De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 14 januari pagina 6

14 januari 1894 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 864 Uit Dr. GAJSTNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van dete bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Een gemoedelijk land. (Figaro.) »Papa, vergis n niet voor uw bom: 2 Cl O5 KO, C6 H3 NO2 30...." Juist; en dan wat zwavelzuur en wat groene zeep.... ca ira !" Moordenaars-eer/ueht. Een vertelling van JEAN BiCHEi'iN. 11 n'avait pas de chance ! Hij was arm, zonder talent en hield zicli voor een genie. Zijn eerste zorg bij zijn intrede in de litteraire wereld was, voor zijn naam Oscar Lapisotte ver scheidene pseudonymen te vinden, om de nieuws gierigheid zijner tijdgenooten op een valsch spoor te brengen. Maar hij mocht zich noemen hoe hij wilde, hij bleef de onbekendste van alle helden van de pen, de obscuurste van alle onbegrepenen en de armste van alle schrijvers. Hij zeide toen bij zich zelf dat zijn genie niet voor de droomen der kunst, maar voor de ten uitvoerlegging van een denkbeeld paste. Een vernuftig bedacht misdrijf zou hem mogelijk den zoolang begeerden rijkdom verschaffen, en dan zou zijn geest, die nu in armoede verkwijnde, in vollen glans stralen. Op een avond had hij een vriend in het zieken huis bezocht en herkende, bij het vertrekken, in ren' der zalen de oude huishoudster van een zeer rijke dame, in wier huis hij voor ongeveer tien jaren gewoond had, en aan welke hij alleen onder ren van zijne schrijversnamen bekend was. De y.ieke beklaagde zich tegen hem, dat zij reeds sedert ilrie weken hier was en zich in een geheel troosteloozen toestand bevond. Ik heb," vertelde de oude vrouw, //op straat een toeval gekregen, en men heeft mij hier heen gebracht. Mijn meesteres heeft mij hier gelaten, daar zij zelf zwaar ziek te bed ligt. Zij heeft hare gezelschapsjuffrouw naar mij gezonden. Maar deze kon ik niet zeggen, wat, mij kwelt. Ik heb een pakje brieven van den koetsier van mijne meesteres, mijn minnaar, thuis, waaruit blijkt, dat ik voor hem dikwijls mijne meesteres bestolen heb. Ik had die brieven moeten verbran den, maar zij bevatten zijn liefdesverklaringen, zijn beloften mij te trouwen. Op een dag weigerde ik den deugniet wat geld, dat hij van mij verlangde; toen dreigde hij mij, hij zou mij de brieven ont nemen. Wanneer hij ze had, zou ik geheel in zijn macht zijn. Toen bekroop mij een doodelijke angst, en ik smeekte mijne meesteres, familiepapieren die voor mij van groot belang waren, te bewaren. Zij gaf mij een lade in haar bureau en den sleutel daarvan, en daar heb ik ze ingelegd, ik kon haar nu wel laten zeggen dat ik mijne papieren noodig had. Maar ik stel geen vertrouwen in die gezel schapsjuffrouw; die zou de brieven lezen. Begrijpt ge thans mijne verlegenheid ? O, het was een edele daad, wanneer gij mij dezen dienst wildet bewijzen." Welken dienst?" Mij de brieven te brengen." //Maar hoe moet ik ze krijgen?" | //Dat is zeer eenvoudig! 's Avonds om tien uur | neemt mijne meesteres chloral in; dan slaapt zij i /.eer vast. De gezelschapsjuffrouw gaat na den j middag om zeven uur uit. Mevrouw heeft, uit vrees j van door haar bestolen te worden, haar niets van liet chloral gezegd. Zij heeft het niemand buiten mij medegedeeld, want mij schenkt zij liaar gansch vertrouwen. Gij zoudt dus kunnen binnenkomen. zonder door haar gehoord te worden, en mij mijn brieven brengen. Gij weet, dat het huis twee in gangen heeft. Wanneer gij de achtertrap opgaat, zal de portier u niet zien. O, ik smeek u, doe dat i voor mij ! ,/Maar gij zijt niet bij uw verstand! Hoe zal ik daar in de woning van uwe meesteres binnen ge raken? Hoe dat bureau openen?" Ik heb een nachtsleutel van het appartement, ik liet hem maken om mijne meesteres te bestelen. Hier is hij en dit is de sleutel van mijn lade. Hier is ook de sleutel van de keukendeur. Door deze kunt gij van de achtertrap in de kamers geraken. Ik bid u, bewijs mij deze vriendelijkheid, opdat ik gerust sterven kan." Lapisotte greep den sleutel. Zijne oogen namen een strakke uitdrukking aan, zijne dunne lippen trokken krampachtig. Wanneer deze vrouw nu stierf, was een diefstal bij hare meesteres gemakke lijk uit te voeren. Het vele spreken had de zieke zeer uitgeput. De zaal werd slechts zwak door een nachtlamp ver licht. In de aangrenzende bedden sliepen allen. Oscar lichtte het hoofd der zieke op, trok het hoofdkussen er onder uit, legde het haar op den mond en hield het met ijzeren greep minstens tien minuten in die houding vast. Hij had den verschrikkelijken moed, met het horloge in de hand deze daad te volbrengen. Toen hij het kussen weg nam, was de zieke gestikt. Zij had geen beweging gemaakt, geen ge luid kunnen voortbrengen. Hij legde het kussen weder onder haar hoofd en trok de dekens tot aan haar kin op. Zij zag er uit als een slapende. Haar bed stond niet ver van de deur. Zacht sloop de moordenaar uit de kamer en verliet door een achterdeur het hospitaal, zonder gezien te worden. Het was twintig minuten over negenen. Ia koortsachtige opgewondenheid ging de ellendeling met groote schreden naar de rue iSaiut-Denis. Om tien uur betrad hij het huis. Hij ging voor alles in den stal, waar hij het een en ander hoopte te vinden, dat den koetsier toebehoorde. Hier sneed hij van een das een stukje af en stak het in den zak. Toen klom hij, telkens vier treden tegelijk ne mend, de achtertrap op. De weduwe woonde op de eerste verdieping. Hij sloot de deur open, sloop op de teenen in de slaapkamer en wurgde de arme oude dame met de grootste handigheid. Weder had hij de afschu welijke koelbloedigheid, hare keel minstens vijf minuten in zijn ijzeren greep vast te houden. Toen opende hij het bureau. In de groote, mid delste lade lagen papieren van waarde, in de rechtsclie goudrollen. In het geheel stak hij aan waarde aan effecten, bankbiljetten en goud, 1-10,000 francs in zijn zak. Toen zocht hij naar de brieven, die hij naar de beschrijving der oude gemakkelijk vond, verbrandde ze in den haard, maar liet er eenige over. Slechts de randen liet hij iets verbranden en wierp ze naast den haard, zoo dat het. er uitzag, als had iemand de brieven in groote haast, verbrand en zich moe ten verwijderen eer ze geheel door het vuur ver teerd waren. Het stuk van de das stak hij in de rechterhand der doode. Toen sloop hij weer de straat, op en nam hier den afgemeten gang van een wande laar aan. Lapisotte had zieh waarlijk niet te hoog geschat, toen hij zich voor een genie hield. Een genie-mis dadiger was hij zonder twijfel. Een meesterstuk is een misdaad slechts dan. wanneer zij onbestraft blijft; cu veilig voor de straf is de misdadiger eerst dan, als een onschul dige deze ondergaan heeft. Lapisotte genoot de straffeloosheid. De politie twijfelde er in 't geheel niet aan. dat de koetsier de moordenaar was. De stukken van de brieven waren vreesclijke bewijzen tegen hem. Wie buiten hem had zoo nauwkeurig alle omstandigheden gunstig voor den moord kunnen weien'r Wie bui ten hem kon den sleutel bezitten ? U'as hij er niet mee begonnen, de weduwe te bestelen'r Was het niet, geheel logisch, dat ten slot te van een dief een sluipmoordenaar gegroeid v as? liet zwaarste getuigde het stuk van zijne das tegen hem. Tot zijn grootste ongeluk was hij niet in .staat op te geven, waar hij. terwijl de moord volbracht we;il, geweest was. l lij mocht zijne onschuld betuigen zooveel hij wilde, alles sprak tegen liem. k on om, hij werd veroordeeld en terechtgesteld: en de rechter, de juiy, de advekaten, de bladen en het publiek voelden niet. de geringste onrust in liuu geweten. Slechts n punt. blei-f onopgelost: waar was het gestolen vermogen gebleven ? De diefmoeM het /eer u'oed vcislopt hebben, want vinden kon men het nergens, maar om die reden kon nicnnu.u er aan twijfelen, dat hij het gestolen had. Een fatsoenlijk foedelpartijfje. (Vlk.) , ..,. L "~ dader uitoefenen kan. Zoo was het echter wel met Lapisotte gesteld. Hij gevoelde noch berouw noch vrees, slechts trots, den trots van den kun stenaar over zijn gelukt werk. Hij bedwelmde zich geheel in dat gevoel. In al het overige bleef hij, wat hij altijd geweest was, een middelmatig man, die op geen roem aanspraak maken kon. Zijne verzen, zijn proza, zijn dramatische proeven droegen het onmiskenbare kenmerk van het onbeduidende. //En toch", zeide hij menigmaal met opflikkerende oogen in zich zelven ;/en toch! als ik eens wilde! Als ik mijn meesterstuk eens wilde vertellen! Het is een vreeselijke gedachte, dat ecu daad, zoo vernuftig uitgedacht, zoo krachtig uit gevoerd, zoo met volkomen succes bekroond, altijd onbekend blijven moet. Slechts n roman is mij gelukt; helaas, juist dien heb ik geleefd" in plaats van hem op te schrijven". Ten laatste werd deze gedachte bij hem tot een idee flxe. Tien jaar streed hij er tegen. In 't begin knaagde aan zijn gestel het verdriet daarover, dat hij niet het denkbeeld in plaats van de daad zijn eigendom kon noemen, later de wensch, zijn daad te vertellen, de dorst naar roem. Als een geraffineerde raadgever versloeg dit idee lixe alle ingevingen van zijn verstand. //Waarom zou je niet de waarheid schrijven? Wat vrees je? De moord behoord tot het verledene. De moordenaar is dood en begraven. Men zal van je gelooven, dat je slechts een oud cri mineel geval kunstig bewerkt hebt. Niemand dan jij zelf zal weten, dat je uit het werkelijke leven geput hebt. Dan zal je eindelijk zijn, wat je altijd hebt willen zijn, de groote schrijver. Je zult ecu pleizier van je moord hebben, zooals geen moor denaar het voor jou gehad heeft. Je zult hem niet slechts je vermogen, maar ook je lauweren te dan ken hebbeu. Wees moedig, doe afstand van het pseudonym, dat voor je waren naam doorgaat." En op een mooien avond zette Oscar Lapisotte zich werkelijk neder met brandend hoofd, in koorts achtige opgewondenheid, hij schreef achter elkaar de geschiedenis van zijn misdaad op, en eindigde met eenvoudig te omlcrteckencn met zijn eigen naam. De novelle verscheen in de 7'>'/://>" ili-x Deii.c Mmidcx en maakte een oiigcloofelijk opzien. Alle bladen en tijdschriften brachten de gun stigste kritieken er over uit. In den 'iijuro heet het, onder andereu : Iedereen weet, dat zich onder het pseudonym Oscar Lapisotte een schrijver verbergt, die er in ;t bijzonder van houdt telkens weer nieuwe namen aan te nemen, de heer Anatole Desroses. Na veel onbeduidende proeven heeft hij ons nu zijne ware grootheid getoond. Zijne fantasie heeft, een voor tien jaren bcgaucn moord met, diefstal in een werk van een verbazende kombinutie veranderd.'1 Maai1 in alle kritieken, zelfs in de vleiendste, waren twee dingen, die Lapisotte inden hoogstcn graad ergerden, ten eerste dat, men zijn waren Haam voor een pseudonym hield en hem Anatole Desroses noemde, ten t vvcede dat men zijne ver telling voor eene verdichting hield. Keus, toen hem iemand met volle handen wierook geofferd had, antwoordde de groote man: //Ach mijnheer, (iij /.uit, mij geheel anders gclukwcnsclien, wanneer gij de oplossing van het raadsel weet. Mijne novelle is geen verdichting, maar werkelijkheid. !)e misdaad is 'clieel zoo beu'aan geworden, als ik /.c verleid heb. En ik zelf heb ze begaan. -Mijn ware naam is Oscar Lai>is:oUc." Hij zeide het zoo rustig, zoo overtuigend, na iederen zin een oogenblik wachtend, als een, die op recht wenscht, dat men hem gelooft. Ah, prachtig, prachtig," riep de andere.,, Deze scherts is onweerstaanbaar komisch !" Den volgenden dag bevatten alle bladen deze anecdote. _ Men vond haar kostelijk, hoogst origi neel. De inval, zich zelf voor den moordenaar uit te geven, om iemand te inystiiieeren, was de be wondering der I'arijzeuaars waard. Lapisotte was woedend. Hij had zijn beken tenis tegen al zijn vrienden herhaald. Den eer sten dag vond men de aardigheid komisch, den tweeden afgezaagd, den derden vervelend Ein delijk meende men dat Anatole Desroses onnoozel was geworden. Dat is te erg!" zeide hij in zijn woede tot eenige ongeloovigen in het café. Niemand wil mij gelooven, dat ik het meesterstuk uitgevoerd heb. Morgen zal geheel Parijs weten, wie Oscar Lapisotte is." Hij begaf zich naar den rechter, die in het moordproces president van de jury geweest was, en zeide: //Mijnheer, ik ben-uw gevangene. Ik ben Oscar Lapisotte." U behoeft niet verder te spreken, mijnheer," antwoordde de rechter zeer vriendelijk. Ik heb uwe interessante novelle gelezen. Ik ken ook den excentrieken inval, waarmede gij u sedert acht da gen amuseert. Een ander zou zich allicht erge ren, dat gij ook met het gerecht den spot d ijvcn wilt. Maar ik beu een vriend van litteratuur, en ben niet boos op u, daar deze scherts mij het ge noegen van uwe kennismaking verschaft." Maar het is geen scherts ! Ik zweer u, dat ik Oscar Lapisotte beu en dat ik den moord begaan heb. Mijn fantasie is alleen daarin gebleken, dat ik den moord heb bedacht en uitgevoerd.'1 ;,Bcdacht en geschreven, wilt, gij zeggen. En ver oorloof mij, u oprecht te doen opmerken, dat u de grenzen van de verdichting wel wat overschre den en uwe lezers zelfs het onwaarschijnlijke voor gedragen hebt." Maar ik zeg u . . ." //Pardon, pardon, u zult, toch toegeven, dat ik iets van misdaden verstaan moet. Op mij u eer, eenige omstandigheden in uwe novelle zijn al te onnatuurlijk, bijv. de ontmoeting met de huis houdster in liet ziekenhuis, en de geschiedenis met het chloral. Als kunstwerk is uwe novelle char mant, aangrijpend, maar uw beroemde misdaad is als werkelijkheid eenvoudig onmogelijk. Mijn waarde heer Desroses, liet, doet, mij leed, wanneer ik u krenk, als schrijver bewonder ik u, maar als mis dadiger kan ik u niet ernstig opnemen." Dan zal je het leeren!" brulde Oscar Lapisotte op den rechter tocspringcnd. 11 ij h.ui schuim op de lippen, zijne oogen waren met bloed bcloopcii. en hij had in zijne woede den rechter geworgd. wanneer op het geroep geen hulp ware torgcschoteu. Men boud den razende on sloot hem op. Ivor' daarop werd hij in lier, irekkenhuis gebracht. Daar bleef hij bij zijne verklaringen. Men brenge nr,| op lief, schavot, maar men /al de waarheid inzien. Ik wil sterven, wanneer ik slechts een oogenblik vóór mijnen dood den rocn van mijne daad heb genoten!'1 Zulke redeneoriiigen werden met een stortbui! behandeld. Eindelijk werd hij werkelijk krankzinnig en geloofde, dat hl] Anataio Desro.ses \v;is, eu zijin novelle slechts bedacht, had. Toen werd hij uit het gekkenhuis ontslagen en bleef tot zij 11 dood toe daaraan gelooven. De parlementaire pers. (Jt«iy.) i' f£> \ ; i- 0 i ' - s^4 1 fefer^&^MfiïfflAr,.'»;;: ?..*,;,;; De hertog van Saksen-Coburg-Gotha en de Engelsche belastingschuldigen. De Gr<*nd Ohl Man en do parlementsleden, die zoo graag wat vacantie wilden hebben.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl