts een SOOtal
biographieën en monographieën van beroemde
meesters; ruim 700 klavieredities van oudere en
nieuwere opera's, 90 partituren van
muzikaaldramatische composities, de complete uitgaven
van Bach, Beethoven, Chopin, Clementi, Handel,
Haydn, Mendelssohn, Mozart, Palestrina, Schubert,
Schumann, Schütz, 90 werken over de geschie
denis der opera. De werken zijn naar nummers
geschikt en terstond bereikbaar ; als bibliotheca
ris is dr. Emil Vogel, een bekend muziekgeleerde,
aangesteld, en dr. Abraham stelde hem in staat,
de bibliotheek voortdurend belangrijk uit te
breiden. De bibliotheek bevindt zich in een aan
zienlijk huis, Königstrasse 201, en is voor iedereen
kosteloos toegankelijk.
De »Incorporated Society of musicians" te
Londen laat in bet huis, waarin Karl Maria von
AVeber op 5 Juni 1820 gestorven is, een gedenk
steen aanbrengen. Weber kwam in 1820 naar
Londen, reeds doodziek, om er zijn beron te
doen opvoeren.
miiimfiiHimtmiiiliiliimtiintiuutiEiiimiitiiiiiinniinii
iiiimtitnnniiM
In het voorlaatste nummer van den Mercure de
France komt een artikel voor vau CamilleMauclair,
merkwaardig, nog minder om het persoonlijke
het handelt over Armand l'oint dan wel om
het algemeene van wat er in wordt gezegd, en
dat nog het scherpst gevat is in deze fraaie fraze
tegen het slot:
?Na de bewonderenswaardige uitspatting van
het impressionisme, dat zich had vrijgemaakt van
het sombere atelier, om schaterend van vreugde
de zon te gemoet te gaan, heb ik dien
peinzenden terugkeer lief van het moderne bewustzijn,
naar de zuivere teekening van het beeld der
menschen, van dien eeuwigen beheerscher van
het landschap, wiens suprematie, al ging zij
voor een wijle te loor in het licht, wederom
in de hoofden is van enkele schilders, die vast
besloten zijn nimmer te berusten in Leonardo's
sterfelijkheid. . . ."
Dit uit een lezing van llenry van de Volde
une prédication d'art in hot groot auditorium
der Antwerpsche .\kademie gehouden :
liet vak van kunstenaar zooals men bet
vroeger verstond is onmogelijk geworden, en
dit beeft men voor liet' te nemen. Het geval be
paalt zich trouwens niet tot het vak van kunstenaar
alleen. Verscheiden andere professies zijn
vervormd. Enkele zijn onherstelbaar dood. en het
zijn juist die welke niet van een transformatie
hebben willen weten. Het is onze ij felheid die
de kunst heeft gedood, de kunst die alleen met
bescheidenheid, religie en edelmoedigheid samen
gaat. De kunst sterft aan de onzuivere begeerte
naar roem en goud. en wij die hare priesters zijn,
vinden niet beter meer te doen dan elkander te
verscheuren.
Och, de mecsten onzer trekken kringetjes om
de domeinen heen van een te begrensde perceptie,
weigerend te gelooven aan wat niet onniiddelijk
ons werd gemanifesteerd, met een halstarrigheid,
alsof het aldus wel ons openbaarde, ganscb uit
eigen leven voortgekomen ware. Zoo gaan wij
vaak als door een hof zulke kortzichtige
tuinieren, die niet zouden inzien dat de bloesems
van het verleden jaar niet weder vruchten zullen
brengen, en die in blindheid de jonge iolen wil
len snijden in stede van het dorre hout.
Als de trotscbe vroomheid, die de lucht
doorhuivert, bij de plotselinge ontspanning vóór den
storm, zóó rein en machtig is de ingehouden
furie, waarin door kunstenaars, vorkoorend met
hot hoogste, de schoonheid werd gediend, dat zij
weder die mochten openbaren, groot en onver
gankelijk.
Twee kunstenaars hoorde ik spreken over dat.
waardoor de hoogste kunst groot zou zijn geweest.
En de eene dacht vooral door de gezonde kracht,
terwijl de andere meende dat het door de wijsheid
was. Maar mij docht, achterna, dat men zóó zou
moeten zeggen: dat de hoogste kunst groot was
door schoenheid, doch dat wel het bewuste stre
ven naar schoon zoo vaak vruchteloos bleet door
afwezigheid van vol-gezoude kracht. en dat
door de tijden heen tegen niets in kunst zoozeer
als tegen de wijsheid gezondigd werd.
'Het zou de moeite waard zijn. een studie te
schrijven, een vergelijkende studie, over den oor
sprong der schilderkunst in bet Xoorden on van
die in het /uiden, de Vlaamsche on de
Haliaansche pointiiro. Kn dan zou daarmee, geloot' ik,
dadelijk veel kunnen worden verklaard, dat het
oudste schilderen daar ginds, voortkwam uit do
architektuur, dat het vooral muurschudcring.dat
het in haar geboorte monumentale schilderkunst
was. te.rwijl bet in \ iaanderen zich ontwikkelde
uit de losser lettervercieriug. de kloosterlijke
bockillustratie-kunst, de uit het Oosten geïmporteerde
luxe- verluchting, Want dat verschil in grondaard
bleef kenbaar eeuwen lang.
liet al naar onze eigen gesteldheid
verkwikkeiijke of prikkelende, het weldadige of het
irritante tegelijk van de kunst der
Oud-llolhmdsehe kabioetsuikjes, ligt in het nimmer falend
gemoedsevenwicht dat den -duiders er van eigen
is. De intimiteit van de Hoocb, do levensblijheid
van Jan JSteeu, de droefgeestigheid van llobbema,
tot zelfs de oubolligheid van lirauwer, zij
doen zich volkomen geënuilibreerd voor. Hun
egaal volwassen kunnen, heeft in de gestelde opgaaf