Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 864
Uit Dr. GAJSTNEF's Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van dete bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Een gemoedelijk land.
(Figaro.)
»Papa, vergis n niet voor uw bom: 2 Cl O5
KO, C6 H3 NO2 30...."
Juist; en dan wat zwavelzuur en wat groene
zeep.... ca ira !"
Moordenaars-eer/ueht.
Een vertelling van JEAN BiCHEi'iN.
11 n'avait pas de chance ! Hij was arm, zonder
talent en hield zicli voor een genie.
Zijn eerste zorg bij zijn intrede in de litteraire
wereld was, voor zijn naam Oscar Lapisotte ver
scheidene pseudonymen te vinden, om de nieuws
gierigheid zijner tijdgenooten op een valsch spoor
te brengen.
Maar hij mocht zich noemen hoe hij wilde, hij
bleef de onbekendste van alle helden van de pen,
de obscuurste van alle onbegrepenen en de armste
van alle schrijvers.
Hij zeide toen bij zich zelf dat zijn genie niet voor
de droomen der kunst, maar voor de ten
uitvoerlegging van een denkbeeld paste. Een vernuftig
bedacht misdrijf zou hem mogelijk den zoolang
begeerden rijkdom verschaffen, en dan zou zijn
geest, die nu in armoede verkwijnde, in vollen
glans stralen.
Op een avond had hij een vriend in het zieken
huis bezocht en herkende, bij het vertrekken, in
ren' der zalen de oude huishoudster van een zeer
rijke dame, in wier huis hij voor ongeveer tien
jaren gewoond had, en aan welke hij alleen onder
ren van zijne schrijversnamen bekend was. De
y.ieke beklaagde zich tegen hem, dat zij reeds sedert
ilrie weken hier was en zich in een geheel
troosteloozen toestand bevond. Ik heb," vertelde de
oude vrouw, //op straat een toeval gekregen, en men
heeft mij hier heen gebracht. Mijn meesteres heeft
mij hier gelaten, daar zij zelf zwaar ziek te bed
ligt. Zij heeft hare gezelschapsjuffrouw naar mij
gezonden. Maar deze kon ik niet zeggen, wat, mij
kwelt. Ik heb een pakje brieven van den koetsier
van mijne meesteres, mijn minnaar, thuis, waaruit
blijkt, dat ik voor hem dikwijls mijne meesteres
bestolen heb. Ik had die brieven moeten verbran
den, maar zij bevatten zijn liefdesverklaringen, zijn
beloften mij te trouwen. Op een dag weigerde ik
den deugniet wat geld, dat hij van mij verlangde;
toen dreigde hij mij, hij zou mij de brieven ont
nemen. Wanneer hij ze had, zou ik geheel in zijn
macht zijn. Toen bekroop mij een doodelijke angst,
en ik smeekte mijne meesteres, familiepapieren die
voor mij van groot belang waren, te bewaren. Zij
gaf mij een lade in haar bureau en den sleutel
daarvan, en daar heb ik ze ingelegd, ik kon haar
nu wel laten zeggen dat ik mijne papieren noodig
had. Maar ik stel geen vertrouwen in die gezel
schapsjuffrouw; die zou de brieven lezen. Begrijpt
ge thans mijne verlegenheid ? O, het was een edele
daad, wanneer gij mij dezen dienst wildet bewijzen."
Welken dienst?"
Mij de brieven te brengen."
//Maar hoe moet ik ze krijgen?" |
//Dat is zeer eenvoudig! 's Avonds om tien uur |
neemt mijne meesteres chloral in; dan slaapt zij i
/.eer vast. De gezelschapsjuffrouw gaat na den j
middag om zeven uur uit. Mevrouw heeft, uit vrees j
van door haar bestolen te worden, haar niets van
liet chloral gezegd. Zij heeft het niemand buiten
mij medegedeeld, want mij schenkt zij liaar gansch
vertrouwen. Gij zoudt dus kunnen binnenkomen.
zonder door haar gehoord te worden, en mij mijn
brieven brengen. Gij weet, dat het huis twee in
gangen heeft. Wanneer gij de achtertrap opgaat,
zal de portier u niet zien. O, ik smeek u, doe dat i
voor mij !
,/Maar gij zijt niet bij uw verstand! Hoe zal ik
daar in de woning van uwe meesteres binnen ge
raken? Hoe dat bureau openen?"
Ik heb een nachtsleutel van het appartement, ik
liet hem maken om mijne meesteres te bestelen. Hier
is hij en dit is de sleutel van mijn lade. Hier is
ook de sleutel van de keukendeur. Door deze
kunt gij van de achtertrap in de kamers geraken.
Ik bid u, bewijs mij deze vriendelijkheid, opdat ik
gerust sterven kan."
Lapisotte greep den sleutel. Zijne oogen namen
een strakke uitdrukking aan, zijne dunne lippen
trokken krampachtig. Wanneer deze vrouw nu
stierf, was een diefstal bij hare meesteres gemakke
lijk uit te voeren.
Het vele spreken had de zieke zeer uitgeput.
De zaal werd slechts zwak door een nachtlamp ver
licht. In de aangrenzende bedden sliepen allen.
Oscar lichtte het hoofd der zieke op, trok het
hoofdkussen er onder uit, legde het haar op den
mond en hield het met ijzeren greep minstens tien
minuten in die houding vast. Hij had den
verschrikkelijken moed, met het horloge in de hand
deze daad te volbrengen.
Toen hij het kussen weg nam, was de zieke
gestikt. Zij had geen beweging gemaakt, geen ge
luid kunnen voortbrengen. Hij legde het kussen
weder onder haar hoofd en trok de dekens tot aan
haar kin op. Zij zag er uit als een slapende.
Haar bed stond niet ver van de deur. Zacht
sloop de moordenaar uit de kamer en verliet door
een achterdeur het hospitaal, zonder gezien te
worden.
Het was twintig minuten over negenen. Ia
koortsachtige opgewondenheid ging de ellendeling
met groote schreden naar de rue iSaiut-Denis. Om
tien uur betrad hij het huis.
Hij ging voor alles in den stal, waar hij het
een en ander hoopte te vinden, dat den koetsier
toebehoorde. Hier sneed hij van een das een stukje
af en stak het in den zak.
Toen klom hij, telkens vier treden tegelijk ne
mend, de achtertrap op. De weduwe woonde op
de eerste verdieping.
Hij sloot de deur open, sloop op de teenen in
de slaapkamer en wurgde de arme oude dame met
de grootste handigheid. Weder had hij de afschu
welijke koelbloedigheid, hare keel minstens vijf
minuten in zijn ijzeren greep vast te houden.
Toen opende hij het bureau. In de groote, mid
delste lade lagen papieren van waarde, in de
rechtsclie goudrollen. In het geheel stak hij aan
waarde aan effecten, bankbiljetten en goud, 1-10,000
francs in zijn zak.
Toen zocht hij naar de brieven, die hij naar de
beschrijving der oude gemakkelijk vond, verbrandde
ze in den haard, maar liet er eenige over. Slechts
de randen liet hij iets verbranden en wierp ze naast
den haard, zoo dat het. er uitzag, als had iemand
de brieven in groote haast, verbrand en zich moe
ten verwijderen eer ze geheel door het vuur ver
teerd waren.
Het stuk van de das stak hij in de rechterhand
der doode. Toen sloop hij weer de straat, op en
nam hier den afgemeten gang van een wande
laar aan.
Lapisotte had zieh waarlijk niet te hoog geschat,
toen hij zich voor een genie hield. Een genie-mis
dadiger was hij zonder twijfel.
Een meesterstuk is een misdaad slechts dan.
wanneer zij onbestraft blijft; cu veilig voor de
straf is de misdadiger eerst dan, als een onschul
dige deze ondergaan heeft.
Lapisotte genoot de straffeloosheid. De politie
twijfelde er in 't geheel niet aan. dat de koetsier
de moordenaar was. De stukken van de brieven
waren vreesclijke bewijzen tegen hem. Wie buiten
hem had zoo nauwkeurig alle omstandigheden
gunstig voor den moord kunnen weien'r Wie bui
ten hem kon den sleutel bezitten ? U'as hij er niet
mee begonnen, de weduwe te bestelen'r Was het
niet, geheel logisch, dat ten slot te van een dief
een sluipmoordenaar gegroeid v as? liet zwaarste
getuigde het stuk van zijne das tegen hem. Tot
zijn grootste ongeluk was hij niet in .staat op te
geven, waar hij. terwijl de moord volbracht we;il,
geweest was. l lij mocht zijne onschuld betuigen
zooveel hij wilde, alles sprak tegen liem. k on om,
hij werd veroordeeld en terechtgesteld: en de
rechter, de juiy, de advekaten, de bladen en het
publiek voelden niet. de geringste onrust in liuu
geweten. Slechts n punt. blei-f onopgelost: waar
was het gestolen vermogen gebleven ? De diefmoeM
het /eer u'oed vcislopt hebben, want vinden kon
men het nergens, maar om die reden kon nicnnu.u
er aan twijfelen, dat hij het gestolen had.
Een fatsoenlijk foedelpartijfje.
(Vlk.)
, ..,.
L "~
dader uitoefenen kan. Zoo was het echter wel
met Lapisotte gesteld. Hij gevoelde noch berouw
noch vrees, slechts trots, den trots van den kun
stenaar over zijn gelukt werk. Hij bedwelmde zich
geheel in dat gevoel. In al het overige bleef hij,
wat hij altijd geweest was, een middelmatig man,
die op geen roem aanspraak maken kon. Zijne
verzen, zijn proza, zijn dramatische proeven droegen
het onmiskenbare kenmerk van het onbeduidende.
//En toch", zeide hij menigmaal met
opflikkerende oogen in zich zelven ;/en toch! als ik
eens wilde! Als ik mijn meesterstuk eens wilde
vertellen! Het is een vreeselijke gedachte, dat ecu
daad, zoo vernuftig uitgedacht, zoo krachtig uit
gevoerd, zoo met volkomen succes bekroond, altijd
onbekend blijven moet. Slechts n roman is mij
gelukt; helaas, juist dien heb ik geleefd" in plaats
van hem op te schrijven".
Ten laatste werd deze gedachte bij hem tot een
idee flxe.
Tien jaar streed hij er tegen. In 't begin knaagde
aan zijn gestel het verdriet daarover, dat hij niet
het denkbeeld in plaats van de daad zijn eigendom
kon noemen, later de wensch, zijn daad te vertellen,
de dorst naar roem. Als een geraffineerde raadgever
versloeg dit idee lixe alle ingevingen van zijn
verstand.
//Waarom zou je niet de waarheid schrijven?
Wat vrees je? De moord behoord tot het
verledene. De moordenaar is dood en begraven. Men
zal van je gelooven, dat je slechts een oud cri
mineel geval kunstig bewerkt hebt. Niemand dan
jij zelf zal weten, dat je uit het werkelijke leven
geput hebt. Dan zal je eindelijk zijn, wat je altijd
hebt willen zijn, de groote schrijver. Je zult ecu
pleizier van je moord hebben, zooals geen moor
denaar het voor jou gehad heeft. Je zult hem niet
slechts je vermogen, maar ook je lauweren te dan
ken hebbeu. Wees moedig, doe afstand van het
pseudonym, dat voor je waren naam doorgaat."
En op een mooien avond zette Oscar Lapisotte
zich werkelijk neder met brandend hoofd, in koorts
achtige opgewondenheid, hij schreef achter elkaar
de geschiedenis van zijn misdaad op, en eindigde
met eenvoudig te omlcrteckencn met zijn eigen
naam.
De novelle verscheen in de 7'>'/://>" ili-x Deii.c
Mmidcx en maakte een oiigcloofelijk opzien.
Alle bladen en tijdschriften brachten de gun
stigste kritieken er over uit. In den 'iijuro heet
het, onder andereu :
Iedereen weet, dat zich onder het pseudonym
Oscar Lapisotte een schrijver verbergt, die er in
;t bijzonder van houdt telkens weer nieuwe namen
aan te nemen, de heer Anatole Desroses. Na veel
onbeduidende proeven heeft hij ons nu zijne ware
grootheid getoond. Zijne fantasie heeft, een voor
tien jaren bcgaucn moord met, diefstal in een werk
van een verbazende kombinutie veranderd.'1
Maai1 in alle kritieken, zelfs in de vleiendste,
waren twee dingen, die Lapisotte inden hoogstcn
graad ergerden, ten eerste dat, men zijn waren
Haam voor een pseudonym hield en hem Anatole
Desroses noemde, ten t vvcede dat men zijne ver
telling voor eene verdichting hield.
Keus, toen hem iemand met volle handen wierook
geofferd had, antwoordde de groote man: //Ach
mijnheer, (iij /.uit, mij geheel anders
gclukwcnsclien, wanneer gij de oplossing van het raadsel
weet. Mijne novelle is geen verdichting, maar
werkelijkheid. !)e misdaad is 'clieel zoo beu'aan
geworden, als ik /.c verleid heb. En ik zelf heb
ze begaan. -Mijn ware naam is Oscar Lai>is:oUc."
Hij zeide het zoo rustig, zoo overtuigend, na
iederen zin een oogenblik wachtend, als een, die op
recht wenscht, dat men hem gelooft.
Ah, prachtig, prachtig," riep de andere.,, Deze
scherts is onweerstaanbaar komisch !"
Den volgenden dag bevatten alle bladen deze
anecdote. _ Men vond haar kostelijk, hoogst origi
neel. De inval, zich zelf voor den moordenaar uit
te geven, om iemand te inystiiieeren, was de be
wondering der I'arijzeuaars waard.
Lapisotte was woedend. Hij had zijn beken
tenis tegen al zijn vrienden herhaald. Den eer
sten dag vond men de aardigheid komisch, den
tweeden afgezaagd, den derden vervelend Ein
delijk meende men dat Anatole Desroses onnoozel
was geworden.
Dat is te erg!" zeide hij in zijn woede tot
eenige ongeloovigen in het café. Niemand wil
mij gelooven, dat ik het meesterstuk uitgevoerd
heb. Morgen zal geheel Parijs weten, wie Oscar
Lapisotte is."
Hij begaf zich naar den rechter, die in het
moordproces president van de jury geweest was,
en zeide: //Mijnheer, ik ben-uw gevangene. Ik
ben Oscar Lapisotte."
U behoeft niet verder te spreken, mijnheer,"
antwoordde de rechter zeer vriendelijk. Ik heb
uwe interessante novelle gelezen. Ik ken ook den
excentrieken inval, waarmede gij u sedert acht da
gen amuseert. Een ander zou zich allicht erge
ren, dat gij ook met het gerecht den spot d ijvcn
wilt. Maar ik beu een vriend van litteratuur, en
ben niet boos op u, daar deze scherts mij het ge
noegen van uwe kennismaking verschaft."
Maar het is geen scherts ! Ik zweer u, dat ik
Oscar Lapisotte beu en dat ik den moord begaan
heb. Mijn fantasie is alleen daarin gebleken, dat
ik den moord heb bedacht en uitgevoerd.'1
;,Bcdacht en geschreven, wilt, gij zeggen. En ver
oorloof mij, u oprecht te doen opmerken, dat u
de grenzen van de verdichting wel wat overschre
den en uwe lezers zelfs het onwaarschijnlijke voor
gedragen hebt."
Maar ik zeg u . . ."
//Pardon, pardon, u zult, toch toegeven, dat ik
iets van misdaden verstaan moet. Op mij u eer,
eenige omstandigheden in uwe novelle zijn al te
onnatuurlijk, bijv. de ontmoeting met de huis
houdster in liet ziekenhuis, en de geschiedenis met
het chloral. Als kunstwerk is uwe novelle char
mant, aangrijpend, maar uw beroemde misdaad is
als werkelijkheid eenvoudig onmogelijk. Mijn waarde
heer Desroses, liet, doet, mij leed, wanneer ik u
krenk, als schrijver bewonder ik u, maar als mis
dadiger kan ik u niet ernstig opnemen."
Dan zal je het leeren!" brulde Oscar Lapisotte
op den rechter tocspringcnd. 11 ij h.ui schuim op
de lippen, zijne oogen waren met bloed bcloopcii.
en hij had in zijne woede den rechter geworgd.
wanneer op het geroep geen hulp ware torgcschoteu.
Men boud den razende on sloot hem op. Ivor'
daarop werd hij in lier, irekkenhuis gebracht. Daar
bleef hij bij zijne verklaringen.
Men brenge nr,| op lief, schavot, maar men /al
de waarheid inzien. Ik wil sterven, wanneer ik
slechts een oogenblik vóór mijnen dood den rocn
van mijne daad heb genoten!'1
Zulke redeneoriiigen werden met een stortbui!
behandeld. Eindelijk werd hij werkelijk krankzinnig
en geloofde, dat hl] Anataio Desro.ses \v;is, eu zijin
novelle slechts bedacht, had.
Toen werd hij uit het gekkenhuis ontslagen en
bleef tot zij 11 dood toe daaraan gelooven.
De parlementaire pers.
(Jt«iy.)
i' f£> \ ;
i- 0 i
' - s^4 1 fefer^&^MfiïfflAr,.'»;;: ?..*,;,;;
De hertog van Saksen-Coburg-Gotha en de Engelsche belastingschuldigen.
De Gr<*nd Ohl Man en do parlementsleden, die zoo graag wat vacantie wilden hebben.