Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 864
altoos het volkomene bereikt.Wükunnen tegen
hen opstaan, of ongestoord hen vereeren, maar
hierin is de onsterfelijkheid, die hun verzekerd
blnft.
? Een enkele onder hen is tot dat evenwicht
niet of slechts even gekomen. Potters diepgewor
teld talent heeft het niet tot volwassenheid gebracht.
Maar het was veelszins misschien van edeler
specie dan dat der anderen.
J. V.
Bfi de firma E. J. v. Wisselingh & Co.
Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van
Monticelli.
iiiiiiiiiiiiiiiiinmiiimnijimiiiiiimiiii
1 Maurus Jokai.
Te Budapest zijn ter eere van het vijftigjarig
schrijversjubileum van Maurus Jokai groote
feestlijkhedeügevierd. Reeds weken lang kon men in
de Hongaarsche bladen bijna over niets anders
lezen, en de voor Hongarije sympathieke landen,
Duitschland, Frankrijk, namen telkens berich
ten over.
De romans van Maurus Jokai zijn in tallooze
vertalingen over de wereld verspreid; overal heb
ben ze geïnteresseerd. Nergens natuurlijk zoozeer
als in Hongarije, want in hun innigste wezen, in
hun deugden en tekortkomingen, zijn ze specifiek
Hongaarsch. Vandaar ook dat het Hoiigaarsche
volk, niet aan lectuur, vooral niet aan
boekenlectuur verwend, dezen zijn dichter bewondert,
leest en koopt. In de paleizen zoowel als in de
eenzame dorpjes op de onafzienbare Puszta, zijn
zijn romans in alle handen. En men kan er nu
eens een lezen en later nog een ; alleen tot 1886
had Jokai niet minder dan 176 romans en ver
tellingen geschreven. In de helden van al die
ver'halen erkent de Hongaar zijn gevleid beeld; het
zijn trotsche, bloedrijke gestalten, die alles kunnen,
wat zij zich voornemen, vrouwen vol schoonheid
«n bekoorlijkheid en luimen en hartstochten, dap
pere drinkers en vechtersbazen, vlugge dansers en
gemoedelijke roovers. De verraders en booswiehten
ontbreken niet, maar ze worden behoorlijk afge
straft, met wreedheid of belachelijkheid, en hebben
ook allicht iets edels en royaals, want Jokai heeft
het zelf gezegd, ze zijn, hoe realistisch ook be
doeld, allen meer uit hem zelf gesproten dan uit
het bestudeeren van vreemde individuen ontstaan.
Wanneer aan mijn romanfiguren iets ontbreekt,"
zeide hij zelf eens, //komt het daarvandaan, dat ik
ze minder zie, dan wel leef."
* **
Maurus Jokai is op 17 Februari 1825 te Comorn
geboren; hij behoorde tot eene protestantsche adel
lijke familie (en had zich dus Jokay kunnen schrij
ven) en bezocht het gymnasium en de universiteit
met de bedoeling adv.okaat te worden; vele jaren
oefende hij ook rechtspraktijk uit.
? Eigenlijk heeft de datum van het thans gevierde
feest iets willekeurigs, omdat Jokai niet precies
kan zeggen, wanneer hij nog niet schreef. Hij is
nu 68, en rekent dus van zijn 18de jaar; maar
reeds op het progymnasium maakte hij verzen, die
door een van zijn onderwijzers in een tijdschrift
geplaatst werden.
Als student in de rechten verdiende hij een du
kaat met het inzenden van een prijs-novelle, en dit
deed hem besluiten dichter en novellist te worden.
Hij nam in plaats van Moritz, zooals hij heette,
den voornaam Maurus aan, om geen jood te schijnen,
hetgeen hem in zijn land in dien tijd kwaad gedaan
zou hebben, en begon aan de reusachtige productie,
die sedert dat oogenblik geen dag gestoord is ge
worden. In den beginne werkte hij alleen 's nachts
fautazie, en overdag deed hij zijn advokatenwerk.
In 1848 nam hij aan de revolutie deel, vluchtte in
1849 met de rebellische regeering naar Debreczin,
en gaf daar het blad Esti Lapok uit, moest ook na
den val van Görgey als een gejaagd wild door
het land vluchten, zich maanden lang in de
bosschen verbergen, en had alleen aan den moed en
het vernuft van zijne vrouw, de actrice Rosa
Laborfalvi, zijne redding te danken, maar steeds
ging hij voort, te midden der politiek, zijne werken
van fictie te vervolgen.
Sinds lang is hij met de regeering verzoend en
steunt nu de Oostenrijksch-geziude partij; een tijd
lang was ij redakteur van de Hon, een groot
politiek dagblad, in 1867 zelfs hoofdredacteur van
het regeeringsblad Nemzet; hij is nog steeds afge
vaardigde; maar steeds gaat onvermoeid de lit
teraire arbeid voort. In de Baizagasse, eeu zij laan
van het buitengedeelte der Andrassystraat, die
daar reeds eene avenue van villa's is, staat zijn
kleine Middeleeuwsch kasteeltje in een kleinen
tuin; hij blijft er tot de winter nadert en de
hongersnood (want dan is er zoover buiten de
?stad niets te krijgen) hem dwingt zijn kamers
in de stad te gaan betrekken. Hij woont er met
?zijne dochter en haar man, de schilder Arpad Feszty.
Weinige jaren geleden is zijne vrouw gestorven,
die hij als zijne Egeria, de bron zijner inspiratie
en tevens zijn vertrouwbaarste criticus blijft ver
eeren, 's Morgens om 6 uur, 's winters om 7, gaat
hij naar de schrijftafel, en werkt er met het groot
ste gemak. Hij wandelt een weinig op en neer,
zet zijn hoofdstuk in elkaar en schrijft. Over zijne
ontspanning zegt hij het volgende : //Terwijl ik van
de politiek uitrust, schrijf ik romans, word ik
daarvan moede, dan schrijf ik gedichten of iets
anders. Zoo schrijf ik verschillende dingen tegelijk,
soms zelfs twee romans. En ben ik moe van alle
geschrijf, dan*neem ik den beitel en een stuk
ivoor, en maak wat snijwerk."
'Jokai levert lederen dag een vel druks, soms
twee, zonder ooit een woord te schrappen, zonder
iets te corrigeeren. De prachtuitgave van zijne
romans, die thans als ,/Eeregave" wordt vervaar
digd, bevat honderd dikke deelen. Zij moet voor
200 exemplaren 200,000 gulden opbrengen, waar
van de eene helft de kosten van den heel fraaien
druk bestrijdt en de andere helft voor den schrijver
is. Er is reeds lang over de 200 exemplaren
ingeteekend, zoodat voor het cadeau reeds gezorgd is.
* *
Men heeft het talent van den schrijver van
De nieuwe landheer en De Hongaarsche nabob met
dat van Alexander Dumas, Sue en Jules Verne
vergeleken. Het gelijkt op alle drie in vruchtbaar
heid, maar het meest op de manier van den eerste.
Jokaïheeft met dezen de rusteloos werkende vin
dingskracht, de afwisselende scheppingen, toch
mannen en vrouwen uit n stuk, den lust in
levendig coloriet en verbazingwekkende avonturen
gemeen, maar vooral den humor en het onuitput
telijk goed humeur. Een ander talent is dat van
den analyticus, van den bestudeerder der ziels
geheimen, van den zoeker naar interessante
psychologische en pathologische gevallen; Jokaï's
menscheu handelen, zij peinzen niet. Allen hebben
zij een concreet en weluitgesproken doel; zij willen
rijk worden, een vrouw veroveren, hun vaderland
bevrijden, of iets anders; zij zijn goed of slecht,
helden of bedriegers, hard of teer, dapper of laf;
maar nadenkend, nerveus of sceptisch, zijn ze nooit.
Hun zorgen en gedachten concentreeren zich altoos
op hun plannen, nooit op den loop der wereldge
schiedenis of de samenstelling van hun eigen ik.
Maar ook alleen zulke resolute complete menschen,
die met zich zelf niets te doen hebben, kunnen
zulke spannende avonturen beleven, als Jokaï's
actieve t'antazie ze noodig heeft; zij alleen kunnen
de helden zijn van vertellingen, die van avontuur
tot avontuur de spanning niet tot rust laten komen.
//Had Jokaï," schrijft dr. Hugo Ganz, talent of
lust om een van zijn romans zoo uitvoerig te ma
ken, als bijv. Tolstoïzijne Kozakken of zijn Anna
Kannina, dan zouden ' de honderd deelen die hij
geschreven heeft, nauwelijks toereikend zijn voor
n roman.1'
Zielsproblemen passen ook niet voor de schel
men en vagebonden van de Puszta, de
paardenherders en struikroovers, wier dolle streken hij
zoo grappig vertelt; ook niet voor de komische
gouvernantes en Backfhche, die aan het andere
e nd van zijn museum prijken, en zelfs niet voor
de trotsche en schoone jonkvrouwen, die zoo goed
weten wat ze willen en wel zorgen dat het krij
gen ook.
* *
Er is in Jokaï's romans niet veel voor- of achter
uitgang te bemerken; een eigenlijke glansperiode
is er niet in. Dat zegt hij zelf; //Ik heb voor de
geïllustreerde prachtuitgave van mijn Honguursche
Nabob het boek nog eens moeten doorlezen. Ik
heb het in 1853, dus veertig jaar geleden geschre
ven; maar ik zou er geen regel aan kunnen ver
anderen. Ik weet nu nog niet, waar ik het alles
vandaan gehaald heb; ik bedoel de
aienscheiikennis. Ik was toch nog zoo jong; ik kende niet het
tiende part van de menschen die ik nu ken; ik
had toch ook inwendig niet zooveel beleefd, eu
toch is de wereldbeschouwing, die ik daarin gaf,
al dezelfde, die ik nu nog geven zou. Gelezen had
ik wel; ik verslond de Fransehe romantici. Dagen
en nachten heb ik in Sue en Dumas gelezen. In
't begin schreef ik ook zoo, en Petofy zei: De
Franschen zijn geen Franschen, maar die Jokai,
dat is een eehte Franschmau.
Eu toen kwam ik zoo onbewust Op de oorspron
kelijk Magyaarsche werken. Op een reis door Ze
venbergen kwam in op den Honyaarschen Xabob.
Reizen is de beste opwekking voor sehrijtwerk.
Ja, het reizen; onderweg, alleen, iu een wagon,
half dommelend, daar ontstaan de plannen. Toen
zag ik ook weer het land en de menschen; ik had
ze al leeren kennen in 1849, als vluchteling. Voor
mij heeft geen een ze geschilderd; Josika was niets
dan een navolger van WTalter Scott; baron Eötvös
schildert wel mooi, maar geen Hongaren, althans
niet de kerels die ik gekend heb, de Belhyaren,
de lieden van de Puszta. Eenvoudige meuschen
zijn het, maar prachtig volk, die verdienen, dat
men ze schildert."
Jokai heeft dan ook de dankbaarheid jegens zijn
eerste leermeesters niet vergeten. Toen een dur
uitsche reporters hem feliciteerde, dat hij in 1S70
sympathie voor Duitschland's eenheid gehad had,
en daarbij in den Nemzel //tegen den
//Franzosencultus" gewerkt had", protesteerde Jokai4enzeide:
Pardon, dat is onjuist. Zooiets moet u niet zeg
gen, anders spreek ik het tegen. Ik heb niets tegen
de Frauschen geschreven, maar alleen voor de
neutraliteit. Ik houd van de Franschen, liet libe
rale volk. De wereld is hun zoovele groote en
edele denkbeelden verschuldigd. Aiet hun tegen
woordige politiek ben ik het zeker niet eens; ik
kan het niet begrijpen en nog veel minder goed
keuren, dat zij zich met de Russen verbinden.
Een groot volk mag zoo zijn beginselen niet ver
loochenen. Maar toch zijn zij een verstandig en
beschaafd volk, men moet ze niet met hun Déroulèdes
over n kam scheren; wij hebben toch ook onzen
Geza Polonyï, waar we niet gaarne mee zouden
worden gelijkgesteld. Hier hebben ook de chauvi
nisten me eens een landverrader genoemd, omdat
ik een novelle in 't Duitsch geschreven had; zoo
zijn de chauvinisten overal. Maar het volk is er
verstandig en liberaal; u schrijft dus niet, dat ik
een antipathie tegen de Frauschen heb; alleen met
hun tegenwoordige politiek ben ik het niet eens."
Jokai's feest wordt dan ook van alle kanten met
sympathie begroet. In het Duitsch, Fransch, Eugelsch,
Italiaanseh, Nederlandse!), Zwcedsch, Russisch, Ser
visch en Boheemsch zijn zijn werken vertaald, eu
het regende reeds lang vóór de feesten, die drie
dagen geduurd hebben, adressen en gelukweuscheu
voor den populairen romanschrijver.
BtmtoMMHumiiimittiiiiiiniiiHiiiiHiuiuHiiniiiiiiiiHUimtiiHiitiiiiijywi
Reishidrukkcn.
V.
Athene, 2G Dec. 1503.
Gisteren hadden wij het voorrecht, kennis te
maken met Mevrouw de Weduwe Schliernann.
Nadat wij haar een bezoek hadden gebracht,
noodigde zij ons uit, haar ecu tegenbczoek te brengen,
waarbij wij aan hare dochter en aan haren schoon
zoon, den heer Melas, zoon van Athene's burge
meester, werden voorgesteld. Daar de burgemees
ter Melas zelf tegenwoordig was, had ik dus ge
legenheid om ook met den eersten burger van het
moderne Athene kennis te maken, die mij er op
wees, hoeveel in do laatste 25 jaren veranderd
is, zoodat Athene iu een korte spanne tijds van
een armoedig dorp iu eeu der fraaiste kleinere
hoofdsteden van Europa is veranderd.
Behalve de verzameling oudheden van Mycene,
die bewaard worden in het zoogenaamde
"Polytechnikum (een der vele reusachtige marmeren ge
bouwen, waaraan Attika's hoofdstad geen gebrek
heeft), is op het oogeublik van Schliemann's op
gravingen hier niet veel meer over, omdat, zooals
zijne weduwe vertelde, bijna alles aan het Museum
te Berlijn ten geschenke is afgestaan. De studeer
kamer vau Schliemann met zijne fraaie bibliotheek,
waarin wij ontvangen werden, een ruime eu groote
zaal, versierd met spreuken zoowel aan Homerus
als aan andere dichters ontleend, is echter zeker
nog een der merkwaardigste herinneringen aan den
man, die zonder vakgeleerde te zijn in den engen
zin des woords, zulk een krachtigen stoot heeft
gegeven tot hervorming der klassieke studiën, en
een voorbeeld op evert vtm energie en mannelijke
wilskracht.
Mevrouw Schliemann vertelde, dat zij veel over
de Pliillielleensche Vereenigiug had hooren spreken
door den ouden heer Rangabé(of, op zijn Grieksch,
Rangawis), die vóór eenige jaren op hoogen leeftijd
hij werd bijna 90 jaar, naar ik meen is
gestorven, en wiens familie tot de aanzienlijkste
van Hellas behoort, terwijl hare leden op de ge
lukkigste manier letterkunde met politiek trachten
te vereenigen. Zoo is de 'heer Cléon Rangabé,
oudste zoon van den bovengenoemde, oud-gezant
te Petersburg en te Berlijn, tevens een der meest
uitstekende dramatische en lyrische dichters, die
het moderne Griekenland oplevert. Zonder de minste
overdrijving geloof ik, te kunnen zeggen, dat zijne
lyrische gedichten met het beste kunnen wedijveren
dat ons de oudheid, zij Iret ook meestal fragmen
tarisch, heeft overgelaten.
RangabéSenior heeft in Griekenland een grooten
naam, eu zoo kwam het, dat een jonge letterkun
dige vereeniging te Piraeus (iu het Grieksch
Piereefs), de bekende havenstad van Athene, zijn naam
heeft aangenomen en gisteren avond het feest harer
inwijding op plechtige wijze vierde. Het bestuur
had de beleefdheid, mij voor eene spreekbeurt uit
te uoodigen, hetgeen ik na eenige aarzeling aan
nam; immers het is en blijft een groot waagstuk,
zich in het openbaar uit te drukken in eene taal,
welke men slechts zeer gebrekkig machtig is, en wier
uitspraak hoogst melodieus en muzikaal is, zooals
trouwens het geval is bij alle Oostersche tongval
len. Doch ter zake.
In een aardig versierde zaal, waar Rangabé's
beeltenis te midden van groen prijkte, werden de
voordrachten gehouden, afgewitseld door muziek,
Na een inleidend woord door den heer
Coutsouwélis 1), privaatdocent aan de Universiteit te
Athene, die vooral er op wees hoe noodig het is
dat in een havenplaats eu handelsstad als Piraeus
wetenschap eu kunst meer tot haar recht komen,
trad mevrouw Ewangelia Paraskeroopoulou op, ten
einde verschillende voordrachten te houden. Zij is
een jeugdige tooneelspcelster, die veel opgang maakt
iu Griekenland en wier fraai uiterlijk en zachte
stem zeer veel indruk maken. Zeer goed voldeed
zij aau het talrijke publiek door het voordragen
van een paar fragmenten uit drama's vau den heer
RangabéJunior, en van een monoloog uit de
Galatea vau den dichter Wassiliiidis. Mij was de
gevaarlijke eer beschoren, terstond na de jonge
actrice het woord te erlangen, eu ik droeg daarop
zoo goed en zoo kwaad als het giug, met eenige
nootzakelijke wijzigingen, dezelfde rede voor, die
ik een paar dagen geleden in de vereeniging
Parnassós had uitgesproken. Nadat nog een jeugdig
dichter met zeer veel zelfvertrouwen eeiiige van
zijne jongste verzen had voorgedragen, was de
soiree geëindigd, en werd ik door het bestuur
uitgenoodigd deel te nemen aan een eenvoudig
avondeteu. Met een glas zuren wijn had ik nog juist
tijd genoeg om eeu toast uit te brengen op den
voorspoed van Griekenland en op het welzijn van
zijn voornaamste havenstad; daarna bracht mij de
sidiródromos of spoortrein binnen 20 minuten naar
Athene terug, 2)
De stad Piraeus gaat in den laatsten tijd zeer
vooruit, men vindt er vele fabrieken en het verkeer
is hoogst levendig. Te Piraeus zijn alle consulaten
gevestigd, ook dat van onzen consul-generaal, den
heer P. C. van Lennep, die reeds ten vorijenjare
in een merkwaardiger! brief (waarvan de Fransehe
tekst in ons tijdschrift ,/Hellas" werd opgenomen)
aan onzen Minister van Buitenlandsche Zaken, den
heer van Tienhoven, op het groote gewicht heeft
gewezen van de invoering der Griekschc uitspraak
in Europa, en op het aankuoopen vau nauwere
betrekkingen tusscheu het Westelijk eu Oostelijk
gedeelte van ous werelddeel. Daar statistieken hier
zeer gebrekkig en zeer onbetrouwbaar zijn, kan ik
omtrent het zielental vau Athene en Piraeus geen
zekere opgaven doen, maar ik geloof niet ver van
de waarheid te zijn, wanneer ik voor Athene 90.000
en voor Piraeus 40.000 inwoners aanneem.
Tusschcn beide steden ligt de cellulaire gevan
genis, een geschenk aan den Helleen&chen staat
van den milliouair Andreas Syugrós; des te meer
welkom, omdat het gevaugenwezen in Griekenland
steeds veel te weiischen heeft overgelaten.
(Slot rolt/0- H. C. MULLER.
1) Ik neem de Fransehe schrijfwijze der Grieksche
woorden aan, die het meest gevolgd wordt.
2) Sidiródromos beteckeiit letterlijk : ijzeren weg.
cheniin de fer. Men gebruikt hier echter ook het
bastaardwoord tréuo (trein.)
IJoekaankoiidigiiig.
De redactie en uitgever van het Nieuws van
den Dag hebben bet gelukkig denkbeeld gehad,
als JAAIU.I.IKSIHF, i'HKMiK ditmaal, in plaats van
een roman of bundel novellen, een boek van
blijvende waarde te geven, 's Gravenhage in onzen
tijd door Johan (!ram.
In den vorm vau aangenaam geschreven
causerieë. behandelt de auteur den Haag, de Ha
genaars, de kunst, letteren, nijverheid in de
hofstad, enz. enz.
Zonder twijfel zal iedereen dit boek met be
langstelling lezen om de vele merkwaardige
bizonderheden de historische herinneringen
zoowel als de liedendaagsche, die de auteur me
dedeelt. Geestig maar ondeugend zijn Gram's
beschouwingen over zijn stadgenooten en zeker
zal men glimlachen bij de beschrijving van de
Hègenèrs die hoewel ze niet gespaard worden
toch niet boos kunnen zijn, omdat de auteur mot
zooveel bonhomie en hoffelijkheid zijn karwatsje
hanteert.
Het hoofdstuk »kunsf' is een der meest aan
trekkelijke in het boek, dat door verschillende
kunstenaars rijk voorzien werd van illustratiën.
Klinkenberg, Rochussen, Weissenbruch, Louis
Apol, Henricus, e. a., leverden keurige schetsen,
terwijl tal van reproductiën van Jos. Israëls,
J. Bosboom, Sadée, Verveer, enz. 't boek ver
sieren. Vooral de drie gekleurde platen in
druken zinkhoogetsing naar aquarellen van Jos. Israëls
en Bosboom verdienen te worden vermeld. De
kleinere illustratiën van Henricus zijn meestal
zeer gelukkig. De uitvoering van tekst en
plaatdruk is der firma Roelofszen en Hübner waardig.
CORRIE'S T.TISAI, door W. A. Terwogt. Uitgave
van Blom & Olivierse te Culemborg. De schrijver
van dit boek erkent in alle nederigheid, in een
voorwoord, geen auteur te zijn, en na zijn boek
gelezen te hebben kunnen wij hem volmondig
gelijk geven. Waar toch biedt zijn werk inte
ressante bijzonderheden over de Tabakscultuur
en de verhouding der Europeanen op Borneo
tot de inboorlingen. Voor leesgezelschappen is
het aan te bevelen.
Te Leuvon overleed deze week Pierre van
Beneden, de beroemde Belgische natuuronder
zoeker. Hij werd in 1809 te Mechelen geboren,
promoveerde, 22 jaar oud, als doctor in de na
tuurkundige wetenschappen en de medicijnen,
werd in 1835 reeds professor in de zoölogie
aan de Gentsche universiteit, en nam het jaar
daarna de benoeming te Leuven aan, waar hij
tot zijn dood bleef en werkte. In 1843 richte
hij te Ostende op eigen kosten een laboratorium
en aquarium op, dat een van de eerste inrich
tingen van dien aard in Europa was. Ehrenberg,
de Quatrefages, Liebig, Johannes Muller en vele
anderen kwamen daarheen, om zich door den
meester omtrent zijn vruchtbare en geheel nieuwe
studiën over de fauna in de Belgische Noord
zee te laten onderrichten. Zijn grootsten triumf
vierde van Beneden intusschen op een ander
gebied. In het jaar 1853 verleende hem het
Institut de France den eereprijs voor natuur
wetenschappen voor zijn werk Geschiedenis van
de ingewandsivormen, die de geheele ontwikke
lingsreeks van deze geheimzinnige organismen
uiteenzette. Zoo verrassend an ongelooflijk
klonk zijn theorie, die nu algemeen erkend
is, dat hij een tijdlang vooral bij
buitenlandsche geleerden hevigen tegenstand ondervond.
De vele metamorphosen van den lintworm, zijne
zonderlinge wijze van vermenigvuldiging, was een
der schoonste ontdekkingen der moderne zoölo
gie en verschafte haren vernuftigen vinder een
Europeeschen naam.
Met de parasieten hield van Beneden zich met
voorliefde bezig. Hij schreef bv. eengroot werk over
de parasieten van de vleermuizen en zette in een
ander werk de groote theorie van het onderscheid
tusschen «parasieten" en »commensalen" in het
dierenrijk uiteen. Het laatste boek had een reus
achtig succes ; het werd terstond in het Duitsch,
Engelsch, Russisch, enz. vertaald, en in de
Yereenigde Staten nagedrukt.
De zoon van Pierre van Beneden, Edufird van
Beneden, is te Luik professor; hij zet de studiën
van zijn vader met kracht voort.
Dezen zomer zal het tien jaar geleden zijn,
dat een gezelschap van 112 heeren uit
NoordDuitschland, zich aansluitend bij het
»Hanseatische Geschichtsverein" te Hamburg, eene reis
van 14 dagen door Nederland en Vlaanderen
maakte, en na eenige genotvolle dagen met een
»Auf Wiederseben in Deutschland !" afscheidnam.
De Vlamingen denken er over, dit bezoek nu
te reciproceeren, en Dr. Julius Sabbe heeft dezer
dagen te Brussel in den Vlaamschen schouw
burg voor 1500 leden van het Willemfonds het
plan besproken zulk eene reis naar Duitsch
land te maken. Hij zal deze toespraak te Dordrecht
herhalen. Het reisplan zou omvatten: Aken,
Munster, Bremen, Hamburg (waarbij Helgoland
en het monument van Hotfman von Fallersleben)
Kiel, Lübeck, Rostock, Maagdenburg, de S
chsiche Schweiz, den Broeken, den Rennstieg, de
Wartburg, Hildesheim, Hanover en Keulen. De
Duitsche bladen juichen het toe als eene mani
festatie voor de »Zusammengehorigkeit der
Germanischen Rasse". Het Berliner TagMatt ver
wondert zich daarom ook, dat de «Deutsche
Reschshauptstadt" niet op bet programma voor
komt.
Donderdag 25 Januari zal de heer Roland de
Marès hier ter stede in de studenten-sociëteit
»Nos Jungit Amicitia" bij genoegzame deelneming
eene conférence houden over »Za littérature
d'aujourd'hui et de demain". Belangstellenden die
deze lezing van den bekenden Multatuli-vertaler
wenschen bij te wonen, kunnen zich ter intro
ductie schriftelijk vervoegen bij den abactis van
het Amst. Stud. Corps (Heiligenweg), liefst voor
22 .lanuari, daar alleen bij genoegzame deelne
ming de conférence doorgaat. Nader zal in de
bladen worden medegedeeld of dit het geval is.
Introductie-prijs f '2.
Van Mijn officieëcle vrome, naar kolonel l lenry
Richard Savage. verschijnt bij de firma Allert de
Lange dezer dagen de vierde druk.
miiiiimiuiiiiiiiiiiiiititiimiiiiiijiiiiiHHiiiiiiiiiinmiiliiiiiiiiiiHiiiiiitili
vo
AME S .
Vaccine-cotillori. De kus. Jos
phine. Kerstschotels. ??.
GateauMoka. Kant wassclien.
:>Brieux" in Figaro fantazeert heel aardig op
het vaccineeren in de salons.
»Een allerliefste soiree, gisteren avond bij de
mooie gravin de C Met succes is het
nieuwe cotillon-liguur er ingewijd. De invitatiën,
volgens de gewone formule gesteld, eindigden.
met de woorden : on v^ccinera.