Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 866
dubbel waard, die prettig geschreven stukjes over
hét Amsterdam van vroeger dagen; geen betere zijn
er in dien trant geschreven, en wilt ge weten hoe
weinig in ter Gouw den schoolmeester stak, sla dan
z\jn «Sinterklaas" op, (eveneens te vinden in het
2e deel van Amstelodamiana). »Nu zweert men bij
letters en cijfers", zoo schrijft hjj daar, »en de
schco'.sche tijdgeest heeft het met al zijn letter
oefeningen en lettervruchten, letterkundigen en
letterlievenden reeds zoover gebracht, dat zelfs
de heilige Klaas ons ook al met die eeuwigverve
lende letters aankomt. Zulke letterknechten wa
ren onze voorouders niet. Zinrijker en practischer
dan wij, hadden zij geen ABC noodig om hun
vroegste zielsgedachte door een lieflyk beeld
aanschouwelyk te maken."
Nu 9 jaren geleden verloor hij zijn zuster en
zyn schoondochter. »Zy rusten beiden," zoo schreef
hy mij, »naast de plek, waar ook mijn vrouw en ik
eenmaal hopen door onzen zoon ter ruste gebragt
te zullen worden.
Ik heb myn zerk reeds op mijn graf doen plaatsen.
En nu wy léven nog en hervatten ons dag
werk en zoeken daarin afleiding voor ons verdriet.
Sta ik aan den avondstond van myn leven ? In
meer dan eenen brief, dien ik ontving, wordt mij
dat gezegd. Neen 't is nog geen avond voor
my 't is dag. En ik werk zoo lang het dag
is. Ik heb het gantsche jaar vlijtig, ja, ik mag
zeggen hard gewerkt aan het vy'fde deel myner
Geschiedenis van Amsterdam, 't Heeft mij ar
beid gekost in dat jaar zoover het te brengen als
ik het nu heb, en ik maak nu de kopy gereed
om 't eerste stuk ter perse te leggen, n als dat
afgedrukt is, kan het Tweede en Derde deel
spoedig volgen.
't loopt al naar de twintig jaren, dat ik
geniet wat men noemt eene eervolle rust! Ja
wel: ik heb nooit meer gewerkt, dan in den
tjjd myner rust!"
Die brief teekent den man, die op zijn 62e
jaar nog de lust, de kracht en den moed gevoelde
om zulk een reuzenwerk, als de geschiedenis van
Amsterdam, aan te vangen. Dat hij alleen dit
werk nooit zou voltooien, heeft hij zelve nimmer
"geloofd, doch hij hoopte, dat een stadgenoot zich
al dadelyk opgewekt mocht gevoelen, om een
volgend hoofddeel te bewerken. In die hoop zag
hij zich bedrogen, toch bleef hij rusteloos
voortwerken en zoo was het hem vergund zeven deelen en
een register te voltooien; tot het jaar 1579 heeft
hij de geschiedenis van Amsterdam te boek ge
steld.
De kritiek heeft zich in openbare geschriften
al zeer weinig van dit standaardwerk aange
trokken : 't wil mij toeschijnen, dat zij zich van
hare taak vrij gemakkelijk heett afgemaakt; zelfs
de Roever kwam het in zijn artikel »ter Gouw's
Amsterdam" (Gids, Jan. '82) »verkieselijker voor
om bij de bespreking van (dat) werk .... hoofd
zakelijk in het licht te stellen welke behoefte
deze nieuwe «Geschiedenis van Amsterdam" ver
vult", en ook later heeft hij zich hoofdzakelijk
tot eene aankondiging bepaald.
De meesten hebben dit werk niet aangedurfd
en de overigen... »zie, Hofdijk en Witkamp heb
ben wat geliefhebberd in de wetenschap, deze
schreef zijn «geschiedenis der zeventien Neder
landen", gene »ons voorgeslacht", en zoo peu
terde de brave Jan ter Gouw in de geschiedenis
van Amsterdam, 't was een onbegonnen werk,
de man zou er nooit mede klaar komen . .. !"
Is die onderstelling wellicht te bout? Waarlijk,
ik geloof het niet, en voor mij ligt in de opmer
king dezer dagen in dagbladen te vinden dat de
historische wetenschap van ter Gouw die is van
gisteren of eergisteren, een zeer verdacht com
pliment.
Men kan ter Gouw verwijten dat zijn werk
niet streng wetenschappelijk genoeg is geschreven,
dat hij vaak met wat Schadenfreude Wagenaar
op de vingers tikkende wel wat breedsprakig
is, en daarbij niet altijd objectief genoeg, doch
dit alles rechtvaardigt niet de houding van de
grootmeesters der wetenschap om dit werk tame
lijk wel dood te zwijgen.
Na reeds bijna twintig jaren geleden het
plan voor die geschiedenis te hebben vastgesteld,
heeft ter Grouw rusteloos voortgearbeid, al zijn
werkkracht ? en deze was kolossaal heeft
hij aan de geschiedenis van Amsterdam besteed,
wat hij maakte had niemand vóór hem beproefd
en zal waarschijnlijk geen onzer na hem voltooien;
gaat het nu aan botweg te zeggen, dat ter
Gouw zijn tijd achter was? Trouwens zij die dit
beweren, schynen al zeer weinig nota te hebben
genomen, van hetgeen deze oud-onderwijzer heeft
geleverd, die uit de bronnen zelve puttende, n
grootsch werk he3ft samengesteld, en niet alleen
slechts bouwstoffen achter liet.
Mogen zijne conclusiën niet altijd onfeilbaar
zijn, de nauwgezetheid, waarmede hij de bronnen
naspeurde, was bewonderingswaardig. Geen moeite
was hem daartoe te groot. Zoo zie ik hem nog
op het Amsterdamsche archief op een kouden
winterdag; hij was van Hilversum gekomen om
een enkelen brief van Alvana te zien; Scheltema
had deze missive reeds uitgegeven, ter Gouw
had de copie met het oorspronkelijke
gecollationneerd, doch nu stuitte hij op een bezwaar: het
stuk was gedagteekend naar ik mij meen
te herinneren uit Brussel. »Maar wat drom
mel!" zei ter Gouw, »hoe kwam Alva toon
te Brussel, een paar dagen te voren immers
schreef hij naar Antwerpen te zullen gaan; was
dan die Antwerpensche reis uitgesteld", ter Gouw
ging weer aan 't vergelijken en helderde de tegen
strijdigheid op: de brief was geschreven te Ant
werpen maar verzonden uit Brussel.
Zoo accuraat was hij in alles, en zijn bewon
derenswaardig geheugen liet hem daarbij zelden
in den steek. Van Vondel kende hij geheele
brokken van buiten. »LT schijnt den heelen
Gijsbrecht uit het hoofd te kennen," merkte ik eens
op; hij glimlachte: »ja, ik zing heel leelijk, en zoo
kwam het, dat ik als ik mijn zoontje in slaap
zou neurien het maar af deed met brokken uit
de Gijsbrecht te reciteeren."
Wie noyt wil qualyck doen, dio slape nacht
(en dagh
citeerde hij in zijn voorbericht op de «Geschie
denis van Amsterdam" waar hij vroeg : nvie kan
werken, zonder feilen te begaan?" Ook ter Gouw
heeft fouten gemaakt, maar zoo ooit iemand het
recht heeft die feilen vergeven te zien, dan zal
het zijn de man, die zooveel heeft gearbeid en
zooveel heeft gewrocht als deze zoon van Am
sterdam, en zal de stad aan Y en Amstel hem
eenmaal die hulde brengen, welke hem toekomt,
zich zelven heeft hy' in zijn werken een monu
ment gesticht, zooals wij er slechts weinigen
kunnen aanwijzen.
F. A. BUIS.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiHii
Goëtia, door FKITS LAPIDOTH, (Leiden,
S. C. van Doesburgh).
Ik geloof dat de heer Lapidoth er graag een
gouden boordknoopje of ander voor hem onmis
baar kleedingstuk voor zou over hebben om voor
een satanist gehouden te worden en zeker nog
veel meer, om eens voor vijf minuten heusch een
satanist te zyn; maar hij is nu eenmaal een dandy,
en het hoogste waartoe hij het brengen kan is:
dandistisch satanicus d. w. z. iemand die op zijn
pruik van Fransch maaksel een min of meer
duivelachtig kosmetiekje smeert.
Uitwendig heeft het boek iets apokrief
winkelkast Sint Niklaas uitstallingachtings. In den linker
bovenhoek staat symboliekelijk een
pentagramteeken en daaronder in karmijn letters op diep
zwart fond Goëtia; hiervan uit nu straalt een
diabolieke kracht. Open slaande krijgt men na
n hoofdstuk gelezen te hebben den indruk:
vriend-waar-heb-ik-jou-meer-gezien. Gelukkig
legt de schrijver zelf gaandeweg een soort van
auteursbiecht af en noemt op pag. 20 en 21 I)
Sar Peladan, op pag. 92 Dumas père en zoo voort,
jammer dat hij bij zijn citaat uit Huysmans (I
p. 21) de aanhalingsteekens vergeten heeft.
LaBas l)is nog niet zoo bekend,dat »vaak geplunderd"
als een vast epitheton kan aangemerkt worden
voor Eliphas Levi.
Wanneer men uit dit boek den truc licht, om
te geuren met de zeer oppervlakkige kennis van
zwart mystieke literatuur dat deze kennis
werkelijk gering is ziet men hier wel uit: dat
een zoo handig novellist als de auteur, wanneer
hij van al de boeken, welke hij noemt, meer had
gekend dan de namen der schrijvers en de titels,
ze ongetwijfeld eenige malen zou geciteerd heb
ben, waar dit in zijn boek noodig was, blijft er
een geschrift over met zeer veel goede kwalitei
ten, die echter allen doen denken aan het een
of ander wereldsch Fransch krantenartikel. Aan
alle kanten doordrongen van den stijl dezer
journalistiek-tetrarchen, vindt men op de eene
pagina het pompeuze half-realisme van de
dagbladspiritualisten en op d-e volgende de gewilde ver
eenvoudiging van hen, die symbolisme per kolom
leveren. In het begin van het eerste deel is het
soms of men een uit het Fransch vertaald boek
leest, en deze indruk wordt versterkt door het
pijnlijk gepeuter, om toch vooral Hollandsch te
zijn, door bijv. van eiwd'eeuwgch te spreken.
Maar zie, daar neemt in deel twee de heer
Lapidoth niet een loopje mef ow.=, maar heel adeen
een aanloopje al harder en harder en daar springt
hij me nu juist aan het eind zoo maar pardoes
midden in de romantiek en de dynamiet. Een
decoratieve toovenaarssccne, waar de graaf de
Monte Christo persoonlijk in stomme verbazing
naar gestaard zou hebben, een woeste anarchist,
een bom, flap:
»Toen was het vertrek vol bloederige stukken
lijk. . .."
Goëtia is een hoogst onschuldig boek, want
evenals de heer Lapidoth een salon-satanist blijft,
is ook de hoofdpersoon een salon-sadiste, wier
voornaamste kwaad hierin bestaat dat ze aardbeien
met ether gebruikt en spiritistische lezingen in
haar huis laat houden, en behalve dat de schrijver
eenmaal het woord Incuben" noemt, riekt het
boek hoogst fatsoenlijk; maar toch blijkt zelfs uit
dit onnoozel geschrijf een allergevaarlijkste nei
ging, die vooral onder jongere
pseudo-spiritualisten heerscht.
Spreken over Zwarte mystiek en Le boudoir
de Madame de Saint-Ange 2) is spelen met vuur.
Het misbruik van het hiermee gemakkelijk
verkregen succes, is de groote vijand van hen
die ernstig zoeken licht te brengen in de duistere
verschijnselen van onzen tijd, en dom geschrijf
op dit gebied wordt gevaarlijk, daar angstige ver
warringen hierdoor verergerd worden. Van alle
modespelletjes, gespeeld door effectbejagende
novellisten, is dit laatste, sanatieke, het meest
gevaarlijke.
Boeken waarin men anders misschien verge
lijkenderwijs eenige verdienste zou zien, kan
men, wanneer ze in dit misbruik vervallen, niet
anders dan met de grootste hardheid behandelen.
AxnjirïJOLLF.S.
1) La-bas door J. K. Huysmans, pag 191.
2) Het laatste werk van den Markies de Sade.
umtiiiiiiimmiiimmHiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiuiMtiiiiiimiimiiifniiimiug
Paul Déroulède.
