De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 28 januari pagina 3

28 januari 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

F«. 866 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Boziek in de hoofdstad. Het is een opmerkelijk feit, dat er concerten zijn, die wat het muzikaal gehalte betreft, onder de uitvoeringen van. den eersten rang moeten wor den gerekend, en waar het maar niet wil gelukken een eenigzins talrijk publiek bij elkander te krij gen. Waaraan dit ligt, is niet geheel .uit te ma ken, doch dat het feit bestaat, is deze week weer gebleken. Het schijnt dat er bij het concertbe zoek nog veel gewoonte en sleur, ja zelfs mode in het spel is. Het argument dat het gros van het pnblitk voor verheven en strengen stijl geen smaak heeft, gaat nitt op; want hoe dikwijls ziet men niet een zeer talrijk publiek werken aanhooren, waarvan het echter volgens alle kenteekenen, zoowat niets begrijpt. Op zulke avonden zijn die tot hoorders slacht offers van den sleur, van de mode of slachtoffers ter wille van medewerkende familieleden of vrien den; doch weinigen zullen dit openhartig bekennen. Men dwingt zich vaak, het mooi te vinden. Nu bezit echter onze stad tevens een zeer groot aantal dilettanten, die het op een van de meest in trek zijnde instrumenten (piano, viool of violoncel, doch vooral op de beide eersten) op een hoogte hebben gebracht om lust te gevoelen (al is de wijze van vertolking dan ook wel eens slechts onder benefice van inventaris te aanvaarden) met elkander sonates voor piauo en viool te spelen. Moesten nu vooral die beoefenaars van het ensemblespel de soiiées van de heeren Timmner en Wirtz (die in het vorige saizoen de tien viool sonates van Beethoven voordroegen en dit jaar sonates van verschillende meesters ten gehoore brengen) niet een waar buitenkansje zijn; eeue gelegenheid die zij gretig moesten aangrijpen om veel te kunnen leeren ? Doch ziet, bij al die soirees was de kleke zaal waarin de concerten plaats hadden, niet voor een vierde deel gevuld, en toch hebben beide heeren steeds een zeer groot kunstgenot ver schaft. Zij hebben met groote piëteit en evenveel zorg als talent verschillende meesterwerken ten gehoore gebracht. Men had vroeger slechts nu en dan gelegen heid zulke ensemblewerken door onze beste kun stenaars te hooren vertolken. Beide heeren bewe gen zich dus op een geheel zelfstandig gebied, en het publiek bleef weg, hoewel er lederen keer op gewezen is, hoeveel de tehuisblijvers hadden verzuimd. Het is dus wellicht een onbegonnen werk, nog maals op de artistieke beteekeuis vau die uitvoe ringen te wijzen, en toch wil ik nog een poging wagen. Wie in deze beide jaren heeft kunnen gadeslaan, hoe de heer Timmner zich als kunstenaar in een geheel nieuw licht aan ons vertoonde, wie het sobere intelligente en hoogst gedistingeerde spel vau den Haagschen kunstenaar Wirtz weet, te waardeeren, zal het met mij betreuren, dat beide betren zoo weinig steun eu belangstelling onder vinden en dat zij hierdoor afgeschrikt een volgend jaar wellicht geen nieuwe poging meer zullen durven wagen. Dit zou ten zeerste te betreuren zijn, en daarom hoop ik dat de derde soiree (die wij nog te goed hebben) beter bezocht moge zijn. Op de tweede soiree, die Zaterdagavond plaats had, werden de Sonate Opus 101 van Brahms, de 10e Souate van Beethoven en de Sonate vau César Prauck ten gehoore gebracht. Het laatste werk was het glanspunt van den avond. Vooral het Allegro en de Finale maakten een grooten indruk. De terughouding in het eer ste deel, die mij niet geheel bevredigde, kwam echter aan den glans van het tweede deel teu goede. Bij de Sonate van Brahms werd de poëtische zijde vooral in het licht gesteld, eu ook de oiiate van Beethoven was, (al kwam het mij voor dat de vertolking van het vorige seizoen hooger stond), op zichzelf beschouwd, hoogst respectabel. De Snnati van Pranck wordt zoo langzamerhand een repertoirestuk op kamermuzick-uitvoeringeu. Dit schoone toonwerk heb ik reeds vroeger uitvoe rig besproken, en toen gewezen op den heerlijke» bouw en de vrije strooming van fantasie die er uit spreekt. Prauck, de vormen als spelende beheerscliende, wordt er nooit door aan handen gelegd, doch weet ze ondergeschikt te maken aan zijne schepping. Behalve deze sonate en het l-ir in tel (onlangs op de kamermuzieksoiree uitgevoerd) en enkele vrou wenkoren en een Pociim i~yrii]ilioiiifi/'t; is Frar.ck nog maar weinig tot ons doorgedrongen. Laten wij dus hopen, dat Lf.s Arnhdes (poème symphoniqiie) Lea Bénii'-lades (voor solo, koor eu orkest), Ki'tli (Oratorium) Pmjekèvoor sojj, koor en orkest, Prauck's vele schoone lieilcfcn voor eeue stem en ook zijne Kymplionii; langzamerhand eeue uitvoering zullen worden waardig gekeurd. Toouknnst te Utrecht heeft (naar ik verneem i plau LTS Béutitmles op het Muziekfeest dat dezen zomer zal plaats hebben, te doen opvoeren. De Beethoven-soirees worden getrouw voortge zet. Hoewel de zaal nog niet geheel gevuld is, neemt de belangstelling toch zichtbaar toe. Er zijn van de vijf afgeloopeu uitvoeringen al heel wat werken de revue gepasseerd, en wij hebben ook kennis gemaakt met enkele werken eu fragmenten die zelden of nooit worden uitgevoerd. Natuurlijk zijn er ook verschillende uumnn rs onder, die zeer geregeld op de programma's vau het, Concertge bouw voorkomen. Voor de leden vau het Concert gebouw vallen dus die vertolkingen iu het kader van de gewoue concerten; docii dit doet niets aan de belangrijkheid af, want liet is deu heer Kes hier te doen, een volledig beeld vau Bccthovens wer ken te geven; bovendien is (terecht) de prijs van die concerten zoo laag gesteld dat velen, die zich de luxe niet kunnen permitteeren lid van het Con certgebouw te worden, deze Beethoven-soirees wel kunnen bezoeken. Behalve de 5e fy/nphonie kondigde het programma aan: Ouverture: r iirjurn's crxt''f }\'olilthdljr (K o«ii/ S/eji/K/itJ Vioolconcert en Ouverture' Lcuiwru No. 2. De vertolking van de orkestwerken (ik kon de vmphouie echter niet meer hooren) was weer zeer verzorgd; het gehalte vau dit orkest, zoo vaak in hit licht gesteld, doet, niet anders verwachten. Toch wil ik even stilstaan bij de Lmwru-Outir/ttr?. Dit werk klinkt ons altijd hier en daar vreemd, omdat de Leonore Ko. 3 ons daarbij door het hoofd speelt. Niet minder interessant is het echter deze Ouverture te hooren; want denkt men zich de an dere weg, dan staat men alweer voor een werk van reusachtige conceptie; zelfs zou men zeggen, dat er momenten in zijn die (hoewel in minder afgeronden vorm) nog genialer zijn dan in No. 3. De vertolking wierp een schoon licht op dit werk. Ik heb vooral bet oog op de kleur. In dat opzicht toch treffen mij iederen keer de effecten die de heer Kes met zijn orkest weet te verkrijgen. Bijzonder is ook de wijze van accompagneeren. Men zou bijna geneigd zijn, zijn aandacht van den solist af te wenden, om in hoofdzaak daarop te letten. Doch dit zou ondai.kbaar en onrechtvaardig tegen over l.em of haar zijn. Het vioolconcert werd voorgedragen door den eoncertmeester, den heer Leopold Kramer. Tocu deze violist het vorige jaar zijn plaats had ingenomen, heeft hij meermalen hier gespeeld, en getoond een zeer uitgebreid repertoire te bezitten, liet ble(k toen dat zijn zeer ontwikkelde en gladde tech niek en voordracht hem tot virtuoos stempelen, doch natuurlijk ook dat zijn spel een zeker cachet heeft, m. a. w. dat er een genre is, waar voor zijne natuur en aanleg hem hebben aangewezen. Nu ben ik van oordeel dat Beethovcu's viool concert eenigzius buiten zijn kader valt, wat stijl betreft. Dat het eerste deel gejaagd werd gespeeld en de reinheid bij dezen satz (vooral de cadenz) te wenschen overliet, zal wel op rekening van emotie moeten gesteld worden, want onzuiver heid heb ik in het spel van dezen solist vroeger niet opgemerkt. Ook heeft hij zooveel mogelijk getracht zijn neiging tot weekheid van spel te onderdrukken (o. a. merkte ik met genoegen op dat de lieer Kramer thans niet vibreerde) doch hoeveel degelijks en goeds er ook in zijue vertol king was, kon men toch niet deu indruk krijgen dat zijn stijl in het karakter van het werk was. Ik heb dit eeuigzins uitvoerig gezegd, omdat ik wilde aautooneii, dat de mindere dispositie voor een of ander genre geen algemeen onguustigeu indruk werpen op de gaven vau een kunstenaar; ik wenschte alleen te doen uitkomen, dat de beste muzikale eigenschappen in eeuB andere richting kunnen liggen, en dat de kunstenaar dan beter doet, zich aau werken te houden waarin hij op zijn terrein is. Gisteravond traden in het Concertgebouw de pianiste Mej. Clotildc Kleeberg uit Parijs eu deu heer Carl Perron, van de Hof-opera te DresJen als solisten op. Het 2e comvft van ('hopin werd door deze dame op bewonderenswaardige wijze gespeeld. Het technische wordt door haar zoo volkomen beheerseht, dat zij zich geheel aan de klaukoutwikkeling, kleurschakeering cu voordracht kan wijden. Het spel heeft een echt vrouwelijk karakter in deu goeden zin vau het woord, is van zeer gezonde natuur. Mej. Kleeberg rechtvaardigde dus niet het geen onlangs iu dit blad is medegedeeld, dat de dames-pianisten zich hoe langer hoe meer op herculische krachtproeven en de heeren zich vooral op eene teedere eu weeke wijze vau spelen y.iju gaan toeleggen. De heer Perron heeft, mij getroffen door zijne schooue wijze van zeggen, hetgeen vooral liet geval was iu H'fitaiis Al/xrliied uit ifii- //W/v'/v. In de liederen, waarin ook zeer sc'iooiie moment en voor kwamen bleek het meest dat de stem onder den invloed vau het slechte weer was, getuige de in spanning die de hooge tonen hem kostten eu de neiging tot te laag zingen bij zachte gedeelten. Het orkest, speelde de Je svmphoning vau Sehurnann op schooue wijze eu begeleidde liet Concert van Chopiu verrukkelijk. In Wo/mia A!i$rliii'<l was het orkest niet overal even gelukkig. VAX MlLLIGr.X. Door de dames-zangvereeniging »Van Milligon" zal den olen Januari in de kleine zaal van het Concertgebouw een uitvoering worden gegeven, met welwillende medewerking van de dames Oldenboom-Lutkeman en \Vert\vein en de heeren F. II. van Duinen on Kr. l'hilippeau. Uitgevoerd zullen worden koorwerken van Max Bnicli, Gottfried Mann, Marty, lirahms, ('ésar I'ranck en Krause. Van den laatste wordt een compositie uitgevoerd voor koor en soli, met declarnatorium, waarvoor de bekende actrice mej. .lohanna Wertwein zich welwillend heeft beschikbaar gesteld. miiiniiiiiiimiiiti iiiiiiiiiimiiiimiMiiHiummi Jozef Israëls, De zeventigste verjaardag van de Hoer Israëls, 27 Januari, zal nu geen feestdag kunnen zijn. Onze troost bij de ontstentenis van een eerbetoon mag wezen dat, in elk geval, s meesters tijd genooten, het niet tot dezen datum hebben ver schoven, hem bewijzen te geven van de achting die men algemeen zijn groot talent toedraagt. De Heer Israëls heeft reeds jaren ondervonden hoe boog zijn kunst geschat wordt. Laat ons dan beden weinig zeggen, en rustig vertrouwen dat de veerkracht van den sterken man door het leed van thans niet zal gebroken zijn. Iemand die op zijn jaren zoo friscb vun geest is als hij, heeft meuschelijkorwijze gesproken, nog jaren van leven en voortbrengen vóór zich. John Tenniel, de grooto L'ngelsche I'unchteekenaar, wordt al spoedig drio-en-zeventig, en denkt er nog niet aan van bet geven zijner wekelijksche stevige cartons te abdikeeren. Adolf Menzel, de kranigste der Duitschc schilders, is dicht bij de tachtig en werkt nou' ouverzwakt eiken dag in zijn atelier. En Erans Hals was immers nog ouder, toen bij die heerlijke Oude Mannen en Vrouwen borstelde, die te Haarlem prijken, en die velen het meest magistrale schij nen, wat bij geschilderd beeft. Dat bet den beer Israëls evenzoo moge gaan. Dan zal zeker zijn vijfenzeventigste verjaardag nog eenmaal de ge legenheid bieden hem een waardige hulde te brengen. Als er nog heden, kollektief, van een Hollandsche schilderkunst kan worden gespro ken, dan is het omdat onbetwist, Israël er de kroon van is, en de kunstenaars weten, al gaan zij stil huns weegs, hunne vorsten nog te eerbiedigen. V. 'l limmilllllillllii llHllliiiiimiimiiimiiiiiiiiiiii iinni Prenten. De Weener Graphischen Künste wijdt in haar vijfde heft van den loopenden jaargang, eenige opstellen aan de bij ons weinig bekende herleving der lithogratie in Duitschland, d. w. z. van die lithografie, die, glad buiten het industrieel-technische om, daar tegen in, een wezenlijke, met de beste middelen van uitdrukking werkende, eenvoudige teekenkunst op steen wil zijn. Zeker wel de knapste van de nieuwe beoefe naars dier kunst in Duitschland is Otto Greiner, die met zijn Italiaansch-klassiesch naakt, veel heeft van Max Klinger, en die ook zijn dikwijls minutieus steenwerk eenigszins in het karakter houdt van gravure of ets. Karel von Fidoll, die laat begonnen is, schijnt mij nogal minder, maar zeer merkwaardig is de ook reeels niet meer jonge Wilhelm Steinhausen, die vooral populaire prentkunst wil maken, zoo als dat eenmaal wezenlijk die van Diirer, Holbein, Wechtelin en Burgkmair in Duitschland was, en die ook boekillustratie heeft geleverd. Evenals ver het meeste wat die oude meesters deden, is het latere werk van Steinhausen religieuze kunst, maar religieuze kunst dan van een weinig hi ratiesch en een zou men zeggen meer mild-protestantsch karakter.?niet zooals het gevoelige rea lisme dat von Uhde op gewijde onderwerpen weet te enten, het is geestelijker, eenvoudiger, konsekwenter, zij het ook wellicht niet zoo bekwaam. Een fragment van een Heilig avondmaal van dezen kunstenaar, dat de Graphischen Künste reprodu ceert gedrukt van twee steenen, met zwarte penlijnen, en uit een grijzen grond gekrabde lichthoogsels - geeft van zijn eigenaardige kracht een gunstig denkbeeld. Evenals hij, wil Hans Thoma een prentkunst voor liet volk. Zijn litbographiesch werk is zeer eenvoudig, zeer gezond, het staat, wars van alle raffinement, buiten eenige broeikassfeer, en schijnt wel iets van bet ruime van boschlucht te ademen, liet is misschien op het ordi naire af, maar bet is ook zuiver en kloek', bijna als een Oud-Duitscho houtsnee, met daarbij iets van het teeder-gemoedelijke van von Schwimlt, Ilethel en de beste der Duitsche romantici. Karak teristiek is deze uitlating van hem : »Een op heffen der mechanische volkomenheid, is voor do kunst lang niet kwaad. het dwingt er toe aan den kern der zaak te denkeu, en daarvan niet af te wijken.'' De Internationale Chalkonrnphische Genellschaft zal hare jaarlijkscho publikaties over ISiloen'Jil tot eene maken, en daarmede in een deel het volledige graveerwerk reproduceeren van den zoogenaamden Meent-r vttn l-l<so. van wien negen en tachtig prenten bekend zijn, die echter uiterst zelden voorkomen het meest er van nog bij elkaar iu het zoo rijke Amsterdamsche prenten kabinet, liet is nog ongelijk geschat, dit halt' onredzame vroege plaatsnijwerk, waar Passavant en Duplessis bepaald eene Hollandsclie hand in zien, waarbij, om enkele zeer fijne eigenschappen, zelfs Mernlings naam is te pas gebracht, en dat in menig opzicht nauwelijks voor Schongauer's kracht onderdoet, maar om zuiverder de waarde van het werk te kunnen bepalen, heeft deze publikatie, die er voor het eerst een over zicht van zal geven, zeker hare waarde. De uit muntende kenner Max I.ehrs, wiens studie over den Meester der minnehoven wij hier onlangs bespraken, schrijft er den tekst bij. De Magazine of Art van Januari die zeer goed is -?er is ook een mooie reproductie naar Chant d'Arnour van Burne Jones en een artikel over l'nvis de ('uavannes in heeft een kleine ver handeling over de geïllumineerde boeken van de Middeneeuwen door een. die over deze zaken beter dan iemand mag meespreken, door Willinin Morris. Het stuk is niet diepgaand maar kundig en klaar. In The Art Journal, een geïllustreerd artikel over John S wan, den schilder en modeleur van leeuwen en tijgers, die in Engeland meer en meer in de algemeene achting stijgt, en van wien bij ons de Hollandsche Teekenmaatscliappij voor ja ren al zulke mooie dingen liet zien. Het vijfde nummer van Van Nu en Strak?, dat persklaar is. mag bogen op een houtsnede van Charles Uicketts. De \ederlamlsche Etsclub zal het karakter van hare jaarlijkscbe portefeuille eenigszins ver anderen en, zoo het mag, veredelen. Er zullen in het spoedig te verschijnen album acht bladen verschijnen, doch niet anders dan zooveel mogelijk komplete prenten, en geen losse krabbels oi'studietjes. Die prenten zullen zijn: ets, lithographie, hoiitsnee of zinco naar geheel voor zincographisclie reproductie bestemde peuteekeningen. Voor de portefeuille zelf zal door een der leden een verciering worden bezorgd. Voor do bnitenlandsclie imitaties der in het voorjaar in Pulchri te houden tentoonstelling de/.er Xederlandscbe Zwart- en Wit-vereeuiging is dit jaar als kader gesteld : prentwerk in ver band met boekillustratie of' boekverzorging. Eenige van de beste Engelschen hebben hunne medewerking reeds toegezegd. V. Bij (Ie tirma E. J. van Wisselingh & Co. Kalverstniiit lul, is geëxposeerd een schilderij van M. van der Maarel >l!loeuienverkoopster." j do heeren IVeyer it ('o., lokaal l'icdira, is geëxposeerd een schilderij van Jozef Israëls, «lift uitzetten van het anker." Tentoonstelling Thoma?van Hoytema in den Rotterdamschen Kunstkring. Van den tot hiertoe iu Holland ver van alge meen 'bekenden Duitscher Hans Thoma, en zijne kunst een bij benadering juiste omschrijving te geven, lijkt mij een zeer lastig werk. Niet om de verscheidenheid vau opvatting want de te Rot terdam geëxposeerde werken van Thoma behooren alle veertien tot eene categorie, maar om de tegelijk individueele eu aan allerlei ander werk herinnerende aandoeningen, die men vau deze kunst krijgt, is een oordeel moeielijk. Ontwijfelijk is de invloed, naar deu aard van 't lardschap beurte lings van Millet, Daubiguy en Corot, op dezen schilder heel gioot geweest. Aan de compositie verder van meer dan eene schilderij heeft van de oude Hollandsclie school met name Albert Cuyp evenzeer deel. Eu in een ganseh-tonig, geheel als impressie opgevat landschap, treft dan plotseling weer een volkomen modern streven naar strakheid in 't een of ander onderdeel. 't Beste dezer veertien doeken is wel het land schap uo. 11, een hoogvlakte met wijde lijnen en verren horizont, dat wel sterk aau Daubiguy doet denkeu, maar daarbij veel originaliteit vau doen heeft behouden. Ook «Hooitijd", een landschap met koeien eu iiguren, is iu meer dan een opzicht te prijzen. Een zekere charme van toou dat is wat wel 't meest in 't werk vau Thoma trekt. Een paar aquarellen, sprookjesvoorstellingen, lijken mij meer een pogen in de verte naar uaïef-reine uiting, dau de daad daarvan. Vau den in dit weekblad reeds meermalen ge noemden Th. vau Hovtema vindt men op deze ten toonstelling drie stukken, wandschilderingen meer daii schilderijen, en zijne uitgave vau liet Leelijkc Eendje" met, de verschillende afdrukken der steeneu in achtereenvolgende staten, 't Grootste doek, //De Terugkomst van den Ooievaar", toont ecu ooievaar midden tusschen allerlei vogels; sta tige kalkoenen, eenden cu ganzen. Xiet, of er is veel zuivers iu de opvatting eu veel zwierigs in de compositie, maar toch is iu deze voorstelling te weinig gegeven, cu het geheel is niet in even groote mate overal geaccentueerd. Zoo springen er veel brokstukken uit, eu krijgt het een onrustig aspect, dat aan de schildering niet ten goede komt. Ook de beide pauwen lijken niet heel gelukkig geslaagd: de witte pauw tusschcu hard-paarse bloemen doet zelfs u van lijn u van kleur beslist ]ecJijk. -Het Leelijke Eendje", 't kan niet genoeg ge zegd, is ecu boek, voor de Ilollandsche illustreer kunst van niet weinig waarde. Het is een pogen naar boekkuust, zoo loffelijk, dat veel gebreken, minder mooie stecncn, hier eu daar zelfs nog iets oiibelioipcns, vau lloytema's verdienste niets weg neemt. Want te waardeeren is het, dat eindelijk iemand in dit land de illustreerkunst van een boek als zooil/r,:!//, dat wil zeggen de versiering vau het geliecle boek, en niet een. twee of drie aparte sujetten uit deu tekst in teckeuing gebracht, weder ter hand neemt. En uu wil ik niet beweren, dat een eerst probccren verontschuldiging is voor vluch tigheid en in Het Leelijke Eendje" in meer dau eeue plaat te vinden gebrek aan accuratesse ; slechts de stellige verwachting wilde ik uitspre ken, dat als tussclieii deze eu lloytema's volgende uitgave een afstand ligt even groot als die tusselieu ..Hoe de vogels aau een koning kwamen/' de Hollandsclie kunst van illustreeren iu Th. vau lloytema ecu van de dueliligste werkers krijgen zal. f. MuiiiiiiiimiiHitiiiiiiHiiiiHMHiiiimmmiiiiimiitiiuMiliiMiMimniiiiiiiiinf Jan ter Gouw. (Slot). Ter Gouw, wien do studie tot de oudheid riep, bad een open oog voor zijn omgeving, en hij zag meer en beter dan velen zijner tijdgenooten. /oo kou bet gebeuren dat bij als inwoner vau Naarden at' eu toe een wandelingetje makende met een der ot'licieren, die nu juist niet uitblonk in kennis, het vuur na aan ile scheen lei met allerlei vragen over de fortilicatorische waarde der vestingwerken. »Maar wij zetten alles onder water, mijnheer ter douw." Xou dan den vijand er vóór blijven staan en niet met waterlaarzen wandelen over dien barden zandbodem, met slechts weinige sloten door sneden !" »IIij komt er niet over !'' verzekerde de luitenant. Ter Gouw lachte; slechts weinigen zouden toen met hem hebben ingestemd, maar nu V Jaren later zond hij mij een versje, zooals hij er meer heeft geschreven, poëtische krabbeltjes, welke bij bij een passemle gelegenheid voor vrienden en bekenden maakte, of in zijn cansorieëll over de geschiedenis van Amsterdam deed op nemen. »Ik mis de krijgsmanswetcnschap", zoo schreef hij, anders «Bracht ik eens, in een klaar betoog, Den Grooten Meesters onder 't oog, Dat deze vesting, wel beschouwd Teu dienst des vijands is gebouwd..." Ontbrak hem ->de krijgsmans wetenschap" gaarne vertelde bij vau zijn militaire loopbaan, toen hij als korporaal de steun- en de rechterhand was van den sergeant-majoor, en meermalen is het ge beurd dat ik aan zijn baard gezeten in plaats van interessante herinneringen aan zijn vrienden en medewerkers van vroegere dagen den halven avond werd teruggehouden met ver halen over zijn soldatenleven. Wiltgo een staaltje van zijn luiniigen verhaaltrant, sla dan op zijn «Oudheidkundige, verhandeling'' (Amstelodamiana lle deel), waarin hij zoo aardig den draak steekt met diezelfde deftigheid, welke hem immer is verweten. Zij zijn verder het herlezen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl