De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 4 maart pagina 3

4 maart 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 871 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In het Rijksmuseum. v. Wilde men in bet Museum wat aan Am sterdam juist zoozeer ontbreekt een speciale Rembrandt-verzameling inrichten, met het doel, den bezoekers in klein bestek een algemeener idee van des grootmeesters kunst te geven, dan zou het welbeschouwd nog niet uoodig zijn de tegen woordige Rembrandtzaal, die wellicht voor de plaat sing van zulk een kollektie zich evenmin als tot het verlichten van den Nachtwacht leent, daartoe te gebruiken. Evenals aan de voorzijde de ruime vestibule in haren bouw en nog onvoltooide dekoratie een ver heerlijking bedoelt te zijn van de kunst in bet alge meen en de Nederlandsche kunst in het bizonder, evenzoo kon, ook zonder dat er schilderijen van Rembrandt in waren geplaatst die er niet in tot hun recht komen, de tegenwoordige Rembrandt-zaal als een eereportaal blijven, aan de verheerlijking van den meester gewijd en bij een verbeterde plaatsing van de Nachtwacht in een afzonderlijke stille om geving, als waarop ik in mijn vorig artikel doelde, zou deze hal tevens een voorportaal vol beteekenis zijn voor het allerheiligste van het schilderij zelf. En dan kon de belendende localiteit die thans niet ge heel eigenlijk, tusschen de schilderij-zalen in, aan bet Oudheidkundig Museum ten gebruike werd afge staan, en waar men allerlei voorwerpen van historiesch belang vindt, die voor het groote meerendeel volkomen in het Nederlandsche Museum van de onderverdieping tehuis hooren, voor het inrichten van een kleine Rembrandt-verzameling zeer wel worden gebruikt. Een aantal van Rembrandts voor naamste etsen uit het Prentenkabinet alreeds, zou den er (al zijn de Hollandsche Regentenkamer en de aangrenzende Goudleerenkamer voor schilderijen te donker), naar ik meen, op waardiger, meer in tieme wijze ter bezichtiging kunnen worden gesteld, dan zij het nu, tussehen veelal onbelangrijke prenten, in de koude zaal van de benedenverdieping ziju. En er zijn nog tet-keningeu van Rem brandt ge noeg in ons land aanwezig, waarvan er hierbij in bruikleen wel te verkrijgen zouden ziju. Om zulk een kern heen ware allengs nog heel wat dat op Rembrandt's kunst betrekking heeft aan te bren gen tot een zeker hoogst belangwekkend geheel. » » Het is juist op het oogenblik niet zoo willekeu rig of fantastiesch, over een verbeterde iurichtiug van de schilderijen-afdeeliug iu het Museum te spreken. Nadat sedert de opening van het gebouw in 18S5 de inrichting in hoofdzaak gebleven is zooals zij van den begin af aan geprojecteerd was, zal men toch zeer binnenkort aan ecu verschikkiug dienen toe te komen. Waaneer straks het Stedelijk Museum in de Van Baerlestraat zal worden geopend, gaan de schilderijen van de Vereeuiging voor Mo derne kunst, die tot nu toe iu zaal 201 en 2(r2 en een gedeelte van zaal 2Co geplaatst bleven, naar het nieuwe gebouw, en terwijl daarmee vrij wat goede ruimte vrijkomt, kau de belangrijke verschikkiug, die dan plaats móet hebben, een welkome gelegenheid zijn om, na een ervaring van tien jaren, tot een algeheele zuivering en reorga nisatie over te gaan. liet zal dan, mits meu de zoo noodige zeef ook eens gebruike, mogen blijken dat de schilderij-afdeeling van het Museum niet, zooals wel eens beweerd werd, te klein is, en menig mooi schilderij zal beter tot zijn recht kunnen komen, wanneer het niet zoo benauwd tegen een dik wijls geheel onwaardigen buurman aangeplakt blijft. Ofschoon bij een reorganisatie, de zoogenaamde internationale zaal (pendant van de A\ aterloozaal) zeker in hare bedoeling gehandhaafd zou dienen te worden, mocht men toch de plaatsing der hier gebrachte schilderijen ook wel eens duchtig her zien. Meu is er te werk gegaan naar een stel regel welke, mits met oordeel toegepast, wel tamelijk rationeel is. De kleinere schilderijen werden a la rampe geplaatst, de groote, die minder op de hand behoeven te worden gezien, hooger. Doch zooals dat hier werd doorgevoerd geeft het al ecu slecht geheel. Want rondom aan' de muren zijn nu overal de kleine stukjes wónderwijd, en vlak daarboven de groote stukken opvallend gedrongen gehangen, waardoor die massieve boveurij nog zwaarder op de luchtige kabinetstukjes komt te drukken. Er is iu de uniforme schikking van die zaal schijnbaar alles op gezet haar op een doorgang te doen gelijken: doordien er geen groep, geen rustpunt is iu het arrangement, weet men niet waar stil te staan. Wanneer hier niet zoo angstig er uaar gestreefd was, overal op de rampe vooral een van de iu aantal niet genoeg voorhan den kleinere schilderijen te doen komen, eu men had van die Vlaamsche stukjes liever eens eeu groep gemaakt, en tevens enkele meer van de mooiste groote schilderijen laten zakken, het aspekt van de zaal zelve en van de schilderijen die er hangen evenzeer, zou er bij gewonnen hebben. Verder naar links gaande, treedt, men uit de internationale zaal iu de hoekzaal, die met de vol gende voor de Oud-Nederlaiidsche school bestemd werd. Wat hier vooral treft, is de totale afwezig heid van het betere, laatstaau het beste vaii dien tijd. Van de groote musea ken ik er geeu waarin de schilderkunst van 1400?1500 slechter verte genwoordigd is dan in deze onze Rijksverzameling, Aan verbetering van het gehalte dezer afdecling mochten waarlijk wel eeus wat aandacht eu middeleu worden besteed. Iu de nu volgende Dupperzaal heeft men, naar dezelfde misvatting, die wij iu de Internationale zaal aanwezen, in plaats van de groote portrctstukkeu, (als die dan toch alleu naar de beschikking van den erf later, geplaatst moesten worden) zoover ais doenlijk bij elkaer op den minst goeden wand te houden, de zeer mooie kleinere stukken op elk der vier muren door de zware boveubuurschap van eeuige min pas sende bakbeesten grootelijks geschaad. En in het ver trek van de kollektie-Vau de Poll (bij welke nieii ook weer gehinderd wordt door de konditie waarschijn lijk, van a.1 het gelegateerde, waaronder ook veel leelijks, te moeten aanvaarden en bij elkaar te houden) drukt ongegeneerd op het heerlijke portret van Mevrouw de Bas een zeer groot portretstuk van Eliasz, terwijl het evenmin van smaak getuigt, de lang niet fraaie mans- en vrouwsportretten uit de slechtste periode van Maes zoo weidsch a la rampe den Van Dijck te doen flankeeren. En waar juist de architekt in het bewerken van den wand de in deeling daarvan met zorg aangaf en tot zijn recht deed komen, is het, waar bovendien alles zoo heel ruim hangt in deze zaal, toch geen manier van doen, het schutterstuk boven dien Van Dijck, zoomaar de fries te laten insteken; trouwens, heel die wandschikking, dat is geen komponeeren met ver stand. Kon het een passende verdeeling hier niet zeer vergemakkelijken, en zou dit wel tegen de bedoeling van de kunstlievende erflaters zijn, de verzamelingen Dupper en Van de Poll ineen te laten vloeien ? Men kou dan toch op de lijst van elke schilderij aangeven tot welk legaat het stuk behoort. Het hoekzaaltje voor de chirurgijnsstukken is al heel ongelukkig. Misschien deugt de localiteit wel heelemaal niet voor waartoe zij thans dient, of wel, deugt de collectie in haar geheel niet om gezien te worden, in elk geval is er geen sprake van een behoorlijke schikking: een stuk van Troost hangt komiek topzwaar dreigend boven eeu deur die men toeh maar door moet. Een bezwaar van nog ernstiger aard rijst hier, wanneer men nog altijd den leelijk bijgeschilderden kop van Dr. Deyman op het prachtfragment van Rembraut's Anatomiestuk, niet verwijderd vindt. Doch verder gaande, vragen in de belendende groote zaal, plaatsing en omgeving van Rembrandts volkomenste werk, van de Staahneesters, nog wel onze bizondere aandacht. Wordt vervolgd. J. V. Int. Tent. te Weenen. Tot gedelegeerden die de vereenigde besturen van »Pulchri Studio" en »Arti et Amicitiae" z'jllen vertegenwoordigen bij do Internationale Ten toonstelling welke G Maart a.s. in Weenen wordt geopend, zijn benoemd de hoeren C. L. Dake on Gerard Muller, die zich tevens belasten met de plaatsing der kunstwerken welke voor de Hol landsche afdeeling door genoemde besturen ziju bijeengebracht. Fonds Willink van Collen, Bestuurderen der maatschappij »Arti et Ami citiae", als zoodanig beheerders van het fonds «Willink van Collen" hebben ter beschikking van den hooglecraar-directeur der Rijks-Academie van Beeldende Kunsten gesteld een bedrag in geld, teneinde .'! leerlingen, door genoemden directeur aan te wijzen in de gelegenheid te stellen om gedurende de a.s. Paaschvacantio de zoo belangwekkende verzameling der «National Gallery" in Londen te bezichtigen. In overleg met de hooglecraren zijn door den heer Ang. Allebédrie leerlingen aangewezen en wel de hoeren W. Monnickendam, N. W. Jiingnaanii en F. G. Koster. De heer A. G. Steelink zal Zondag 4 Maart a.s. eene tentoonstelling openen in de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst, Marnixstraat 4<>2. 15 Februari 1S!K! opende hij eenen cursus in het hand- en ornainentteekencn en zal nu na het eenjarig bestaan daarvan eene tentoonstelling houden, van ouder zijne leiding gemaakte toekeningen. Bij de hoeren Preyer & Cie., lokaal Pictnra, is geëxposeerd een schilderij van Frod. ,J. du Chattel, »liet Kasteeltje te Vorclcn." iiliiiilllmiiiiiimiiiiiiiMiiiiiiMiiiimiiuiiiiiiiiimiiiMiiiMtiiniittiHiiiiiimi Primitieven. i. Rafaël, zich, een Romeinsch warmen middag, met een vriend 11 in een wijntuin. die over het oude Forum Rornannm uitzag, vermakende, vond een gat in den grond, misschien was hij in een stemming om er in te vallen. De grond waarop hij liep was een gewelf met een laag aarde be dekt en bij onderzoeking bleek dit gewelf Ko meinsch beschilderd en rijk-heornamentoerd te zijn. Naar deze schilderingen heeft Itafaël zijn loggia's gemaakt; Gaea, de aarde zelf, was do moeder van zijn werk, kan liet primitiever? Onder welige wingerds ligt liet Gouden Huis van Nero, later door Titus tot de naar hem ge noemde Termen gemaakt, en men loupt door de zalen van dit reiizenpalois als door kelders, achter den custos met zijn fakkel aan, die ver telt dat nog minstens tweehonderd zalen onopgegraven liggen. Het moet een woonplaats geweest zijn, waardin', dien grooten rat'finé, die al in de eerste eeuw grandioser dan lleliogabalns, bru taler dan Aretino, meer kunstenaar dan des Fsseintes geweest is en nu is het een donkere mijngang, waar een niet-kenner in het vuile erts geen enkel metaal herkent. Er is geen verschil tussehan dit en de cata comben door (Ie primitieve eerste Christenen be woond, en toch ging van hieruit het bevel de tuinen te ? illumineeren met bepckte Christenen in brand gestoken. Alle- Pioineinsche herinneringen loopen ineen met de oud-christelijke, van do oudste gevangenis, die van Jngurthu en Sint Petrus, af tot de Basiliek van Constantinus. die dezelfde boogspanning heeft als de Sint Peterskerk, toe. I>e eerste Carcer Mamertinus is vierentwintig eeuwen oud, in de rots Palatinus uitgohouwon door ter dood veroordeelden, de tweede daaronder, kleiner, zon der verlichting, dan door een rond gat, nog geen meter in doorsnede, waardoor de gevangenen aan een touw werden neergelaten. Daar in don bovensten kelder heeft Petrus, de oude Sint Petrus, die eens bitter geweend had, en nu het kruislijden voorzag, een oogenblik het moeie hoofd tegen den stcenen wand gerust en daar is de afdruk gebleven van den mond die Christus verloo chend had, van do oogon die Christus hadden zien cpgaan. Maar in den ondersten keerde de kracht; predikend bekeerde hij zijn wachters en waar hij 1) Giovanni da Ud:ne. water miste om te doopen, trapte na het gebed zijn forsche voet den grond, tot het water borre lend opkwam, op de plaats waar nog nu een bron is, en de cipiers werden heiligen 2). Geweldig tegen de elementen in was die voet, geweldig als de vuist van Mozes, die water uit de rotsen sloeg en dezelfde voet is door de kus sen der vromen bijna afgekust van het beeld in den San Pietro waar de Heilige nu na de Paus feesten nog zit in plechtgewaad in rooden man tel met goud brocaat en kleurig beëdelsteende tiara. Dit alles is zeer eenvoudig. Een excentrieke jesuiet legde, in het begin van deze eeuw, een verzameling aan van voorwerpen in betrekking tot volken in hun eerste stadium van ontwikkeling, dus een voorhistorisch en etlmographisch museum, maar de christenen als een jong volk beschouwende, bracht hij ook het noodige omtrent dezen bijeeen. De graf monumenten met opschriften, echter, geven een vrij onvolledig denkbeeld van dien tijd. Want zouder ergens te wijzen op de groote liefde voor het martelaarschap en de heldhaftigheid in het verdragen ervan, toonen ze allen dien donkeren verborgen kant: de wil geen oningewijden bij de diensten toe te laten en niet voor het oog der wereld te komen, plattelijk : iets te hebben wat een ander niet heeft. De grooten onder hen hebben deze neiging tegengegaan en uit de Middeleeuwsehe kerk is zij bijna geheel verdwenen, maar het is zeker dat zij onder de minderen bestaan heeft en de meeste gnostische sekten hielden er een soort vrijmetselarij op na. Het was somtijds noodig de begraafplaats van een Christen te ver bergen, opdat Romeinsche soldaten die niet zou den ontwijden, maar de nogal onnoozele truc om in plaats van I. Ch. Th. U. S. een viscbje te teekenen, was natuurlijk dadelijk bekend en ook op graven, waar duidelijk staat dat dit de rust plaats van een Christen is, komen zulke teekens voor. Ik bedoel hier natuurlijk niet. mee, de hei lige teekenen van de Passie, zooals ze tot sym bool en beeld werden gemaakt, en die in hun beelding de geheele Christelijke kunst omvatten; er is wel degelijk een Egyptische manie om van alles een geheim, om alles duister te maken, op deze grafsteenen te vinden; deze lust tot het zwarte is het begin van den zeer gecompliceerden duivels-cultus. De overgang tusschen de grafteekeningen van waarlijk onhandige kunstenaars en die welke. trachtende iets geheel anders te geven dan de kunst van hun tegenstanders, de naieve producten van hun vaderen verbeterend navolgden, is moeilijk te vinden. Dit is duidelijk : geen enkele Griek of Ilomein hoeft ooit in een grafmonument of inscriptie droefenis over den gestorvene uitge drukt, of hoop op weerzien. Alleen Egyptenaars en Christenen hebben dit gedaan. De ecnige Romeinsche kunst, die overeenkomst heeft met do oud-Christelijke, zijn bespottingen, zooals jongens ze met een spijker op de muur van de school krasten, de toen algemeen geldende beschuldiging, door de kerkvaders Minucius Felix en Tertullianus met ernst en klem weerlegd, dat de Christenen eenen God met Ezelskop zouden aanbidden, komt bier sterk naar voren. Een muurbekrassing, voorstellende een gekruizigd man met ezelskop en bet onderschrift: -Alexamenos bidt tot zijn God" bevindt zich in dezelfde ver zameling. Zoo zijn we tot de eerste afwijkingen gekomen en ze zien al uit naar kerken en beelden. Miar de eerste misschien eenige kerk is de kruisberg, de eerste kunst het zweetdoek. De pelgrims beklimmen knielend de Heilige Trap die Christus tot het Paleis van Pilatus bracht, door Sint Helena naar Itome overgevoenl. Acht en twintig treden en op iedere trede bid,Ion ze en denken na hoe Hij eens opgestegen is. Sint Petrus hoeft zijn gelaat in den muur af gedrukt en hierna maakt men zijn boeUl. En San Pietro staat met zijn wijde galerijarmen te ontvangen, terwijl de groote koepel bewijst dat Godlijke inspiratie onafdwingbaar is, zelfs door de grootsten. Axi'Kj' .lol.l.KS. 2) St. Processus en St. Mafrinianus. lltflllllltHllllMIlf Spreekwoorden en spreekwoordelijke uit drukkingen der Romeinen, door dr. .1. F. L. MOXTL.IX. rtrecht, J. L. Beijers, is'.t.'i. Heel lief. Dat is in tweewoorden de indruk, dien het boekje van dr. Moutijn op mij heeft gemaakt. Ik wil er alleen nog aan toevoegen, dat ik lic/' hier bezig iu den meest gunstigen zin van het woord. Ik hoop dus dat de schrijver in het gebruik van dat ailedaagscbe adjectivnm geen gering schatting van zijn arbeid ziet. Trouwens dat zou bij alleen in geval hij meenen mocht een wat men noemt wetenschappelijk werk te hebben geschre ven, getuigend van kolossale inspanning en studie. En dat hij dit niet meent, daarvoor pleit de po pulaire, weinig pretentieuso wijze, waarop hij zijn stof heeft bewerkt. Zeer verstandig is het daarom ook, dat hij met behulp van den drukker, U. C. A. Thieme, te Nijmegen, het boekje zoo'n behagolijk uiterlijk heeft gegeven. Door handig gebruik te maliën van vette on cursieve letters, door voel en toch niet te veel te spatieeren, in oen woord, door al die middelen 'aan te wenden, gemeenlijk slechts bekend aan hem die veel voor do pers werkt, heeft hij elke bladzijde tot een lust der oogen gemaakt. Daarbij is elk artikel kort. zoodat men de ver leiding niet kan weerstaan altijd weer eventjes een stuk of wat ervan door te lezen. En die moeite wordt ruim beloond. Elk Latijnsoh spreekwoord boeit minstens n, in den regel twee, soms zelfs meer Hollandscho vertalingen, die zelf' bijkans alle ook spreekwoordelijk zijn. Daaronder vindt men dan don schrijver vermeld, bij wicn bet spreek woord voorkomt, met de plaats waar het staat in don tekst, voor zoover noodig, afgedrukt. Nu weet ik niet welk doel de schrijver voor oogon beeft gehad, toen hij zijn boekje samen stelde. Men zou uit de rangschikking der stof, waarover straks meer, opmaken, dat hij aan een geregeld gebruiken ervan op onze gymnasia heeft gedacht, hetzij dan door dat de jongens hei van buiten leerden, hetzij doordat de docent het hun telkens liet opslaan. Mocht dr. Montijri zich dat werkelijk voorgesteld hebben, dan vrees ik dat het hem zal tegenvallen. Er zjjn meer van der gelijke boekjes, Hermes bij voorbeeld en Mentor, die ook zoo nuttig zouden kunnen wezen, en werkelijk een paar jaar op de programma's heb ben gestaan, maar zelden of nooit werden ge bruikt, omdat de tijd ontbrak. Maar is de be doeling alleen geweest een bruikbaar boekje te leveren voor hem die werkelijk belang stelt in het Latijn, hetzij docent of leerling, hetzij litterator of iemand die zijn Latijn nog niet heele maal vergeten is, dan geloof ik dat de schrijver mettertijd te vreden zal wezen over het verkre gen resultaat. De rangschikking van de stof, m. a. w. de wijze waarop de spreekwoorden elkaar in het boekje opvolgen, heeft de schrijver, dunkt me, erg practisch willen maken en heeft ze daarom verdeeld, in rubrieken met onderafdeelingen en onder onderafdeelingen; zooals: I De natuur, A De anorganische natuur, l Hemel en aarde, 2 De hemel en verschijnselen aan den hemel, B De aarde. Ik neem de vrijheid in twijfel te trekken of iemand aan zoo'n in-hokjes-zetterij iets heeft, en zeer zeker, wanneer dat dan nog al willekeurig geschiedt. Gesteld, bij voorbeeld dat ik het spreek woord turbari sine veniis non sotet aequor, d.w.z. »de zee wordt niet onstuimig als er geen wind is", in de een of andere afdeeling moest rang schikking of zoeken, dan zou ik dat niet doen zooals de schrijver in de afdeeling De aarde, of in de afdeeling Verschijnselen aan den hemel óf nog liever in de afdeeling Het water, gelijk de schrijver dan ook o. a. doet met i'lnetits in Simpulo excttare, «Een storm in een glas water." Waarom nu het een hier en het ander daar ? Gelukkig echter vinden we achteraan een alphabetisch register, dat dienen kan voor hem, die, evenals ik, de spreekwoorden liever naar het alphabeth geordend had gezien. Een tweede register geeft ons de namen der aangehaalde schrijvers en dat dr Montijn daarin niet overdreven kieskeurig is geweest, blijkt onder meer uit het citeeren van de nu niet precies klassieke heercn Venantius Fortunatus uit de Ge en Fredegar uit de Te eeuw na Christus. Niettemin is hij, zooals hij zelf in zijn voor bericht zegt, niet volledig geweest; dat ware ook vrij wel onmogelijk. Maar hij zal zeker vreemd opkijken, als hij verneemt dat ik in staat zou zijn hem een groote collectie door hem niet vermelde spreekwoorden aan de hand te doen, en van de aardigste *), met allerleukste vertalingen, bijeengegaard niet door mij, maar door een jongen, een gymnasiast van II jaar. Toch is het zoo. Ik kreeg namelijk dezer dagen een van ITTli dateerend manuscript in handen van den bekenden theoloog Ewaldus Kist, geb. 17i>2, gest. 1>22. Hoc de dreumes eraan gekomen is kan ik niet mot zeker heid zeggen, maar een van zijn nazaten, een zeer geloofwaardig man, heeft mij verklaard, dat het boekje -;geen dictaat, maar uit liefhebberij door E. K. samengesteld" is. Een tweede Huig de Groot dus ! Natuurlijk' kon ik de verleiding niet weerstaan de twee boekjes te vergelijken, dat van dr. Mon tijn is bijkans tweemaal zoo groot hij heeft lill spreekwoorden bijeen, Kist ,'!25 . maar, zooals ik boven reeds zei, heeft Kist er heel veel die wij bij (Ir. Montijn missen; onder de met a beginnende hebben zij er maar 10 gemeen, en behalve deze heeft M. er Til, K. 31. liet spreekt ook van zelf dat liet werkje van dr. Montijn veel degelijker is, maar wat geest aangaat wint Kist het herhaalde malen. Zoo is bij voorbeeld apud norercam queri, letterlijk szijn nood aan zijn stief moeder klagen'', veel aardiger weergegeven door :bij de beul te biegten gaan", (wij zouden zeggen ; bij den duivel tor biecht gaan") dan door »aan een vorkoord adres zijn'', terwijl oleum et operam jierdere, letterlijk, ?olic en moeite verspillen" (waarin volgens dr. M. zelf olie waarschijnlijk als toiletartikel bedoeld is), veel pittiger door »den Moriaan wasscheir' Jan door .liet is onkosten en moeite verloren'', wordt verdietscht. Al zou men nu uit het bovenstaande de ge volgtrekking kunnen maken dat Ewaldus Kist geestiger was dan dr. Montijn is, dezo hooft des ondanks volkomen recht om te worden geprezen voor wat hij ons geeft. Misschien breidt hij later de verzameling nog eens uit; ik zal hem er recht dankbaar voor wezen en zeker velen met mij. M. B. MK.MIE.S DA COSTA, Amsterdam l-'ebr. rHI. *) Om er maar een paar te noemen: Cuique patria suun »ios, >'s lands wijs 's lands eer1', alta die solo non est c.cfructa Corinthup, -Keulen en Aken is op geen een dag gebouwd'', riwiut ridet Sar donium, hij lagt of hij tandpijn had." Na tuurlijk volg ik :ijn schrijfwijs. Leonardo da Vinci. Italiaansche en Fransche bladen bevatten be richten omtrent eene gebeurtenis zoowel van litterair als van artistiek belang. Hot geldt de volledige uitgave van de tot nog toe niet, of slechts gedeeltelijk, uitgegeven handschriften van Leonardo da Vinci. Eenige geleerden van naam hebben reeds nu en dan wat van hem uitgegeven, vooral Charles Ravaisson-Mollien, die alle autographen uit de nationale verzame lingen van Frankrijk uitgaf. Het beuin van deze nieuwe uitgave vormt de in December ISO.'i bij Ch. Rouveyre te Parijs zeer royaal uitge geven tekst »Över de vlucht der vogels en ver schillende andere onderwerpen,1' en daarop zullen de manuscripten volgen die zich in het koninklijk paleis te Windsor, het Britsch museum on het museum van South Ker.sington bevinden. Den eersten stoot daartoe gaf do samenwerking van twee jonge mannen, die zich tegelijk aan do uni versiteit te Bonn bevonden, het waren de Rua Theodor Sabachnikoff en de Italiaan Dr. Piumati, de een hoogleeraar aan de universiteit, de ander Italiaansch taaimeester te Bonn (tevens aan het conservatorium te Keuion). Vóór dat hij onderwijzer in Duitschland werd, was Piumati een der boste leerlingen van den be

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl