De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 11 maart pagina 3

11 maart 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 872 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. klinkt menig koor, en al zijn soms aan de solisten eigenaardige moeielijkheden in den weg gelegd, wanneer men over voortreffelijke vertolkers te be schikken heeft (en dat had men) dan zijn die te overwinnen. Zoowel de tenor Bemest (Faust) als de bariton Auguez (Mephisto) waren van superieur gehalte, hoewel de eerste eene kleine stem heeft (waarmede hij echter wonderen wist te doen) en de tweede met zijne forsche stemmiddelen zich eveneens een uitstekend geschoold zanger toonde, die men wel sarcastischer had gewenscht in de voordracht, doch voor wiens opvatting misschien ook iets te zeggen valt, in dien zin, dat hij tegenover een man als Faust in geen geval de grappenmaker (bijna had ik gezegd clown) mag worden dien wij in Gounod's opera te zien krijgen, doch dat hij zijne ware bedoelingen eenigzins moet verbergen. Het ka rakter van Mephisto krijgt daardoor echter een eenigszius matte tint. Met groote verdienste heeft Mej. Wilson hare partij vertolkt; te meer omdat, in verband met het karakter van hare stem, de Marguerite partij een zeer zwaar proefstuk voor haar was. Het bleek echter weer dat de dramatische gedeelten zulk een stem verlangen, en dat de zachtere gedeelten ook op vaak gelukkige wijze werden uitgedrukt. Het orkest verdient werkelijk eene buitenge wone lofrede. Ik heb dit werk nog niet zoo hooren vertolken hier te lande. Alles marcheerde zoo vlot en het bleek alweer dat men met het orkest van het Concertgebouw alles kan wagen en ondernemen. Ook het koor (vooral het vrouwenkoor) gaf veel schoons,,te hooren en dus was deze uitvoering een ware triomf voor Mr. Viotta. Het infernale koor met de taal die Swedenborg veronderstelde dat de duivels spreken, werd dit maal weggelaten. De heer Viotta heeft die cou pure reeds verantwoord, door op het kinderachtige van de woorden te wijzen. Wat de muziek be treft heb ik altijd een zeer sterken indruk van dit gedeelte ontvangen en daarom speet het mij dat het werd weggelaten. Ik moet er bijvoegen dat het engelenkoor thans meer relief verkreeg (dit vond ik vroeger altijd mat na het infernale koor) doch bewijst dit niet juist, dat men een sterken indruk heeft verkregen door het vooraf gaande ? De Kamermuziek-soirées van Toonkunst volgen elkaar geregeld op. Er werd op de 5e Soiree niet gezongen, zoodat er weer gemakkelijk plaats te krijgen was. Na het Trio opus 97 Bes. gr. t. van Beethoven en de Sonate opus 78 G. gr. t. van Brahins werd een Octet voor strijkinstrumenten van Johan S. Sveudsen ten gehoore gebracht. De uitvoering van de nummers was in veel op zichten zeer schoon. De finale van het trio had gelukkiger kunnen zijn, doch zoowel de heer Cramer, die met den heer Röntgen de Sonate ten gehoore bracht als de andere bekende medewerkers waarbij in het Octet nog de heeren Dudok, Tak, Van Adelberg en Meerloo moeten worden genoemd, gaven een schoon geheel te hooren. Svendsen's oct?.t munt meer uit door klankschakceringen dan wel door ongewonen bouw, die zich in de traditioneele vormen bewegende, nog wel eens te hooren geeft wat men (met een huiselijken term) stoplapjes noemt. Meesterlijk is echter de wijze waarop van de acht instrumenten is partij getrokken, sober, klaar en vaak doorschijnend klinkt alles. Daar nu het publiek spoediger getroffen wordt door schoone klankeffecten dan door genialen bouw van werken, zoo ingewikkeld van vorm, als die voor kamermuziek, had het octet bij deze première reeds een bijzonder groot succes. Zeer veel succes had de heer Röntgeu ook den volgenden avond met de voordracht van het vierde concert van Beethoven op de achtste Beethovensoiree. Op deze concerten hebben zij die niet geregeld onze voornaamste concerten, kunnen bezoe ken, gelegenheid te komen (de entree is slechts ? 0,50 en ? 0,75 cents). Hoezeer die bezoekers het voortreffelijk orkest van het Concertgebouw en het spel vaii Röntgen op prijs stellen blijkt telkens. Na het laatste concert (9e Symphonie) kom ik uit voeriger op deze soirees terug. Er was deze week iederen avond Muziek in de Hoofdstad. Na de drie bovengenoemde concerten. heb ik er nog drie te melden; wie dus nog beweren wil, dat wij verslaggevers geen bevoorrechte wezens zijn, heeft van het aangename van onze betrekking niet het iuwste begrip. Ik fceb reeds over een vorig concert van Mevr. Collin-Tobisch geschreven: thans gaf deze dame eene uitvoering met eeuige leerlingen, waarin weer een paar vrouwenkoren, eenige soli en Grieg's kleine scène: Vor den. KlosterpJ'orte in costuum op het tooneel werd vertoond. Dit laatste was eene goede gedachte en bevat m. i. eene vingerwijzing dat het opvoeren van eenvoudige dramatische stukken of fragmenten van opera's (binnen het bereik van de uitvoerders val lende) eene niet te versmaden richting is, die men met meer gevorderde leerlingen kan volgen. Het ontbreekt onze jonge aankomende zangeressen zóó dikwijls aan verve, temperament en ook aau licht heid en gemakkelijkheid in de voordracht. Dat ligt natuurlijk voor een deel aan de gedwongen houding die de concertzaal voorschrijft. Wie het niet in zich heeft zal het echter ook op andere wijze niet verkrijgen, doch ik ben overtuigd dat wat bij velen sluimert, of wat velen uit stijfheid, verlegenheid, valsche schaamte of wat dies meer zij, niet durven openbaren, meer kan ontbolsterd worden wanneer zij door gebaren cu bewegingen kunnen ondersteunen wat zij wel gevoelen, doch nog niet kunnen of durven uit te spreken. Om 'die reden reeds acht ik deze uitvoering (die over het geheel een gunstigen indruk maakte en getuigde van de toewijding en zorgen van Mevr. Collin Tobisch voor hare leerlingen) der vermel ding waardig. De Liedertafel Enter/ie gaf op eene uitvoering ditmaal ouder leiding van den lieer Tr. Phlippeau (de heer Messchaert was op reis) weer een paar staaltjes van de schoone wijze waarop deze vereeiiigiug zingt. De heer l', die den lieer Mes schaert meermalen op repctitiöu vervangt, leidde het koor op talentvolle wijze. Op dit concert trad eene jeugdige violiste, Mej. Jeanne II., op, die de toehoorders verraste door hare artistieke en technische eigenschappen als violiste. Er was zekere rijpheid in de voordracht «p te merken, die bewees, dat ernstige studie en zeer degelijke leiding dat gelukkig begaafde talent reeds belangrijk heeft ontwikkeld. Het was eene aangename, veel belovende kennismaking. De heer Van Duinen vond met de voordracht van een viertal liederen weer veel bijval. Was de zaal op dit concert zeer bezet, zij was het slechts zeer matig op het concert dat Mad. Cognault (in het vorige saizoen eerste zangeres bij de Fransche opera) met den heer en mevrouw Bosmans (violoncel en piano) gaf. Dit heeft een dub bel nadeel. Ten eerste werkt zoo geringe belang stelling niet aanmoedigend en ten tweede is in de kleine zaal van het concertgebouw, als die niet goed gevuld is, sterke terugkaatsing van het ge luid op te merken, dat vooral aan zangstemmen spoedig een te scherpen klank geeft. Men kon Mad. Cognault's onberispelijke techniek weer opmerken, doch betreurde het dat hare stem, ook aan grootere lokalen gewend, dikwijls scherp klonk, thans kwam ook de minder schoone klant van enkele lagere tonen sterker uit dan vroeger in de opera. De heer en mevrouw Bosmaus toonden zich weer het ernstige artistieke kviusteaaarspaar, dat bij onze muzikale stadgenooten in zoo hoog aan zien staat. Zij luisterden dit concert, in den waren zin van het woord, op. VAX MILLIGEK. Te Wiesbaden is met succes eene opera in l bedrijf van Hummel opgevoerd, Mara; zonder succes eene opera van Umlauft, Evantliia, die in Gotha bekroond was. iiuiiiiiiiniiiniiiiHiiuiiniirniiiiiiiiiniiiiniimntn In het Rijksmuseum. VI. Ofschoon de Staalmeesters, evenmin als de Nacht wacht, onder het te weinig gecoricentieerde vallicht, ooit voldoende naar den ai r l geëxposeerd kunnen zijn, ofschoon dit mathtige schilderij, dat evenzeer het best zal spreken, waar het allén spreekt in een rustig afgesloten vertrek, iii de groote zaal waar het thans een plaats vond, boven dien nog door den steenen vloer er vóór en de te helle decoratie er boven, meer schade lijdt dan geduld mocht worden, wil ik niet beginnen met andermaal op een plaatsing aan te dringen die bij do ti'ijenicoordlyc gesteldheid van liet gebouw, in derdaad verre van aangewezen blijft. 1) Laat ons dan voor het oogenblik de Staalmees ters eens beschouwen als het meest volmaakte, het meest magistrale regentenstuk van de Hollandschc portretkunst en er zóó genomen inderdaad iets verleidelijks in zien, de schilderij te exposeeren als middenstuk van een aau die roemrijke portretkunst geheel gewijde zaal. En het moet wel de bedoeling geweest zijn het in dien zin, in de groote portrettenzaal te doen trooucii. Maar wat is er dal), de zaak genomen naar dien blijkbaren opzet, allerzouderliugst met de schikking van deze zaal omgesprongen ! Het is om van zijn verbazing niet te bekomen. Want hoeveel van de meer dan honderd-en-twiutig in deze zaal om de Staalmeesters geordende schilderijen, hebben inderdaad met den roem van die oud-llollaudsche portretkunst iets te maken? Er is een Johaunes Verspronck, er is een Paulus Moreelse (die n. b. voor een gedeelte nditcr het groote regentenstuk van Troost schiet is d;\t' hangen':) er is een Jakob Cuyp, er is een portret van Oldenbarnevelt door Mierevelt, ja en dau uog een pochade van Hals maar ik geloof, dat daarmede het beste van de heelc verzameling al genoemd is, en men moet die goede dingen er letterlijk zotken. Daarentegen dringen zich van alle zijden draken óp, die ik niet probeereu zal hier te beschrijven of op te noemen. Het zooeven genoemde groote regenten monster van Troost met zijne tergende poppekoppen, troont, tegenover de Staalmeesters, en aan beide zijden van Reinbraudt's meesterstuk heeft men vleugelbataijons geordend van leelijk geschilderde princeii en priiicessen, die voor de politieke geschiedenis van de Republiek mogelijk van belang zijn, maar in de geschiedenis van onze portretschilderkunst, zooal eene, dan toch nietdau de allerbescheideuste plaats verdienen. Onze regeereude vorsten hebben juist nooit veel smaak betoond in de keuze hunner couterfeiters, maar evcnzoo zijn zelfs de meer abele meesters die een enkelen maal tot het in oly conüjten van onze vorstelijke iigureu waren geroepen, op luttel uitzonderingen na, zichzelf ongelijk geweest. De Hout horsten en Mierevelts tenminste, die men hier aantreft zijn van de slechtste kwaliteit dier mees ters. En de gccsteloozc dingen van Wijbrand de Geest en Johaunes Vollevens, moesten even als de onge lukkige van der Helst en de leelijkc Dujanlin verre uit den staf van de Staalmecsters gehouden zijn. Het is duidelijk ilat er een neiging in het spel geweest is, om in de Portretten/.aal de portretten van historisch en anderszins belangrijke personen uit het Museum bijeen te zoeken, maar behalve dat dit weder een preoccupatie is, die hier niet tehuis hoort, en dat er in het gelijkstraats gestelde kader alle gelegenheid is om zulk een lust bot te vieren (men kan daar zijn hart zelfs ophalen aan 1) Mijne beschouwingen over een betere plaat sing van de Nachtwacht hebben aanleiding tot mis verstand gegeven. Doordien ik o\u redenen van diskretic op liet oogenblik geen vrijheid vind, ecu mogelijke verbouwing, in den geest van \vat, ik weuschte, in plan te preciseercn, moesten mijn aanduidingen, wel tot mijn spijt, in het va;re blijven. En zoo was het mogelijk dat de N. Kott. C't. uit mijn vorige artikelen de gevolgtrekking mankte, dat ik de Karolingische kapel nTet de aangrenzende dircktie-lokalitcit, verbouwd zou willen zi<-n tot een aparte ruime Admiralrnzaal), zijn toch ook dus beschouwd, de vijf Amsterdamscne keurmeesters van lakenen met hun knecht, in die gewichtige omgeving zeker kwalijk op hun plaats, en komt er bij zulke afdwalingen van het idee eener zaal die de oud-Hollandsche portretkunst zoo goed zou kunnen doen kennen, ook al bitter weinig terecht. De roem van onze staatslieden, onze veldoversten, onze vlootvoogden staat in onze geschiedboeken, van het talent van onze geleerden en letter kundigen getuigen hunne werken zelve die ons bleven, maar in een tempel aan de schilder kunst gewijd, wil men den roem, niet van de geportretteerden maar van de portrettisten zelve, in het beste wat zij voortbrachten, gestaafd zien. Evenmin als wij de Hollandsclie genre-schilderkunst hoog houden ter wille van de zeden, die zij arge loos heeft, afgebeeld, evenmin hebben wij de wer ken van Ravesteijn, Moro, Hals of Rembrandt, ter wille van de personen lief, die toevallig van deze kunstenaars de modellen waren. Wel dankt vaak de geportretteerde aau den meester, die hem afbeeldde, een '/ekere onsterfelijkheid, maar in kunst werd het omgekeerde nimmer geldend geacht. Waarlijk, kon een goedbegrepeu bloemlezing van de Oud-Hollandsche portretkunst, in het Amsterdamsch Museum iets zoo bizondera aanbieden. Er zijn veel van de mooiste specimens der oudHollandsclie schilderkunst, heel de wereld over verspreid, en ettelijke van onze oude meesters moet men elders gaan bestudeeren dan in hun va derland. Maar om de karakteristieke afbeeldingen van onze corporaties, in groote verscheidenheid te eeren kennen, kan men juist nergens beter terecht dan in Amsterdam, en daarom is het zoo verkeerd dat, terwijl de kans zich schoon bood, men ver zuimd heeft, een overzicht daarvan met oordeel bij elkaar te brecgcn. Büjft men onmachtig de Staal meesters naar behooreu te isoleeren, en wil men zich ; au de idee houden, het schilderij in een om geving van verwante portretschilderkunst te exposeererj,^?dat men dan ten minste voor den grooten Troost en de princen een goed heen komen zoeke, en in hunne plaats wat van de regenten-, schutters- en familiestukken binnenhale van Hals, van der Helst, Moyaert, Th. de Keijzer, Elias, Covert Elinck, Eedinand Bol,Bernbart Eabritiu?, Backer, of een keuze make uit de vele goede, zoo niet eminente portretgenrestukken en portretten van de Keyzer, Cuyp, Macs, Bloemaert, Mierevelt, C. Eabritius, Santvoort, van den Tem pel. Verwilt, van der Voort, en nog heel wat meer, die thans door de heele verzameling heen ver strooid hangen. Zoodoende kon men, met nog eenige aanvulling wellicht, uit de vroegere corpo ratie-portretten in zaal 227, hier eenmerkwaardig overzicht geven van de ontwikkeling en den rijk dom der Oud Ilollaudsche portretkunst en zoodoende kon men een zaal, waardoor men.thans niet dan met innige beschaamdheid een kunstkeuuend vreemdeling zal heenleiden, er maken tot eene, eenig in haar soort, en die elk minnaar onzer oude School ten zeerste tot kering en genot zoude zijn. ( H'0,-1/1 MrcolgdJ J. V. Bij de heeren Preyer & Cie., lokaal Pictura. is geëxposeerd een aquarel van J. II. Weissenbruch. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Kalverstraat, is geëxposeerd een schilderij van den Franschen schilder Vincelet, zBloemen." ter vergund te verzekeren dat, iets zoo onprakiisch volstrekt niet in mijn b.'doding lag. Het ceni dhvkte zijlicht wat, hiermede zou te verkrijgen zijn is vlak op de zonzijde, en zulk licht zou hiertoe juist niet uitgelezen mogen hetten. Primitieven. u. liet kleed is altijd het beeld der Hiërarchie geweest, van die Hiërarchie, die het beginsel der katholieke mystiek is. Het naakt is de ver tegenwoordiging van Pantheïsme, de cultuur van de materie, vaak in materialisme ontaardend. De slechts voelende wezens in Genesis nemen, na liet weten, dadelijk het symbool van de met dit weten gepaarde onderwerping-aan-een-macht aan. Do kunst is natuurlijk: dit, aanschouwelijk voorgesteld. Het aannemen van het kleed in dezen, is geen eenvoudigheid veel minder oen rallinement (wat het zou zijn indien er van schaamte sprake was), maar een principe, op gelijke lijn met het naakt. Het eerste wordt vertegenwoordigd in alle Egyptisch-religieuse en in alle Gothieke kunst, het tweede in do Griekseh-liomeinsche. Ieder Grieksch beeld is het symbool der samenwerkende vrijheid, de lichaamsdeelen, de spioren allen op zich zelf werkend tot een schoon-en-goed geheel. een illustratie bij de fabel die Patriciërs en Plebejers tot elkaar bracht. En het alleroudste beeld uit de Romaansche kunst, die slechts een brug tnsschen het Oosten en de (iothiek, tusschen het oud-christendom en het katholicisme i's geweest, vertoont duidelijk hoe de innigste gemeenschap tusschen God en den mensch ommanteld en onzichtbaar is. De Republiek van Plato, de Tempel van Paestum, de Xeus van Otricoli, waar het kleed slechts dient om de lichaamsvormen aan te wijzen, zijn werken met het naakt als grondslag; alle Gothieken hebben hunnen Christus omkleed, en zelfs de naakte Holland-tiguur is gekleed in zijn wouden. Het lichaam is niet langer de klein-wereld gelijk in rythmische beweging met de groot-wereld maar slechts een tijdelijke reliekkast van een deel der Goddelijke essentie naar welgevallen hier in gelegd. /IK') houdt God-de-\ ader van Cimabuo de geheele drieëenheid onder zijn mantel gevat, zoo geeft Sint Miirtinus Turonensis zijn halven mantel den arme en beschut de Sint l'rsula van Memlinck hare schuchtere gezellen in een ten Hemel stijgend gebaar 1). De mantel heeft meer geJaan dan de macht van Paus of Keizer beduiden. /ij heelt in het Christendom do vrouw ge sanctioneerd, die in de Grieksdie kunst geen andere dan een elegante beteekenis liadt. Men ziet Maria in den stal niet anders dan niet de leekenen van Hiërarchie, de kroon en den mantel. In ilezi- reinigende- Heiliging ligt liet hoogste van christelijke wijsbegeerte, dat tegelijkertijd !) In onzen tijd diende de mantel den schilder Derkir.derei'. tot liet geven van zijn onsterfelijk majestuuusc-üHertog. ascese predikt en het uitstorten van den balsem over Gods voeten, een weeldevorm dus, goedkeurt. De t:jd is gekomen dat niet de kunst als ge zuiverde kern van het leren ook de philosophie van dit leven uitdrukt, maar dat men tot het doeleinde: beelding van een dogma, de kunst gebruikt. Deze kunst is het, die haar hoogste vindt in het niet meer met werktuigen uiten, in de religieuz-e extase, de heiligheid, zij ia onnoodig voor hen die het hoogste bereikt hebben, het is niet de algemeene uiting van een vrijgelijk volk, maar de Hiërarchische wijze waarop een hoogere van geest zich uitdrukt, onindividueel daar zij gelijk aan een wet is. Jehovah zelf schrijft tot in uiterste onderafdeelingen Mozes den tabernakelbouw voor en gedurende de geheele middeleeuwen verschijnt steeds vóór den bouw van een kerk of kapel, God of een Heilige den bouwer, wijst een plaats aan of geeft een duidelijk teeken. In Rome werd in een droom den Paus en den rijken patriciër Johannes aangezegd, dat zij den volgenden dag (5 Augustus) sneeuw zouden vinden en te dier plaatse een kathedraal te bouwen zouden hebben. Zij stichten Santa Maria ad nives (of Maggiore) waar nu nog op dien gedenkdag 'een sneeuw van witte bloemen op de glooiingen neer wordtgestrooid. Het direkt gevolg hiervan was de verciering van wat het hoogste gewijd was, dikwijls met het (de beelding van het dogma) gepaard gaand: de toepassing van kunst. Waarom men de schilders die op deze wijze gewerkt hebben primitieven r.oent is niet dui delijk, men zou ze even juist secundairen kunnen noemen. Is het om de architectuur in hun werk, die men grooter meende dan de pictuur 'l Zoo het architecturalen geweest zijn, is dit niet door het bij ieder individu het eerst te voorschijn tredend gevoel van bouwing, maar omdat in architectuur ook dit opgesloten ligt: Het samen werken tot een doel door een enkele tot wet gemaakt. ASDKE JOLLES. Boeddhisme. Prof. Max Muller te Oxford heeft, naar het Journal of the Koyal Aiiatic Society meldt, van den koning van Siam eene belangrijke toezegging ontvangen. De koning wil eene som tot zijne beschikking stellen, welke voldoende is orn de verdere uitgave van The sacnd boikt oftheJEast te verzekeren. In de eerste plaats zal nu het Siameesche geld dienen om eene vertaling van het nog bestaande deel der Tripataka, een be langrijk Boeddhistisch werk, te bezorgen. In Amerika wordt een stel van zes lezingen voorbereid, naar het voorbeeld der »Hibbert Lectures" (te Oxford en Londen gehouden), welke de vergelijkende geschiedenis der godsdiensten tot onderwerp zullen hebben. De eerste daarvan zal door professor Rhys Davids gehouden worden en de geschiedenis en litteratuur van het Boed dhisme behandelen. Prof. Rhys Davids, die se cretaris en bibliothecaris van de lloy d Asiatie society is, heeft van dit genootschap verlof ge kregen om eenige weken naar Amerika te gaan. leder der zes lezingen zal zes maal worden voorgedragen, in iedere van Amerika's universi teitssteden eenmaal. Enchiridion Graecitatis. Ds. F. II. (.'oenen, gymnasii conrector te Winschoten, heeft bij de firma P. Xoordhoff' te Groningen een «Antwoord" op de recensie, door den heer M. B. Mendcs da Costa, van zijn schoolboek Enchiridion Graecitutia, voorkomende in De Amsterdammer (Weekblad voor Nederland) van /ondag 10 Pecember 1^13, doen verschijnen. Dr. Coenen heeft aan dezen vorm de voorkeur gegeven, zelf inziende, dat zijne weerlegging. zij is IS llinke bladzijden groot, te uitvoerig zou worden voor de beperkte ruimte van het weekblad. E'xjen Haard van februari 18!>4 bevat o. a.; M. W. Maclaine Pont, De poorten-zoon van Hoorn (met ill. van Ch. Kochussen); It. P. J. Tutein Nolthenius, J. A. A. Waldorp (mot por tret); Edw. H. Koster, Verzen; Foeko Tjalma, D'icrMW (met ill. naar B Bueninck); prof. 11. S. Tjaden Modderman, De ,,Ücheppiny" run JJayiln ? ,} '. de Vries, Jf'rancois Harcrschmidt (met por tret); C. van Nievelt, Dieïne; K. II. Laagland, De i-eldclub" te Boisward (met ill); Jhr/C. C. Six, Het Zuiderzee-miagstnk (met portret van den heer A. Birma); Sociale arbeid in Londen (met ill.); Pla( gge:stcn door Esjee; De (/ynaecolog-iselte inrichting fan dr. Hl. A. Mendes de Leun te Ams.le.rdam (met ill.); Edw. B. Koster, Fwsains; Tyra, Voorbij, enz. en als afzonderlijke platen: Inden pleiziertuin, naar Moreau de Tours; Sans-gcne, naar Harriet Halbed; In de omstreken ran Dordrecht, naar W. Roclofs; De Maitre de Camp (naar Grison). Boekaankondiging. Amerika'/i rerlcden en heden. Geschiedenis der Nienice \\rereld tot uf onzen tijd, naar de beste bronnen bewerkt door 0. J. VILHIKU-T, leeniar a.'d. II. l!. S. te Ileerenveen. X.óó luidt de titel van een mooi uitgevoerd boek, door den uitgever J. Bremor alhier in den handel gebracht. Het eerste deel van dit omvangrijke werk, dat in aangenajnen stijl onderhoudend is geschreven en niet een menigte fraaie illustraties is versierd, is juist com pleet geworden. Het bevat de beschrijving der ont dekkingstochten van ('olumbus en geeft een histori sche en ethnograpbischo beschrijving van Amerika tot ongeveer in het jaar Hif>o. Het geheele werk zal uit 4 i'i 5 deelen bestaan en is de oenig volledige geschiedenis der Nieuwe Wereld in de Nederl. taal uitgegeven. De prijs is / (j per deel ingen., /' 7.50 gebonden. Het leren run onze rnorouders. Prachtuitgave van Van llo'.kema d' Warendorf, is zonder twij fel een boek zooals er nog zelden, misschien nooit in ons land is uitgegeven. Kostbare illu straties en chromolithographicün versieren het werk, dat door den te vroeg ontslapen Amsterdainsclieii archivaris mr. N. de lïoevor word aangevangen eu voortgezet wordt door dr. G, J. Dozy.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl