De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 11 maart pagina 2

11 maart 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 872 ken, dit uitgedrukt toen hij, kort na deze gedenkwaardige zitting, in zijn blad l'Eelair schreef: »Het wordt waarlijk tijd, dat de kerkelijke politiek der republiek uitga van eene »doctrine." En waar zou men eene betere kunnen vin den dan die, welke ten volle begrepen is in het door den heer Spuller zoo moedig uit gesproken woord: de algemeene verdraag zaamheid?" ItlllllllltllfMIIIItlllllllMIIIIIIIIIIHIIII v cf iiimimiimtttiiHii inUIHHHIHMHHi Cbe&wongen Werklieden-Verzeke ring in Duitschland. In een der vorige nummers zagen wij, voor gelicht door onze arbeids-inspecteurs, hoe treurig het er bij ons te lande noe uitziet met de verzekering onzer werklieden. Feitelijk wordt het meerendeel hunner, wanneer ze, om welke reden ook, niet meer kunnen arbeiden aan hun lot overgelaten; op den ouden dag, als ze al hunne krachten hebben uitgegeven in het belang der maatschappij, heeft deze voor hen niets anders over dan een verne derende bedeeling als maatregel van politie «n dus alleen in geval van «onvermijdelijke noodzakelijkheid", zooals onze hartelooze armenwet dat noemt. Wij willen onze lezers hier niet lastig vallen met politiek, maar toch schijnt ons de opmerking niet mis plaatst, dat zulke hardvochtige toestanden nauw samenhangen met de plutocratische inrichting van ons staatsbestuur en dat veel in dit opzicht anders en beter zou zijn wan neer, gelijk wij hopen dat weldra het geval zal wezen, ook de arbeiders zelf een woordje mochten medespreken over de vraag wat al en wat niet tot de taak der overheid moet worden gerekend. Dat in landen met een zoo goed als alge meen kiesrecht ook de behartiging van arbeidersbelangen in ruime mate onder de Staatszorgen wordt gerangschikt, leert ons Duitschland, waar de Staat ook op het ge bied van arbeidersverzekering krachtig is voorgegaan. Daar dateert de wettelijke ver zekering tegen ongelukken reeds van Juli 1884. De toen tot stand gekomen wet verplicht alle werkgevers hun werkvolk en kantoorpersoneel met een salaris beneden f1200, tegen onge lukken te verzekeren. Welk een zegenrijke gevolgen deze wet moet hebben, kan men afleiden uit het aantal personen, die er van kunnen profiteeren. dat in 1802 ruim 18 millioen bedroeg. Buiten de wet vallen al leen huisbedienden, kruiers, reizende koop lieden, visschers en kleine handwerkslieden. De kosten 'der verzekering tegen ongelukken worden, onder Staatsgarantie, geheel gedragen door de gezamenlijke werkgevers, die zich daar toe hebben vereenigd in vakbonden, welke aldus den grondslag vormen van het Duitsche verzekeringsstelsel. De werkgevers in een tak van nijverheid zijn verplicht zulk een bond te vormen. Deze kan zich uitstrekken over het geheele Rijk, zooals die van de Mijn industrie, of zich beperken tot bizondere distric ten, zooals het geval is met de verschillende bonden voor de textiel-industrie. Elke werkReeds drie weken ongeveer wachtte Raoul Berteux, die te Mazas nog steeds preventief gevangen zat, dat zijn zaak voor de recht bank zou komen. * * * Na een drukken morgen, toen de rechter Elie Gérard op het punt stond zijn kabinet te verlaten, werd een jonge dame bij hem aangediend. Hij beval haar binnen te laten en bleef met den hoed in de hand staan, als iemand die geen tijd heeft en besloten is, een onder houd, dat hij niet weigeren kan, zoo kort mogelijk te doen zijn. Doch zijn plan, zich er zoo gauw mogelijk van af te maken, veranderde, zoodra hij de dame zag. Het was een lange, slanke blon dine met een allerliefst gezichtje, eenvoudig, doch hoogst smaakvol gekleed. «Waarmede kan ik u van dienst zijn?1' vroeg hij hoffelijk, terwijl hij, onder de be koring van een paar prachtige oogen, die hem onbevangen aanzagen, haar een stoel aanbood. »Mag ik vragen, of u de zaak van Raoul Berteux in handen hebt ?" »0rn u te dienen." »In dat geval, mijnheer, wil ik er u voor bewaren, een vergissing te begaan, waar van u later berouw hebben zoudt, of liever u helpen ze te herstellen. Ik ben Lucy Volney." De rechter sloeg de handen in elkaar van verbazing. »Wat? U Lucy Volney! Is zij dan niet vermoord? »U ziet het, neen, mijnheer; want ik sta hier voor u, springlevend." »En de dame, die men in de Seine gevon den heeft?" »Men heeft zich vergist, toen men mij daarin herkende, evenals men Raoul Berteux verkeerdelijk beschuldigt, mij vermoord te heb ben." »Maar hij heeft bekend ...." De grootste verbazing teekende zich op Lucy's gelaat. »Dat hij bekend heeft, weet ik niet en evenmin waarom. Wel weet ik dat hij dan gever draagt in de jaarlijlcsche kosten bij naar jelang van het risico waaraan hij zijn bond ilootstelt, hetwelk voor elke inrichting afzon derlijk wordt bepaald naar gelang van hare jrootte en van den graad van gevaar aan aare werkzaamheden verbonden, aangegeven door een risico-tabel voor eiken bond vast gesteld. In 1892 bestonden er 112 bonden van dezen aard, waarvan 64 van nijverheidsen 48 van landbouwondernemers. Het bedrag der schadevergoeding in geval van een ongeluk wordt bepaald door den iistrictsbond. Men kan van dezen echter in beroep komen bij speciale scheidsgerechten, bestaande uit een magistraatspersoon en twee vertegenwoordigers van den werkgever en van den arbeider, terwijl men daarna nog een einduitspraak kan vragen van het Kei zerlijke Verzekeringsdepartement, waarin werk gevers en arbeiders in gelijk getal vertegen woordigd zijn. In hun eigen belang hebben de vakbonden maatregelen vastgesteld ter voorkoming van ongelukken, voor de naleving waarvan wordt gewaakt door niet minder dan 158 betaalde mspekteurs, De werkgevers kunnen onder straffe van hoogere contributie worden ge dwongen tot het nemen van veiligheidsmaatregejen, en de arbeiders kunnen wegens verwaarloozing daarvan worden beboet. Ten aanzien van personen, in dienst yan staat, provincie of gemeente, werk verrich tende dat onder de verzekeringswet valt, treedt het departement enz., waaronder zij dienen in de functiën van den vakbond Het aantal dezer personen bedroeg in 1892 646733. Volgens de Statistiek van het Keizerlijk Verzekeringsdepartemeni overkwam in 1892 aan 236265 werklieden een ongeluk. Van dezen ontvingen 55654 eene schadeloosstelling tot een gezamenlijk bedrag in 1892 van circa 19 X millioen gulden. De verzekering legen den ouden dag en in validiteit is op eenigzins andere leest geschoeid. De daartoe betrekkelijke wet van Juni 1889 omvat alle personen \>oven de 19 jaar, die voor loon arbeiden benevens kleine werk bazen en de meeste handelsbedienden en leer lingen met een tractemenl beneden de f 1200. Het invaliedenpensioen wordt uitgekeerd aan ieder verzekerde, onverschillig yan welken leeftijd, die niet meer in staat is het derde gedeelte van zijn gemiddeld loon te verdienen en vijf jaar lang (achtereenvolgens is niet noodig) zijn contributie heeft betaald. Het ouderdomspensioen komt toe aan per sonen die hun 70e jaar hebben bereikt na dertig jaar lang te hebben gecontribueerd. De noodige fondsen worden verschaft door den Staat, de werkgevers en de arbeiders te zamen. De Staat draagt bij een vaste som van f 30 per jaar in elk jaargeld, terwijl het overige gelijkelijk wordt gedragen door de beide andere partijen. Het pensioensbedrag verschilt naar gelang van de betaalde premie en deze weer naar de loon-klasse waarin iemand verzekerd is. Er zijn vier klassen : De eerste bevat hen die niet meer verdienen dan ruim f 200; de tweede die van ?.330; de derde die van ruim ? 500. Het laagste invalieden-pensiocn ver krijgbaar na vijf jaar storting, bedraagt voor de Ie klasse circa /' 70, en voor de 4e klasse circa f 84. Na 40 jaar storting zouden deze sommen bedragen respectivelijk circa ? 89 en f 212. Het ouderdoms-pensioen bedraagt voor anllllmlIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHIIIHIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIlllllllUIIIIIIMj onwaarheid sprak." »Met welk doel?" »Laat hem hier komen, hij zal het u zelf zeggen". De rechter schreef eenige woorden, schelde een bode en beval den beschuldigde bij zich te brengen. Wel een uur ging in afwachting voorbij. In dien tijd verhaalde Lucy A7olney hoe zij, na een twist met haar verloofde, meenende dat hij niet meer om haar gaf en vreezende, dat zij ongelukkig zou worden in haar huwelijk, plotseling het besluit geno men had, niet met hem te trouwen en ver dwenen was om hem te ontvluchten. Zij had bij een vriendin, die buiten woonde, haar intrek genomen en niets van zich laten hooren. Als verontschuldiging voerde zij aan, dat zij vast besloten had zich aan alle nasporingen te onttrekken. In de afzondering, waarin zij hare dagen doorbracht, had zij op zekeren dag toevallig in de courant gelezen, waarvan men Raoul Berteux beschuldigde en welke voor hem de gevolgen waren van haar verdwijnen. Zij had zich dadelijk op reis begeven om de justitie in te lichten, en om, door den armen jongen te trouwen, de fout te herstellen, welke zij zonder het te willen, tegen hem begaan had. Zoodra hij binnen kwam, viel zij hem om den hals en vroeg hem vergiffenis. Hij zelf had. de tranen in do oogcn, toen hij haar aan zijn hart drukte en fluisterde: »Ik wist wel, dat je mij niet zoudt laten veroordeelen". »Maar waarom hebt gij u schuldig bekend ? vroeg de rechter.'' «Omdat dit het eenige middel was baar te doen terugkeeren", antwoordde Raoul. Het hier boven medegedeelde is historisch. In het Paleis van Justitie zal een ieder u de waarheid er van bevestigen. Raoul en Lucy zijn onlangs getrouwd. Wat het lijk aangaat, dat men uit de Seine heeft opgevischt, men heeft de iden titeit niet kunnen vasstellen. de Ie klasse circa f 65 en voor de 4e klasse circa f 115. Deze bedragen zijn zeker lang niet genoeg om van te leven, maar toch altijd beter dan niets en bovendien voor verhooging vatbaar nu eenmaal voor het beginsel het ijs gebroken is. Het totaal aantal personen verzekerd naar deze wet bedroeg in 1892, 10690.000. Het aantal nieuwe pensioenen in dat jaar verleend beliep 58747, waarvan 42218 wegens ouderdom en 16529 voor invaliditeit. Het aantal pensioenen, uit te keeren door de verzekeringsbureaux bedroeg in 1892. het cijfer 183513 tot een bedrag van bijna 8 millioen gulden. Daaronder waren 170Ï68 ouderdoms pensioenen tot een bedrag van bijna 71/* millioen. De totale ontvangsten bedroegen gedurende dat jaar circa 105 millioen gld., de uitgaven ruim 64 millioen, zoodat er een saldo blijft van 41 millioen. Dit gevoegd bij een saldo van het vorig jaar groot 44 millioen (de wet trad in 1891 in werking) geeft een fonds van 85 millioen, waarnaast nog een reservefonds van circa 1% millioen. Men ziet dat deze instellingen in bloeienden toestand verkeeren en dat voorloopig noch de nijverheid noch de Staat door deze humani taire werkzaamheden zijn ten ondergegaan, zooals van zulke dingen veelal geducht wordt door sommige lieden ten onzent, die niettemin best met droge oogen kunnen aanzien dat vaak bespottelijk hooge tractementen en pen sioenen worden uitgekeerd aan personen in dienst van den Staat en voor diensten waar van de faciliteit in den regel meer in het oog springt dan de waarde. Socius. niiiiiitiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiMiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiM sprass TOONLLlaMVZiLK Aanteekeningen Tooneel. Louis Legendre, de auteur van Jean Darlot, behoort tot de dichters die de Muze zoo niet gekust dan toch meermalen vriendelijk moet hebben aangezien on het derde bedrijf van het drama dat ik noemde, is een ontwistbare adelbrief. . Een goed drama pleegt het bewustzijn te ver levendigen dat elk moment de verbinding van twee eeuwigheden is, voorwaarts en achterwaarts eindelooze vergezichten en als eindindruk een vernieuwd besef van 's levens continuïteit. Wie dezen eisch aanvaardt, kan evenwel dit drama in zijn geheel slechts voorwaardelijk prijzen, in zoover niet kan worden ontkend dat de twee eerste bedrijven slechts een half geslaagde in leiding tot het derde vormen. Banaal is de geldnood van de moeder die een boekwinkeltje drijft, banaal de hardvochtigheid van den huisheer die komt manen om de huur, banaal ook de verontwaardiging waarmee de dochter des huisheers oneerbare voorstellen afwijst. Triviaal is verder de kalverliefde van neet' voor nicht en potsierlijk geniaal ten slotte do plotselinge over gave van nicht aan neef. Maar heb geduld, o toeschouwer, en houd moed. Nog een korte wijle en uw lijdzaamheid zal worden beloond. Het groote slottooneel van het stuk wil op zich zelf gezien en genoten worden, dan gaat van dit instantanéeen zeer bijzondere ontroering uit. Is het niet meer gezien, dat dichters beter konden zeggen hoe iets is, dan hoe het was en gewor den is, dat zij de explosie zagen, maar niet wat daaraan was voorafgegaan, het vuurvattcn en voortsmeulen van de lont. Er is inderdaad iets grootsch en aandoenlijks in die mengeling van teederheid en wanhoop, dien tweestrijd tusschen liefde en jaloezie in het hart van dien bedrogen echtgenoot, wien het te moede is al ging niet zijn eigen geluk de wereld zelf te gronde. Want ons gevoel pleegt zich in zulke oogenblikken niet om verhoudingen te bekom meren en is onredelijk onvatbaar voor de over weging, dat ons verdriet slechts een gering on derdeel is van het leed dat eiken dag in de wereld geleden wordt. Statistiek en wijsbegeerte hebben dan weinig opbeurende kracht en de troostgronden van het gezond verstand drijven weg op menigen onstuimigen tranenstroom Of hebben wij hier een gedramatiseerd ver haal uit de lijfstraffelijke rechtspleging? Xecn, een beter naam. verdient dit tooneel. Kan deze auteur het helpen, dat vóór hem menig slecht drama geëindigd is met de gevangenis in het verschiet ? En kortzichtiger dan iets ter wereld is het tot hem gericht verwijt, dat de wrekende gerechtigheid zich in zijn drama onbetuigd laat en de overheid het zwaard vergeefs schijnt te dragen. Lieden, ja, die in den schouwburg vóór alles een avondschool voor volwassenen zien, zullen met dit drama slechts matig zijn ingenomen. Ik althans zou niet weten te zeggen, wat men er uit leeren kan. Toch niet, dat als nichtje mot een machinist getrouwd is, het ondernemend neefje in het spoorboekje vinden kan, wanneer zij alleen thuis is ? Of dat vrouwen die het met de huwelijkstrouw niet ernstig nemen, wijs doen. een woning to kiezen aan de rez de chaussée 'i Laat ons veeleer dankbaar er kennen, dat stelling noch moraal zich hier komt opdringen aan onze herinnering, (icon spoor van valscho subjectiviteit, geen offerande aan de fraze. l lier beeft de auteur zich niet laten lokken op zijwegen van zedeleer en rliuturiek, maai1 de be slissende botsing dier twee mcnschenlevens ge schreven /onder de schaduw van zijn voorbarige conclusies te werpen op de wereld vau zijn vi sioen, die zijn critiek verlangt noch behoett. Dat beurtelings vervloeken en vergiffenis schenken van den bedrogen man is de zeer nauwkeurige uitdrukking van een paroxysme van radeloosheid. Hij gruwt bij de gedachte, dat zij zijn vrouw zou blijven, maar kan evenmin het denkbeeld ver dragon, dat /.ij de bijzit van den ander worden zou. Door dit gansche tooneel gaat n rauwe kreet, als van een wild beest in den strik, dat krimpt van woede en pijn. En de moord, die hy aan haar begaat, wordt ten slotte geboden door' een noodzakelijkheid van hooger orde, dan waarvan menig criticus heeft gedroomd. Er heerscht in ons verwaaid tooneelleven een schromelijk misverstand, dat by de opvoering van Jean Darlot weer opnieuw openbaar is geworden, ik bedoel den waan die alle violente drama's, losbarstingen van hartstocht en uitingen van ruw geweld in beeld brengend, melodrama's en draken scheldt. Dit is een zeer groffe onderscheiding en als de literaire rechtspraak zoo plomp een voudig was, zou zij geen waardige bezigheid voor volwassen menschen zijn. Heilloos moge deze enorme vergissing ons dunken, onverklaarbaar is zij zeker niet. Naar het uitwendige en toevallige te oordeelen en te generaliseeren is te allen tijde de hebbelijkheid van doctrinaire dwazen geweest en op de hoogte van zijn tijd, moderner dan modern te zijn de eerzucht der impotenten. Maar er is nog een dieper liggende oorzaak van deze grenzenlooze verwarring. Hebben niet de leiders zelven van de hooggeroemde tooneelbeweging nu bijna twintig jaar lang de literatuur uit het tooneel gepompt? Hebben zij niet van den aanvang af vijandelijk front gemaakt tegen alles en allen die het tooneel hadden kunnen adelen? Mij heugt van Shakespeare-voorstel lingen met enormiteiten en kermisspul-malligheden die het geheel verhieven tot den rang van een publiek schandaal. En nog zeer onlangs hebben »de heeren" de plannen van Berlage en Derkinderen voor de Gijsbrecht-décors aan de ontwerpers teruggezonden met de boodschap dat zij al een verversbaasje op het oog hadden voor de karwei. Men bezondigt zich niet aan leedvermaak wan neer men de ontaarding en verwildering opmerkt die hierop zijn gevolgd en moesten volgen. Daar wordt een drama opgevoerd waarvan men recht heeft iets te verwachten, een van de twee of drie noviteiten van eenige betec'kenis in een heel seizoen. Toch is op zes na de laatste repetitie bij een behoorlijk gezelschap toonbaarder dan deze première, waarbij de meesten, zich als memorieloos gedragen, zoodat men een deel van het drama tweemaal te hooren krijgt, of als er een echo was op het tooneel. Zulke dingen toe te laten staat gelijk met een bekentenis van de directie, dat zij maling heeft aan het publiek en aan de kunst op den koop toe. Wie intussehen in meer dan n opzicht zijn taak niet meester mocht zijn, Bouwmeester gaat als souverein gebieder door het stuk heen. Men zoekt inderdaad naar absolute woorden ter ken schetsing van deze meesterschap. Onafgebroken geeft hij de volheid van het gevoel dat de situatie met zich brengt, beheerscht hij zijn spreken en doen. Hier is een echt, een heilig vuur brandende, hier wordt het sprookje van Gulliver tot waarheid gemaakt. Wijt het aan don forschen gang van zijn talent, dat zijn Jean Darlot alles overstemt en men nu en dan dreigt te vergeten, dat zijn vrouw toch ook een mensch is in wie iets om moet gaan, betreur het om zijnentwil, dat een be krompen tooneelbestuur hem als in een luchtledig verblijf laat leven en werken, maar erken tevens dat hier een zuiverheid van talent, een kracht van expressie gevonden worden, die hem op n na den hoogsten prijs der kunst verzekeren. Bouwmeester is een der zeer weinige llollandscho acteurs, wier middelen hun veroorloven aan groote kunst te doen. C. F. VAX umi HORST. HumiiiiiiMiiiiiitiiiiHiniiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiMiiiMtiiiiiiniiiiii» Muziek in de Hoofdstad. Le vicil hiver a fait place au printemps, la nature s'est rajeunie. Zoover ziju wij ccbter nog niet. liet is dan ook niet zoozeer om ccn loilied op de lente te zingen die nog komen moet, dan wt t om met de eerste woorden van de Faust.-pa.rtij de bespreking van La Duiiinatinn <Ie L'n/trt van Berlioz (door de zangvereeuigiug Ej-cekiur alhier uitgevoerd) aan te vangen. Zooals men weet is dit werk voor een paar maanden te Leiden en deze week ook te sGraveuliage teu gehoore gebracht. Men heeft dus alle gelegenheid gehad er kennis mede te maken. Er is clan ook geen werk van Bcrlioz dat zoo sterken indruk op htt publiek maakt. Moge ook Berlioz' T.i-x Tmyiis wellicht in veel opzichten hooger staan, ik geloof niet dat men er ooit zoo vertrouwd mede zal geraken, als met bovengenoemde compositie. De Faust-sage oefent steeds dezelfde aantrekke lijkheid uit, vooral wanneer ccn geniaal meester als Berlioz aan die sage weer ziju ei^eii vorm geeft, Hij beeft gedeeltelijk bij Goet.lie hulp gezocht (van de vertaling vau Gérard de Xerval, nam hij verscheidene gedeelten woordelijk over. n groot gedeelte van de scènes ], 4, 'i en 7 liet. hij dooi den dichter Gurdoüiiière bewerken, en liet overige voedde hij er zelf bij). De beschikbare ruimte vei biedt mij den inhoud over te nemen. De indruk vau de muziek is op veel plaatsen overweldigend. Zoowel daar waar Berlioz realistisch schildert eu waar hij !,ook vooral door zijne instrumentatie) m. i. onovcrtrcffelijk is, als waar hij hartstochtelijk, dvoomerig is, of wel zijne aetherische gnomen eu sylpliendauseu laat hooren, komt men ouder de bekoring van Berlioz' muze. Hetzij men genoeg keuuis heeft, zicli rekenschap te geven vau den ontvan gen indruk, hetzij men onbewust onder dien indruk komt, sterk is die indruk in hooge mate. Zooals ik zcide, liet, meesterlijk'st is de orkestrale behandeling-, doch ook zeer sprekend ziju de hoofd personen Keteekeud. Wat meesterschap van be werking betreft, staat het vocale niet op gelijke hoogtc"als het instrumentale, hetgeen echter met wegneemt dat het elfect dat Berlioz verkrijgen wil, ook altijd door hem verkregen wordt. Soms ^ is dit ten koste vau eene juiste prosodie, (Berlioz ^ is echter niet de eeuige Frausche componist die zich daaraan schuldig maakt. Zelfs Gounod. die anders zeer streng op dit punt was, is er in fiiust ook een enkele maal van afgeweken), doch hoe schoon

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl