De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 25 februari pagina 1

25 februari 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

v\ slo DE AMSTERDAMMER A°. 1894 WEEKBLAD YOOR NEDERLAND Bit nummer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel b\j de Vijzelstraat, 542. Zondag 25 Februari Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post f 1.65 T7-... T..-l!-.- . *. : ._ 't O Voor Indiöper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van l?5 regels /'l. 10, elke regel meer Reclames per regel mail, 9.0.12' 0.20 0.40 I N H O r Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Instellingen in het be lang der werklieden, door Socius. Indische warongpraatjes. Ir FEUILLETON : Paadje de Zavelman, Vlaamsche schets door Alfr. Bogaerd. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: In het Rijksmuseum, IV, door J. V. Pieter Oyens, (met portret), door Pol de Mont. Stenografie, door een teleur gesteld journalist-stenograaf. SCHETSJES: Een kindervisite te Londen, naar Otto Brandes. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. RECLAMES. - UIT Dr. GANNEF's STU DEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIllllHMIIIIIIIIIMtlllllllllllllllllllllllllltlllllH Terwijl in de Vereenigcle Staten van NoordAmerika de hooge invoerrechten langzamer hand worden verlaagd, en men zelfs van zekere zijde op den terugkeer tot het vroeger gehuldigde free-trade aandringt, hebben de protectionisten in Frankrijk besloten, om »ter bescherming van den landbouw" de invoer rechten op buitenlandsch graan te verhoogen, als preludium voor een algemeen e verhooging der invoerrechten. Sedert de heer Jules Méline het vleeschgeworden protec tionisme, zooals de heer Jules Guesde hem dezer dagen noemde als «directeur politique" van de République franraiso is opgeI reden, heeft dit blad zich de verbreiding der protectionistische theorieën ten doel ge steld; en er gaat bijna geen dag voorbij waarop het niet op de eene of andere wijze en vaak zeer handig de noodzakelijk heid van bescherming betoogt. Doch ook buiten zijn orgaan wist Méline voor zijn denk beelden propaganda te maken, en het is op 7.ijn aanhouden, dat de Fransche kamer voor eenigen tijd eene parlementaire commissie benoemde, tot het instellen van een onder zoek naar de wenschelijkheid der verhooging van graanrechten en tot het doen van voorHHHinuiMinnimniiiiiiiiiuiiini uiiuiimuiiuttiiMMiiiMwtmmjiium Paadje de Zavelman. Vlaainschc schets door ALFR. BOGAERD. Och, wat was het bitter koud in dien stillen, helderen Decembernacht, toen Paadje, het zavelmanneke, na geluisterd te hebben, hoe de klok in den naastbijzijnden toren, klaar en traag drie maal sloeg, den grooten ouden schaapherdersmantel van zijn lijf af wierp, en bibberend en rillend, opstond. Brrr!... zijne laatste tanden klapper den wat vriest het hard! dacht hij: die ijzige Oostewind dringt in m'n kamer tje, en hij plaagt en steekt me, als ware hij een scherp mes. De kamer van Paadje was een stal, een houten kot van slecht gevoegde planken; door de reten zag men de starren flikkeren, aan den hoogen wolkenloozen hemel. Aan Paadje's stal grensde een andere, waarin twee paarden stonden. De uitwaseming van het stroo, en der twee dieren zelve, verspreidde eene ongezonde warmte, waaraan Paadje echter te danken had dat hij nog niet doodgevroren was. Des ouden beenen waren stijf, en hij beefde zoo hevig, dat hij zich moeielijk rechtop houden kon. Hij tastte eene poos, in de duisternis, en raakte iets aan een dier dat, dadelijk, een zacht gebrom hooren liet. Slaap maar door Moustache, wat hebben we 'n kou, hee, manneke.... Eventjes daar moet 'a zak liggen hier stellen betreffende dit onderwerp. Dat de commissie zich zou uitspreken voor de ver hooging werd weldra zekerheid; in haar eerste bijeenkomst werd de heer Méline tot voor zitter gekozen en daarmede was duidelijk de richting aangewezen, waarin de commissie zich wilde bewegen. Haar voornaamste voor stel was: het invoerrecht op buitenlandsch graan te verhoogen van 30 pCt. der waarde tot 50 pCt., of tot 8 francs per 100 kilogram. De tegenstanders in de commissie werden tot zwijgen gebracht met het gewone betoog: Het is noodig de nationale productie te be schermen, daardoor zal de landbouw in Frank rijk worden gebaat. Wel zal het brood iets duurder worden, maar er zal meer werk komen; en zoo zal de bescherming tevens bijdragen tot voorkoming van een sociale crisis. Wanneer dan verder de invoerrech ten op andere artikelen verhoogd zijn, zal de Fransche industrie zich in een ongekenden bloei kunnen verheugen; zonder bescher ming is die industrie ten ondergang gedoemd. Bij de behandeling in de Kamer van de voorstellen der commissie, vonden deze felle bestrijding bij de vrijhandelaars, tot wier woord voerder de heer Loon Say zich maakte. Deze toonde het ongemotiveerde van de verhoo ging der rechten aan, waarin hij werd onder steund door de afgevaardigden Siegfried en Raiberti, wier statistische gegevens niet wer den weerlegd, zelfs niet door den heer Méline, die er anders steeds op uit is, de waarde der statistiek te verkleinen, nu hij deze weten schap niet geheel kan wegcijferen. Uit het betoog der genoemde afgevaardigden bleek duidelijk, dat de voorgestelde verhooging der graanrechten geenszins het gevolg zal heb ben, dat de heer Méline en zijn vrienden er zich van voorstellen. De kleine landbouw, waarover de Itipublit/itc frnncaisc het telkens zoo druk heeft, wordt, er heelemaal niet door gebaat. Een verhooging der graanrechten met 8 francs per 100 kilo zal den prijs op 25 francs brengen, en Frankrijk in een zeer ongunstigen toestand plaatsen tegen over België, Duitschland en Engeland, waar die prijs gemiddeld slechts 10 a 17 francs is. De broodprijzen zullen dientengevolge in Frankrijk jaarlijks met 25 francs per hoofd verhoogd worden, wat dus voor n gezin van 5 personen een grootere jaarlijksehe uitgave van 125 francs vordert. Aangenomen dat het doel der verhooging van de graanrechten bereikt wordt, en dat ?miimiiiiiiiiiiliiiiHiiiimiiiiiiimimiiiiiilliiimtiinntmiiimiuiiiiiiiiumr heb ik hem. 'k Zal hem in die breede reet, onder de deur, stoppen.... dan zal de wind ons zoo onbarmhartig' niet meer plagen. Weldra lag de grijsaard weer op zijn har den stroozak, ineengekrompen, de knieën nabij het hoofd, en de magere armen er om heen. .. . IJzervast hield hij zich en toch schudde en bibberde het kleine lichaam hevig onder den zwaren schaapherdersmantel. En de slaap kwam maar niet.... Het sloeg, langzaam en duidelijk, vier uur en lang, lang daarna, vijf, en nog langer daar na, zes. .. Och! wat was het bitter koud in dien stillen Decembernacht. De morgen brak aan, en er ontstond ge rucht in den aangreuzenden paardenstal. Drommels! 't was 'n kouwe nacht, dacht het oudje, zich andermaal oprichtend. Maar klagen wil 'k niet en zijne hoekige knieën sloegen bijna door Moustache is 'n ilinke maat, en ik ben nog goed ter been, al is mijn baard wit maar terwijl hij sprak, moest hij zich aan den wand vasthouden, om niet weer op den stroozak neer te ploffen. Hij richtte zich wankelend naar den hond, streelde het dier den kop, en nam den zak, die hem tot deken strekte, van zijn lijf'. Gr' morgen Moustache! Paadje Jachtte hem toe; de hond was grijs en versleten evenals zijn meester. Moustache geeuwde eens hard en lang, met een lichten klaagkreet, stond op, rekte zijn pooten, viel daarbij omver, en werd door zijn meester opgeholpen. Allo, manneke, hier heb je wat brood... Tn restantje maar.... Ha! Ha! ik had wat soep staan, maar warentig, Moustachc, z' is bevroren! Ha! Ha.... Hee, Mous, \\at heb ben \ve kou g'liad kijk, daar is de dag, en we moeten er maar op los! Heel stillekeus, als vreesde hij iemand (e de gemiddelde prijs der inlandsche tarwe ook op 25 francs per 100 kilo wordt gebracht, dan zal de meerdere winst, die hiervan voor de graan-verbouwende landbouwers het gevolg zal wezen, grootendeels vloeien in de zakken der groot-grondbezitters, die meer dan 40 hecta ren grond voor den graan'oouw kunnen be stemmen. Van deze 142.088 grondeigenaars zal elk een jaarlijks voordeel genieten van minstens 2900 francs. Doch de kleinere grondeigenaars, die 5 of 10 hectaren kunnen verbouwen, en wier aantal 2.625.030 bedraagt zullen slechts een jaarlijksche overwinst van 43 tot 100 francs maken; terwijl de 2.107.61)7 landbouwers, die minder dan l hectare bezit ten bij een graanprijs van 25 francs een jaarlijks voordeel hebben van 7 francs. En daarvoor moet nu iedere Franschman + 25 francs per jaar meer voor zijn brood betalen ! Ook de regeering bestreed in de Kamer, de voorstellen der commissie tot verhooging der rechten tot 8 francs; zij achtte die ver hooging niet noodzakelijk. De heer Vigier, de minister van landbouw, stelde daar entegen voor, het invoerrecht op buiten landsch graan vast te stellen op 7 francs per 100 kilo. Er waren redenen van politieken aard, die de regeering er toe brachten op de aanneming hiervan aan te dringen, zeide de minister. Die redenen waren hoofdzakelijk gelegen in den tegenstand, dien de verhooging der graanrechten ondervindt in Rusland en Oostenrijk. Het is vooral om Rusland niet te grieven, of niet in zijn uitvoerhandel te benadeelen, dat de Fransche regeering zich conciliant toonde, en de Fransche kamer, ondanks haar sterk protectionistische neigin gen, vereenigde zich daarmede. De Fransche pers had dan ook in den laatsten tijd her haaldelijk en met nadruk er op gewezen, dat Frankrijk tegen zijn eigen belang handelde, als het een maatregel invoerde, die bij een groot deel van het volk niet populair was en nooit populair zou worden, en die boven dien er toe kon bijdragen om de goede ver standhouding met den «bondgenoot" te be nadeelen. Na de uitspraak in het proces tegen de Franschen, die deelgenomen hadden aan de onlusten te Aigues-Mortes. zeide keizer Wil helm schertsend: »(,V,s Fran/.nis tracaillmt totijoiti'f! jiour Ie roi tic I'ntsse'' daarmede doelend op de verbittering, die de vrijspraak in Italiëzou teweeg brengen. Die woorden hebben waarschijnlijk den heer Ciémenceau iiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiMiniuiiiiiiHiiniiiiiitiiMiiHitiiiiiiiiiiiiiiiiimnuar wekken, opende Paadje de deur, en trad buiten, op de hielen gevolgd door zijn hond, die zich van zelf' tusschen de dijssels van een armzalig, nalf met zand gevuld karretje ging plaatsen. Mous, mous, zachtjes nu, fluisterde de oude, terwijl hij de strengen en koordjes, met onvaste hand, toeknoopte. Mijnheer Walkiers slaapt nog, Goddank, en hij zal ons niet ophouden.... Voorwaarts! Na de staldeur gesloten te hebben, ging Paadje vooruit, en de hond kwam achterna met het karretje niet zonder inspanning van al zijn krachten. Heel voorzichtig opende Paadje de achter deur van hot huis. Heel zachtjes trok het gevaarte door de gang, het oudje vooraan, achterwaarts stap pend op de teencn en zijn hond toeknikkeud en toelachend, omdat zij mijnheer Walkiers samen gingen ontloopen. Daar waren zij aan de voordeur. Paadje keerde zich om en het uiteinde der tong tus schen de tanden om meer kracht te hebben, nam hij de groote klink mot zijne beide ten gere handjes vast. . . . Eensklaps hoorde men iemand, vloekend en razend, vier aan vier de trappen komen afspringen. . . . E'i daar verscheen in de trapdeur een forsch man, met barscli voorkomen, en een slaapmuts op het hoofd. Pnadjes wangen werden nog witter dan zijn baard zoo verrast was het manneke Moustache bromde nijdig. Kh! jij rakker! daar wil je weer de deur uit /onder mij goejcn dag te zeggen! Xu heb ik je! Ik hoor te lijn, ouwe. Je weet, je huur is vervallen, al sedert vier da gen, en als je morgen vroeg de duiten niet hebt, of als er maar 'n stuiver aan mankeert ? zoo waar ga je de straat op, mijn huis uit, niet je hond er bij, al muest ik er je met politie uil doen zetten! voor den geest gestaan, toen hij in de Justice de vooJgestelde graanrechten af keurde, min der om de gevolgen voor de broodprijzen, dan wel, omdat het »koren op den molen van Duitschland dragen" was. Hij wei s daarbij op het voorbeeld van Duitschland, waar vele der meest bekende tegenstanders van het han delsverdrag met Rusland zich buigen voor de noodzakelijkheid: »de verhouding tusschen Rusland en Duitschland te verbeteren." En wij, zoo luidde ongeveer het betoog van de Justice, doen juist het omgekeerde; wij trach ten met geweld de verhouding met Rusland te schaden. Hiertegen bracht de heer Méline in z'jn blad wel de verzekering in, dat Rusland zich niet geroepen achtte tussctienbeiden te treden in een zuivere »binnenlandsche aangelegenheid" van Frankrijk; maar hij verzweeg daarbij; dat in haar nota aan het Fransche kabinet de Russische regeering tevens dreigde, het handelsverdrag met Frankrijk te zullen op zeggen, indien de verhoogde graanrechten een nadeeligen invloed uitoefenen op den uit voer van graan uit Rusland. Wat dat zeggen wil, is duidelijk genoeg. De geschiedenis van den tarieven-oorlog tusschen Rusland en Duitschland, die voor deze beide landen zulke onaangename gevolgen heeft gehad, ligt nog te versch in het geheugen, om niet voor Frankrijk een afschrikwekkend voorbeeld te zijn. De Fransche regeering hoopt dit dreigend gevaar te keeren, door de graanrechten in plaats van op 8 francs op 7 francs per 100 kilo te stellen, en de kamer vereenigde zich daarmede. Doch of dit voldoende is, wordt zelfs in Frankrijk betwijfeld. Nu het Du:tsch-R issische handelsverdrag grooten kans heeft in den Rijksdag te wor den aangenomen, wat natuurlijk veel er toe zal bijdragen, om de verstandhouding tus schen die beide landen te verbeteren, is van het opzeggen van het Russisch-Fransche handelsverdrag voor Duitschland eer voordan nadeel te verwachten, daar Duitschland dan een grooten concurrent op de Russische markt verliest. Tracht Frankrijk, door het invoeren van de verhoogde graanrechten, alleen van Rusland grootere voordeelen voor zijn handel te bedingen, ook dan is het re sultaat winst voor Duitschland, dat op den voet van de meest begunstigde natie bshandeld zal worden. Onder alle omstandigheden werkt dus, zooals Tribüitlet dezer dagen in een tllllllltltlllllllllllllllllllUIIII De barsche man vloekte nog eens hartig en klom haastig weer naar boven in zijn kamer, waar een open vuur brandde, geurige koffie op de tafel stond te dampen, en lek kere warme boterbroodjes, met gulden korst, lagen te wachten. Och, die goeje m'nheer Walkiers, zei Paadje halfluid, nog doodelijk verschrikt door den onverwachten aanval, wat is hij een grappig mensch,.. . Is hij niet, Moustache? De hond liet een dof gebrom hooren, en trok zijne bovenlip op, zoodat de scherpe, witte tanden van onder te zien kwamen. Paadje opende de deur, en stapte naar buiten. Allo! Moustache, we zullen ons best maar doen, en m'nheer Walkiers' huurcentjes bijeengaren. .. . Weer bromde de hond. .... En als er wat af kan, 'n lekker beetje voor jou en voor mij. . . . Nu kwispelstaarttc het dier, en bekeek den ouden man met groote oogen vol dank baarheid. Do allodaagsche zwerftocht nam een aan vang. De hond trok, en Paadje duwde, beiden zoo hard zij konden en toch was het karretje niet eens halfvol. Om de twee mi nuten bleef men staan. Paadje hield zich een moment stevig vast aan het wagentje, steunde dan met de eene hand op zijn stok, rechtte met de andere zijn rug, haalde diep adem, en riep met z'n oude, schrille stem: Zo-av-cl! ... Ach wat hijgde hij; de hond wendde den hangen kop om en bekeek droef' zijn ouden meester. Daar kwamen de kinderen, de speelzieke kinderen, waarvoor het oudje zoo'n schrik had. Zij achtervolgden hot karretje, en hink ten, en gingen gekromd en riepen het oudje na: Zo-a-vel! . . . Zo-a-vel! De stoutslen trokken aan zijn schaapher

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl