De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 11 maart pagina 4

11 maart 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 872 Verschillende Nederlandsche kunstenaars heb ben uitsluitend voor dit boek aquarellen en teekaningen gemaakt, die voor het meerendeel uit muntend gereproduceerd z\jn. In dit eerste deel heeft de kunstschilder Willem Steelink het leeu wenaandeel der illustraties. Voor hen die belang stellen in de geschiedenis des vaderlands is dit boek een standaardwerk, om den degelijken tekst zoowel als om de historische juistheid der platen. Het wordt in afleveringen , 75 cents uitgegeven en zal in 5 a 6 deelen van 12 aflev. compleet zijn. IIIIIMIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllll HETSJES Mi-carême. . Het halfvastenfeest < e Parijs, dat eenige jaren »iet zoo bijzonder levendig was, schijnt dit jaar, ondanks de slechte lijden, extra veel vroolijkheid te hebben meegebracht, niet enkel volgens de Fransche bladen, maar vooral volgens de buitenlandsche. De Biforma verbindt er een droevige herinnering aan; na schertsend te hebben ver meld, dat te Parijs op den boulevard »Vive la Reine!" geroepen is, vertelt de correspondent, dat van de »waschvrouw-koninginnen" zoovele een treurig einde gevonden hebben. Marie Gaupin, die in 1843 koningin was, bracht zich twee jaren na haar triomf door kolendamp om het leven ; Blanche Chassa, in 1845, trouwde met iemand die onder de guillotine eindigde, en stierf zelf krankzinnig in het hospitaal; Amélie Vioux, in 1849, vatte op haar hoogen troon koude en stierf een jaar later aan de tering; Annette Leduc was drie malen achtereen reine des blanchisseuses, en Stierf ook door kolendamp; Marguerite Fancho'n, in 1855, verdronk zich, evenals een harer op volgsters in 1860, in de Seine. »De koningsplant tiert niet in republikeinsche aarde; het is de wraak van Marie-Antoinette," voegt de corres pondent er pompeus bij. Aan al deze droevige herinneringen dachten de feestvierenden van den mi-carême echter niet; er was veel animo, vooral omdat het Quartier Latin ditmaal zich de zaak aangetrokken had en op geestige wijze aan de pret meedeed, en misschien nog meer omdat het mooi weer was. »De breede rijweg der Champs Elysées met zijn houtplaveisel," schryft de correspondent der Kölnische, »was met vier rijen stoelen omzoomd, en schooner geveegd dan de vloer in me»ig druk station; op die stoe len zaten dicht aaneen net gekleede menschen en nog meer kinderen, en daarachter waren de rijen staand publiek, dat geen stoel wilde betalen of er geen meer vrij gevonden had. De voorjaars zon straalde op de nog bladerlooze boomen en op de blank gepoetste knoopen en versierselen van de flinke en nette soldaten der garde muni cipale, die telkens 50 pas van elkaar met het geweer bij de voet stonden, om de baan vrij te houden. Mijn buurman rechts was een jongen van zeven jaar, in de luitenants»uniform van het achtste jagers te paard, tot in alle bij zonderheden echt; zijn vader is zeker kolonel. Links had ik een meisje van zes jaar, in oud Russische B oj aren dracht, een ondeugend popje, dat me van tijd tot tijd van ter zijde op nam, of het ook wat veel gewaagd was, me met een handvol papieren confetti te plagen Het was daar heel aardig zitten, met de sigaar en het vroolijk lachen van de kleinen en achter mij het gebabbel van de mama's. Een vertelde dat ver scheidene van de confetti-verkoopers er verdacht uitzagen, ze hadden over hun kleeren een vrouwen hemd, op het hoofd een vrouwenmuts, en konden in den zak met confetti wel een bom verborgen dragen. De andere was den vorigen dag bij de lezing van Brunetière geweest; de studenten hadden er kabaal gemaakt. »Ik dacht dat het morgen pas mi-carème was", had Brunetière gezegd." De optocht wordt geopend met een afdeeling van de zware dragonders der garde républicaine, dan politie, een muziekcorps in een zegewagen, eene afdeeling musketiers Louis XIV te paard, en eindelijk eene geheele reeks hooge wagens van de verschillende lavoirs; achter iederen wa gen volgden twee landauers, in den eenen de reine du lawir met haar gevolg, in prachtige costumes uit de 15de, Uide en 17deeeuw, in den anderen de eigenaars van het lawir in hedendaagsche feestkleedij. Telkens muziekcorpsen te voet en te paard. De wagens boden niet veel verrassends, alleen veel heel mooie meisjes. Eén wagen was er, waarin een reusachtige neger in een kuip door een aantal waschvrouwen onder handen genomen werd, zonder zijn kleur te verliezen; bij werd met gejuich ontvangen. »Behanzin !" riepen vele stemmen; »Xeen, Wilson !''antwoordden anderen, de schoonzoon van wijlen Gróvy heeft toch dezer dagen zijn zetel in de Kamer verloren. Toen kwam de optocht der studenten: Voor aan in maliënhemd en helm een reusachtige banierdrager, die de beteekenis van den optocht aangaf. De demonstratie richtte zich voornamelijk tegen de heeren, die verleden jaar het bal van de kunstenaarsmodellen voor de rechtbank gebracht hebben, Ie bal des quutre z'arts. De banierdrager werd gevolgd door eene afdeeling der ^deugdgarde", in eene uniform als die der («arde rëpublicaine, maar de bekende cartonnen paar den berijdend, die den ruiter omgegespt worden en niet in pooten maar in een langen rok uitloopen. Wat ze in hoogte bij de echte paarden afstaken, zochten ze goed te maken door hoogo helmen en lange lansen met vlaggetjes waarop een vijgeblad. Onder het rijden en op de rust punten worden quadrilles gereden, gepirouetteerd, allerlei kunsten vertoond, van tijd tot tijd gingen de vermoeide paarden eenvoudig op den grond zitten. - H en volgde de »Sainte ligue des inspecteurs de Ja vertu" zooals op de banier, met een domper aan den top, was aangekondigd. Men zag ze met belangstelling tegemoet; het waren een dozijn zwarte ezels, echte ruige leelijke vierbeenige »zwartjes", met hooge hoeden op en een overvloed van vijgebladen. De ezels waren koppig en schuw; om hen heen danste eene schaar jolige studentinnen met korte witte rokjes en zwarte tricots, en met moeite trachtte de »deugdpresident", met rokspanden tot aan de enkels, ze met een lange zweep op het rechte pad te houden en ze tegen de aanvechtingen der verleidsters te beschermen. Eene schare »deugdstudenten", de «maire van het XXIste arrondissement" met z\jn omgeving in blauwe blouses en zijn politie, een afdeeling sapeurs met lange baarden en houten bijlen, eene afdeeling pompiers van het XXIste arrondissement met de bekende reusachtige pluimbossen, verschil lende muziekkorpsen,en de »rosière", een verkleed student, verscheen. Zij was zes voet lang, met prach tig blond haar, en wandelde aan den arm van den kleinsten maire misschien, dien Frankrijk bezit. In haar gevolg heeft zij allerlei dignitarissen, nog eene collectie studenten en eindelijk nog een afdeeling pompiers; deze sloten het eerste deel van den stoet. In het tweede deel zag men de veeartsenijschool, met al de gedierten die de arke Noach's bevat heeft, onder anderen een prachtig gemodelleerd meer dan levensgroot cartonnen varken op een draagbaar, als cadeau voor de reine des reines; deze afdeeling werd geopend en gesloten door een keurig gecostumeerde garde van witte katers te paard, in mousquetairecüstuum Louis XIV. Allerlei grappen volgden: »de eerste omnibus van de lijn Parijs-Meer Tschad-Abomey, met aan sluiting naar alle richtingen", versierd met allerlei fetischen, met krokodillen op de vier hoeken, een muziekcorps van barbaarsche instrumenten bovenop, waarvoor hier en daar paarden op hol sloegen, en als passagiers eene collectie fantas tische dames uit de binnenlanden van Afrika. De groene draak van Annam, een monster, tien meter lang, op veertien paar pooten; men weet dat de Fransche regeering daar koloniale verdiensten mee decoreert. Prins Carnaval, op een grooten zegewagen, door zes witte ossen getrokken en als harem ingericht, ligt op een rustbank; het is een stroopop, want op het eind van den avond moet hij verbrand worden. Eindelijk nadert de echte reine des blanchisseusts, feitelijk het hoofd van den stoet; maar na al de grappen geniet zij, ofschoon in een prachtigen wagen van gouden bladeren en takken ge zeten en een heel mooie donkerblonde vrouw, maar matige aandacht, en nog minder al de wa gens met vrouwen en kinderen, die den stoet besluiten. Van de eindelooze rij reclamewagens, die dan nog achteraan komen, zijn er eenige die toch nog de aandacht trekken; het is voor deze een geluk, dat nu en dan. in de nauwere straten van het midden der stad, de stoet moet stilstaan; dan bekijkt de menigte wat zij juist voor zich heeft, en maakt er gekheid over. De correspondent van den Fravkforter is even verrukt: »'t Is of het een demonstratie tegen de aanslagen der drie of vier krankzinnigen is, die met dynamiet op weg gegaan zijn om dezo mooie stad te terroriseeren. Zoo vroolijk als deze is geen mi-carême nrg geweest! De boulevards heb bengeen ruimte genoeg om al devroolijke menschen te bergen. Het gewoel is onbeschrijfelijk, men kan niet voor of achteruit, en komt toch door een wonder verder. En nog een wonder: Tot stikkens toe in deze lustige menigte gedrongen, voelt men zich toch licht en vrij. Welk een indruk! die geheele reuzenstad in dolle vroolijkheid. Wat is het weer mooi, wat zijn de meisjes mooi, wat zijn de streken grappig. Zie dien ouden gentleman eenzaam uit zijn raam hangend, rustig en deftig. Aan een hengel heeft hij een bonbon; voor deneuzen der dames laat hij hem heen en weer dansen, maar als er een hand naar grijpt, springt het aas in de hoogte, men moet er naar happen . . . ." De optocht duurde zeven uur; het feest werd eerst in het Quartier Latin voortgezet en kwam toen 's avonds weer naar den anderen oever over, om met het mi-carême-bal in de Opera te eindigen. Men berekent dat op dien dag een millioen kilo confetti zijn gestrooid; van de Place de l'Opéra langs de groote boulevards tot aan de Porte-Saint-Martin lagen ze als sneeuw drie cen timeter hoog; op de Place de la Hastille, den boulevard Saint-Michel, en de trottoirs van de buiten-boulevards was de bedekking 'l centi meters. De 1500 confetti-verkoopers maakten goede zaken; van de bonte setpentin.*, de papierstrepen, werden 100,000 kilo verkocht; ze werden verkocht in rollen van 15, 75 en 1^5 meter lang; de middelsoort het meest; 100,000 kilo is on geveer ',',,500,000 rol. Rekent men ze op 75 meters, dan is dat dus "_Ï(J2.500,000 nieter, of zeventig maal den aardbol om. ?MifiiiiiniiiiiiiiMimiiiiinuiHiiiiimiMiiiiimiiimiuiMMfttimiiiiiiiiiiiiN MES vo Voorjaarsmode. Mantel?. lïilna Lyall. Een mti>je>l;ostr(.1iool. Nizzii. Wil men de nieededeelingen gelouven, dan zouden de groote mode-autocraten der Paiijsche ateliers hij meerderheid van stommen hebbun uitgemaakt, dat Empire, ls:;o, en iiutHdie <i i/iyot allen afg"daan hebben, liet voorjaar zou nieis brengen dan Louis XV, Watteau, Xattier, Lancret, Boucher, het bevoorrechte jaartal zou 1750 zijn. Wortli moet, despotischer dan ooit, ook zijn veto hebben uitgesproken over alle heerachtigo inkruipselen in de mode, de faroita t<iilleu>'. de staande kragen, gesteven overhemden, dasjes met matrozenknoopen, enz ; »de vrouw moet weer vrouw worden," luidde zijn ukase. De revers, schouderkragen en epaulotten hebben voorloo' ig genade gevonden, maar in den Watteau stijl geplooid : ook zullen al die groote kragen van guipure of met wit guipure versierd moeten zijn, echt vrouwelijk, tenzij mtn zwart gaas met gouden pailletten verkiest. >En de crinoline?" Worth is er vóór. Xiot te reusachtig, niet als in den tijd van keizerin Eugénie; maar matig, zooals ze twee of driemaal in de achttiende eeuw mode zijn geweest. De stoffen in hetzelfde genre, Pompadour, Dubarry, gaas, barège, taf, met doorschijnende, kleurige of gechineerde patronen, alles in lichte nuances. Daarbij juweelen zelfs op straat (dat ziet men nu al); er worden groote driehoekige gespen van briljanten gemaakt, die men voor alles gebruiken kan, 's avonds in 't haar, 's middags als ceintuurgesp of mantelhaak. Sinds lang is men er overheen, twee of drie kleuren bij elkaar te dragen; een toilet van Worth kan als illustratie dienen: geel taf, met roode rozen, style Watteau, erop gedrukt, van voren geopend op een rok van crème zijde, gedrapeerd met hemelsblauw mousseline desoie; garnituur en entredeux van crème kant. Of: promenadecostuum van groen en zwart gaaa, met groen taf gevoerd; de zeer wijd geknipte rok met zwarte ruches bezet; het ronde corsage met witte entredeux, basques met franje; de ballonmouwen met drie doffen: een rose, een groen, een lichtgroen, een witte entredeux van den schouder tot den pols; om het middel een smal ceintuur, met diamanten bezet. Iets nieuws als mantel daarbij is een jacquette van wit alpacca, met groote revers met goudtres bezet, en voorts de groote witte strik, noeud sans-gêne of iets dergelijks, onder de kin. Of: een soiréecostuum van hemels blauwe zijde met langen sleep, rose kanten 'volants, die met bouquetjes primulae veris in al de natuurlijke kleuren worden opgenomen; het zeer wy'de décolletéwordt vierkant uitge sneden, de mouwen van bouquetjes primulae veris en rose kant. * * De mantels voor het voorjaar worden steeds korter en steeds ruimer geplooid; het denkbeeld van verwarming schijnt men geheel te laten varen. In dit korte bestek intusschen is er genoeg versiering aan te brengen, en het is goed dat de mantel kort wordt, nu men er weer aan be gint, den rok te varieeren. De dubbele rok, hetzij aan een zijde opgenomen,hetzij van voren op een tablier geopend, met buitengewoon versierde basques voorzien, of door paniers bedekt, begint allerlei schuchtere pogingen te wagen, tot men geheel in het Louis XV is overgegaan. Een teeken daarvan is zelfs in de zwart fluweelen en zwart satijnen halsbanden, die nu, evenals op de waaiers van Watteau, en evenals bij de paniertoilet j es van een vijf-en-twintig jaar geleden, weer gedragen wor den. Een col Princes>e de Galles, die bij alle toiletten past, bestaat uit een breed zwart satijnen lint, van achteren met een groote gitten gesp ge sloten, van voren met een menigte lussen en einden op de borst vallend, van boven voorzien met oen rand recht op staande veertjes, die tot aan de ooren reiken; vooral bij wandeltoiletten zonder mantel zal dat goed staan. * * liet aantal damesclubs neemt te Londen toe. Er zijn nu al zes van groote beteekenis, de Alexandra, de Pioneerf, de W omen ivriters, de Victoiian, de Somerville en de University. De Ahxandra is de oudste en heeft heel mooie lokalen in (irosvenor street; het comitéwerkt uitstekend, de keuken is er heel goed, men kan er in de season meer dan honderd dames tegelijk aan den lunch of het diner zien deelnemen. De Pioneers hebben haar tent in York street opgeslagen. Miss Coraly Glyn, die er in The Humamttirian een artikel aan wijdt, verzekert dat «kleingeestig sectengekibbel, beuzelachtige twisten, vinnige kritieken en praatjes achter den rug geheel iu strijd zijn met den geest die de club bezielt." »De Women ivriterft club is in Fleetstreet gevestigd, de courantenwijk; dank zij de moeite, die lady Jeune en Mrs. J. S. Winter er zich voor geven, is hij zeer bloeiend. De Victoriim vindt men in Sackville street. Hij is vooral be stemd voor buitenleden, dames uit de provincie, die voor zaken of genoegen te Londen komen, en niet willen dat haar uitgaven een zekere grens overschrijden. De Soinertiillf, in Oxfordstreet, telt ruim liOO leden; er is wekelijks een debating-avond en verder een zeer afwisselend programma. De University club, in Maddeck street, laat alleen gediplomeerde dames als leden toe. Dit zijn nog alleen de elubs uit het AVest Lnd ; ook in de andere gedeelten van Londen ziju er, maar van minder belang. * * Edna Lyall, de geliefkoosde schrijfster van vele onzer zusters en dochters, gaf onlangs in een ->confession-album" de volgende bekentenissen: AVat bewondert ge het meest in een man V Zelfverloochening, in eene vrouw? Moed. AA7at is uw geliefkoosde bezigheid? Romans schrijven. Uw liefste vermaak ? Kaar de comedie gaan. Uw liefste bloem? De roos. Uw liefste vacantieoord? Ierland. Uw liefste poeeten ? Robert Browning en zijne vrouw. Uw liefste romanschrijver? Mrs. (iaskell. En het verhaal dat ge het meest bewondert? Rob Itoy. * * Een Londonsch blad bevat een uitvoerige be schrijving van een meisjeskostschool aan liiverside Drive te Xew-York, gehouden door de Misscs Ely, en bestemd voor millionnairs-doch ters. Er zijn li-1 meisjes; het gewone school geld, zonder extra's, is L'loo gulden, maar de extra's bedragen minstens even zooveel, want alles is extra ; zelfs b.v. de chaperon, die niet het meisje naar den dentist gaat, berekent een dollar per uur en de vervoerkosten. Wie ziek is en op haar kamer bediend moet worden, betaalt voor iedere maal schellen een kwart dollar. Mu ziek vooral is duur; n uur piano 's weeks is (ilio gulden in t jaar; een halfuur extra om wat in te halen, komt met 5 dollars op de reke ning. Het huis is een mooi oud gebouw, aan de Iludson, heel smaakvol en zelfs weelderig inge richt; in een prachtig gemeubelden salon ont vangen de jonge dames hun vrienden, ook jongelui. Daar loeren zij ook etiquette, thee schenken, haar sleep regeerwi, babbelen, enz. In de fraaie eetzaal worden alle fashionable spijzen gediend, en de wijze uitgelegd waarop men ze oteu moet; de livreibedienden zijn allen Franschen, het menu is Uransch; er wordt groot toilet voor gemaakt, ener komen maar in zeer beperkte keus, - wel eens gasten. De slaapkamers zijn ook zoo, dat de aan staande héritiores reeds aan weelde gewend worden; de meisjes zijn van 15 tot 18 jaar. Na twee of drie »terms" wordt de goedgedresseerde jonge dame weer aan hare moeder overhandigd, die haar misschien met een plat: »wal, gal! (well, girl") begroeten zal. Men kan haar dan mee naar Europa nemen en onder de disponibele Italiaansche hertogen, Engelsche lords, Fransche markiezen en Duitsche prinsen den aantrekkelijkste voor haar uitkiezen. * * * De twaalfde »exposition culinaire" is deze week op de eerste verdieping van het Palais de l'Indu strie geopend. Er is allerlei fraais: een Carnot met den Czar sprekend, van reuzel; schepen van nougat, het Russisch eskader, drijvend op een witte zee van watten; een tafereel uit het drama Le trésor du Radjuh en een tafereel uit den Napoléon van Laya, Zwitsersche chalets van boter; een drijfjacht van verschillende confituren. * * *. Te Nizza zijn de bataille de fleurs en het bloemencorso zeer geanimeerd geweest; uit de rijtuigen, in korenbloemen, witte anjelieren, donkere Russische viooltjes, violettes de Parme, chrysanthemums en rozen gehuld, wierp men elkaar met bouquetten. De Oostenrijksche aarts hertog Ludwig Victor had het genoegen drie uren lang incognito te kunnen genieten; tot hem eenige Weeners herkenden en hem eene ovatie brachten. Minder goed ging het den Keizer van Oostenrijk, die te Roquebrune vertoeft en voor de wintergasten te Nizza een voorwerp van nieuws gierigheid is. Verleden Vrijdag wilde de Keizer te Monte Carlo in de speelzaal incognito zijn geluk beproeven. Maar nauwelijks naderde hij de speeltafel of een speler herkende hem, stond eerbiedig op en bood hem met eene buiging zijne plaats aan. Allen werden toen opmerkzaam, en na eenmaal opgezet te hebben, had de Keizer er genoeg van, en introk. De Keizer en de Keizerin van Oostenrijk hebben terstond den eersten dag een bezoek ge bracht aan de grijze, maar nog altoos mooie Keizerin Eugénie, die een eind met hare gasten mee terugwandelde. E?e. IIMMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlmilllMIIIIIIIIIHIIIIIIIIltlIIIIIII MiiimiiiiitiiiiiiiMiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuitiiiiiiiiMi iinmimiiiiiHcntm FM.IAIC DVLCISSI.MAE. QVEKI NKCE.SSE-ESÏ-DI; Graf-inscripties. De lieer AudiéJolles schrijft in zijn opstel//Primitieven," geplaatst in No. 871 van dit week blad: Dit is duidelijk, geen enkele Griek of .Ro mein heeft ooit in een grafmonument of inscriptie droefenis over deu afgestorvene uitgedrukt of hoop op weerzien. Alleen Egyptenaars en Christenen hebben dit gedaan.'' Die opmerking is in het algemeen juist, maai er is geen regel zonder uitzondering, Zoo ook hier. liet museum der stad Maiuz toch bezit een grafsteen, die een roerende inscriptie bevat, waai in een moeder en haar echtgenoot de smart trachten uit te drukken, die lieii overweldigde, toen de dood hun dochtertje, een kind van slechts zes maanden oud, van hunne zijde wegrukte. Er spreekt uit die woorden zooveel droefheid en weemoed, die bteeu getuigt van zooveel diep ge voelde smart, dat men na zoovele eeuwen nog medelijden gevoelt met de arme ouders, die hun geliefd kind aan het schimmenrijk moesten afstaat'. Ziehier den inhoud der inscriptie: D-M. Aan de goddelijke schimmen. TELESi'iioKis-ET Teltspliorïs eu haar echtgenoot, hare ouders, (hebben) voor hunne dochter, die zoo allerliefst was, (dezen grafNji v-nis.'-Ks-.si-j-'VTVKA steen opgericht). AVeeTA.U-CKATA-BKEVI-KEVKKTI klagen moet men over V.NDE-MIHIS EIUÏA het zoete meisje. O, dat "NAïivoM-E.ssET-hï-i'AJiKX gij niet bestaan hadt, nu TIHV.S-I.VC'TV gij zóó lief zoudt wor.SKMISSKM-ANM VIXIT den eu het toch bij uwe KT-DIKS Dein geboorte voor u bestemd uos \..snm.-i ;j. o u i VIT was om na korten tijd F/r-sTA'mi-rEiiin: (daarheen) terug te keeren, vau waar gij ons zijl gegeven, uwe ouders tot verdriet. De helft van een jaar leefde zij en acht dagen. Zoodra de roos begon te bloeien, verwelkte zij terstond. De naam van den vader wordt in de inscriptie gemist eu ook wordt de moeder in de eerste plaats genoemd. De woorden maken den indruk of /.ij eigenlijk alleen hare wecklacht bevatten, die in liefderijke zorg, zelfs nog voor de nagedachtenis van haar dochtertje, door de bijvoeging //e u haar echtgenoot., hare ouders,'1 te kennen wil geven, dat het door haar zoo diep betnurde kind uiteen wettig huwelijk \vas geboren. Er mag nimmer, zoolang die steen op het graf zal staan, zelfs ge twijfeld worden aan de geboorte van hare lieveling uit een zoodanig huwelijk. Deze steen geeft, ons dus het zeldzaam voorko mend geval te aanschouwen van smart eu verdriet, uitgedrukt in den lapidairen stijl der Romeinen. AVat nu het gemis aan zinspeling zelfs, op hoop van weerzien" in de inscripties van grafstceneii bij die oude volken betreft, daarvoor bestaat een goede reden. Telisphoris eu haar eel.tgenoo, kun nen niets dan weeklagen eu iu hun somber ver driet slechts weiischeu dat hun kind nooit bestaan had, uu het daarheen moest tcrugkeereu, vanwaar het hun gegeven was." d. i. naar het niet. Iets bleef er niettemin van de afgestorvenen volgens de Grieksche eu Romeinsehe beschouwing, ui. de schim of de geest, die eeuwig vertoefde iu de on derwereld of het schimmenrijk eu waaruit zij som tijds te voorschijn kou komen, om een korten tijd op de aarde rond te dwalen. Men stelde zich dat schimmenrijk volstrekt niet als een plaats van geluk en zaligheid voor, maar eerder als een oord, waar de afgestorvenen, die tijdens hun leven niet hadden uitgeblonken door groote deugden of geen suoode,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl