Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 871
roemden landschapschilder Fontanesi te Turijn,
en kunstcriticus van de Gazetta Piemontese; en
in z\jn nieuwe carrière bleef hij aan zijn kunst
getrouw. Voor een reuzenwerk als dit, de recon
structie van Leonardi's manuscripten, was
Piumati misschien de meest geschikte persoon; hij
bezit toch, by volharding en moed, zoowel den
aesthetischen aanleg als de kennis van het oude
Italiaansch en van de technische bijzonderheden.
die voor de taak noodig is. Sabachnikoff heeft
hem met onvermoeide offervaardigheid geholpen,
hem het werk gemakkelijk gemaakt en de
noodige stappen gedaan, zoodat beiden vol geest
drift met het eervolle werk voortgaan.
Piumati is ook door de Italiaansche regeering
in plaats van den overleden Govi voorgedragen
voor de Academia dei Lincei en belast met de
door dezen aangevangen uitgave van den Codex
Atlanticus uit de Ambrosiaansche bibliotheek.
De opleiding der académiciens.
Naar aanleiding van den twist tusschen den
heer Brunetière en de journalisten, van wie hij
allerlei leelyks gezegd heeft en die het hem met
woeker teruggeven, heeft Figaro eens willen
weten, waar het meerendeel der académiciens hun
opleiding genoten had. De Ecole normale telt
er acht leerlingen: Duruy, Jules Simon, Boissier,
Mézières, Hervé, Lavisse, Challemel-Lacour en
mgr. Perraud; de section des sciences der Nor
male n: Pasteur; de tócole Polytechnique twee:
Bertrand en de Freycinet; de Ecole na vale n:
Pierre Loti; de rechtsgeleerde faculteit negen:
Emile Olivier, Léon Say, hertog de Broglie, graaf
d'Haussonville, Rousse, Thureau-Dangin, Henri de
Bornier, Camille Doucet en Ludovic Halévy;
samen een-en-twintig.
Wat de overigen betreft, Alexandre Dumas
heeft alleen op kostschool gegaan en is zelfs geen
bachelier; Coppée evenmin, hij is vroeg van school
gegaan en op kantoor gekomen; Sardou is als
apothekersleerling begonnen; Henry Mrilhac was
tweemaal gedropen voor de polytechnique en is
toen in een boekwinkel gekomen; Pailleron en
Sully Prudhomme zijn notarisklerken geweest.
Leconte de Lisle heeft nooit school gegaan; de
Vogüen Pailleron hebben alleen eene bijzon
dere school bezocht.
Uit de scholen in de provincie zijn afkomstig
Pasteur, Jules Simon, Loti en de Freycinet; uit
het buitenland Cherbuliez, die te Bonn en te
Berlijn gestudeerd heeft. AI de anderen hebben
te Parijs hun studiën gemaakt of voltooid, vijf
aan het »Lycée Condorcet;" zesaanhetLycée «Saint
Louis"; zes zijn leerlingen van »Sainte Barbe"
en zes van »Henri IV", enz. Heel arm zijn ge
weest Jules Simon, Sardou, Pasteur en Emile
Ollivier.
De Revue de Paris.
Ferdinand Brunetière, de académicien en gees
tige bestrijder van het naturalisme, heeft veel
vijanden, vooreerst uit jaloezie op zijn redacteur
schap van de Revue des deux mondt f, voorts door
den tegenstand dien zijne benoeming bij een deel
der aandeelhouders zelf, waaronder Pailleron, ge
vonden heeft, en eindelijk door de oneenigheid
die hij nu juist weer met de journalisten gehad heeft.
Men wil van dit oogenblik gebruik maken om eene
concurreerende revue op te richten en heefthaar den
naam van de Revue de Paris gegeven, die een
dertig jaar geleden bloeide en sedert onderging.
Het eerste nummer (bij Calmann Lévy) is schit
terend; het bevat o. a. de volgende bijdragen:
Balzac (nagelaten) Lettres a »l'Etrangère" (pre
mière partie). Loti, Au Couvent de Loyola.
Renan, (nagelaten) Philon d'Alexandrie. Gyp, Le
Mariage de Chiffon (première partie). Magnard^
La Eésurrection d'un légende. d'Annunzio.
Episcopo et Cie (première partie). Faguet, Ferdinand
Brunetière. Jusserand, Le Roman d'un roi d'Ecosse.
Séailles, La Peinture de portrait. Voor de vol
gende afleveringen zijn bijdragen beloofd van
Bourget, Claretie, Daudet, Dumas tils, Krance,
Gyp, Halévy, Meilhac, Rabusson, Sarcey, Sardou,
Tinseau en anderen.
José-Maria de Heredia.
Het nieuwe lid der Académie is een Cubaan
van geboorte en eerst sedert een paar jaren in
Frankrijk genaturaliseerd. Hij is alleen bekend
als dichter van Les Trophéef, een bundel schit
terende en onberispelijke sonnetten, die allen reeds
lang vóór de verschijning in manuscript circu
leerden, bewonderd en van buiten geleerd werden.
De Académie heeft met Boileau gevonden, dat
»un sonnet bien tournévaut seul un long poème";
zij heeft met 19 stemmen de Heredia gekozen.
Er moesten twee fauteuils gevuld worden, die
van Taine en de Mazade. Zola heeft het ditmaal
tot 11 stemmen gebracht. Een volgende maal
denkt men dat Paul Bourget zich tegenover hem
stellen zal; in dat geval zou Zola's kans allicht
niet beter worden, maar er komt dan weer een
andere zetel te vervullen, die van Maxime du
Camp.
José-Maria de Ileredia is 52 jaar oud; hij
heeft twee talentvolle dochters.
Het geslacht Occo.
Bij de firma C. J. van Langenhuyzen te Am
sterdam verschijnt: »IIot geslacht Occo en Het
gebouw van Barmhartighf id te Amsterdam/' door
Bern. J. M. de Bont ("Met een portret, wapen
en facsimile). In dit gebouw, de weldadige stich
ting van Vrouwe Maria Gilles, geb. Occo, worden
de portretten van eenige leden uit dit in onze
stad eertijds zoo beroemde geslaeht bewaard, die
den schrijver aanleiding hebben gegeven om hun
geschiedenis op te sporen. Als verwante familiën
worden genoemd Alkemade (Roest van),
Alkesteyn (van), Berghen (van den), Buyck, Brunt,
Bam, Barbou, Boelens, Banning, Bouckart,
ISenninck, Cirksena, de Coninx, Dommer,
(linderdeuren (van), Gilles de Pélichy, Groenewegen
(van), Horst (van der), lleermale, Hooch (van
der), Hollesloot, Jonghe (de), Marcus, Opmeer,
Ruysch, Schaep, Sillingh, Susteren (van), ensini,
"VVuytiers (Barchman), Wal e (do), Xuylen (van)
enz. enz. Voor al deze familiën is dus »llet
Geslacht Occo" van belang.
Bibliographie.
Van het tijdschrift Taal- en Letteren (uitgave
van W. E. F. Tjeenk Willink te Zwolle) bevat
aflev. I 1894 onder anderen: J. H. van den Bosch,
Paraphrase (naar Staring) Hulpwerkwoorden en
Een dichterziel (da Costa); Dr. R. A. Kollewijn,
oer humor; Dr. F. A. Stoelt, Hielbeslag en Van
den os op den ezel, enz.
Dr. C. H. A. Westhoff, oogarts te Amsterdam,
heeft van eene Duitsche brochure van Dr. O.
Eversbusch te Erlangen, De verzorging van het
oog in huis en huisgezin, bij de firma Scheltema
en Holkema een vertaling doen verschijnen.
iinniHiiiintuuiinimiMiMiiMtiuiiiii
ETLNSCHAP
Een Handboek
voor het
Socialisme.
Handbuch des Socialisii'us, von Dr. JÜR.
CAKL SÏBGMAKN und Dr. PUIL. C. HUGO.
Zürich 1S'J4. Verlags-Magazin J.
Schabelitz. 1) (Erscheint in 7?8
Lieferungen).
Wie tijdgenoot wil blijven, moet zoowel de
Geschiedenis van het Socialisme, als de verschil
lende stelsels waarin 't zich geopenbaard heeft
en nog openbaart, bestudeeren, Maar dat is niet
gemakkelijk: want de uiteenloopende socialistische
beschouwingen zijn in ontelbare boeken, brochures,
tijdschriften en bladen verspreid. Eene
alphabetische rangschikking van al die socialistische
literatuur te geven is het doel van het bovenge
noemde boek. Daarmede is de bedoelde onge
makkelijkheid weggenomen.
De bewerkers hebben het woord socialisme in
de uitgebreidste beteekenis opgevat en daaron
der verstaan alle stelsels, welke eene op collec
tief eigendom berustende maatschappij bedoelen.
Zoowel het communisme van Weitling, als het
atheïstische anarchisme van Bakounine, zoowel
het christelijke socialisme van Ketteler als de
droombeelden van Fourier en de Utopia vau
Morus behooren daartoe.
Veel heel veel behandelt dit boek: de
Fransche socialisten Meslier, Morelly, Nably,
Boissel, Gracchus Baboeuf, St. Simon, Charles
Fourier, Louis Blanc, Cabet; de Engelsche
socialisteu John Bellers, Robert Wallace, Thomas
Spence, William Godwin, UobertOwen; de Duit
sche socialisten Ford. Lassalle en Karl Marx;
do anarchisten Max Stirner, Proudhon,
Krapotkine, Louise Michel; de christen-socialisten
van Frankrijk, Engeland en Duitschland: Le Play,
Lamennais, Kingsley, Maurice, Ketteler, Huber,
Stöcker; de communistische ideeën van Plato,
de »Utopia-' van Thomas Morus; de »civitas
solis" van Campanella en de nieuwe denkbeelden
van Hertzka en Bellamy.
Van critiek op de aangehaalde socialistische
stelsels hebben de schrijvers gemeend zich te
moeten onthouden. Terecht! Een handboek
critiseert niet; het is juist een leiddraad voor
critici; het moet de taak van dezen vergemakke
lijken.
Wat is Socialisme? Hoe was zijn ontwikkeling?
daarop antwoorden de schrijvers van dit handboek.
En ieder belangstellende in den proletari
rsstrijd mag niet verzuimen er kennis mede te maken!
GEUAI;I> (i. LiiXRKi.jxii.
Amsterdam, 22 Februari 1894.
1) Onder den titel ,,Handboek van het Socia
lisme" in 't Nederl. bewerkt door Socius en
uitgegeven bij J. F. Sikken te Amsterdam.
tfiiiiMiMiiiiiiiiiiiMitiimiiiMiiiiiiiiiiiMiiinuitiuiitiimiiuiiiiHnniiuiiiiiiiii
Indische
warongpraatjes.
{Particuliere <orreyotn/eti/ii'.)
II.
Voor iemand, die niet zoodanig door zaken"
in beslag wordt genome)), dal er in zijn brein
plaats overblijft voor natuurindrukken,isde Indische
morgen eeue bron vau nimmer eindigende genieting.
Het, vormt zulk een grooteu factor iu de levens
beschouwing of men zijn pad door eeu lusthof ziet,
voeren, dan wel of men zich de grootste helft, van
zijn dagen moet opsluiten iu eeu duf vertrek l
Wat, mij betreft, ware de Oost, ook iu andere
opzichten niet reeds de sleutel geweest van ecu
moeielijk oplosbaar maatschappelijk vraagstuk,
hadden de palmen mij met huuue kruinen uiet
reeds daarom vriendelijk toegewuifd, ik zou inde
bewondering der goddelijke natuur eene reden
gevouden hebben om liet mij i iet te beklagen mijne
huisgoden over de oceaan te hebbeu weggevoerd
u;t het geboorteland.
Door mijn //zaken" voorloopig in ecu van Java's
allerschoonste streken vertoevend, is het, mij eeu
genot te dwalen door de woeste landschappen, om
geven door heesters eu groen, steile hellingen 1e
beklimmen om daarna weer af te, dalen in diepe
ravijnen, hier 111 ecu bosch de zoi.nosiraleu viiedend,
ginds weer op eene helling totveud, om de
bergstroorn uit eeu afgrond te zien te voor-chijn treden,
met, weeldeng afhangend groen lau^'.s de booiaien,
ruisehend eu kabbelend tusselien de groote s1eei.cu...
De natuur op Java is zuiver /,<<//?/??/?, vandaar
dat vergezichten er emtoiiig zijn. (leen kerkto
ren, ka'-tcel of ruiue geeft een rustpunt aan het
oog, de witte bergtc-ppeu van X.witserland zijn aan
ludiëvreemd, de blauwe meren zeld/.aam. 't Is
alles groer, wel is waar afwisselend vau het ern
stig donkergroen der bosschen tot de liefelijke tint
vau het lentegroen', wel is waar op grooteien af
stand zich badend in dat bhaiwac! ticc v.aas. dat,
aan de gausche tropische nu'uur iets drootueriis
geefti maar 't, is er mee als nu-t de zee.
Hoe afwisselend de tinten on schakeeringen ook
mogcu zijn, het oog s!aart verlangend naar deu
horizon of er ook een scheepje verschijnt, waarop
het kau rusten, zoo niet dan blijft de zee een on
bevredigde wensch, eeuo onvoltooide idvlle.
Wat echter ruim-.choots opweegt tegen deze
eentonigheid van het geheel, is de eindelooze af
wisseling der détails. Behalve dat ieder punt, waar
men toeft, nieuwe gezichten op heerlijke land
schappen biedt, met telkens nieuwe kleuren en
schikeeringen, is de plantengroei op zichzelf zoo
vol verscheidenheid.
Reeds aangenaam gestemd door de frischheid die
van het gebladerte uitstraalt, staart de wandelaar
in verrukking naar de ongedwongen sierlijkheid,
naar de groote keuze iu vorm, die de natuur aan
den dag legde bij den bouw van iedereu boom,
iedereu heester op zichzelf. Slechts eenige voor
beelden :
Is de bamboestruik niet gelijk aan eene coquette
jonkvrouw, met hare trillende blaadjes en elegante
stammen? Spreekt uit hare houding geen behaag
zucht als zij, juist waar het pad langs een riviertje
voert, in bevallige ronding eenige stammen doet
overhellen, om aan den anderen oever iu het groen
te verdwijnen ?
Doet de jonge klapper niet deuken aan eene
trotsclie schoone, wanneer de waaiervormige
takkeu zich naar alle zijden ombuigen in het bewust
zijn van hunne onweerstaanbaarheid ?
Eu staat de logge dj-ttieboorn daartusscheu niet als
een goedige reus die zijne kinderen wil beschermen?
oo toovert iedere boom, iedere heester, iedere
plant, weer andere beelden en indrukken, van af
de bescheiden varen tot den nooit volprezen
warinjin, den heiligen boom met zijn luchtwortels;
alles is afwisseling, alles poëzie!
Den wijsgeer geeft die natuur stof tot nadenken
en studie. Wijst het geheel uiet op eene leidende
gedachte, die aan al dat oubewerktuigde teu grond
slag ligt, ?
Zouden de haren van den kokospalm slechts
toevallig zoo veelsoortig zijn, zou de bamboe, dat
bouwmateriaal bij uitnemendheid voor den
natuurmensch, uiet door eene denkende macht daar zijn
geplaatst ?
Is het, aan de andere zijde, slechts eene speling
van het lot, dat de gevaarlijke mangga, evenals de
pruim iu Europa, door de bevolkiug wordt ver
slonden, juist in den tijd dat de cholera door de
langdurige droogte tot ontwikkeling kan komen ?
Z,iet, dat zijn zaken, waarin men verband kan
zoekeu. verschijnselen die het zware gordijn doen
trillen, dat ons scheidt van de beantwoording der
universeele vraag, die reeds zoo d.kwijls vergeefs
werd gesteld : wat is ons doel, wat is het doel
der schepping ?
Zooveel is zeker, dat de inboorling n geheel
vormt met de natuur, dat hij zich uiet, zooals de
beschaafde somtijds wil, beschouwt als meester.
Hij blijft zijn rol vervullen als een rad in het
uurwerk, zonder zich op te heffen uit het geheel,
hij is de eerste dienaar der natuur eu verbeeldt
zich niet dat de natuur er is voor zijn bestaan
alleen.
Indien hij zich tenminste iets verbeeldt. Ik be
doel dan ook meer dat hij er hi t toonbeeld van
is, dat de menseh zich niet te veel moet aanma
tigen.
Zooa's we daar de vrouwen om deu warong
zien staan, wijzen zij er uiet bepaald op dat hnnue
bestemming, als individu, voor het, hoogere is. De
platte gezichten herinneren aau zt kere diersoort,
en .... ik geloof uu niet dat ze, zoo oneindig ver
boven den aap verheven zijn, daar het toch schijnt
bewezen te zijn dat er aapsoorteu zijn met eeue
taal van 200 woorden.. . .
Er zijn jonge vrouwen bij de praatsters en oude.
Ilare kleedij is slordig. Ecu versleten saroug met
een dikwijls scscheurd blauw baadje, vormen in
den regel haar eenigen tooi.
De huidkleur der oudere is gerimpeld en leelijk,
die der jonge vrouwen is, wanneer ze niet teveel
in de zon hebben geloopen, van een zachtbroiis,
dat bij een onpartijdig beoordeelaar wellicht, de
concurrentie met het ewig wcibliche" van ons
westelijk licht rose zou kunnen doorstaan. Dikwijls
echter hebben zij, tengevolge van zwaren arbeid
iu de zon, vlekken op aauiezicht, schouders eu
armen, die haar alle bekoorlijkheid ontnemen.
Ivomt de lichaamsbouw ter sprake, dan durf ik
mij, uit beleefdheid tegeuover onze maatschappij,
niet te prononceeren over eeue vergelijkende
beoordceling.
intellectueel is de iulandsche vrouw er treurig
aan toe, van onderwijs is bij haar geen sprake, van
conversatie met de sterkere sexe weinig. Beschei
den leeft zij in liare onderworp; jilieid voort, ge
wend dat iu alle opzichten over haar wordt be
schikt. Hut //zwijgend zich ten oll'er wijden''wordt
haar door den adat, voorgeschreven.
Hare positie teekent het volkskarakter, we ko
men hierop later terug.
FABIAX.
B»miiiiiimiiimiiüiinniimni.mnimm(iiMmnii?ti!ni»rMiii>iinuimiiMitt
-.-^'<527~^^^J=ï=;'"'i""~:y
^gWr^nS^H^
_ _
VOd
A M E S .
Dan/ets-studcHtcti. Lm ndc ornamenten.
Mode. Th-:ctMi.tten.
De vorige weck vermeldden wij oen artikel
van ('arl Vogt. over do ijtiacntie der stndontinnen
in Zwitserland: het berustte voor oen doel op
oen artikel van prof. Laskow.-ki in do AVn<c
«^c.'t'/if.'/"/'"1! waarin vermeld werd, dat van do
17"> dames-studenten in do ni"diciji on. die iu do
laatsfo 17 jaar te Gonèvo waren ingeschreven,
slechts l l gepromoveerd waren. Van do/.e l l
hadden tweo do medicijnen -verlaten en waren
getrouwd , vier konden slechts met moeite in
hun levensonderhoud voorzien", drie hadden oen
redelijke praktijk, van. 161 -heeft men niet Kun
nen vernomen waar zo gebleven zijn, maar men
kan vermoeden in welke afgronden zo hebbon
schipbreuk geledon.
Kon gewezen collega van prot. Laskowski komt
hier tenen op. II; t is prof. Dr. ^\'ilh. L
wentlml te l.ansamie; hij schrijft:
Wiir.noer dozo opgaven ook al volkomen juist
mochten zijn. ze hebben toch niet de geringste
waarde om er de iniaestio vau bet studooren dor
vrouwen naar te booordeelen. Zij be\\ ijzen alleen
opnieuw met welk een lichtvaardigheid statistische
gegevens behandeld worden, zoo, dat de daaruit
getrokken conclusies voor den oppervlakkigen
lezer als »nagecijferd" schijnen en hem
imponeeren moeten; terwijl zij in werkelijkheid niets
anders zijn dan losse vermoedens. Eenige op
merkingen zullen dit duidelijk maken.
Wat de twee getrouwde en de vier die met
moeite hun levensonderhoud verdienen betreft,
dit is van geen beteekenis. Want ook doctoressen
zijn, voor zoover ik weet, niet tot den ongehuwden
staat verplicht, en dat de praktijk niet terstond
gouden bergen brengt, dat moet ook bij manne
lijke dokters wel eens voorkomen. De voornaamste
kracht van het argument zal wel zitten in de 1(51,
die, naar men beweert, haar studiën niet vol
bracht hebben, dat wil zeggen van wier verder
lot men niets weet, en waarvan men dus maar
meent te mogen veronderstellen, dat zij in »men
kan zich voorstellen welke afgronden hebben
schipbreuk geleden." Hier komt weer de erger
lijke lichtvaardigheid aan den dag. Want fei
telijk leveren de gegevens dit op, dat van
de 175 studentinnen, 14 hare studiën te
Genève hebben voltooid, en Kil vóór het voltooien
van haar studiën de universiteit van Genëve ver
laten hebben, meer niets. Wat geeft nu recht
tot de conclusie dat deze 1G1 schipbreuk gele
den hebben ? Hoevelen van deze 161 kunnen en
zullen hare studiën ergens anders, in Zwitserland,
te Parijs, in Rusland, in Engeland voltooid heb
ben ? Toevallig ken ik persoonlijk verscheidene
studentinnen uit Genève, die later te Parijs heb
ben gestudeerd, en ik heb van eene geheele reeks
Russische meisjes gehoord, die zeven of acht jaar
geleden Genève hebben moeten verlaten en naar
de Russische universiteiten moeten terugkeeren,
omdat de Russische regeering het verder vertoe
ven van Russische studeerenden in Zwitserland
en met name te Genève met alle middelen
bemoeilijkte (waarschijnlijk wegens het groote
aantal nihilisten die zich toen juist te Genève op
hielden). Xu warenjuist(zooalsookLaskowskizpgt)
verreweg de meeste studentinnen te Genève
Russinnen. Eindelijk moet men bedenken, dat
sedert eenige jaren Parijs een groote aantrek
kingskracht op de studentinnen, die Fransch
spreken (dus ook op de Geneefsche) uitoefent,
vooral daardoor dat het internaat in de hospitalen,
vroeger voor haar niet toegankelijk, nu voor baar
geopend is. Uit dit alles mag men dus veelmeer
opmaken dat het meerendeel der 161 dames van Ge
nève hare studiën eenvoudig ergens anders hebben
voortgezet, dan maar aan te nemen dat ze «schip
breuk hebben geleden''. Maar zelfs als de
statisticus zijn onderzot kingen zoover had uitgestrekt
en bewezen, dat de 161 niet hare studiën hadden
voltooid, dan moest men nog vooral nagaan wat
voor volkje dan wel die 161 geweest waren. Men
zou dan vinden, dat in het jaar 1877, waarmee de
statistiek begint, de medische faculteit te Genève,
pas opgericht, met uitstekende leerkrachten en
alle hulpmiddelen voorzien, ook bare poorten
op du liberaalste wijze voor de geheele wereld
opende. Zoo bedroeg bijv. het inschrijvings
geld maar n franc; de toevloed was daardoor
in de eerste jaren heel sterk en vooral van
den kant der dames een weinig gemengd. Hoe
vele van die 161 Russische meisjes slecht voor
bereid waren, hoevelen zich maar lieten in
schrijven als gezellinnen van de talrijke in Gonève
verblijvende voortvluchtige Kussen, is niet ge
bleken. Zeer vele van deze meisjes heeft het zeker
aan geld, aan lust, en zelfs aan eenige bedoeling
om hare studiën voort te zetten, ontbroken. In
dien men dus niet weet, wat er van die 161
geworden is, kan dit volstrekt niet dienen om
over de waarde van de studie voor do vrouw,
voor bot goed voorbereide, met ernstige bedoe
lingen studeerende meisje, een afkeurend oordeel
te vellen."
* *
De Braziliaanscbe kevers, die in bet begin van
den winter te Parijs als porte-lotJieur gedragen
werden, waren althans dood; in Amerika draagt
men tegenwoordig levende dieren als versiersel.
Het zijn een klein soort hagedissen, die evenals
het kameleon en do diamant, van kleur verwis
selen. Men doet bun een klein gouden of zilveren
ringetje om het middel, bevestigt dit aan een
kettinkje en draagt ze zoo, als broche of dnsspeld
gemonteerd, zooveel dagen als ze lint uithouden.
Voor de winkclramcn ziet men ze in doosjes
liggen, op watten spartelend, geprijsd als ringen
of potlooden. De onwetende, die op don schouder
van zijn danseuse een klein gediorte, rose en
groen genuanceerd, ziet dartelen, wil hot weg
knippen, maar bemerkt spoedig, dat het kapsel of
de armband van do dame van dergelijke gedierten
wemelt, ziet zijn dwaling in en maakt zijn excuus.
In n der winkels van Broadway hooft men
voor de dieren oen groote glazen kooi gemaakt,
waar een schoteltje suikerwater voor hun i.
derhoud dient. Men kan zo daar zien hoen en weer
schieten. In do bcginns; w;is de prijs oen dollar,
maar er werdou er spoedig zooveel aangevoerd
dat zo tot oen kwartdoliar daalden; tegenwoordig
wordt de koers dagelijks door vraag en aanbod
geregeld. Zo komen uit Klorida: do kooplieden
beweren, dat de hagcdisjes aan de vochtigheid
dor lucht en do microcopische diertjes die daarin
zweven, genoeg' Lobben om van te leven Zeker
is het, dat zij. ganselie balnachten aan deu hals
eener schoont! slingerend, nadat zij toch ree,Is de
reis gemaakt hebben, on oen lijd in den winkel
hebben doorgebracht, nog verscheidene dagen in
loven kunnen blijven on hun glans behouden.
* *
liet eigenaardige van do tive o'clock tea's. on
misschien een dor redenen waarom zo zoo in
gunst blijven, is do gelegenheid die ze bieden
om in iodor toilet te komen. De gastvrouw
draagt een ontvang-toilet, zoo prachtig <>;' een
voudig als zo zelf wil, maar !:o;'.-,t niet al te
schitterend; ook kan zij oen Kngelsehe toa-gowil
nomen, of oen moor huiselijk uitziende; robe
princesse, van iluwocl mot bont. van zijde met
liralenborduursel. zelfs van laken of ebeviot.
Haar dochters, nichten of vriendinnetjes, die aan
Int tlieeschenkt u helpen, dragen lichte japon
netjes ot blouses mot lichten of tluwoelen rok;
ook zijn hierbij elegante scliorijcs,
souhreitoboezolaartjes van kast on lint, niet uitgesloten.
Maar de gasten, liet aangewezene is
visite