De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 4 maart pagina 4

4 maart 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 871 roemden landschapschilder Fontanesi te Turijn, en kunstcriticus van de Gazetta Piemontese; en in z\jn nieuwe carrière bleef hij aan zijn kunst getrouw. Voor een reuzenwerk als dit, de recon structie van Leonardi's manuscripten, was Piumati misschien de meest geschikte persoon; hij bezit toch, by volharding en moed, zoowel den aesthetischen aanleg als de kennis van het oude Italiaansch en van de technische bijzonderheden. die voor de taak noodig is. Sabachnikoff heeft hem met onvermoeide offervaardigheid geholpen, hem het werk gemakkelijk gemaakt en de noodige stappen gedaan, zoodat beiden vol geest drift met het eervolle werk voortgaan. Piumati is ook door de Italiaansche regeering in plaats van den overleden Govi voorgedragen voor de Academia dei Lincei en belast met de door dezen aangevangen uitgave van den Codex Atlanticus uit de Ambrosiaansche bibliotheek. De opleiding der académiciens. Naar aanleiding van den twist tusschen den heer Brunetière en de journalisten, van wie hij allerlei leelyks gezegd heeft en die het hem met woeker teruggeven, heeft Figaro eens willen weten, waar het meerendeel der académiciens hun opleiding genoten had. De Ecole normale telt er acht leerlingen: Duruy, Jules Simon, Boissier, Mézières, Hervé, Lavisse, Challemel-Lacour en mgr. Perraud; de section des sciences der Nor male n: Pasteur; de tócole Polytechnique twee: Bertrand en de Freycinet; de Ecole na vale n: Pierre Loti; de rechtsgeleerde faculteit negen: Emile Olivier, Léon Say, hertog de Broglie, graaf d'Haussonville, Rousse, Thureau-Dangin, Henri de Bornier, Camille Doucet en Ludovic Halévy; samen een-en-twintig. Wat de overigen betreft, Alexandre Dumas heeft alleen op kostschool gegaan en is zelfs geen bachelier; Coppée evenmin, hij is vroeg van school gegaan en op kantoor gekomen; Sardou is als apothekersleerling begonnen; Henry Mrilhac was tweemaal gedropen voor de polytechnique en is toen in een boekwinkel gekomen; Pailleron en Sully Prudhomme zijn notarisklerken geweest. Leconte de Lisle heeft nooit school gegaan; de Vogüen Pailleron hebben alleen eene bijzon dere school bezocht. Uit de scholen in de provincie zijn afkomstig Pasteur, Jules Simon, Loti en de Freycinet; uit het buitenland Cherbuliez, die te Bonn en te Berlijn gestudeerd heeft. AI de anderen hebben te Parijs hun studiën gemaakt of voltooid, vijf aan het »Lycée Condorcet;" zesaanhetLycée «Saint Louis"; zes zijn leerlingen van »Sainte Barbe" en zes van »Henri IV", enz. Heel arm zijn ge weest Jules Simon, Sardou, Pasteur en Emile Ollivier. De Revue de Paris. Ferdinand Brunetière, de académicien en gees tige bestrijder van het naturalisme, heeft veel vijanden, vooreerst uit jaloezie op zijn redacteur schap van de Revue des deux mondt f, voorts door den tegenstand dien zijne benoeming bij een deel der aandeelhouders zelf, waaronder Pailleron, ge vonden heeft, en eindelijk door de oneenigheid die hij nu juist weer met de journalisten gehad heeft. Men wil van dit oogenblik gebruik maken om eene concurreerende revue op te richten en heefthaar den naam van de Revue de Paris gegeven, die een dertig jaar geleden bloeide en sedert onderging. Het eerste nummer (bij Calmann Lévy) is schit terend; het bevat o. a. de volgende bijdragen: Balzac (nagelaten) Lettres a »l'Etrangère" (pre mière partie). Loti, Au Couvent de Loyola. Renan, (nagelaten) Philon d'Alexandrie. Gyp, Le Mariage de Chiffon (première partie). Magnard^ La Eésurrection d'un légende. d'Annunzio. Episcopo et Cie (première partie). Faguet, Ferdinand Brunetière. Jusserand, Le Roman d'un roi d'Ecosse. Séailles, La Peinture de portrait. Voor de vol gende afleveringen zijn bijdragen beloofd van Bourget, Claretie, Daudet, Dumas tils, Krance, Gyp, Halévy, Meilhac, Rabusson, Sarcey, Sardou, Tinseau en anderen. José-Maria de Heredia. Het nieuwe lid der Académie is een Cubaan van geboorte en eerst sedert een paar jaren in Frankrijk genaturaliseerd. Hij is alleen bekend als dichter van Les Trophéef, een bundel schit terende en onberispelijke sonnetten, die allen reeds lang vóór de verschijning in manuscript circu leerden, bewonderd en van buiten geleerd werden. De Académie heeft met Boileau gevonden, dat »un sonnet bien tournévaut seul un long poème"; zij heeft met 19 stemmen de Heredia gekozen. Er moesten twee fauteuils gevuld worden, die van Taine en de Mazade. Zola heeft het ditmaal tot 11 stemmen gebracht. Een volgende maal denkt men dat Paul Bourget zich tegenover hem stellen zal; in dat geval zou Zola's kans allicht niet beter worden, maar er komt dan weer een andere zetel te vervullen, die van Maxime du Camp. José-Maria de Ileredia is 52 jaar oud; hij heeft twee talentvolle dochters. Het geslacht Occo. Bij de firma C. J. van Langenhuyzen te Am sterdam verschijnt: »IIot geslacht Occo en Het gebouw van Barmhartighf id te Amsterdam/' door Bern. J. M. de Bont ("Met een portret, wapen en facsimile). In dit gebouw, de weldadige stich ting van Vrouwe Maria Gilles, geb. Occo, worden de portretten van eenige leden uit dit in onze stad eertijds zoo beroemde geslaeht bewaard, die den schrijver aanleiding hebben gegeven om hun geschiedenis op te sporen. Als verwante familiën worden genoemd Alkemade (Roest van), Alkesteyn (van), Berghen (van den), Buyck, Brunt, Bam, Barbou, Boelens, Banning, Bouckart, ISenninck, Cirksena, de Coninx, Dommer, (linderdeuren (van), Gilles de Pélichy, Groenewegen (van), Horst (van der), lleermale, Hooch (van der), Hollesloot, Jonghe (de), Marcus, Opmeer, Ruysch, Schaep, Sillingh, Susteren (van), ensini, "VVuytiers (Barchman), Wal e (do), Xuylen (van) enz. enz. Voor al deze familiën is dus »llet Geslacht Occo" van belang. Bibliographie. Van het tijdschrift Taal- en Letteren (uitgave van W. E. F. Tjeenk Willink te Zwolle) bevat aflev. I 1894 onder anderen: J. H. van den Bosch, Paraphrase (naar Staring) Hulpwerkwoorden en Een dichterziel (da Costa); Dr. R. A. Kollewijn, oer humor; Dr. F. A. Stoelt, Hielbeslag en Van den os op den ezel, enz. Dr. C. H. A. Westhoff, oogarts te Amsterdam, heeft van eene Duitsche brochure van Dr. O. Eversbusch te Erlangen, De verzorging van het oog in huis en huisgezin, bij de firma Scheltema en Holkema een vertaling doen verschijnen. iinniHiiiintuuiinimiMiMiiMtiuiiiii ETLNSCHAP Een Handboek voor het Socialisme. Handbuch des Socialisii'us, von Dr. JÜR. CAKL SÏBGMAKN und Dr. PUIL. C. HUGO. Zürich 1S'J4. Verlags-Magazin J. Schabelitz. 1) (Erscheint in 7?8 Lieferungen). Wie tijdgenoot wil blijven, moet zoowel de Geschiedenis van het Socialisme, als de verschil lende stelsels waarin 't zich geopenbaard heeft en nog openbaart, bestudeeren, Maar dat is niet gemakkelijk: want de uiteenloopende socialistische beschouwingen zijn in ontelbare boeken, brochures, tijdschriften en bladen verspreid. Eene alphabetische rangschikking van al die socialistische literatuur te geven is het doel van het bovenge noemde boek. Daarmede is de bedoelde onge makkelijkheid weggenomen. De bewerkers hebben het woord socialisme in de uitgebreidste beteekenis opgevat en daaron der verstaan alle stelsels, welke eene op collec tief eigendom berustende maatschappij bedoelen. Zoowel het communisme van Weitling, als het atheïstische anarchisme van Bakounine, zoowel het christelijke socialisme van Ketteler als de droombeelden van Fourier en de Utopia vau Morus behooren daartoe. Veel heel veel behandelt dit boek: de Fransche socialisten Meslier, Morelly, Nably, Boissel, Gracchus Baboeuf, St. Simon, Charles Fourier, Louis Blanc, Cabet; de Engelsche socialisteu John Bellers, Robert Wallace, Thomas Spence, William Godwin, UobertOwen; de Duit sche socialisten Ford. Lassalle en Karl Marx; do anarchisten Max Stirner, Proudhon, Krapotkine, Louise Michel; de christen-socialisten van Frankrijk, Engeland en Duitschland: Le Play, Lamennais, Kingsley, Maurice, Ketteler, Huber, Stöcker; de communistische ideeën van Plato, de »Utopia-' van Thomas Morus; de »civitas solis" van Campanella en de nieuwe denkbeelden van Hertzka en Bellamy. Van critiek op de aangehaalde socialistische stelsels hebben de schrijvers gemeend zich te moeten onthouden. Terecht! Een handboek critiseert niet; het is juist een leiddraad voor critici; het moet de taak van dezen vergemakke lijken. Wat is Socialisme? Hoe was zijn ontwikkeling? daarop antwoorden de schrijvers van dit handboek. En ieder belangstellende in den proletari rsstrijd mag niet verzuimen er kennis mede te maken! GEUAI;I> (i. LiiXRKi.jxii. Amsterdam, 22 Februari 1894. 1) Onder den titel ,,Handboek van het Socia lisme" in 't Nederl. bewerkt door Socius en uitgegeven bij J. F. Sikken te Amsterdam. tfiiiiMiMiiiiiiiiiiiMitiimiiiMiiiiiiiiiiiMiiinuitiuiitiimiiuiiiiHnniiuiiiiiiiii Indische warongpraatjes. {Particuliere <orreyotn/eti/ii'.) II. Voor iemand, die niet zoodanig door zaken" in beslag wordt genome)), dal er in zijn brein plaats overblijft voor natuurindrukken,isde Indische morgen eeue bron vau nimmer eindigende genieting. Het, vormt zulk een grooteu factor iu de levens beschouwing of men zijn pad door eeu lusthof ziet, voeren, dan wel of men zich de grootste helft, van zijn dagen moet opsluiten iu eeu duf vertrek l Wat, mij betreft, ware de Oost, ook iu andere opzichten niet reeds de sleutel geweest van ecu moeielijk oplosbaar maatschappelijk vraagstuk, hadden de palmen mij met huuue kruinen uiet reeds daarom vriendelijk toegewuifd, ik zou inde bewondering der goddelijke natuur eene reden gevouden hebben om liet mij i iet te beklagen mijne huisgoden over de oceaan te hebbeu weggevoerd u;t het geboorteland. Door mijn //zaken" voorloopig in ecu van Java's allerschoonste streken vertoevend, is het, mij eeu genot te dwalen door de woeste landschappen, om geven door heesters eu groen, steile hellingen 1e beklimmen om daarna weer af te, dalen in diepe ravijnen, hier 111 ecu bosch de zoi.nosiraleu viiedend, ginds weer op eene helling totveud, om de bergstroorn uit eeu afgrond te zien te voor-chijn treden, met, weeldeng afhangend groen lau^'.s de booiaien, ruisehend eu kabbelend tusselien de groote s1eei.cu... De natuur op Java is zuiver /,<<//?/??/?, vandaar dat vergezichten er emtoiiig zijn. (leen kerkto ren, ka'-tcel of ruiue geeft een rustpunt aan het oog, de witte bergtc-ppeu van X.witserland zijn aan ludiëvreemd, de blauwe meren zeld/.aam. 't Is alles groer, wel is waar afwisselend vau het ern stig donkergroen der bosschen tot de liefelijke tint vau het lentegroen', wel is waar op grooteien af stand zich badend in dat bhaiwac! ticc v.aas. dat, aan de gausche tropische nu'uur iets drootueriis geefti maar 't, is er mee als nu-t de zee. Hoe afwisselend de tinten on schakeeringen ook mogcu zijn, het oog s!aart verlangend naar deu horizon of er ook een scheepje verschijnt, waarop het kau rusten, zoo niet dan blijft de zee een on bevredigde wensch, eeuo onvoltooide idvlle. Wat echter ruim-.choots opweegt tegen deze eentonigheid van het geheel, is de eindelooze af wisseling der détails. Behalve dat ieder punt, waar men toeft, nieuwe gezichten op heerlijke land schappen biedt, met telkens nieuwe kleuren en schikeeringen, is de plantengroei op zichzelf zoo vol verscheidenheid. Reeds aangenaam gestemd door de frischheid die van het gebladerte uitstraalt, staart de wandelaar in verrukking naar de ongedwongen sierlijkheid, naar de groote keuze iu vorm, die de natuur aan den dag legde bij den bouw van iedereu boom, iedereu heester op zichzelf. Slechts eenige voor beelden : Is de bamboestruik niet gelijk aan eene coquette jonkvrouw, met hare trillende blaadjes en elegante stammen? Spreekt uit hare houding geen behaag zucht als zij, juist waar het pad langs een riviertje voert, in bevallige ronding eenige stammen doet overhellen, om aan den anderen oever iu het groen te verdwijnen ? Doet de jonge klapper niet deuken aan eene trotsclie schoone, wanneer de waaiervormige takkeu zich naar alle zijden ombuigen in het bewust zijn van hunne onweerstaanbaarheid ? Eu staat de logge dj-ttieboorn daartusscheu niet als een goedige reus die zijne kinderen wil beschermen? oo toovert iedere boom, iedere heester, iedere plant, weer andere beelden en indrukken, van af de bescheiden varen tot den nooit volprezen warinjin, den heiligen boom met zijn luchtwortels; alles is afwisseling, alles poëzie! Den wijsgeer geeft die natuur stof tot nadenken en studie. Wijst het geheel uiet op eene leidende gedachte, die aan al dat oubewerktuigde teu grond slag ligt, ? Zouden de haren van den kokospalm slechts toevallig zoo veelsoortig zijn, zou de bamboe, dat bouwmateriaal bij uitnemendheid voor den natuurmensch, uiet door eene denkende macht daar zijn geplaatst ? Is het, aan de andere zijde, slechts eene speling van het lot, dat de gevaarlijke mangga, evenals de pruim iu Europa, door de bevolkiug wordt ver slonden, juist in den tijd dat de cholera door de langdurige droogte tot ontwikkeling kan komen ? Z,iet, dat zijn zaken, waarin men verband kan zoekeu. verschijnselen die het zware gordijn doen trillen, dat ons scheidt van de beantwoording der universeele vraag, die reeds zoo d.kwijls vergeefs werd gesteld : wat is ons doel, wat is het doel der schepping ? Zooveel is zeker, dat de inboorling n geheel vormt met de natuur, dat hij zich uiet, zooals de beschaafde somtijds wil, beschouwt als meester. Hij blijft zijn rol vervullen als een rad in het uurwerk, zonder zich op te heffen uit het geheel, hij is de eerste dienaar der natuur eu verbeeldt zich niet dat de natuur er is voor zijn bestaan alleen. Indien hij zich tenminste iets verbeeldt. Ik be doel dan ook meer dat hij er hi t toonbeeld van is, dat de menseh zich niet te veel moet aanma tigen. Zooa's we daar de vrouwen om deu warong zien staan, wijzen zij er uiet bepaald op dat hnnue bestemming, als individu, voor het, hoogere is. De platte gezichten herinneren aau zt kere diersoort, en .... ik geloof uu niet dat ze, zoo oneindig ver boven den aap verheven zijn, daar het toch schijnt bewezen te zijn dat er aapsoorteu zijn met eeue taal van 200 woorden.. . . Er zijn jonge vrouwen bij de praatsters en oude. Ilare kleedij is slordig. Ecu versleten saroug met een dikwijls scscheurd blauw baadje, vormen in den regel haar eenigen tooi. De huidkleur der oudere is gerimpeld en leelijk, die der jonge vrouwen is, wanneer ze niet teveel in de zon hebben geloopen, van een zachtbroiis, dat bij een onpartijdig beoordeelaar wellicht, de concurrentie met het ewig wcibliche" van ons westelijk licht rose zou kunnen doorstaan. Dikwijls echter hebben zij, tengevolge van zwaren arbeid iu de zon, vlekken op aauiezicht, schouders eu armen, die haar alle bekoorlijkheid ontnemen. Ivomt de lichaamsbouw ter sprake, dan durf ik mij, uit beleefdheid tegeuover onze maatschappij, niet te prononceeren over eeue vergelijkende beoordceling. intellectueel is de iulandsche vrouw er treurig aan toe, van onderwijs is bij haar geen sprake, van conversatie met de sterkere sexe weinig. Beschei den leeft zij in liare onderworp; jilieid voort, ge wend dat iu alle opzichten over haar wordt be schikt. Hut //zwijgend zich ten oll'er wijden''wordt haar door den adat, voorgeschreven. Hare positie teekent het volkskarakter, we ko men hierop later terug. FABIAX. B»miiiiiimiiimiiüiinniimni.mnimm(iiMmnii?ti!ni»rMiii>iinuimiiMitt -.-^'<527~^^^J=ï=;'"'i""~:y ^gWr^nS^H^ _ _ VOd A M E S . Dan/ets-studcHtcti. Lm ndc ornamenten. Mode. Th-:ctMi.tten. De vorige weck vermeldden wij oen artikel van ('arl Vogt. over do ijtiacntie der stndontinnen in Zwitserland: het berustte voor oen doel op oen artikel van prof. Laskow.-ki in do AVn<c «^c.'t'/if.'/"/'"1! waarin vermeld werd, dat van do 17"> dames-studenten in do ni"diciji on. die iu do laatsfo 17 jaar te Gonèvo waren ingeschreven, slechts l l gepromoveerd waren. Van do/.e l l hadden tweo do medicijnen -verlaten en waren getrouwd , vier konden slechts met moeite in hun levensonderhoud voorzien", drie hadden oen redelijke praktijk, van. 161 -heeft men niet Kun nen vernomen waar zo gebleven zijn, maar men kan vermoeden in welke afgronden zo hebbon schipbreuk geledon. Kon gewezen collega van prot. Laskowski komt hier tenen op. II; t is prof. Dr. ^\'ilh. L wentlml te l.ansamie; hij schrijft: Wiir.noer dozo opgaven ook al volkomen juist mochten zijn. ze hebben toch niet de geringste waarde om er de iniaestio vau bet studooren dor vrouwen naar te booordeelen. Zij be\\ ijzen alleen opnieuw met welk een lichtvaardigheid statistische gegevens behandeld worden, zoo, dat de daaruit getrokken conclusies voor den oppervlakkigen lezer als »nagecijferd" schijnen en hem imponeeren moeten; terwijl zij in werkelijkheid niets anders zijn dan losse vermoedens. Eenige op merkingen zullen dit duidelijk maken. Wat de twee getrouwde en de vier die met moeite hun levensonderhoud verdienen betreft, dit is van geen beteekenis. Want ook doctoressen zijn, voor zoover ik weet, niet tot den ongehuwden staat verplicht, en dat de praktijk niet terstond gouden bergen brengt, dat moet ook bij manne lijke dokters wel eens voorkomen. De voornaamste kracht van het argument zal wel zitten in de 1(51, die, naar men beweert, haar studiën niet vol bracht hebben, dat wil zeggen van wier verder lot men niets weet, en waarvan men dus maar meent te mogen veronderstellen, dat zij in »men kan zich voorstellen welke afgronden hebben schipbreuk geleden." Hier komt weer de erger lijke lichtvaardigheid aan den dag. Want fei telijk leveren de gegevens dit op, dat van de 175 studentinnen, 14 hare studiën te Genève hebben voltooid, en Kil vóór het voltooien van haar studiën de universiteit van Genëve ver laten hebben, meer niets. Wat geeft nu recht tot de conclusie dat deze 1G1 schipbreuk gele den hebben ? Hoevelen van deze 161 kunnen en zullen hare studiën ergens anders, in Zwitserland, te Parijs, in Rusland, in Engeland voltooid heb ben ? Toevallig ken ik persoonlijk verscheidene studentinnen uit Genève, die later te Parijs heb ben gestudeerd, en ik heb van eene geheele reeks Russische meisjes gehoord, die zeven of acht jaar geleden Genève hebben moeten verlaten en naar de Russische universiteiten moeten terugkeeren, omdat de Russische regeering het verder vertoe ven van Russische studeerenden in Zwitserland en met name te Genève met alle middelen bemoeilijkte (waarschijnlijk wegens het groote aantal nihilisten die zich toen juist te Genève op hielden). Xu warenjuist(zooalsookLaskowskizpgt) verreweg de meeste studentinnen te Genève Russinnen. Eindelijk moet men bedenken, dat sedert eenige jaren Parijs een groote aantrek kingskracht op de studentinnen, die Fransch spreken (dus ook op de Geneefsche) uitoefent, vooral daardoor dat het internaat in de hospitalen, vroeger voor haar niet toegankelijk, nu voor baar geopend is. Uit dit alles mag men dus veelmeer opmaken dat het meerendeel der 161 dames van Ge nève hare studiën eenvoudig ergens anders hebben voortgezet, dan maar aan te nemen dat ze «schip breuk hebben geleden''. Maar zelfs als de statisticus zijn onderzot kingen zoover had uitgestrekt en bewezen, dat de 161 niet hare studiën hadden voltooid, dan moest men nog vooral nagaan wat voor volkje dan wel die 161 geweest waren. Men zou dan vinden, dat in het jaar 1877, waarmee de statistiek begint, de medische faculteit te Genève, pas opgericht, met uitstekende leerkrachten en alle hulpmiddelen voorzien, ook bare poorten op du liberaalste wijze voor de geheele wereld opende. Zoo bedroeg bijv. het inschrijvings geld maar n franc; de toevloed was daardoor in de eerste jaren heel sterk en vooral van den kant der dames een weinig gemengd. Hoe vele van die 161 Russische meisjes slecht voor bereid waren, hoevelen zich maar lieten in schrijven als gezellinnen van de talrijke in Gonève verblijvende voortvluchtige Kussen, is niet ge bleken. Zeer vele van deze meisjes heeft het zeker aan geld, aan lust, en zelfs aan eenige bedoeling om hare studiën voort te zetten, ontbroken. In dien men dus niet weet, wat er van die 161 geworden is, kan dit volstrekt niet dienen om over de waarde van de studie voor do vrouw, voor bot goed voorbereide, met ernstige bedoe lingen studeerende meisje, een afkeurend oordeel te vellen." * * De Braziliaanscbe kevers, die in bet begin van den winter te Parijs als porte-lotJieur gedragen werden, waren althans dood; in Amerika draagt men tegenwoordig levende dieren als versiersel. Het zijn een klein soort hagedissen, die evenals het kameleon en do diamant, van kleur verwis selen. Men doet bun een klein gouden of zilveren ringetje om het middel, bevestigt dit aan een kettinkje en draagt ze zoo, als broche of dnsspeld gemonteerd, zooveel dagen als ze lint uithouden. Voor de winkclramcn ziet men ze in doosjes liggen, op watten spartelend, geprijsd als ringen of potlooden. De onwetende, die op don schouder van zijn danseuse een klein gediorte, rose en groen genuanceerd, ziet dartelen, wil hot weg knippen, maar bemerkt spoedig, dat het kapsel of de armband van do dame van dergelijke gedierten wemelt, ziet zijn dwaling in en maakt zijn excuus. In n der winkels van Broadway hooft men voor de dieren oen groote glazen kooi gemaakt, waar een schoteltje suikerwater voor hun i. derhoud dient. Men kan zo daar zien hoen en weer schieten. In do bcginns; w;is de prijs oen dollar, maar er werdou er spoedig zooveel aangevoerd dat zo tot oen kwartdoliar daalden; tegenwoordig wordt de koers dagelijks door vraag en aanbod geregeld. Zo komen uit Klorida: do kooplieden beweren, dat de hagcdisjes aan de vochtigheid dor lucht en do microcopische diertjes die daarin zweven, genoeg' Lobben om van te leven Zeker is het, dat zij. ganselie balnachten aan deu hals eener schoont! slingerend, nadat zij toch ree,Is de reis gemaakt hebben, on oen lijd in den winkel hebben doorgebracht, nog verscheidene dagen in loven kunnen blijven on hun glans behouden. * * liet eigenaardige van do tive o'clock tea's. on misschien een dor redenen waarom zo zoo in gunst blijven, is do gelegenheid die ze bieden om in iodor toilet te komen. De gastvrouw draagt een ontvang-toilet, zoo prachtig <>;' een voudig als zo zelf wil, maar !:o;'.-,t niet al te schitterend; ook kan zij oen Kngelsehe toa-gowil nomen, of oen moor huiselijk uitziende; robe princesse, van iluwocl mot bont. van zijde met liralenborduursel. zelfs van laken of ebeviot. Haar dochters, nichten of vriendinnetjes, die aan Int tlieeschenkt u helpen, dragen lichte japon netjes ot blouses mot lichten of tluwoelen rok; ook zijn hierbij elegante scliorijcs, souhreitoboezolaartjes van kast on lint, niet uitgesloten. Maar de gasten, liet aangewezene is visite

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl