De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 14 januari pagina 4

14 januari 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 864 altoos het volkomene bereikt.Wükunnen tegen hen opstaan, of ongestoord hen vereeren, maar hierin is de onsterfelijkheid, die hun verzekerd blnft. ? Een enkele onder hen is tot dat evenwicht niet of slechts even gekomen. Potters diepgewor teld talent heeft het niet tot volwassenheid gebracht. Maar het was veelszins misschien van edeler specie dan dat der anderen. J. V. Bfi de firma E. J. v. Wisselingh & Co. Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van Monticelli. iiiiiiiiiiiiiiiiinmiiimnijimiiiiiimiiii 1 Maurus Jokai. Te Budapest zijn ter eere van het vijftigjarig schrijversjubileum van Maurus Jokai groote feestlijkhedeügevierd. Reeds weken lang kon men in de Hongaarsche bladen bijna over niets anders lezen, en de voor Hongarije sympathieke landen, Duitschland, Frankrijk, namen telkens berich ten over. De romans van Maurus Jokai zijn in tallooze vertalingen over de wereld verspreid; overal heb ben ze geïnteresseerd. Nergens natuurlijk zoozeer als in Hongarije, want in hun innigste wezen, in hun deugden en tekortkomingen, zijn ze specifiek Hongaarsch. Vandaar ook dat het Hoiigaarsche volk, niet aan lectuur, vooral niet aan boekenlectuur verwend, dezen zijn dichter bewondert, leest en koopt. In de paleizen zoowel als in de eenzame dorpjes op de onafzienbare Puszta, zijn zijn romans in alle handen. En men kan er nu eens een lezen en later nog een ; alleen tot 1886 had Jokai niet minder dan 176 romans en ver tellingen geschreven. In de helden van al die ver'halen erkent de Hongaar zijn gevleid beeld; het zijn trotsche, bloedrijke gestalten, die alles kunnen, wat zij zich voornemen, vrouwen vol schoonheid «n bekoorlijkheid en luimen en hartstochten, dap pere drinkers en vechtersbazen, vlugge dansers en gemoedelijke roovers. De verraders en booswiehten ontbreken niet, maar ze worden behoorlijk afge straft, met wreedheid of belachelijkheid, en hebben ook allicht iets edels en royaals, want Jokai heeft het zelf gezegd, ze zijn, hoe realistisch ook be doeld, allen meer uit hem zelf gesproten dan uit het bestudeeren van vreemde individuen ontstaan. Wanneer aan mijn romanfiguren iets ontbreekt," zeide hij zelf eens, //komt het daarvandaan, dat ik ze minder zie, dan wel leef." * ** Maurus Jokai is op 17 Februari 1825 te Comorn geboren; hij behoorde tot eene protestantsche adel lijke familie (en had zich dus Jokay kunnen schrij ven) en bezocht het gymnasium en de universiteit met de bedoeling adv.okaat te worden; vele jaren oefende hij ook rechtspraktijk uit. ? Eigenlijk heeft de datum van het thans gevierde feest iets willekeurigs, omdat Jokai niet precies kan zeggen, wanneer hij nog niet schreef. Hij is nu 68, en rekent dus van zijn 18de jaar; maar reeds op het progymnasium maakte hij verzen, die door een van zijn onderwijzers in een tijdschrift geplaatst werden. Als student in de rechten verdiende hij een du kaat met het inzenden van een prijs-novelle, en dit deed hem besluiten dichter en novellist te worden. Hij nam in plaats van Moritz, zooals hij heette, den voornaam Maurus aan, om geen jood te schijnen, hetgeen hem in zijn land in dien tijd kwaad gedaan zou hebben, en begon aan de reusachtige productie, die sedert dat oogenblik geen dag gestoord is ge worden. In den beginne werkte hij alleen 's nachts fautazie, en overdag deed hij zijn advokatenwerk. In 1848 nam hij aan de revolutie deel, vluchtte in 1849 met de rebellische regeering naar Debreczin, en gaf daar het blad Esti Lapok uit, moest ook na den val van Görgey als een gejaagd wild door het land vluchten, zich maanden lang in de bosschen verbergen, en had alleen aan den moed en het vernuft van zijne vrouw, de actrice Rosa Laborfalvi, zijne redding te danken, maar steeds ging hij voort, te midden der politiek, zijne werken van fictie te vervolgen. Sinds lang is hij met de regeering verzoend en steunt nu de Oostenrijksch-geziude partij; een tijd lang was ij redakteur van de Hon, een groot politiek dagblad, in 1867 zelfs hoofdredacteur van het regeeringsblad Nemzet; hij is nog steeds afge vaardigde; maar steeds gaat onvermoeid de lit teraire arbeid voort. In de Baizagasse, eeu zij laan van het buitengedeelte der Andrassystraat, die daar reeds eene avenue van villa's is, staat zijn kleine Middeleeuwsch kasteeltje in een kleinen tuin; hij blijft er tot de winter nadert en de hongersnood (want dan is er zoover buiten de ?stad niets te krijgen) hem dwingt zijn kamers in de stad te gaan betrekken. Hij woont er met ?zijne dochter en haar man, de schilder Arpad Feszty. Weinige jaren geleden is zijne vrouw gestorven, die hij als zijne Egeria, de bron zijner inspiratie en tevens zijn vertrouwbaarste criticus blijft ver eeren, 's Morgens om 6 uur, 's winters om 7, gaat hij naar de schrijftafel, en werkt er met het groot ste gemak. Hij wandelt een weinig op en neer, zet zijn hoofdstuk in elkaar en schrijft. Over zijne ontspanning zegt hij het volgende : //Terwijl ik van de politiek uitrust, schrijf ik romans, word ik daarvan moede, dan schrijf ik gedichten of iets anders. Zoo schrijf ik verschillende dingen tegelijk, soms zelfs twee romans. En ben ik moe van alle geschrijf, dan*neem ik den beitel en een stuk ivoor, en maak wat snijwerk." 'Jokai levert lederen dag een vel druks, soms twee, zonder ooit een woord te schrappen, zonder iets te corrigeeren. De prachtuitgave van zijne romans, die thans als ,/Eeregave" wordt vervaar digd, bevat honderd dikke deelen. Zij moet voor 200 exemplaren 200,000 gulden opbrengen, waar van de eene helft de kosten van den heel fraaien druk bestrijdt en de andere helft voor den schrijver is. Er is reeds lang over de 200 exemplaren ingeteekend, zoodat voor het cadeau reeds gezorgd is. * * Men heeft het talent van den schrijver van De nieuwe landheer en De Hongaarsche nabob met dat van Alexander Dumas, Sue en Jules Verne vergeleken. Het gelijkt op alle drie in vruchtbaar heid, maar het meest op de manier van den eerste. Jokaïheeft met dezen de rusteloos werkende vin dingskracht, de afwisselende scheppingen, toch mannen en vrouwen uit n stuk, den lust in levendig coloriet en verbazingwekkende avonturen gemeen, maar vooral den humor en het onuitput telijk goed humeur. Een ander talent is dat van den analyticus, van den bestudeerder der ziels geheimen, van den zoeker naar interessante psychologische en pathologische gevallen; Jokaï's menscheu handelen, zij peinzen niet. Allen hebben zij een concreet en weluitgesproken doel; zij willen rijk worden, een vrouw veroveren, hun vaderland bevrijden, of iets anders; zij zijn goed of slecht, helden of bedriegers, hard of teer, dapper of laf; maar nadenkend, nerveus of sceptisch, zijn ze nooit. Hun zorgen en gedachten concentreeren zich altoos op hun plannen, nooit op den loop der wereldge schiedenis of de samenstelling van hun eigen ik. Maar ook alleen zulke resolute complete menschen, die met zich zelf niets te doen hebben, kunnen zulke spannende avonturen beleven, als Jokaï's actieve t'antazie ze noodig heeft; zij alleen kunnen de helden zijn van vertellingen, die van avontuur tot avontuur de spanning niet tot rust laten komen. //Had Jokaï," schrijft dr. Hugo Ganz, talent of lust om een van zijn romans zoo uitvoerig te ma ken, als bijv. Tolstoïzijne Kozakken of zijn Anna Kannina, dan zouden ' de honderd deelen die hij geschreven heeft, nauwelijks toereikend zijn voor n roman.1' Zielsproblemen passen ook niet voor de schel men en vagebonden van de Puszta, de paardenherders en struikroovers, wier dolle streken hij zoo grappig vertelt; ook niet voor de komische gouvernantes en Backfhche, die aan het andere e nd van zijn museum prijken, en zelfs niet voor de trotsche en schoone jonkvrouwen, die zoo goed weten wat ze willen en wel zorgen dat het krij gen ook. * * Er is in Jokaï's romans niet veel voor- of achter uitgang te bemerken; een eigenlijke glansperiode is er niet in. Dat zegt hij zelf; //Ik heb voor de geïllustreerde prachtuitgave van mijn Honguursche Nabob het boek nog eens moeten doorlezen. Ik heb het in 1853, dus veertig jaar geleden geschre ven; maar ik zou er geen regel aan kunnen ver anderen. Ik weet nu nog niet, waar ik het alles vandaan gehaald heb; ik bedoel de aienscheiikennis. Ik was toch nog zoo jong; ik kende niet het tiende part van de menschen die ik nu ken; ik had toch ook inwendig niet zooveel beleefd, eu toch is de wereldbeschouwing, die ik daarin gaf, al dezelfde, die ik nu nog geven zou. Gelezen had ik wel; ik verslond de Fransehe romantici. Dagen en nachten heb ik in Sue en Dumas gelezen. In 't begin schreef ik ook zoo, en Petofy zei: De Franschen zijn geen Franschen, maar die Jokai, dat is een eehte Franschmau. Eu toen kwam ik zoo onbewust Op de oorspron kelijk Magyaarsche werken. Op een reis door Ze venbergen kwam in op den Honyaarschen Xabob. Reizen is de beste opwekking voor sehrijtwerk. Ja, het reizen; onderweg, alleen, iu een wagon, half dommelend, daar ontstaan de plannen. Toen zag ik ook weer het land en de menschen; ik had ze al leeren kennen in 1849, als vluchteling. Voor mij heeft geen een ze geschilderd; Josika was niets dan een navolger van WTalter Scott; baron Eötvös schildert wel mooi, maar geen Hongaren, althans niet de kerels die ik gekend heb, de Belhyaren, de lieden van de Puszta. Eenvoudige meuschen zijn het, maar prachtig volk, die verdienen, dat men ze schildert." Jokai heeft dan ook de dankbaarheid jegens zijn eerste leermeesters niet vergeten. Toen een dur uitsche reporters hem feliciteerde, dat hij in 1S70 sympathie voor Duitschland's eenheid gehad had, en daarbij in den Nemzel //tegen den //Franzosencultus" gewerkt had", protesteerde Jokai4enzeide: Pardon, dat is onjuist. Zooiets moet u niet zeg gen, anders spreek ik het tegen. Ik heb niets tegen de Frauschen geschreven, maar alleen voor de neutraliteit. Ik houd van de Franschen, liet libe rale volk. De wereld is hun zoovele groote en edele denkbeelden verschuldigd. Aiet hun tegen woordige politiek ben ik het zeker niet eens; ik kan het niet begrijpen en nog veel minder goed keuren, dat zij zich met de Russen verbinden. Een groot volk mag zoo zijn beginselen niet ver loochenen. Maar toch zijn zij een verstandig en beschaafd volk, men moet ze niet met hun Déroulèdes over n kam scheren; wij hebben toch ook onzen Geza Polonyï, waar we niet gaarne mee zouden worden gelijkgesteld. Hier hebben ook de chauvi nisten me eens een landverrader genoemd, omdat ik een novelle in 't Duitsch geschreven had; zoo zijn de chauvinisten overal. Maar het volk is er verstandig en liberaal; u schrijft dus niet, dat ik een antipathie tegen de Frauschen heb; alleen met hun tegenwoordige politiek ben ik het niet eens." Jokai's feest wordt dan ook van alle kanten met sympathie begroet. In het Duitsch, Fransch, Eugelsch, Italiaanseh, Nederlandse!), Zwcedsch, Russisch, Ser visch en Boheemsch zijn zijn werken vertaald, eu het regende reeds lang vóór de feesten, die drie dagen geduurd hebben, adressen en gelukweuscheu voor den populairen romanschrijver. BtmtoMMHumiiimittiiiiiiniiiHiiiiHiuiuHiiniiiiiiiiHUimtiiHiitiiiiijywi Reishidrukkcn. V. Athene, 2G Dec. 1503. Gisteren hadden wij het voorrecht, kennis te maken met Mevrouw de Weduwe Schliernann. Nadat wij haar een bezoek hadden gebracht, noodigde zij ons uit, haar ecu tegenbczoek te brengen, waarbij wij aan hare dochter en aan haren schoon zoon, den heer Melas, zoon van Athene's burge meester, werden voorgesteld. Daar de burgemees ter Melas zelf tegenwoordig was, had ik dus ge legenheid om ook met den eersten burger van het moderne Athene kennis te maken, die mij er op wees, hoeveel in do laatste 25 jaren veranderd is, zoodat Athene iu een korte spanne tijds van een armoedig dorp iu eeu der fraaiste kleinere hoofdsteden van Europa is veranderd. Behalve de verzameling oudheden van Mycene, die bewaard worden in het zoogenaamde "Polytechnikum (een der vele reusachtige marmeren ge bouwen, waaraan Attika's hoofdstad geen gebrek heeft), is op het oogeublik van Schliemann's op gravingen hier niet veel meer over, omdat, zooals zijne weduwe vertelde, bijna alles aan het Museum te Berlijn ten geschenke is afgestaan. De studeer kamer vau Schliemann met zijne fraaie bibliotheek, waarin wij ontvangen werden, een ruime eu groote zaal, versierd met spreuken zoowel aan Homerus als aan andere dichters ontleend, is echter zeker nog een der merkwaardigste herinneringen aan den man, die zonder vakgeleerde te zijn in den engen zin des woords, zulk een krachtigen stoot heeft gegeven tot hervorming der klassieke studiën, en een voorbeeld op evert vtm energie en mannelijke wilskracht. Mevrouw Schliemann vertelde, dat zij veel over de Pliillielleensche Vereenigiug had hooren spreken door den ouden heer Rangabé(of, op zijn Grieksch, Rangawis), die vóór eenige jaren op hoogen leeftijd hij werd bijna 90 jaar, naar ik meen is gestorven, en wiens familie tot de aanzienlijkste van Hellas behoort, terwijl hare leden op de ge lukkigste manier letterkunde met politiek trachten te vereenigen. Zoo is de 'heer Cléon Rangabé, oudste zoon van den bovengenoemde, oud-gezant te Petersburg en te Berlijn, tevens een der meest uitstekende dramatische en lyrische dichters, die het moderne Griekenland oplevert. Zonder de minste overdrijving geloof ik, te kunnen zeggen, dat zijne lyrische gedichten met het beste kunnen wedijveren dat ons de oudheid, zij Iret ook meestal fragmen tarisch, heeft overgelaten. RangabéSenior heeft in Griekenland een grooten naam, eu zoo kwam het, dat een jonge letterkun dige vereeniging te Piraeus (iu het Grieksch Piereefs), de bekende havenstad van Athene, zijn naam heeft aangenomen en gisteren avond het feest harer inwijding op plechtige wijze vierde. Het bestuur had de beleefdheid, mij voor eene spreekbeurt uit te uoodigen, hetgeen ik na eenige aarzeling aan nam; immers het is en blijft een groot waagstuk, zich in het openbaar uit te drukken in eene taal, welke men slechts zeer gebrekkig machtig is, en wier uitspraak hoogst melodieus en muzikaal is, zooals trouwens het geval is bij alle Oostersche tongval len. Doch ter zake. In een aardig versierde zaal, waar Rangabé's beeltenis te midden van groen prijkte, werden de voordrachten gehouden, afgewitseld door muziek, Na een inleidend woord door den heer Coutsouwélis 1), privaatdocent aan de Universiteit te Athene, die vooral er op wees hoe noodig het is dat in een havenplaats eu handelsstad als Piraeus wetenschap eu kunst meer tot haar recht komen, trad mevrouw Ewangelia Paraskeroopoulou op, ten einde verschillende voordrachten te houden. Zij is een jeugdige tooneelspcelster, die veel opgang maakt iu Griekenland en wier fraai uiterlijk en zachte stem zeer veel indruk maken. Zeer goed voldeed zij aau het talrijke publiek door het voordragen van een paar fragmenten uit drama's vau den heer RangabéJunior, en van een monoloog uit de Galatea vau den dichter Wassiliiidis. Mij was de gevaarlijke eer beschoren, terstond na de jonge actrice het woord te erlangen, eu ik droeg daarop zoo goed en zoo kwaad als het giug, met eenige nootzakelijke wijzigingen, dezelfde rede voor, die ik een paar dagen geleden in de vereeniging Parnassós had uitgesproken. Nadat nog een jeugdig dichter met zeer veel zelfvertrouwen eeiiige van zijne jongste verzen had voorgedragen, was de soiree geëindigd, en werd ik door het bestuur uitgenoodigd deel te nemen aan een eenvoudig avondeteu. Met een glas zuren wijn had ik nog juist tijd genoeg om eeu toast uit te brengen op den voorspoed van Griekenland en op het welzijn van zijn voornaamste havenstad; daarna bracht mij de sidiródromos of spoortrein binnen 20 minuten naar Athene terug, 2) De stad Piraeus gaat in den laatsten tijd zeer vooruit, men vindt er vele fabrieken en het verkeer is hoogst levendig. Te Piraeus zijn alle consulaten gevestigd, ook dat van onzen consul-generaal, den heer P. C. van Lennep, die reeds ten vorijenjare in een merkwaardiger! brief (waarvan de Fransehe tekst in ons tijdschrift ,/Hellas" werd opgenomen) aan onzen Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer van Tienhoven, op het groote gewicht heeft gewezen van de invoering der Griekschc uitspraak in Europa, en op het aankuoopen vau nauwere betrekkingen tusscheu het Westelijk eu Oostelijk gedeelte van ous werelddeel. Daar statistieken hier zeer gebrekkig en zeer onbetrouwbaar zijn, kan ik omtrent het zielental vau Athene en Piraeus geen zekere opgaven doen, maar ik geloof niet ver van de waarheid te zijn, wanneer ik voor Athene 90.000 en voor Piraeus 40.000 inwoners aanneem. Tusschcn beide steden ligt de cellulaire gevan genis, een geschenk aan den Helleen&chen staat van den milliouair Andreas Syugrós; des te meer welkom, omdat het gevaugenwezen in Griekenland steeds veel te weiischen heeft overgelaten. (Slot rolt/0- H. C. MULLER. 1) Ik neem de Fransehe schrijfwijze der Grieksche woorden aan, die het meest gevolgd wordt. 2) Sidiródromos beteckeiit letterlijk : ijzeren weg. cheniin de fer. Men gebruikt hier echter ook het bastaardwoord tréuo (trein.) IJoekaankoiidigiiig. De redactie en uitgever van het Nieuws van den Dag hebben bet gelukkig denkbeeld gehad, als JAAIU.I.IKSIHF, i'HKMiK ditmaal, in plaats van een roman of bundel novellen, een boek van blijvende waarde te geven, 's Gravenhage in onzen tijd door Johan (!ram. In den vorm vau aangenaam geschreven causerieë. behandelt de auteur den Haag, de Ha genaars, de kunst, letteren, nijverheid in de hofstad, enz. enz. Zonder twijfel zal iedereen dit boek met be langstelling lezen om de vele merkwaardige bizonderheden de historische herinneringen zoowel als de liedendaagsche, die de auteur me dedeelt. Geestig maar ondeugend zijn Gram's beschouwingen over zijn stadgenooten en zeker zal men glimlachen bij de beschrijving van de Hègenèrs die hoewel ze niet gespaard worden toch niet boos kunnen zijn, omdat de auteur mot zooveel bonhomie en hoffelijkheid zijn karwatsje hanteert. Het hoofdstuk »kunsf' is een der meest aan trekkelijke in het boek, dat door verschillende kunstenaars rijk voorzien werd van illustratiën. Klinkenberg, Rochussen, Weissenbruch, Louis Apol, Henricus, e. a., leverden keurige schetsen, terwijl tal van reproductiën van Jos. Israëls, J. Bosboom, Sadée, Verveer, enz. 't boek ver sieren. Vooral de drie gekleurde platen in druken zinkhoogetsing naar aquarellen van Jos. Israëls en Bosboom verdienen te worden vermeld. De kleinere illustratiën van Henricus zijn meestal zeer gelukkig. De uitvoering van tekst en plaatdruk is der firma Roelofszen en Hübner waardig. CORRIE'S T.TISAI, door W. A. Terwogt. Uitgave van Blom & Olivierse te Culemborg. De schrijver van dit boek erkent in alle nederigheid, in een voorwoord, geen auteur te zijn, en na zijn boek gelezen te hebben kunnen wij hem volmondig gelijk geven. Waar toch biedt zijn werk inte ressante bijzonderheden over de Tabakscultuur en de verhouding der Europeanen op Borneo tot de inboorlingen. Voor leesgezelschappen is het aan te bevelen. Te Leuvon overleed deze week Pierre van Beneden, de beroemde Belgische natuuronder zoeker. Hij werd in 1809 te Mechelen geboren, promoveerde, 22 jaar oud, als doctor in de na tuurkundige wetenschappen en de medicijnen, werd in 1835 reeds professor in de zoölogie aan de Gentsche universiteit, en nam het jaar daarna de benoeming te Leuven aan, waar hij tot zijn dood bleef en werkte. In 1843 richte hij te Ostende op eigen kosten een laboratorium en aquarium op, dat een van de eerste inrich tingen van dien aard in Europa was. Ehrenberg, de Quatrefages, Liebig, Johannes Muller en vele anderen kwamen daarheen, om zich door den meester omtrent zijn vruchtbare en geheel nieuwe studiën over de fauna in de Belgische Noord zee te laten onderrichten. Zijn grootsten triumf vierde van Beneden intusschen op een ander gebied. In het jaar 1853 verleende hem het Institut de France den eereprijs voor natuur wetenschappen voor zijn werk Geschiedenis van de ingewandsivormen, die de geheele ontwikke lingsreeks van deze geheimzinnige organismen uiteenzette. Zoo verrassend an ongelooflijk klonk zijn theorie, die nu algemeen erkend is, dat hij een tijdlang vooral bij buitenlandsche geleerden hevigen tegenstand ondervond. De vele metamorphosen van den lintworm, zijne zonderlinge wijze van vermenigvuldiging, was een der schoonste ontdekkingen der moderne zoölo gie en verschafte haren vernuftigen vinder een Europeeschen naam. Met de parasieten hield van Beneden zich met voorliefde bezig. Hij schreef bv. eengroot werk over de parasieten van de vleermuizen en zette in een ander werk de groote theorie van het onderscheid tusschen «parasieten" en »commensalen" in het dierenrijk uiteen. Het laatste boek had een reus achtig succes ; het werd terstond in het Duitsch, Engelsch, Russisch, enz. vertaald, en in de Yereenigde Staten nagedrukt. De zoon van Pierre van Beneden, Edufird van Beneden, is te Luik professor; hij zet de studiën van zijn vader met kracht voort. Dezen zomer zal het tien jaar geleden zijn, dat een gezelschap van 112 heeren uit NoordDuitschland, zich aansluitend bij het »Hanseatische Geschichtsverein" te Hamburg, eene reis van 14 dagen door Nederland en Vlaanderen maakte, en na eenige genotvolle dagen met een »Auf Wiederseben in Deutschland !" afscheidnam. De Vlamingen denken er over, dit bezoek nu te reciproceeren, en Dr. Julius Sabbe heeft dezer dagen te Brussel in den Vlaamschen schouw burg voor 1500 leden van het Willemfonds het plan besproken zulk eene reis naar Duitsch land te maken. Hij zal deze toespraak te Dordrecht herhalen. Het reisplan zou omvatten: Aken, Munster, Bremen, Hamburg (waarbij Helgoland en het monument van Hotfman von Fallersleben) Kiel, Lübeck, Rostock, Maagdenburg, de S chsiche Schweiz, den Broeken, den Rennstieg, de Wartburg, Hildesheim, Hanover en Keulen. De Duitsche bladen juichen het toe als eene mani festatie voor de »Zusammengehorigkeit der Germanischen Rasse". Het Berliner TagMatt ver wondert zich daarom ook, dat de «Deutsche Reschshauptstadt" niet op bet programma voor komt. Donderdag 25 Januari zal de heer Roland de Marès hier ter stede in de studenten-sociëteit »Nos Jungit Amicitia" bij genoegzame deelneming eene conférence houden over »Za littérature d'aujourd'hui et de demain". Belangstellenden die deze lezing van den bekenden Multatuli-vertaler wenschen bij te wonen, kunnen zich ter intro ductie schriftelijk vervoegen bij den abactis van het Amst. Stud. Corps (Heiligenweg), liefst voor 22 .lanuari, daar alleen bij genoegzame deelne ming de conférence doorgaat. Nader zal in de bladen worden medegedeeld of dit het geval is. Introductie-prijs f '2. Van Mijn officieëcle vrome, naar kolonel l lenry Richard Savage. verschijnt bij de firma Allert de Lange dezer dagen de vierde druk. miiiiimiuiiiiiiiiiiiiititiimiiiiiijiiiiiHHiiiiiiiiiinmiiliiiiiiiiiiHiiiiiitili vo AME S . Vaccine-cotillori. De kus. Jos phine. Kerstschotels. ??. GateauMoka. Kant wassclien. :>Brieux" in Figaro fantazeert heel aardig op het vaccineeren in de salons. »Een allerliefste soiree, gisteren avond bij de mooie gravin de C Met succes is het nieuwe cotillon-liguur er ingewijd. De invitatiën, volgens de gewone formule gesteld, eindigden. met de woorden : on v^ccinera.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl