Historisch Archief 1877-1940
N'. 865
DE AMSTERDAMMER
A°. 1894
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
? ., Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Zondag 21 Januari
Abonnement per 3 maanden ?1.50, f'r. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail?9.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels /'l. 10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel ., 0.40
IN H O U »»
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Ingezonden stuk, door
A. v. G. Brieven uit Utrecht, door Giese van
den Dom. FEUILLETON: Een spook, door
A. Harrewgn. TOONEEL EN MUZIEK:
Aanteakeningen Tooneel, door C. F. v. d. Horst.
Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen.
Aanteekeningen Schilderkunst, door J. V.
KUNST EN LETTEREN: Jan ter Gouw, door
F. A. Buis. I. Columbus-af.
Reisindrukken, door Dr. H.|C. Muller. VI. SCHAAK
SPEL. VOOR DAMES, door E-e. INGE
ZONDEN. - 'RECLAMES. UIT Dr.
GANNEF's STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
HiiHimmnimmimiiMmiimiiinimmiiiiiiiiiiniiimiiii*
De Figaro bevatte dezer dagen een be
langrijk schrijven van een zijner medewerkers,
die te Rome den tegen woord igen premier
Crispi, den ex-premier Di Rudini en een on
genoemd hooggeplaatst prelaat had geïnter
viewd, teneinde hunne meening te vernemen
over den tegenwoordigen toestand van Italië.
Het was de Monsignore, die den interviewer
den meest gepeperden kost voorzette. Volgens
hem stond in Italiëeene revolutie voor de
deur, die eindigen zou met de verdrijving
van het koninklijk huis en de proclamatie
der republiek. Wel verre echter van in zoo
danige gebeurtenis eene voldoening te zien,
zou het Vatikaan daarbij meer verliezen dan
winnen. »Gij weet", zeide de prelaat, »dat
het een der stoutmoedigste en tegelijkertijd
mogelijk een der slimste maatregelen van de
Italiaansche regeering is geweest, de goederen
der congregatiën te veranderen in
staats-obligatiën. Nu is er in de monarchie een soort
van beginsel van eer, dat, naar wij hopen,
koning Umberto zal verhinderen ons geheel
te berooven, maar de Republiek zou niet op
zulk een hinderpaal stuiten. Zij zou op haar
gemak zijn gebracht door het feit, dat onze
ondergang het werk zou schijnen te zijn van
het door haar omvergeworpen régime. Wij
drijven dus volstrekt niet tot de revolutie.
Maar ronduit gezegd: het is ongelukkig niet
in onze macht haar te beletten of zelfs haar
te verschuiven."
_ De prelaat sprak daarna over de geeste
lijkheid op Sicilië. De hoogere geestelijkheid
MllltlltHHUIimi
HiuiinunliHuuHniiHnnmrajHuia
EEN SPOOK.
DOOK
A. HARREWIJN.
't Klinkt gek maar toch is 't waar, dat
ik door spokerij eens uit een leelijke positie
gered ben. Als er geen spoken waren, was
ik zeker voor den krijgsraad gekomen.
't Was in '49. 'k Stond bij de 3e komp.
4e batt. van het zevende, het
flankeur-battaillon, dat toen te Breda in garnizoen lag.
Hoe 't er nu uitziet, weet ik niet, maar toen
was 't een klein, gezellig stadje met aar
dige omstreken.
Bij een der poorten, de Bosch poort,
lag een wandelpark »Het Valkenburg."
Men ging onder het gerechtshof door naar
het plantsoen. Aan de westzijde liep een
gracht langs de Militaire-Akademie en aan
de oostkant was een kleine poort, 's Avonds
werden deze beide toegangen gesloten en
mocht niemand meer het bosch binnengaan.
Alleen aan de noordzijde, aan den wal,
bleef toegang door een deurtje voor de wacht,
die geplaatst werd bij de militaire bakkerij.
Alle soldaten waren, als ze toch moesten
schilderen het liefst op wacht voor de bak
kerij van 9 11 -'s avonds. De directeur had
zijn meid gelast steeds aan dien schildwacht
een flinke, aangekleede boterham en een kop
warme thee te brengen. Nu is zoo'n ver
snapering om een uur of half elf, juist als
inen zich dood begint te vervelen, niet te
versmaden, 't Schilderen is een ellendig werk,
keurt daar, juist in het belang der armen,
de oproerige bewegingen sterk af. De lagere
geestelijkheid echter heeft zich geheel vereen
zelvigd met het volk; hare leden zijn mannen
uit het volk gebleven en veel te weinig pries
ters geworden.
Of de door hem verwachte omwenteling
al of niet op vreedzame wijze zou tot stand
komen, kon de prelaat niet zeggen. »Wij
verkeeren in denzelfden toestand als Frank
rijk in 1790, toen de ongelukkige Louis XVI
liet blijken, dat de belangen der dynastine
lijnrecht in strijd waren met die van de
natie. Het kwaad komt vooral voort van
de militaire organisatie, die in geenerlei ver
houding staat tot de hulpbronnen en de be
hoeften van .Italië. Men heeft de
legersterkte willen verminderen: de koning heeft
zich hardnekkig daartegen verzet. Het is
voor de kroon nog meer eene quaestievan pres
tige dan van veiligheid. En zoo springt het
antagonisme in het oog. Als ge u herin
nert hoe de vrouwen van de Halles te Pa
rijs in Versailles brood kwamen eischen, dan
is de overeenkomst tusschen den tijd, waarop
ik u wees, en dien, waarin wij leven, niet
twijfelachtig meer. Vergeet daarbij niet dat,
indien de Italianen van het /uiden niet
zeer op Frankrijk zijn gesteld, zij vooral
niet meer houden van Duitschland, en dat
de alliantie, die in strijd is met hunne be
langen, nooit is voorgeschreven door hunne
gevoelens."
De prelaat, die zeker een praktisch man
is, wees er op, dat de val van het Huis van
Savoye noodlottig zou zijn voor het
Pausdom : alle liefdadige werken zouden ten laste
komen van den Paus. Nu is de
Pieterspenning wel niet in Italiaansche rente be
legd, maar dit geld is nu reeds onvoldoende
om in de tallooze behoeften te voorzien. De
kardinalen hebben, even als voor 100 jaren,
slechts 21.800 francs traktement, en daar
voor moeten zij equipage houden en op
grooten voet leven. Heeft de »krach" plaats
onder het pontificaat van Leo XIII, dan
zal de Paus ongetwijfeld de belangen der
kardinalen opofferen aan die van de armen
of van de vrome werken.
»En vreest gij, Monsigneur," zoo vroeg
de interviewer ten slotte »dat deze ramp
zal komen onder het tegenwoordig ponti
ficaat ?"
»Ik geloof niets, mijn vriend, maar ik
handel alsof de debacle reeds moest plaats
hebben in het jaar 1894. Adieu!''
Dat de hier sprekend ingevoerde prelaat
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIimiJIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIlllllttllllllltllllllMIHIIIimilIff
vooral daar het meestal geheel en al doel
loos en overbodig is. Latere wachten waren
weinig in trek en vooral die van 11 1
stond in een kwaden reuk. En geen won
der. In 't bosch spookte het. Geen praat
jes, neen, echte spokerij. Brons had 't gezien,
maar 't spook was weggezweefd. Spoelder
had een koude hand in zijn nek gevoeld,
net toen hij langs een laag boschje liep. En
nog tien, twintig anderen hadden het spook
ontmoet, gezien in de verte, gehoord, gero
ken soms. 't Stond muurvast 't spookte
in 't bosch. 't Was een wit wijf en 't
zweefde een eindje boven den grond; een
soldaat zou 't niet veel doen, dat wisten ze
wel; maar als 't een burger zag, dan kwam
't er op af.
Wel waren er wat, die er niet aan ge
loofden, omdat ze nog nooit iets van spo
kerij hadden gemerkt; die altijd hadden
waargenomen, dat spoken bij een ingesteld
onderzoek niet buiten, maar in de hoofden
der achtervolgden huisden, maar hun aan
tal was uiterst gering. En om niet met een
scheef oog aangekeken te worden, hielden
zij zich stil of zeiden hoogstens met schouder
ophalen, dat zij wel eens een spook zouden
willen zien. Tot dat troepje behoorde ik
ook. Bestrijden deed ik 't geloof niet; 'k
wist maar al te goed, dat het er in de hoof
den van de meesten mijner makkers niet al
te licht uitzag en dat redeneeringen geen vat
op hen hadden. Liever vroeg ik telkens,
als ik aan de Boschpoort op wacht moest,
of ik de elfuurswacht aan de bakkerij mocht
hebben en daar er nooit iemand op gesteld
was, kon ik altoos mijn zin krijgen. Zoo
had ik al eenige malen een paar uur achter
een mijn eentonige en afgemeten passen langs
de bakkerijmuren laten klinken, in mijn
schilderhuis gehangen, op een sukkeldrafje
wel eenige reden voor zijn bezorgheid heeft
laat zich niet ontkennen. Ook van an
dere zijden komen duistere berichten over
»het spook ? der sociale revolutie," maar dan
vernemen wij tevens, dat dit spook niet rond
waart van plaats tot plaats, langzamerhanc
het geheele land doortrekkend, maar zich
sprongsgewijs nu hier, dan daar vertoont.
Uit de bij enkele socialistische leiders in be
slag genomen papieren schijnt te blijken, dat
reeds sedert geruimen tijd voorbereidselen
waren getroffen voor eene algemeene omwen
teling; op Siciliëheeft men echter het signaal
niet afgewacht, evenmin als later in de
marmergroeven van Massa en Carrara. En tot
nu toe is het voor de regeering mogelijk ge
weest, de revolutionaire bewegingen op die
verschillende plaatsen vrij spoedig te onder
drukken.
Zal daarmede de geheele beweging gestuit
zijn ? De heer Crispi liet zich hierover in
zijn onderhoud met den medewerker van den
Figaro zeer optimistisch uit. Volgens hem
zijn de verhalen over de jammerlijke toe
standen op Siciliëen over de gebeurtenissen
aldaar sterk overdreven, en zal de rust op
het geheele eiland binnen enkele weken vol
komen hersteld zijn. Onruststokers en
gewetenlooze lieden hebben misbruik gemaakt van
de op sommige plaatsen werkelijk treurige
toestanden, om de arbeidende bevolking op
te hitsen en op een dwaalspoor te brengen.
De regeering zal de orde krachtig handhaven
en ook door het uitgeven van gronden
in erfpacht te bevorderen, trachten de
oorzaken van de economische ellende weg te
nemen. Crispi betreurde het, dat een deel
van de Italiaansche pers op volkomen onge
motiveerde wijze in de onlusten op Sicili
het werk van Fransche agents provocateurs
bleef zien, maar hij wees er tevens op, dat
de Fransche bladen, door de wijze, waarop
zij de aangelegenheden van Italiëbespraken,
een slecht voorbeeld hebben gegeven.
Interessanter dan de mededeelingen van
Crispi waren die van Di Rudini. Deze oud
minister, thans een van de leiders der rech
terzijde, is zelf op Siciliëgrootgrondbezitter
en wijnbouwer. Hij wees op de
moeielijkheden, waarmede de cultuur van wijn, granen
en sumak, drie der voornaamste bronnen van
inkomsten, in de laatste jaren hadden te
kampen gehad. Daarbij kwam het verlies der
Fransche markt ten gevolge van de afbre
king der onderhandelingen over het
handelstractaat. Als voorbeeld noemde hij een
plaatsje van 10.000 inwoners, Pachino; dat
nuitiniiiiiiiitiuuiiniraiMiiiiuiiiuiiiiiiMiuiiiiiiinimn*uiuuti
geloopen en gebibberd van de kou, maar
nooit van angst. Als 't twaalf uur zou slaan,
stond ik altoos op den hoek, waar ik twee
kanten der bakkerij kon afzien, vlak bij 't
fameuze boschje, waar Spoelder zijn nek had
voelen knellen in den akelig killen
doodsfreep. Niemendal baatte. Als ik er stond,
wam het spook nooit.
»Gai zait met n'eii 'elm geboren," zei
Terstaels een oude Belg, die bij ons was ge
bleven in '30.
»Je grootmoeder, oud wijf!" mocht ik zeg
gen, maar ja wel; hij vond geloof en ik. . .!
Weer stond ik op wacht bij de bakkerij.
't Was ongeveer 12 uur. Als altijd stapte ik
naar mijn kijkplaats om de komende din
gen af te wachten. Daar sloeg de klok!
Zou er nooit iets komen?
Ik had al zoo dikwijls staan kijken, staan
wachten op 'n .... ja, op niets, nu werd ik
kregel, op.... op dat niets. »Wat duivel
kon er dan niets gebeuren? Kon er dan
niets komen ? Allemaal hadden ze toch wat
gemerkt. Waarom komt dat nu niet. Waarom
is er nu niet wat vreemds, wat geheimzinnigs,
dat ik onderzoeken, dat ik verklaren kan,
om die ezels te overtuigen "
Een minuut of wat verliep, niets .'Nog
een poos! Niets!
-- » Vervloekt, wat vervelend, 't Is de
laatste keer. Nou vraag ik niet weer om
te ruilen, 'kWil ook wel eens van 9?11! 'k Zou
ze danken!" Daar liep ik weer, 't geweer
in den arm, dan omlaag links rechts
links rechts n twee n twee.
Hu! hu! hu! hu! hu!
Zoo moet dunkt me Spoelder gerild hebben,
toen hij de natte, kille hand in zijn nek
voelde. Wat was dat? Zou 't daar komen?
vroeger een millioen hektoliters wijn verkocht
tegen 20 francs, en thans nog slechts 100,000
hektoliters tegen 10 francs. De phylloxera
zou men mettertijd kunnen overwinnen,
maar de Fransche markt was voor goed ver
loren. Het gevolg van deze toestanden was
eene ontzaglijke vermindering in de ontvang
sten der groot-grondbezitters, en in verband
hiermede een wegvallen van alle uitgaven
voor weelde artikelen en voor de noodzake
lijkste verbeteringen van den landbouw. On
der zulke omstandigheid moest natuurlijk ook
de loonstandaard sterk dalen.
Wat de heer Di Rudini over de economi
sche, maatschappelijke en politieke toestan
den op Siciliëverder in bijzonderheden ver
telde, laat zich samenvatten in de weinige
woorden : Siciliëis in al deze opzichten min
stens honderd jaren ten achter; men mag
dus geen onbillijke vergelijkingen maken, en
evenmin verwachten, dat hier in enkele we
ken of maanden zal worden verbeterd en goed
gemaakt, wat elders, onder veel gunstiger
omstandigheden, zoovele jaren heeft geëischt.
De kwalen zijn niet ongeneeslijk, maar hare
genezing zal veel inspanning en veel tijd
kosten. Men moge dit een troost noemen,
maar men zal daarbij moeten erkennen, dat
het een zeer schrale troost is.
Sociala
MlltllllllllllllllMlllimillltlllllllllHtllll
1IIIIHIIIIIIIIIIIH
Mijnlteer de Redacteur!
Vergun mij in uw blad een enkel woord
te richten tot den schrijver van
Malthusianisme in het nummer van 6 dezer. Socius
noemt hij zich, bondgenoot"; nu ik aan
vaard dien naam, in menig opzicht geloof'ik
dat wij bondgenooten kunnen zijn. Met hem
meen ik, dat we niet maar tevreden mog'p.n
zijn, als was de wereld zoo goed als 't nicTar
kon. Ja, zelfs ben ik met hem van oordeel,
dat voor een gansch niet onbelangrijk deel
de verbetering van de heerschende klasse
moet komen, hetzij in haar kwaliteit van
meer ontwikkelde, hetzij in die
van.machthebbende in den Staat.
Doch juist daarom een enkel woord naar
aanleiding van wat Socius schreef; het spreek
woord toch zegt terecht dat onhandige bond
genooten erger zijn dan handige vijanden.
Socius is niet onhandig, maar erger dan dat,
hij is wat blind, hij heeft zich blind gestaard
op de verdeeling van het arbeidsproduct en
den rol van den Staat daarbij en lijdt nu bij
Eindelijk ? Met haastige schreden ging ik
terug, mijn schilderhuis voorbij naar den
hoek, waar ik zoo dikwijls had staan wach
ten. Was ik bang ? N .. ee .. n! B ., a .. ng,
neen, dat is 't woord niet. 'k Was onrustig,
nieuwsgierig, verlangend; bevreesd dat 't niets
zou wezen; dat ik 't niet ontdekken zou!
Daar stap ik den hoek om en een
vijfentwintig pas voor me ....! Alle duivels!
Toch! Wat is dat? Een rilling liep me op
nieuw over 't lijf. Bij wien is alle bijgeloof
zoo totaal afwezig, dat de meest onverwachte
verschijning hem geen schrik aanjaagt?
'k Rilde! Daar was nu het witte wijf. Hoog,
slank in het donkere vlak van den
boschachtigen grond stond ze daar, stil, zwijgend,
een glinsterend witte vlek.
Had zij me gezien? »Werda!" klonk
mijn aanroep, hard bonzend door de stilte,
ondanks 't geklop in mijn keel. Geen ant
woord. Daar een wijd uitslaan van
de armen witte bogen, met een zacht
;ezucht!
»Werda!" Geen antwoord niets, dood
stil ! Mijn eigen stem had me weer geheel tot
me zelf gebracht en helder was mijn hoofd,
daar mijn oog. Maar 't spook stond er!
Militair vast deed ik een stap of wat in
Ie richting der gedaante om door de duister
nis heen iets beter waar te nemen. Dan
met klinkenden slag kletsten eenige
handrepen aan het zware geweer, de kolf
ramaelde op den grond, de loop plekte tegen
nijn hand, de haan kraakte en tikte
» Werda, antwoord of ik geef vuur !"....
»O-o-o-och! Schildwacht!" suist het zacht.
Wat ik verwacht had, weet ik niet, ik
veet zelfs niet of ik iets verwachtte, of ik
>epaalde denkbeelden had over wat gebeuren
;ou; maar dat gezucht, dat kermend
wegtervende geluid, 't klonk mij als een
doods