De dichter van de Cluinta du soldat, Paul
Déroulède, later president van de beruchte Ligue
des l'atriotes", heeft oen bundel verzen uitgege
ven, Cltanl.i du Paysttn, waarin gelukkig niets
politieks voorkomt, en waarin de poëet zijn oude
kracht heeft weergevonden, liij hoeft ze opge
dragen aan oen ouden pachter van zijn vader
en grootvader, -Ie vieux Toine Chapelet" en diens
vrouw Mariette. Eenvoudig en aardig is:
ItnMiK.
Danse autour du cep, vieux soleil do Gaulo !
Donne a chaque pied, mets dans chaque grain
Tout ce qui sourit, tout ce qiii console,
Et que Ie sanglot s'achève en ref'rain.
Danse autour du cep, vieux soleil do Gaule !
Danse autour du blé, soleil de chez nous !
Donne a chaquo pi, mets dans chaque gerbe
Toute la santénécessaire a tous,
Remis la mère hcureuse et i'enfant supcrbo,
Danse autour du blé. soleil de chez nous !
Danse autour des fronts, soleil de la Franco .'
Fais luire a nos yeux longteinps obscurcis
U n rayon do gloirc, un feu d'espérance;
Mets ton nimbe d'or sur nos noirs soucis.
Danse autour des fronts, soleil de la Franco!
Danse autour des cceurs, soleil du bon Dieu !
Verse dans chaque homme, inspire a chaque tre,
L'immense besoin de s'aider un peu.
Car vivre pour soi mieux vaut ne pas naitre!
Danse autour des creurs, soleil du bon Dieu!
In een heel anderen toon is:
CONSEILS :
Paysan qui cherches femme,
Prends-la, plus tot que plus tard,
Au cmur simple, au doux regard:
Si ses yeux ont trop de flamme....
Crois-moi, paysan, crois-moi!
Ne la prends pas, jarnigoi!
Ces yeux-la ne sont pas les nótres,
C'est Ie paradis des autres,
Ce sera l'enfer pour toi!
Prends-la de grandeur moyenne,
Et d'esprit a l'unisson.
Si sa taille et sa raison
Dépassent par trop la tienne...
Crois-moi, paysan, crois-moi!
Ne la prends pas, jarnigoi !
Forte taille et forte tête,
Pour les tiens c'est la tempête,
Et c'est la grêle pour toi.
Prends-la d'aplomb sur ses hanches,
De corps sain, d'aspect nerveux.
Belle même si tu veux;
Mais si ses mains sont trop blanches...
Crois-moi, paysan, crois-moi !
Ne la prends pas, jarnigoi !
Ces mains ne savent rien faire,
C'est du travail pour ta mère
Et c'est du souci pour toi.
De grondtoon intusschen is een warme, niet
offensieve vaderlandsliefde. Op zijn boerderij in
Angoumois, midden tusschen de heerlijke natuur,
zingt hij met den gloed der oude zangers de
»douce terre de France", haar bosschen, vlakten
en rivieren.
Terre de France! Terre oül'homme rit et chante,
Créatrice d'amour, de joie et de vigueur,
Coin du monde enchantédont la spiendeur me
hante
Ton ciel est sans frimas, ton air est sans rigueur;
Plus que ta force encor ta grace est triomphante.
Plaisir des yeux, attrait des sens, charme du ca-ur!
Van zelf kan een kleine toespeling op de
»contours sacrés du territoire" en een »Brennus"
niet uitblijven, maar als het vers niet van Paul
Déroulède was, zou men er aan de Oostelijke
grens niet eens op letten.
O ma France! ma vio est mêlée a ta vie;
Tos hauts faits ont grise mon deur d'adolescent;
Mon cu'iir d'homme a pleurésur ta gloire ravie
Et tes blessures ont fait couler mon sang.
Penchésur les récits de ton antique histoire,
Jour par jour j'ai suivi ton essoi radieux.
Et les contours sacrés de ton vieux territoire,
Comme un portrait d'aïeul,sont fixés dans mes yeux.
Et tels je les ai vus avant les jours de larmes,
Tels en dos jours vengeurs je veux les voir encor
A ton premier appel pret a prendre les armes,
Pret sur ton premier signe a recevoir la mort.
Car mon amour pour toi nul amour ue Pégale;
Car je t'aime dans tes succes, dans tes revers,
Dans ton ardent besoin de justice ideale,
O martyre du droit, soutien de l'univers!
En verder:
Et je veux, attendant qu'un Brennus nous délivre,
Cachécomme un druido au fond d'une forêt,
Chanter ta bonne terro oüIe ciel m'a fait vivre
Et tes bons paysans sans qui rien vivrait!
Zooals men weet, heeft Mrs. Annie Besant, op
wie do theosophische mantel van Mevr. Blavatsky
gevallen is, eene reis naar Indie ondernomen,
voor een deel om zelve aan de bron harer nieuwe
religie te drinken, ten deele om de rnillioenen
Hindoes met de Westersche verwante ideeën
bekend te maken. Hare brieven, die zij aan ge
trouwen en geloofsgenooten in Engeland schrijft,
getuigen dat hare rondreis rijk aan succes is.
Overal zijn Mrs. Besant, Kolonel Olcott en gravin
Wachtmeister door de inboorlingen met vreugde
betuigingen ontvangen geworden. Zij zijn onder
triomfbogen doorgegaan, met kransen bedekt en
met kostbaar rozenwater besprenkeld geworden. Op
een plaats werden zij door tempeldansers begroet,
die bun door de priesters waren tegemoet gezon
den. Bij den tempel van Shiwa werden zij ver
welkomd door den heiligen olifant, die driemaal
zijn snuit omhoog wierp on toen gevolgd door
de muzikanten en danseressen, do heilige ruimte
omwandekle. Eene nacht logeerden de
theosophisten in het paleis van een Maharajah ; een
andermaal was do bungalow van een logement
houder hun nachtkwarticr. Wilt echter de profeten
der thoosophie het meest genoegen heeft godaan,
was do geestdrift d ie haar voorlezingen onder de 11
indoes ge wekt hebben; menschonvan allo kaste en
standon kwamen in grooten getale op, om te lioorcn,
wat Mrs. Besant over de wet van Karma'', do
vernieuwde incarnatie", het leven na den dood"
of het onvoldoende van het materialisme" te
zengen gehad. Zij heeft met uitstekende geleer
den onder do inboorlingen conferenties gehou
den, en heeft niet hen over openbare vraagstukken.
als opvoeding en dergelijke, gesprekken gevoerd.
llindoovronwen zijn in grooten getale tot haar
gekomen on hebben haar hart voor haar uitge
stort. In Taugora liet mevrouw de Masoranee
aan Mrs. liesant zeggen, dat zij gaarne mot haar
wilde spreken en hare voorlezingen bezoeken.
Kon beroemd waarzegger uit de hand heeft te
Kurubakonan de lijnen van hare hand bestudeerd
en haar den volgenden dag een zeer nauwkeurige
schets van haar geheele loven gegeven, met
eenige details dio nog nooit te voren in druk
verschenen waren, l lij heett voor haar ook den
sluier der toekomst weggetrokken, en haar gepro
feteerd, dat zy' een groote godsdienststichtster
zou worden. Wie zou door zulk een waardee
ring niet gevleid zijn.
Terwijl intusschen Annie Besant zich in het
verre Oosten roem gaat vergaren, hebben in
Londen de goochelaars Maskelyne en Cooke, wier
voorstellingen in de Egyptian Hall in Piccadilly
zeer gezocht zijn. het middel gevonden om de
Mahattnas, de geheimzinnige wezens, waarmede
Mrs. Besant omgaat, op het spoor te komen. Het
publiek zal dus weldra met deze geesten bekend
gemaakt worden, ook langs een anderen weg dan
door de theosophisten.
Het Goethe-National-Museum te Weimar heeft
als Kerstgeschenk een mooie aanwinst gekregen,
die men als een werkelijk familiegeschenk kan
beschouwen. De gry'ze Ulrike von Levetzow,
Goethe's laatste liefde, die nog heden op slot
Trieblitz in Bohemen leeft, heeft den groothertog
van Saksen haar fijn geschilderd miniatuur
portret gezonden, dat uit het jaar 1822 of '23
dagteekent. De groothertog heeft het even kost
bare als berkoorlijk geschenk aan het
GoetheNational-museum overgedaan. De verdienstelijke
leider van het museum, de geheime hofraad C.
Rudland, heeft nu naast het mooie portretje twee
andere reliquien gelegd, die reeds lang tot het
museum behooren: een glazen beker, dien Ulrika
met haar beide zusters den 28sten Augustus 182;!
aan Goethe schonk, en den brief, dien alle drie
aan Goethe op zijn verjaardag in 1824 gericht
hebben. Hoe hoog Goethe deze reliquien schatte,
blijkt daaruit, dat hij ze afzonderlijk van andere
soortgelijke zendingen in een bijzonder vak van
zijn bureau bewaarde, waar zij .'i jaren na zijn
dood bij de opening van het huis van Goethe,
in 't jaar 1885, eerst gevonden werden. Die dria
stukken tezamen vormen zeker een der aan
trekkelijkste en verkwikkendste groepen in het
aan dergelijke schatten zoo rijke museum.
Eene Amerikaansche Travestie van Goathe's
Erlkönig, op de beurs toegepast.
Wer reitet so spat durch Nacht und Wind ?
Es ist der Vater mit seinem Kind
Bondholder mit seiner Mortgage imArm,
Br hult sie sicher, er hult sie warm.
Mein Kind, was birgst Duso bang Dein Gesicht?
Siehst, Vater, Du den Receiver nicht?
Den Receiver dort mit seiner Büchs?
Ich sehe davon im Coursblatt nix.
Mein liebes Kind, komm her zu mir,
Kin schönes Agreement mach' ich mit dir,
Dann spielt mit Dir das Comité,
Kommerzienrath X. an der Spitze steh!
Mein Vater. mein Vater, und hörest Du nicht,
Was der Receiver mir leise verspricht?
Sei ruhig, bleibe ruhig mein Kind,
Die Second Mortgage fiillt nicht so
ge(schwind !
Ich liebe Dich, mich reizt Doin schönes Geld,
Ein Ass essment w;ir' das Gescheidtst' auf der
(Welt!
Mein Vater, mein Vater, jetzt faszt er mich an,
Ein Improvemcnt hat er mir angethau !
Dem Ilolder grauset's, er reitet geschwind,
Mit Aechzen die Course fallen geschwind,
Erreicht die Bürse mit Mühe nur
Da fand er vor die Foreclosure!
Aan den Spaanschen dichter Nunez de Arce
zijn deze week als nationale hulde feestmaaltijden
aangeboden te Madrid en te Valladolid, zijn ge
boortestad, benevens een album en allerlei eer
bewijzen. Xunez de Arce is sedert vijf en dertig
jaren een geliefd dichter in Spanje; zijn
Krvjysgeschal, Roes van trots en lief'dr, Idylle, Misirere,
zijn gedichten die ieder kent. Onder degenen die
hem hulde brachten waren .lose Kchegaray,
Perez (ialdos. Manuel de Palacios, Fernandez Shaw
en vele andere Spaansche letterkundigen.
miiiiiiitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiitiiiiiiiiniiuuiuMiiMtfiiiiiiiuiiiiitiMMi
Tabüwetten voor de winlielj'u/lrouwen.
Gever /de huren. DienMiuden, in Ame
rika. JtangeresseneHodaurs.?Recept.
In eene oproeping vaan de vrouwen van Neder
land," door dr. Aletta II. Jacobs, lezen wij:
?>De gezondheid van een groot aantal jonge
meisjes wordt, naar vele winkeliers beweren, aan
door u gestelde onre lelijke eischeu opgeofferd.
Volgons dat beweren namelijk, zoudt gij ver
langen dat bij uw binnentreden in een winkel
het bedienend personeel u staande ontvangt.
Om nu zeker te zijn dat aan di: verlangen
wordt voldaan, plaatst de winkelier eenvoudig
geen stoelen of bankjes achter de toonbank. Zoo
doende is het personeel wel verplicht om gedu
rende den tijd dat do winkel geopend b lij f t voort
durend .'O]) de been'' to zijn. Dank /ij dezen
maatregel moet een groot aantal winkelmeisjes,
behoudens de zeer beperkte tijd, die voor het
gebruik der maaltijden wordt toegestaan, dagelijks
12 tot 1-1 uren achtereen staande doorbrengen.
Hoe nadeelig dit is voor het vrouwelijk lichaam,
blijkt hieruit, dat sommige inspecteurs van het
geneeskundig staatstoezicht bij den minUter er
o]i hebben aangedrongen, dat aan onderwijzeres
sen die gewoonlijk s'echts ."> uren por dag les
geven op de school en dan nog niet een rusttijd
daartusschen van twee uren de gelegenheid
zou worden gegeven om gedurende de lesuren te
kunnen zitten.