Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 872
Verschillende Nederlandsche kunstenaars heb
ben uitsluitend voor dit boek aquarellen en
teekaningen gemaakt, die voor het meerendeel uit
muntend gereproduceerd z\jn. In dit eerste deel
heeft de kunstschilder Willem Steelink het leeu
wenaandeel der illustraties. Voor hen die belang
stellen in de geschiedenis des vaderlands is dit
boek een standaardwerk, om den degelijken tekst
zoowel als om de historische juistheid der platen.
Het wordt in afleveringen , 75 cents uitgegeven
en zal in 5 a 6 deelen van 12 aflev. compleet zijn.
IIIIIMIMIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllll
HETSJES
Mi-carême.
. Het halfvastenfeest < e Parijs, dat eenige jaren
»iet zoo bijzonder levendig was, schijnt dit jaar,
ondanks de slechte lijden, extra veel vroolijkheid
te hebben meegebracht, niet enkel volgens de
Fransche bladen, maar vooral volgens de
buitenlandsche. De Biforma verbindt er een droevige
herinnering aan; na schertsend te hebben ver
meld, dat te Parijs op den boulevard »Vive la
Reine!" geroepen is, vertelt de correspondent,
dat van de »waschvrouw-koninginnen" zoovele
een treurig einde gevonden hebben. Marie Gaupin,
die in 1843 koningin was, bracht zich twee jaren
na haar triomf door kolendamp om het leven ;
Blanche Chassa, in 1845, trouwde met iemand
die onder de guillotine eindigde, en stierf zelf
krankzinnig in het hospitaal; Amélie Vioux, in
1849, vatte op haar hoogen troon koude en stierf
een jaar later aan de tering; Annette Leduc was
drie malen achtereen reine des blanchisseuses, en
Stierf ook door kolendamp; Marguerite Fancho'n,
in 1855, verdronk zich, evenals een harer op
volgsters in 1860, in de Seine. »De koningsplant
tiert niet in republikeinsche aarde; het is de
wraak van Marie-Antoinette," voegt de corres
pondent er pompeus bij.
Aan al deze droevige herinneringen dachten de
feestvierenden van den mi-carême echter niet; er
was veel animo, vooral omdat het Quartier Latin
ditmaal zich de zaak aangetrokken had en op
geestige wijze aan de pret meedeed, en misschien
nog meer omdat het mooi weer was. »De breede
rijweg der Champs Elysées met zijn houtplaveisel,"
schryft de correspondent der Kölnische, »was met
vier rijen stoelen omzoomd, en schooner geveegd
dan de vloer in me»ig druk station; op die stoe
len zaten dicht aaneen net gekleede menschen en
nog meer kinderen, en daarachter waren de rijen
staand publiek, dat geen stoel wilde betalen of
er geen meer vrij gevonden had. De voorjaars
zon straalde op de nog bladerlooze boomen en
op de blank gepoetste knoopen en versierselen
van de flinke en nette soldaten der garde muni
cipale, die telkens 50 pas van elkaar met het
geweer bij de voet stonden, om de baan vrij te
houden. Mijn buurman rechts was een jongen
van zeven jaar, in de luitenants»uniform van
het achtste jagers te paard, tot in alle bij
zonderheden echt; zijn vader is zeker kolonel.
Links had ik een meisje van zes jaar, in
oud Russische B oj aren dracht, een ondeugend
popje, dat me van tijd tot tijd van ter zijde op
nam, of het ook wat veel gewaagd was, me met
een handvol papieren confetti te plagen Het was
daar heel aardig zitten, met de sigaar en het
vroolijk lachen van de kleinen en achter mij het
gebabbel van de mama's. Een vertelde dat ver
scheidene van de confetti-verkoopers er verdacht
uitzagen, ze hadden over hun kleeren een vrouwen
hemd, op het hoofd een vrouwenmuts, en konden
in den zak met confetti wel een bom verborgen
dragen. De andere was den vorigen dag bij de
lezing van Brunetière geweest; de studenten
hadden er kabaal gemaakt. »Ik dacht dat het
morgen pas mi-carème was", had Brunetière gezegd."
De optocht wordt geopend met een afdeeling
van de zware dragonders der garde républicaine,
dan politie, een muziekcorps in een zegewagen,
eene afdeeling musketiers Louis XIV te paard,
en eindelijk eene geheele reeks hooge wagens
van de verschillende lavoirs; achter iederen wa
gen volgden twee landauers, in den eenen de
reine du lawir met haar gevolg, in prachtige
costumes uit de 15de, Uide en 17deeeuw, in den
anderen de eigenaars van het lawir in
hedendaagsche feestkleedij.
Telkens muziekcorpsen te voet en te paard.
De wagens boden niet veel verrassends, alleen
veel heel mooie meisjes. Eén wagen was er,
waarin een reusachtige neger in een kuip door
een aantal waschvrouwen onder handen genomen
werd, zonder zijn kleur te verliezen; bij werd
met gejuich ontvangen. »Behanzin !" riepen vele
stemmen; »Xeen, Wilson !''antwoordden anderen,
de schoonzoon van wijlen Gróvy heeft toch dezer
dagen zijn zetel in de Kamer verloren.
Toen kwam de optocht der studenten: Voor
aan in maliënhemd en helm een reusachtige
banierdrager, die de beteekenis van den optocht
aangaf. De demonstratie richtte zich voornamelijk
tegen de heeren, die verleden jaar het bal van de
kunstenaarsmodellen voor de rechtbank gebracht
hebben, Ie bal des quutre z'arts. De banierdrager
werd gevolgd door eene afdeeling der
^deugdgarde", in eene uniform als die der («arde
rëpublicaine, maar de bekende cartonnen paar
den berijdend, die den ruiter omgegespt worden
en niet in pooten maar in een langen rok
uitloopen. Wat ze in hoogte bij de echte paarden
afstaken, zochten ze goed te maken door hoogo
helmen en lange lansen met vlaggetjes waarop
een vijgeblad. Onder het rijden en op de rust
punten worden quadrilles gereden, gepirouetteerd,
allerlei kunsten vertoond, van tijd tot tijd gingen
de vermoeide paarden eenvoudig op den grond
zitten.
- H en volgde de »Sainte ligue des inspecteurs
de Ja vertu" zooals op de banier, met een domper
aan den top, was aangekondigd. Men zag ze met
belangstelling tegemoet; het waren een dozijn zwarte
ezels, echte ruige leelijke vierbeenige »zwartjes",
met hooge hoeden op en een overvloed van
vijgebladen. De ezels waren koppig en schuw; om
hen heen danste eene schaar jolige studentinnen
met korte witte rokjes en zwarte tricots, en met
moeite trachtte de »deugdpresident", met
rokspanden tot aan de enkels, ze met een lange zweep
op het rechte pad te houden en ze tegen de
aanvechtingen der verleidsters te beschermen.
Eene schare »deugdstudenten", de «maire van
het XXIste arrondissement" met z\jn omgeving in
blauwe blouses en zijn politie, een afdeeling
sapeurs met lange baarden en houten bijlen, eene
afdeeling pompiers van het XXIste arrondissement
met de bekende reusachtige pluimbossen, verschil
lende muziekkorpsen,en de »rosière", een verkleed
student, verscheen. Zij was zes voet lang, met prach
tig blond haar, en wandelde aan den arm van den
kleinsten maire misschien, dien Frankrijk bezit.
In haar gevolg heeft zij allerlei dignitarissen,
nog eene collectie studenten en eindelijk nog
een afdeeling pompiers; deze sloten het eerste
deel van den stoet.
In het tweede deel zag men de veeartsenijschool,
met al de gedierten die de arke Noach's bevat
heeft, onder anderen een prachtig gemodelleerd
meer dan levensgroot cartonnen varken op een
draagbaar, als cadeau voor de reine des reines;
deze afdeeling werd geopend en gesloten door
een keurig gecostumeerde garde van witte katers
te paard, in mousquetairecüstuum Louis XIV.
Allerlei grappen volgden: »de eerste omnibus
van de lijn Parijs-Meer Tschad-Abomey, met aan
sluiting naar alle richtingen", versierd met allerlei
fetischen, met krokodillen op de vier hoeken,
een muziekcorps van barbaarsche instrumenten
bovenop, waarvoor hier en daar paarden op hol
sloegen, en als passagiers eene collectie fantas
tische dames uit de binnenlanden van Afrika.
De groene draak van Annam, een monster, tien
meter lang, op veertien paar pooten; men weet dat
de Fransche regeering daar koloniale verdiensten
mee decoreert. Prins Carnaval, op een grooten
zegewagen, door zes witte ossen getrokken en als
harem ingericht, ligt op een rustbank; het is
een stroopop, want op het eind van den avond
moet hij verbrand worden.
Eindelijk nadert de echte reine des
blanchisseusts, feitelijk het hoofd van den stoet; maar na
al de grappen geniet zij, ofschoon in een
prachtigen wagen van gouden bladeren en takken ge
zeten en een heel mooie donkerblonde vrouw,
maar matige aandacht, en nog minder al de wa
gens met vrouwen en kinderen, die den stoet
besluiten. Van de eindelooze rij reclamewagens,
die dan nog achteraan komen, zijn er eenige die
toch nog de aandacht trekken; het is voor deze
een geluk, dat nu en dan. in de nauwere straten
van het midden der stad, de stoet moet stilstaan;
dan bekijkt de menigte wat zij juist voor zich
heeft, en maakt er gekheid over.
De correspondent van den Fravkforter is even
verrukt: »'t Is of het een demonstratie tegen de
aanslagen der drie of vier krankzinnigen is, die
met dynamiet op weg gegaan zijn om dezo mooie
stad te terroriseeren. Zoo vroolijk als deze is
geen mi-carême nrg geweest! De boulevards heb
bengeen ruimte genoeg om al devroolijke menschen
te bergen. Het gewoel is onbeschrijfelijk, men
kan niet voor of achteruit, en komt toch door een
wonder verder. En nog een wonder: Tot stikkens
toe in deze lustige menigte gedrongen, voelt
men zich toch licht en vrij. Welk een indruk!
die geheele reuzenstad in dolle vroolijkheid.
Wat is het weer mooi, wat zijn de meisjes
mooi, wat zijn de streken grappig. Zie dien
ouden gentleman eenzaam uit zijn raam hangend,
rustig en deftig. Aan een hengel heeft hij een
bonbon; voor deneuzen der dames laat hij hem
heen en weer dansen, maar als er een hand
naar grijpt, springt het aas in de hoogte, men
moet er naar happen . . . ."
De optocht duurde zeven uur; het feest werd
eerst in het Quartier Latin voortgezet en kwam
toen 's avonds weer naar den anderen oever over,
om met het mi-carême-bal in de Opera te eindigen.
Men berekent dat op dien dag een millioen
kilo confetti zijn gestrooid; van de Place de
l'Opéra langs de groote boulevards tot aan de
Porte-Saint-Martin lagen ze als sneeuw drie cen
timeter hoog; op de Place de la Hastille, den
boulevard Saint-Michel, en de trottoirs van de
buiten-boulevards was de bedekking 'l centi
meters. De 1500 confetti-verkoopers maakten
goede zaken; van de bonte setpentin.*, de
papierstrepen, werden 100,000 kilo verkocht; ze werden
verkocht in rollen van 15, 75 en 1^5 meter lang;
de middelsoort het meest; 100,000 kilo is on
geveer ',',,500,000 rol. Rekent men ze op 75 meters,
dan is dat dus "_Ï(J2.500,000 nieter, of zeventig
maal den aardbol om.
?MifiiiiiniiiiiiiiMimiiiiinuiHiiiiimiMiiiiimiiimiuiMMfttimiiiiiiiiiiiiN
MES
vo
Voorjaarsmode. Mantel?.
lïilna Lyall. Een mti>je>l;ostr(.1iool. Nizzii.
Wil men de nieededeelingen gelouven, dan
zouden de groote mode-autocraten der Paiijsche
ateliers hij meerderheid van stommen hebbun
uitgemaakt, dat Empire, ls:;o, en iiutHdie <i i/iyot
allen afg"daan hebben, liet voorjaar zou nieis
brengen dan Louis XV, Watteau, Xattier, Lancret,
Boucher, het bevoorrechte jaartal zou 1750 zijn.
Wortli moet, despotischer dan ooit, ook zijn veto
hebben uitgesproken over alle heerachtigo
inkruipselen in de mode, de faroita t<iilleu>'. de staande
kragen, gesteven overhemden, dasjes met
matrozenknoopen, enz ; »de vrouw moet weer vrouw
worden," luidde zijn ukase. De revers,
schouderkragen en epaulotten hebben voorloo' ig genade
gevonden, maar in den Watteau stijl geplooid : ook
zullen al die groote kragen van guipure of met
wit guipure versierd moeten zijn, echt vrouwelijk,
tenzij mtn zwart gaas met gouden pailletten
verkiest.
>En de crinoline?" Worth is er vóór. Xiot te
reusachtig, niet als in den tijd van keizerin
Eugénie; maar matig, zooals ze twee of driemaal
in de achttiende eeuw mode zijn geweest. De
stoffen in hetzelfde genre, Pompadour, Dubarry,
gaas, barège, taf, met doorschijnende, kleurige
of gechineerde patronen, alles in lichte nuances.
Daarbij juweelen zelfs op straat (dat ziet men
nu al); er worden groote driehoekige gespen van
briljanten gemaakt, die men voor alles gebruiken
kan, 's avonds in 't haar, 's middags als
ceintuurgesp of mantelhaak.
Sinds lang is men er overheen, twee of drie
kleuren bij elkaar te dragen; een toilet van
Worth kan als illustratie dienen: geel taf, met
roode rozen, style Watteau, erop gedrukt, van
voren geopend op een rok van crème zijde,
gedrapeerd met hemelsblauw mousseline desoie;
garnituur en entredeux van crème kant. Of:
promenadecostuum van groen en zwart gaaa, met
groen taf gevoerd; de zeer wijd geknipte rok met
zwarte ruches bezet; het ronde corsage met witte
entredeux, basques met franje; de ballonmouwen
met drie doffen: een rose, een groen, een lichtgroen,
een witte entredeux van den schouder tot den
pols; om het middel een smal ceintuur, met
diamanten bezet. Iets nieuws als mantel daarbij
is een jacquette van wit alpacca, met groote
revers met goudtres bezet, en voorts de groote
witte strik, noeud sans-gêne of iets dergelijks,
onder de kin. Of: een soiréecostuum van hemels
blauwe zijde met langen sleep, rose kanten
'volants, die met bouquetjes primulae veris in
al de natuurlijke kleuren worden opgenomen;
het zeer wy'de décolletéwordt vierkant uitge
sneden, de mouwen van bouquetjes primulae
veris en rose kant.
* *
De mantels voor het voorjaar worden steeds
korter en steeds ruimer geplooid; het denkbeeld
van verwarming schijnt men geheel te laten
varen. In dit korte bestek intusschen is er genoeg
versiering aan te brengen, en het is goed dat
de mantel kort wordt, nu men er weer aan be
gint, den rok te varieeren. De dubbele rok, hetzij aan
een zijde opgenomen,hetzij van voren op een tablier
geopend, met buitengewoon versierde basques
voorzien, of door paniers bedekt, begint allerlei
schuchtere pogingen te wagen, tot men geheel in
het Louis XV is overgegaan. Een teeken daarvan
is zelfs in de zwart fluweelen en zwart satijnen
halsbanden, die nu, evenals op de waaiers van
Watteau, en evenals bij de paniertoilet j es van een
vijf-en-twintig jaar geleden, weer gedragen wor
den. Een col Princes>e de Galles, die bij alle
toiletten past, bestaat uit een breed zwart satijnen
lint, van achteren met een groote gitten gesp ge
sloten, van voren met een menigte lussen en
einden op de borst vallend, van boven voorzien
met oen rand recht op staande veertjes, die tot
aan de ooren reiken; vooral bij wandeltoiletten
zonder mantel zal dat goed staan.
* *
liet aantal damesclubs neemt te Londen toe.
Er zijn nu al zes van groote beteekenis, de
Alexandra, de Pioneerf, de W omen ivriters, de
Victoiian, de Somerville en de University. De
Ahxandra is de oudste en heeft heel mooie
lokalen in (irosvenor street; het comitéwerkt
uitstekend, de keuken is er heel goed, men kan
er in de season meer dan honderd dames tegelijk
aan den lunch of het diner zien deelnemen.
De Pioneers hebben haar tent in York street
opgeslagen. Miss Coraly Glyn, die er in The
Humamttirian een artikel aan wijdt, verzekert
dat «kleingeestig sectengekibbel, beuzelachtige
twisten, vinnige kritieken en praatjes achter den
rug geheel iu strijd zijn met den geest die de
club bezielt." »De Women ivriterft club is in
Fleetstreet gevestigd, de courantenwijk; dank zij de
moeite, die lady Jeune en Mrs. J. S. Winter er
zich voor geven, is hij zeer bloeiend. De Victoriim
vindt men in Sackville street. Hij is vooral be
stemd voor buitenleden, dames uit de provincie,
die voor zaken of genoegen te Londen komen,
en niet willen dat haar uitgaven een zekere
grens overschrijden. De Soinertiillf, in
Oxfordstreet, telt ruim liOO leden; er is wekelijks een
debating-avond en verder een zeer afwisselend
programma. De University club, in Maddeck street,
laat alleen gediplomeerde dames als leden toe.
Dit zijn nog alleen de elubs uit het AVest Lnd ;
ook in de andere gedeelten van Londen ziju er,
maar van minder belang.
* *
Edna Lyall, de geliefkoosde schrijfster van
vele onzer zusters en dochters, gaf onlangs in
een ->confession-album" de volgende bekentenissen:
AVat bewondert ge het meest in een man V
Zelfverloochening, in eene vrouw? Moed. AA7at
is uw geliefkoosde bezigheid? Romans schrijven.
Uw liefste vermaak ? Kaar de comedie gaan. Uw
liefste bloem? De roos. Uw liefste vacantieoord?
Ierland. Uw liefste poeeten ? Robert Browning en
zijne vrouw. Uw liefste romanschrijver? Mrs.
(iaskell. En het verhaal dat ge het meest bewondert?
Rob Itoy.
* *
Een Londonsch blad bevat een uitvoerige be
schrijving van een meisjeskostschool aan
liiverside Drive te Xew-York, gehouden door de
Misscs Ely, en bestemd voor millionnairs-doch
ters. Er zijn li-1 meisjes; het gewone school
geld, zonder extra's, is L'loo gulden, maar de
extra's bedragen minstens even zooveel, want
alles is extra ; zelfs b.v. de chaperon, die niet
het meisje naar den dentist gaat, berekent een
dollar per uur en de vervoerkosten. Wie ziek is
en op haar kamer bediend moet worden, betaalt
voor iedere maal schellen een kwart dollar. Mu
ziek vooral is duur; n uur piano 's weeks is
(ilio gulden in t jaar; een halfuur extra om
wat in te halen, komt met 5 dollars op de reke
ning.
Het huis is een mooi oud gebouw, aan de
Iludson, heel smaakvol en zelfs weelderig inge
richt; in een prachtig gemeubelden salon ont
vangen de jonge dames hun vrienden, ook jongelui.
Daar loeren zij ook etiquette, thee schenken,
haar sleep regeerwi, babbelen, enz. In de fraaie
eetzaal worden alle fashionable spijzen gediend,
en de wijze uitgelegd waarop men ze oteu moet;
de livreibedienden zijn allen Franschen, het menu is
Uransch; er wordt groot toilet voor gemaakt, ener
komen maar in zeer beperkte keus, - wel eens
gasten. De slaapkamers zijn ook zoo, dat de aan
staande héritiores reeds aan weelde gewend
worden; de meisjes zijn van 15 tot 18 jaar. Na
twee of drie »terms" wordt de goedgedresseerde
jonge dame weer aan hare moeder overhandigd,
die haar misschien met een plat: »wal, gal! (well,
girl") begroeten zal. Men kan haar dan mee naar
Europa nemen en onder de disponibele Italiaansche
hertogen, Engelsche lords, Fransche markiezen
en Duitsche prinsen den aantrekkelijkste voor
haar uitkiezen.
* *
*
De twaalfde »exposition culinaire" is deze week
op de eerste verdieping van het Palais de l'Indu
strie geopend. Er is allerlei fraais: een Carnot
met den Czar sprekend, van reuzel; schepen van
nougat, het Russisch eskader, drijvend op een
witte zee van watten; een tafereel uit het drama
Le trésor du Radjuh en een tafereel uit den
Napoléon van Laya, Zwitsersche chalets van boter;
een drijfjacht van verschillende confituren.
*
* *.
Te Nizza zijn de bataille de fleurs en het
bloemencorso zeer geanimeerd geweest; uit de
rijtuigen, in korenbloemen, witte anjelieren,
donkere Russische viooltjes, violettes de Parme,
chrysanthemums en rozen gehuld, wierp men
elkaar met bouquetten. De Oostenrijksche aarts
hertog Ludwig Victor had het genoegen drie
uren lang incognito te kunnen genieten; tot hem
eenige Weeners herkenden en hem eene ovatie
brachten. Minder goed ging het den Keizer van
Oostenrijk, die te Roquebrune vertoeft en voor de
wintergasten te Nizza een voorwerp van nieuws
gierigheid is. Verleden Vrijdag wilde de Keizer
te Monte Carlo in de speelzaal incognito zijn
geluk beproeven. Maar nauwelijks naderde hij
de speeltafel of een speler herkende hem, stond
eerbiedig op en bood hem met eene buiging zijne
plaats aan. Allen werden toen opmerkzaam, en
na eenmaal opgezet te hebben, had de Keizer er
genoeg van, en introk.
De Keizer en de Keizerin van Oostenrijk
hebben terstond den eersten dag een bezoek ge
bracht aan de grijze, maar nog altoos mooie
Keizerin Eugénie, die een eind met hare gasten
mee terugwandelde.
E?e.
IIMMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIlmilllMIIIIIIIIIHIIIIIIIIltlIIIIIII
MiiimiiiiitiiiiiiiMiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiuitiiiiiiiiMi
iinmimiiiiiHcntm
FM.IAIC DVLCISSI.MAE.
QVEKI NKCE.SSE-ESÏ-DI;
Graf-inscripties.
De lieer AudiéJolles schrijft in zijn
opstel//Primitieven," geplaatst in No. 871 van dit week
blad: Dit is duidelijk, geen enkele Griek of .Ro
mein heeft ooit in een grafmonument of inscriptie
droefenis over deu afgestorvene uitgedrukt of hoop
op weerzien. Alleen Egyptenaars en Christenen
hebben dit gedaan.''
Die opmerking is in het algemeen juist, maai
er is geen regel zonder uitzondering, Zoo ook
hier. liet museum der stad Maiuz toch bezit een
grafsteen, die een roerende inscriptie bevat, waai in
een moeder en haar echtgenoot de smart trachten
uit te drukken, die lieii overweldigde, toen de
dood hun dochtertje, een kind van slechts zes
maanden oud, van hunne zijde wegrukte. Er
spreekt uit die woorden zooveel droefheid en
weemoed, die bteeu getuigt van zooveel diep ge
voelde smart, dat men na zoovele eeuwen nog
medelijden gevoelt met de arme ouders, die hun
geliefd kind aan het schimmenrijk moesten afstaat'.
Ziehier den inhoud der inscriptie:
D-M. Aan de goddelijke
schimmen.
TELESi'iioKis-ET Teltspliorïs eu haar
echtgenoot, hare ouders,
(hebben) voor hunne
dochter, die zoo
allerliefst was, (dezen
grafNji v-nis.'-Ks-.si-j-'VTVKA steen opgericht).
AVeeTA.U-CKATA-BKEVI-KEVKKTI klagen moet men over
V.NDE-MIHIS EIUÏA het zoete meisje. O, dat
"NAïivoM-E.ssET-hï-i'AJiKX gij niet bestaan hadt, nu
TIHV.S-I.VC'TV gij zóó lief zoudt
wor.SKMISSKM-ANM VIXIT den eu het toch bij uwe
KT-DIKS Dein geboorte voor u bestemd
uos \..snm.-i ;j. o u i VIT was om na korten tijd
F/r-sTA'mi-rEiiin: (daarheen) terug te
keeren, vau waar gij ons zijl
gegeven, uwe ouders tot
verdriet. De helft van
een jaar leefde zij en
acht dagen. Zoodra de
roos begon te bloeien,
verwelkte zij terstond.
De naam van den vader wordt in de inscriptie
gemist eu ook wordt de moeder in de eerste plaats
genoemd. De woorden maken den indruk of /.ij
eigenlijk alleen hare wecklacht bevatten, die in
liefderijke zorg, zelfs nog voor de nagedachtenis
van haar dochtertje, door de bijvoeging //e u haar
echtgenoot., hare ouders,'1 te kennen wil geven,
dat het door haar zoo diep betnurde kind uiteen
wettig huwelijk \vas geboren. Er mag nimmer,
zoolang die steen op het graf zal staan, zelfs ge
twijfeld worden aan de geboorte van hare lieveling
uit een zoodanig huwelijk.
Deze steen geeft, ons dus het zeldzaam voorko
mend geval te aanschouwen van smart eu verdriet,
uitgedrukt in den lapidairen stijl der Romeinen.
AVat nu het gemis aan zinspeling zelfs, op hoop
van weerzien" in de inscripties van grafstceneii
bij die oude volken betreft, daarvoor bestaat een
goede reden. Telisphoris eu haar eel.tgenoo, kun
nen niets dan weeklagen eu iu hun somber ver
driet slechts weiischeu dat hun kind nooit bestaan
had, uu het daarheen moest tcrugkeereu, vanwaar
het hun gegeven was." d. i. naar het niet. Iets
bleef er niettemin van de afgestorvenen volgens
de Grieksche eu Romeinsehe beschouwing, ui. de
schim of de geest, die eeuwig vertoefde iu de on
derwereld of het schimmenrijk eu waaruit zij som
tijds te voorschijn kou komen, om een korten tijd
op de aarde rond te dwalen. Men stelde zich dat
schimmenrijk volstrekt niet als een plaats van geluk
en zaligheid voor, maar eerder als een oord, waar
de afgestorvenen, die tijdens hun leven niet hadden
uitgeblonken door groote deugden of geen suoode,