Historisch Archief 1877-1940
Ho. 873
DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
nog enkele minder gelukkige momenten voor, die
echter (de ondervinding heeft het reeds meermalen
bewezen) op de a.s. uitvoering wellicht niet meer
zullen gehoord worden.
De componist heeft vooral de tegenstellingen
sterk laten uitkomen. Naast de zorgelooze, wreede
krijgslieden, de heldenfiguur van Wallenstein en
daarnaast de twee gelieven, het lichtpunt op deze
sombere schilderij.
Hier is natuurlijk de voorstelling van de ver
schillende karakters door motieven het rationeelst.
Het eerste deel: met de woeste krijgers, den
monnik (die spoedig wordt weggejaagd) en liet alles
domineerende Wallenstein motief', maakte dadelijk
grooten indruk. Er was een klaarheid in de expositie
van dit deel, waarover de componist (ware hij te
genwoordig geweest) mr. Viotta ongetwijfeld een
buitengewoon compliment zou gemaakt hebben.
Doch niet minJer indruk maakte het tweede deel:
de liefde van Max en Thtcla, schilderende. De beide
motieven eerst afzonderlijk optredende, dool) later
tegen elkander klinkende, als een zielvolle omar
ming, waartusschen de sombere tonen van het
noodlot Wallensteiris motief niet meer krachtig,
doch angstig weerklinkt, geven aan dit nummer
de schoonste tegenstelling met het eerste deel.
Het derde deel, La mort de Wallenstein, is het
uitvoerigst. Dit nummer zal bij nadere kennisma
king bij het publiek steeds winnen. Het is hier het
moeielijkst den draad vast te houden, omdat allerlei
herinneringen aan vroegere gedeelten zich tusschen
de hoofdmotieven van dit deel komen dringen.
Het begin met het mysterieuse sterrenmotief zoo
bewonderenswaardig geïnstrumenteerd, (wie is niet
verrast van het effect dat de bazuinen hier maken ?)
maakt een sterken indruk.
Er is (wat karakter betreft) in het Wallenstein
motief iets dat aan Wagner's Wotan doet den
ken. Ik weet niet of dat toevallig of gewild is,
doch voorzeker is er in beider persoonlijkheid en
ondergang iets analoogs.
Behalve Wallenstein en het vooraf genoemde werk
werden nog de ouvertures Leonore No. IIIvan Beet
hoven, en Tannhauser van Wagner ten gehoore ge
bracht. Van de beide zeer bekende nummers genoot
ik veel. Men weet echter reeds, hoe meesterlijk
zulke werken door mr. Viotta gedirigeerd worden.
Ik heb echter het langst stilgestaan bij Wallen
stein, omdat het bij eene eerste uitvoering zooveel
van de vertolking afhangt, welken indruk men er
van ontvangen zal. Die indruk was blijkbaar zeer
groot, en daarom mag men den dirigent en uitvoer
ders ten zeerste gelukwenschen.
Kamermuziek-soirée's komen nog al eens voor,
doch minder vaak is de gelegenheid geboden, uit
voeringen bij te wonen, waarop uitsluitend Sonates
voor piano en viool ten gehoore werd gebracht.
Op de bovengenoemde kameruitvoeringen komen zij
slechts bij uitzondering voor. Wel wordt met zulk
een werk gewoonlijk een concert geopend, dat een
twee- of drietal solisten met elkaar geven, doch
zooals te begrijpen is, loopt het gehalte van de
vertolkingen nog al eens uiteen, al naarmate het
standpunt waarop de solisten staan.
De heeren Wirtz en Timmer hebben dezer dagen
de derde soiree gegeven van Sonates voor viool en
piano, en hoewel de zaal iets beter bezet was dan
de vorige malen, moet men het betreuren, dat er
niet veel grooter belangstelling te constateereii valt
voor deze zoo artistieke uitvoeringen.
Alleen So etwas genirt grosse Geister nïcht",
want of het vol was of niet, dit had geen invloed
op het spel van de uitvoerders.
Zij brachten Sonates van Mozart, Rich. Strausz,
Brahms en Schumanu ten gehoore op eene wijze,
waarover slechts te zeggen valt, dat men ten zeerste
heeft genoten.
Dat de sonate van Mozart aan zulke handen
toevertrouwd, niet het minste deed genieten, zal
men begrijpen, doch ook de nieuwere werken (o. a.
de sonate van Strausz, die mij vooral in de eerste
deelen zeer boeide) werden niet groote eenheid en
muzikaliteit vertolkt. Zulk eene eenheid, bij twee
kunstenaars die men wat natuur betreft bijua voor
?miiiimiiiiimliiHniiiiiinmmiiiiHiiiumimtimmiiiniMinniniiniiiimi
Tegen den avond waren reeds verscheidene
passagiers van 't dek verdwenen.
Zij, die gewend waren aan de rollende
beweging, of die sterker zenuwen hadden,
zaten rustig op de banken en stoelen, onge
voelig voor het weëe rijzen en dalen.
Nog een enkele, die zich goed wilde hou
den liep als dronken over 't onzekere dek,
met strakken blik. Maar ten slotte werden
de handpalmen warm en klam, alle kleur
verdween om den neus en hij gaf 't op, stil
wegsluipend naar beneden.
De golven werden onstuimiger, opbollend
achter elkander als zware bergruggen. Ge
stegen tot een ontzettende hoogte, verscheen
plotseling een witte, kokende kam op den
top, waar 't schuim stralig afstoof en dan
stortte de zware massa loeiend inén, een
diepe vallei, waar even te voren nog de
zwellende berg ophoogde.
Toen kwamen rijen matrozen, met zware
opgerolde zeildoeken op de ronde, sterke
schouders en sjorden ze over den gesloten,
koekoek, de banken, het kompas.
Het kleine koperen stukje geschut, dat nu
en dan bonkend heen en weer schoof, werd
sterker vastgesjord en in 't stijve doek gewik
keld. De passagiers werden onrustig door
deze onheilspellende maatregelen.
Een groote waterbcrg, achter 't schip oploo
pend, deed hen verschrikt terugdeinzen, maar
glibberig scheen hij onder 't schip door te
zeulen. Een razend gerol van de doorslaande
schroef bracht hen weer naar de railing, om
neer te blikken in den diepen kuil, die ach
ter bleef. Maar terwijl ieder zich veilig
waande weerklonk een bulderende bonk. die
't stalen pantser deed dreunen en sidderen
en een flodderig plassende watermassa stortte
over het dek. Men lachte na den eersten
schrik en wrong 't water uit de mouwen.
Koggen alleen w.is achteruitgeweken, wel
bekend met de verraderlijke stortzeeën, die
antipoden zou houden, kan alleen door de ernstig
ste studie en samenwerking verkregen worden,
daarom beschouw ik die vermelding als de grootste
hulde die ik aan beide kunstenaars kan brengen
en hoop van harte, dat de heeren Wirtz en Tim
mer niet afgeschrikt zullen zijn, een volgend jaar
de proef te herhalen. Ons publiek is niet gemakke
lijk voor iets nieuws in beweging te brengen (er
is al zooveel, zegt men, en dat is ook waar) doch
wanneer beiden het nog eens wagen, zullen zij, ik
twijfel er niet aan, hoe langer hoe meer ondervin
den dat het publiek hun dankbaar is.
Thans stel ik den lezer voor, met mij nog een
tocht naar den Parkschouwburg te maken, waar
de heer Pauwels als benefïciant door een uiterst
talrijk en opgetogen publiek met cadeaux, kransen
eu bloemen werd gehuldigd.
Hij trad in twee bekende werken, Cavalleria en
Paljas, op.
Ik behoef er niet over nit te weiden dat onze
gevierde tenorzanger zich in volle kracht toonde
en dat allen blijkbaar hun best dedeu hem goed
te ondersteunen.
De heer Orelio sleepte eveneens de toehoorders
mede door zijne vertolking. Mevr. Engeleu-Sewiug
zong thans voor het eerst Neddn. Hoewel zij nog
niet overal even zeker van hare partij was, kou
men toch bespeuren dat vooral het tweede gedeelte
aan goede handen was toevertrouwd, ook het spel
vond ik iu de tweede acte verdienstelijk.
Wat mij ook zeer in den heer Pauwels aantrok, was
dat hij een krans aan den kapelmeester, den heer
van der Linden, aanbood. Het publiek weet in
den regel niet, hoeveel steun de zangers bij een
kapelmeester vinden, hoc hij hen met zijn raad en
kennis bijstaat.
Er ziju altijd zangers of zangeressen, die dit lie
ver nooit willen laten blijken of erkennen; dit
acht ik echter bekrompen. Het zal voorzeker allen
aangenaam hebben aangedaan, deze spontane hulde
van den heer Pauwels aan zijn kapelmeester te
aanschouwen.
De uitvoering van Caecilia heeft ruimschoots
gegeven' wat de repetitie beloofde. Wallenstein
werd, dank zij ook vooral de zeer schoone ver
tolking, warm ontvangen en de goed bekende
werken na de pauze werden over het geheel zoo
schitterend uitgevoerd, dat men niet, moede werd
mr. Viotta toe te juichen en terug te roepen.
Het was een werkelijk schoone avond.
VAN MlLLIGEX.
P.S. Een //dilettant-blazer" dank ik voor zijne
rectificatie. Hij heeft daarmede niet alleen de lezers,
doch ook leden vau ziju eigen vereenigiug beter
ingelicht; want het was vooral uit deu boezero van
de Amsterdamsche Orkest club dat ik inlichtingen
had ontvangen. Ook omtrent liet aantal
overgeschoten blazers is men het niet eens, want ik ver
nam verschillende getallen (3 en 5). Ik ben blij
dat ik nu zeker weet dat het er zes zijn, en ik hoop
tevens dat het aantal goede blazers (en dan is het
voorzeker geen ongeluk) zoo moge stijgen, dat het
geheele orkest weer spoedig voltallig zal zijn.
v. M.
Fransche componisten.
In Belgiëworden de Fransche componisten
om strijd gevierd. Terwijl men te Brussel Alfred
Bruneau, wiens opéra l'Attaque du moulin aldaar
wordt opgevoerd, huldigt, wordt Ambroise Tho
mas te Luik en Massenet te Doornik en Kamen
op allerlei wijze eer aangedaan.
De honderdste opvoering van Hamlet was de
aanleiding tot de hulde aan Thomas, die buiten
gewone proportiën heeft aangenomen.
Te Doornik is Massenet's Marie Madeleine ten
gehoore gebracht en te Kamen heeft deze mees
ter zijn werk La Vierge gedirigeerd. Op een
liefdadigheidsconcert in laatstgenoemde plaats,waarop
uitsluitend werken van Massenet zouden worden
uitgevoerd, beloofde de meester alle soli te zul
len accompagneeren op de piano. Ongelukkig
nntuiiiimiiimiimifminimnmiiiinniimimmmmmiiinmiiiMiimtinMi
overkomen, als men 't juist niet zou ver
wachten.
Meer en meer water plensde op het dek,
klotsend en hol bulderend smakten ontzet
tende golven tegen de dreunende wanden.
De aanrollende bergen schenen over eikaars
hoofden te kijken om een blik op het dek
te werpen; als zochten zij daar een prooi.
Zwaar, onregelmatig schokkend beukte de
schroef met moeielijke, trage slagen op de
zware golfmassa, dan weer, verlost van allen
tegenstand, woest tollend onder sidderend gerol.
Met breeden zwaai scheen 't schip om te
ploffen in den gapenden afgrond, die zich
ineens terzijde opende, om dan weer met
ontzettende kracht opgeslingerd te worden
met een schok, die 't geheele gebouw deed
schudden.
Nog weinig passagiers waren aan dek,
zwijgend zaten ze 't reuzenspel te aanschou
wen, de stoelen vastgesjord, zich met lederen
omzwaai krampachtig vasthoudend.
Roggen stond geheel alleen, niet de elle
bogen naar achter uitgestoken, steunend op
de railing bij de log.
In eens, als een tweede storm, ontstond
er een vreemde beweging aan boord. De
stoelen waren ledig, met verschrikte gezich
ten waggelden de passagiers op, steun zoe
kend aan vaste punten. Een /waar geloop
van matrozen, in vreemde standen
voortzwaaiend. Het dreunend gestommel van de
machine was opgehouden.
llijdraaien, reddingboeien, sloepen .... te
laat, te laat!
Na een korte worsteling bering lïoggen
een fatale berusting, 't \Vas haar recht hem
op te eischen, nadat hij haar had opgeofferd
voor die andere liefde.
En langzaam daalde hij in haar klemmende
omarming.
moest dit concert door bijkomende omstandighe
den tot later worden uitgesteld.
Mascagni.
Mascagni schijnt geen slecht denkbeeld te heb
ben van zijne nieuwe opera, Guglielmo Rateliff,
die hij reeds vóór Cavatleria had gecomponeerd,
doch thans geheel heeft omgewerkt.
In een brief aan een zijner vrienden schrijft
hij o. a.: Welk een dramatische kracht heb ik
in dien jeugdigen artist gevonden. Welk een sen
timent, welk een muzikale rijkdom.
Ik leef, en heb altijd geleefd voor mijn
Eaccliff. Hoe gaarne zou ik willen dat het publiek
geheel doordrongen was van de mysterieuze
schets van den dichter. Dan zou ik zeker van
mijn succes zijn (sic.)
Mascagni heeft een nieuw werk Romano
d'Etretat bijna voltooid. Het is een zeer dramatisch
onderwerp in n bedrijf en twee tafereelen.
Wij vestigen de aandacht op de
benericevoorstelling van den heer en mevr. Orelio, die
5 April zal plaats hebben. Gegeven zal worden
Carmen en, op verzoek van veel kanten, de
proloog van Paljas. Het sympathiek echtpaar kan
zeker op veel belangstelling rekenen. De gele
genheid tot plaatsbespreking zal van at '20 Maart
aan het bureaux van den Parkschouwburg en bij
de firma Koldert geopend zijn.
iiwiMitHUMiMiHiiiMiiiiiiituiiiiiimitMiiimuiiiiiiHmuwiimiinMc
In het Rijksmuseum.
VIL
/al het noodig zijn, op nog meer gebreken
van de schilderij-afdeeling in het Kijksmuseum
te wijzen, om het besef te wekken, dat een
algeheele reorganisatie hier dringend moet woraen
aanbevolen ?
Toch bloven nog vrijwat verkeerdheden on
genoemd.
Zoo is de zoogenaamde Westelijke Paviljoens
zaal, die in den bouw oorspronkelijk niet voor
tentoonstelling van schilderijen werd bestemd,
te kwader ure tot een soort van rommelpakhuis
ingericht, waar eenige zeer goede dingen tus
schen vele buitengemeen slechte geplaatst werden.
Laat ons aannemen dat het Van-der-Meertje
uit de verzameling Messchert van Vollenhoven
hier slechts tijdelijk gehangen werd, in afwach
ting van een plaats in de buurt van verwante
keur kunst. Doch waarom schuilt daar in den hoek
een opmerkelijk stukje van Pieter des Iluelles,
waarin gedeelten, die aan niets minder dan een
Millct doen danken, naast een aardigen Diepraem
in het pikkedonker? En verdienen die aan
Itembrandt toegeschreven studiekop en b.v. de Carel
Fabritius en de zeer mooie landschappen van
Koelant Savery deze verbanning?
liet geschenk der vijf en dertig portretten
deifamilie Van de Poll, is \voer een kollektie, die
misschien eenig belang heeft voor die familie
zelve en voor sommige liefhebbers van genealo
gie, maar het is er zeker eene die, behoudens
te weinig uitzonderingen, op logies in een natio
naal kunstmuseum geen aanspraak maken kan.
Het is iets wat dokters of dominees vooral vaak
wedervaart, dat zij van erkentelijke patiënten of
aannemelingen, smakelooze geschenken thuis krij
gen, die, hoc hartelijk of'korrekt ook bedoeld, juist
niet altijd zoo grit' welkom zijn, en zulke zaken
plegen dan door de ordenende huisvrouwen,
omdat men het spul nu eenmaal niet publiek in
do goot kan gooien, allengs naar de weinig be
zochte logeerkamer of wel naar het nog minder
geëstimeerde booienvertrek gemorreld te worden.
liet lüjk is minder kieskeurig, en in de ontvang
kamers van ziju kunsthuis regeert geen smaak,
als die toch elke bescheiden huisvrouw om Haar
heen tot schiften brengt. Het is er voor allerlei
prullen nagenoeg vrij entree.
Dit is zoo waar, dat wanneer het een of ander
aan het Jiijk ter plaatsing in het IlijkS'innseum
wordt aangeboden, men hiervan in de Staatscou
rant melding vindt gemaakt, niet met de
mededeeling of het geschenk is aanvaard, maar kortweg
er achter dat hiervoor aan schenker den dank
der Kegeering is betuigd, het aanvaarden
schijnt \anzelf te spreken. Voor onbehuisde
schilderijen is het Museum het aangewezen toe
vluchtsoord.
I u programma's van zeer ordinaire
inzendingstemoonstellingen wordt zelfs de vanzelfsprekende
bepaling opgenomen dat copieën uitgesloten zijn.
lüj onze nationale keur-verzameling is men ge
makkelijker geweest, en behalve ettelijke nummers
van onbekende meesters (!), die niemand zal ver
langen bij name te leeren kennen, hangt er onder
de kollectie in deze Paviljoenszaal ook weer een
kopie, een kopie naar.... Johannes Spilborg. Ook
zou ik wel eens willen weten waar dat groote
tauülieiüthangbonl vau George van der Mijn de
onderscheiding van een imiseumplaats aan te
danken kan Hebben. Maar zoo ziju er hier nog
ergere onder de vele doeken, die slechts ver
storen eu den bezoeker ongeschikt maken om
liet betere te zien.
Alle museuiniiezoeken ?'s vermoeiend. Maar
een eerste eisoli van de inricliting kan Het
dan toch ook' worden genoemd, dat in een
verzameling, die niet maar in enkele dagen en
voor enkele weken is opgehangen, mot kennis en
zorg gestreefd /ij naar die zuiverheid van gehalte,
die kumpozide vol rust en evenmaat, welke een be
zoek' aan een werkelijke mooie verzameling als van
b. v. het kabinet-Six, tot een zoo groot genot
kan maken. Maar ik zet liet een ieder die niet
zeer geroutineerd is in op slag onderscheiden,
en die, in bet idee hier alleen stukken te vin
den welke de aandacht waard zijn, van uit de
voorhal, door de westelijke kabinetten en pavil
joenszaal gaande, in goed vertrouwen wand aan
wand bekeken heeft, de zaal van de verzameling
van der Hoop te bereiken, anders dan totaal
onfrisch tot genieten van het vele mooie, dat
zich daar aanbiedt.
Trouwens wanneer de bezoeker die groote zaal
binnen treedt, wordt hij eerst aan den ingang
weder getracteerd door eenige zonderlinge
dufheden, deel uitmakend van de nieuwere kunst,
die de heer Van der Hoop zoo onvriendelijk was
met zijn prachtige oude kunst aan de stad
Amsterdam te vermaken. Een goed deel hiervan
is wel in een donker portaal geborgen, maar in plaats
van, wanneer werkelijk het testament-Van der
Hoop geen middel laat om die monsters van het
jaar vijftig, minstens b. v. achterste voren te han
gen, het restantje dan in de diepte van de zaal,
waar Het licht slecht is bijeen te houden, in
plaats daarvan zijn hier vlak in het zicht van wie
de zaal binnenkomt of passeert, a la rampe een
handjevol zulke dolle waardeloosheden geplakt,
dat de onvoorbereide zou meenen de dupe van
een boozen droom te zijn.
En dat terwijl in dat donkerste gedeelte
onbehouën weg twee kostelijke specimens van Cuijp zijn
in den Hoek geduwd, van Aelbert Cuijp, van wien
heel bet museum Haast niets bezit, en terwijl
de heerlijke Molen van Uuijsdael, nu ja, wel
een weinig beter terecht kwam, maar tocb nog
zóó onder de schaduw van een der hooge torens
van Het gebouw lijdt, dat het schilderij vóór
's middags drie uur niet naar behooren te zien
is. Toen er in deze zaal door den hoofdopzichter
eens een kleine verschikking werd gemaakt en
een mijner vrienden den ijverigen en weiwillen
den man er om vroeg dien Molen nu tegelijk wat
meer naar het midden te brengen, bekende deze
hiertoe onmachtig te zijn, omdat ... de door den
hoofddirecteur opgestelde (werkelijk zeer volle
dige) wegwijzer door 's rijks museurn, Het schil
derij nu eenmaal aanwees als hier hangende, en
die gids toch niet tot leugenaar kon worden ge
maakt. Ik vermeld dit niet om de directie van
booze bedoelingen verdacht te maken, maar om
een voorbeeld te geven van Hoe men bij het
hangen van een verzameling van schilderijen,
heelemaal geen houvast heeft, wanneer men niet
te werk gaat naar den eenigen aangewezen regel,
van gedurig verbeterend de mooiste stukken goed
in Het oog onder Het beste licht, en in de meest
passende omgeving en den besten samenhang te
plaatsen.
Mijne aanteekeningen bevatten nog veel wat
bij een aandachtige wandeling door de
schilderijafdeeling in Het Museum als storend opvalt. Hoe
zwak het b. v. is achter de Staalrneesters een
achtergrond noodig te voelen, maar dat fond
niet door te trekken naar links en rechts, noch
het ergens anders, waar Het evenzeer eisch zou
zijn, aan te brengen; ??hoe men nergens, wat
men in een museum als dit toch zou zoeken,
een. groep vindt, die een kort begrip geeft
van de Oud-Ilollandsche landschapschilder
kunst op zijn best, noch ook een ensemble
van stillevens; - - hoe in kabinet 21. S eenige
rijen hinderlijk stampend aaneengesloten Hangen,
en eenige peuterige onnoozelheidjes, peuterig de
groote Xielenvisscherij rlankeeren, en nog heel
wat van dien aard. DocH met nog meer gebrek
kigheden op te sommen en mij verder in
bizonderheden te begeven, zou wellicht de bedoeling
dezer reeds vrij uitvoerige artikelen meer geschaad
worden dan zijn gebaat. En liever dus ook dan vol
lediger de velerlei fouten te noemen, die bij de in
richting van Het museum, maar ik meen niet on
herstelbaar zijn begaan, wil ik in een laatste
artikel kortelij k nog eens resumeeren waarop
vooral de Hoofdgebreken van de organisatie neer
komen, en op welke wijze in. i. deze konden
worden hersteld.
(slot volgt.)
Leden-tentoonstelling in den
Rotterdamschen Kunstkring.
De tweede jaarlijksclie leden-tentoonstelling
in den Itotterdamscben Kunstkring, l Maart ge
opend, is in allo opzichten onbelangrijk'. Al dat,
waaraan de eerste expositie Hare belangrijkheid
ontleende, is bier ver te zoeken.
Als men om veel goeds, dat er te zien is, veel
middelniatigs op eene tentoonstelling tolereert,
dan is men daartoe nog niet gehouden bij ont
stentenis van alle goeds. Werk van Toorop en
Prikker, en de omstandigheid, dat Van DaalHoff
zijn werk voor Het eerst aan 't publiek gaf in
den liotterdamscben Kunstkring, maakten de
tentoonstelling van Maart ?'!>;?> er eene van interesse.
En thans zal men buiten teekeningen van Van
DaalHoll', waarvan trouwens eene, het grootste,
alles behalve goed werk van den kunstenaar is,
geene specimina van wat er aan groote kunst in
Nederland gemaakt wordt, aantreffen.
Kr zijn landschappen van De Bock, llorssen,
Konijnenburg, A. II. en Edz. Koning, Van
Oosterzee en Wiggers, en verder schilderijen en
teekeningen van Van Daalholf, Dankmeijer, Ilijner,
Iloytema, de Moor, Moulijn, Kink, S. de Swart,
Sauveur en Verster.
Van Kloris Verster een bloemstuk, roode
Chrysanthen, weer geheel een kleurcombinatie,
zooals Vorsters vroegere werk, maar niet zoo
gehouden in harmonie als dat. liet is meer dan
impressie!', zonder van 't impressionisme, in dingen
van principalen aard te verschillen. Maar er is
een groot onderscheid tusschen deze kunst, die
niet meer wenscht te zijn dan zo is. en 't grooter
deel Her overige Hier ten-toon-gestelde werken,
die alk' een vloekbare neiging bobben naar eene
kennis-symboliek. Een gewoon landschap van
een beginner kan te dragen zijn. als oen gewoon,
maar eerlijk streven naar een niet Hoog ideaal;
maar onverdraaglijk is Het zwetsend en valsch
pronken met eens anderen vogels veeren, waarmee
opgesmukt thans veel jongeren door de Kunst
loopen. tot eene vreugde over Hunne ijdeltuiterij
voor wie beter welen.
Men begrijpt; mij wel. Er is natuurlijk in de
Kunst plaats voor ben, die de nieuwere uiting
gezien hebben als eene openbaring. Haar tot zich
Hebben doen komen, als de uiting, waarnaar zij
zelf misschien lang vruchteloos zochten, en nu
van haar nemend wat Hen dienen kan, daarin
Hunne kunst voortaan trachten te maken. Tot
deze soort behoort een jong schilder, van nog