De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 18 maart pagina 3

18 maart 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 873 DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. nog enkele minder gelukkige momenten voor, die echter (de ondervinding heeft het reeds meermalen bewezen) op de a.s. uitvoering wellicht niet meer zullen gehoord worden. De componist heeft vooral de tegenstellingen sterk laten uitkomen. Naast de zorgelooze, wreede krijgslieden, de heldenfiguur van Wallenstein en daarnaast de twee gelieven, het lichtpunt op deze sombere schilderij. Hier is natuurlijk de voorstelling van de ver schillende karakters door motieven het rationeelst. Het eerste deel: met de woeste krijgers, den monnik (die spoedig wordt weggejaagd) en liet alles domineerende Wallenstein motief', maakte dadelijk grooten indruk. Er was een klaarheid in de expositie van dit deel, waarover de componist (ware hij te genwoordig geweest) mr. Viotta ongetwijfeld een buitengewoon compliment zou gemaakt hebben. Doch niet minJer indruk maakte het tweede deel: de liefde van Max en Thtcla, schilderende. De beide motieven eerst afzonderlijk optredende, dool) later tegen elkander klinkende, als een zielvolle omar ming, waartusschen de sombere tonen van het noodlot Wallensteiris motief niet meer krachtig, doch angstig weerklinkt, geven aan dit nummer de schoonste tegenstelling met het eerste deel. Het derde deel, La mort de Wallenstein, is het uitvoerigst. Dit nummer zal bij nadere kennisma king bij het publiek steeds winnen. Het is hier het moeielijkst den draad vast te houden, omdat allerlei herinneringen aan vroegere gedeelten zich tusschen de hoofdmotieven van dit deel komen dringen. Het begin met het mysterieuse sterrenmotief zoo bewonderenswaardig geïnstrumenteerd, (wie is niet verrast van het effect dat de bazuinen hier maken ?) maakt een sterken indruk. Er is (wat karakter betreft) in het Wallenstein motief iets dat aan Wagner's Wotan doet den ken. Ik weet niet of dat toevallig of gewild is, doch voorzeker is er in beider persoonlijkheid en ondergang iets analoogs. Behalve Wallenstein en het vooraf genoemde werk werden nog de ouvertures Leonore No. IIIvan Beet hoven, en Tannhauser van Wagner ten gehoore ge bracht. Van de beide zeer bekende nummers genoot ik veel. Men weet echter reeds, hoe meesterlijk zulke werken door mr. Viotta gedirigeerd worden. Ik heb echter het langst stilgestaan bij Wallen stein, omdat het bij eene eerste uitvoering zooveel van de vertolking afhangt, welken indruk men er van ontvangen zal. Die indruk was blijkbaar zeer groot, en daarom mag men den dirigent en uitvoer ders ten zeerste gelukwenschen. Kamermuziek-soirée's komen nog al eens voor, doch minder vaak is de gelegenheid geboden, uit voeringen bij te wonen, waarop uitsluitend Sonates voor piano en viool ten gehoore werd gebracht. Op de bovengenoemde kameruitvoeringen komen zij slechts bij uitzondering voor. Wel wordt met zulk een werk gewoonlijk een concert geopend, dat een twee- of drietal solisten met elkaar geven, doch zooals te begrijpen is, loopt het gehalte van de vertolkingen nog al eens uiteen, al naarmate het standpunt waarop de solisten staan. De heeren Wirtz en Timmer hebben dezer dagen de derde soiree gegeven van Sonates voor viool en piano, en hoewel de zaal iets beter bezet was dan de vorige malen, moet men het betreuren, dat er niet veel grooter belangstelling te constateereii valt voor deze zoo artistieke uitvoeringen. Alleen So etwas genirt grosse Geister nïcht", want of het vol was of niet, dit had geen invloed op het spel van de uitvoerders. Zij brachten Sonates van Mozart, Rich. Strausz, Brahms en Schumanu ten gehoore op eene wijze, waarover slechts te zeggen valt, dat men ten zeerste heeft genoten. Dat de sonate van Mozart aan zulke handen toevertrouwd, niet het minste deed genieten, zal men begrijpen, doch ook de nieuwere werken (o. a. de sonate van Strausz, die mij vooral in de eerste deelen zeer boeide) werden niet groote eenheid en muzikaliteit vertolkt. Zulk eene eenheid, bij twee kunstenaars die men wat natuur betreft bijua voor ?miiiimiiiiimliiHniiiiiinmmiiiiHiiiumimtimmiiiniMinniniiniiiimi Tegen den avond waren reeds verscheidene passagiers van 't dek verdwenen. Zij, die gewend waren aan de rollende beweging, of die sterker zenuwen hadden, zaten rustig op de banken en stoelen, onge voelig voor het weëe rijzen en dalen. Nog een enkele, die zich goed wilde hou den liep als dronken over 't onzekere dek, met strakken blik. Maar ten slotte werden de handpalmen warm en klam, alle kleur verdween om den neus en hij gaf 't op, stil wegsluipend naar beneden. De golven werden onstuimiger, opbollend achter elkander als zware bergruggen. Ge stegen tot een ontzettende hoogte, verscheen plotseling een witte, kokende kam op den top, waar 't schuim stralig afstoof en dan stortte de zware massa loeiend inén, een diepe vallei, waar even te voren nog de zwellende berg ophoogde. Toen kwamen rijen matrozen, met zware opgerolde zeildoeken op de ronde, sterke schouders en sjorden ze over den gesloten, koekoek, de banken, het kompas. Het kleine koperen stukje geschut, dat nu en dan bonkend heen en weer schoof, werd sterker vastgesjord en in 't stijve doek gewik keld. De passagiers werden onrustig door deze onheilspellende maatregelen. Een groote waterbcrg, achter 't schip oploo pend, deed hen verschrikt terugdeinzen, maar glibberig scheen hij onder 't schip door te zeulen. Een razend gerol van de doorslaande schroef bracht hen weer naar de railing, om neer te blikken in den diepen kuil, die ach ter bleef. Maar terwijl ieder zich veilig waande weerklonk een bulderende bonk. die 't stalen pantser deed dreunen en sidderen en een flodderig plassende watermassa stortte over het dek. Men lachte na den eersten schrik en wrong 't water uit de mouwen. Koggen alleen w.is achteruitgeweken, wel bekend met de verraderlijke stortzeeën, die antipoden zou houden, kan alleen door de ernstig ste studie en samenwerking verkregen worden, daarom beschouw ik die vermelding als de grootste hulde die ik aan beide kunstenaars kan brengen en hoop van harte, dat de heeren Wirtz en Tim mer niet afgeschrikt zullen zijn, een volgend jaar de proef te herhalen. Ons publiek is niet gemakke lijk voor iets nieuws in beweging te brengen (er is al zooveel, zegt men, en dat is ook waar) doch wanneer beiden het nog eens wagen, zullen zij, ik twijfel er niet aan, hoe langer hoe meer ondervin den dat het publiek hun dankbaar is. Thans stel ik den lezer voor, met mij nog een tocht naar den Parkschouwburg te maken, waar de heer Pauwels als benefïciant door een uiterst talrijk en opgetogen publiek met cadeaux, kransen eu bloemen werd gehuldigd. Hij trad in twee bekende werken, Cavalleria en Paljas, op. Ik behoef er niet over nit te weiden dat onze gevierde tenorzanger zich in volle kracht toonde en dat allen blijkbaar hun best dedeu hem goed te ondersteunen. De heer Orelio sleepte eveneens de toehoorders mede door zijne vertolking. Mevr. Engeleu-Sewiug zong thans voor het eerst Neddn. Hoewel zij nog niet overal even zeker van hare partij was, kou men toch bespeuren dat vooral het tweede gedeelte aan goede handen was toevertrouwd, ook het spel vond ik iu de tweede acte verdienstelijk. Wat mij ook zeer in den heer Pauwels aantrok, was dat hij een krans aan den kapelmeester, den heer van der Linden, aanbood. Het publiek weet in den regel niet, hoeveel steun de zangers bij een kapelmeester vinden, hoc hij hen met zijn raad en kennis bijstaat. Er ziju altijd zangers of zangeressen, die dit lie ver nooit willen laten blijken of erkennen; dit acht ik echter bekrompen. Het zal voorzeker allen aangenaam hebben aangedaan, deze spontane hulde van den heer Pauwels aan zijn kapelmeester te aanschouwen. De uitvoering van Caecilia heeft ruimschoots gegeven' wat de repetitie beloofde. Wallenstein werd, dank zij ook vooral de zeer schoone ver tolking, warm ontvangen en de goed bekende werken na de pauze werden over het geheel zoo schitterend uitgevoerd, dat men niet, moede werd mr. Viotta toe te juichen en terug te roepen. Het was een werkelijk schoone avond. VAN MlLLIGEX. P.S. Een //dilettant-blazer" dank ik voor zijne rectificatie. Hij heeft daarmede niet alleen de lezers, doch ook leden vau ziju eigen vereenigiug beter ingelicht; want het was vooral uit deu boezero van de Amsterdamsche Orkest club dat ik inlichtingen had ontvangen. Ook omtrent liet aantal overgeschoten blazers is men het niet eens, want ik ver nam verschillende getallen (3 en 5). Ik ben blij dat ik nu zeker weet dat het er zes zijn, en ik hoop tevens dat het aantal goede blazers (en dan is het voorzeker geen ongeluk) zoo moge stijgen, dat het geheele orkest weer spoedig voltallig zal zijn. v. M. Fransche componisten. In Belgiëworden de Fransche componisten om strijd gevierd. Terwijl men te Brussel Alfred Bruneau, wiens opéra l'Attaque du moulin aldaar wordt opgevoerd, huldigt, wordt Ambroise Tho mas te Luik en Massenet te Doornik en Kamen op allerlei wijze eer aangedaan. De honderdste opvoering van Hamlet was de aanleiding tot de hulde aan Thomas, die buiten gewone proportiën heeft aangenomen. Te Doornik is Massenet's Marie Madeleine ten gehoore gebracht en te Kamen heeft deze mees ter zijn werk La Vierge gedirigeerd. Op een liefdadigheidsconcert in laatstgenoemde plaats,waarop uitsluitend werken van Massenet zouden worden uitgevoerd, beloofde de meester alle soli te zul len accompagneeren op de piano. Ongelukkig nntuiiiimiiimiimifminimnmiiiinniimimmmmmiiinmiiiMiimtinMi overkomen, als men 't juist niet zou ver wachten. Meer en meer water plensde op het dek, klotsend en hol bulderend smakten ontzet tende golven tegen de dreunende wanden. De aanrollende bergen schenen over eikaars hoofden te kijken om een blik op het dek te werpen; als zochten zij daar een prooi. Zwaar, onregelmatig schokkend beukte de schroef met moeielijke, trage slagen op de zware golfmassa, dan weer, verlost van allen tegenstand, woest tollend onder sidderend gerol. Met breeden zwaai scheen 't schip om te ploffen in den gapenden afgrond, die zich ineens terzijde opende, om dan weer met ontzettende kracht opgeslingerd te worden met een schok, die 't geheele gebouw deed schudden. Nog weinig passagiers waren aan dek, zwijgend zaten ze 't reuzenspel te aanschou wen, de stoelen vastgesjord, zich met lederen omzwaai krampachtig vasthoudend. Roggen stond geheel alleen, niet de elle bogen naar achter uitgestoken, steunend op de railing bij de log. In eens, als een tweede storm, ontstond er een vreemde beweging aan boord. De stoelen waren ledig, met verschrikte gezich ten waggelden de passagiers op, steun zoe kend aan vaste punten. Een /waar geloop van matrozen, in vreemde standen voortzwaaiend. Het dreunend gestommel van de machine was opgehouden. llijdraaien, reddingboeien, sloepen .... te laat, te laat! Na een korte worsteling bering lïoggen een fatale berusting, 't \Vas haar recht hem op te eischen, nadat hij haar had opgeofferd voor die andere liefde. En langzaam daalde hij in haar klemmende omarming. moest dit concert door bijkomende omstandighe den tot later worden uitgesteld. Mascagni. Mascagni schijnt geen slecht denkbeeld te heb ben van zijne nieuwe opera, Guglielmo Rateliff, die hij reeds vóór Cavatleria had gecomponeerd, doch thans geheel heeft omgewerkt. In een brief aan een zijner vrienden schrijft hij o. a.: Welk een dramatische kracht heb ik in dien jeugdigen artist gevonden. Welk een sen timent, welk een muzikale rijkdom. Ik leef, en heb altijd geleefd voor mijn Eaccliff. Hoe gaarne zou ik willen dat het publiek geheel doordrongen was van de mysterieuze schets van den dichter. Dan zou ik zeker van mijn succes zijn (sic.) Mascagni heeft een nieuw werk Romano d'Etretat bijna voltooid. Het is een zeer dramatisch onderwerp in n bedrijf en twee tafereelen. Wij vestigen de aandacht op de benericevoorstelling van den heer en mevr. Orelio, die 5 April zal plaats hebben. Gegeven zal worden Carmen en, op verzoek van veel kanten, de proloog van Paljas. Het sympathiek echtpaar kan zeker op veel belangstelling rekenen. De gele genheid tot plaatsbespreking zal van at '20 Maart aan het bureaux van den Parkschouwburg en bij de firma Koldert geopend zijn. iiwiMitHUMiMiHiiiMiiiiiiituiiiiiimitMiiimuiiiiiiHmuwiimiinMc In het Rijksmuseum. VIL /al het noodig zijn, op nog meer gebreken van de schilderij-afdeeling in het Kijksmuseum te wijzen, om het besef te wekken, dat een algeheele reorganisatie hier dringend moet woraen aanbevolen ? Toch bloven nog vrijwat verkeerdheden on genoemd. Zoo is de zoogenaamde Westelijke Paviljoens zaal, die in den bouw oorspronkelijk niet voor tentoonstelling van schilderijen werd bestemd, te kwader ure tot een soort van rommelpakhuis ingericht, waar eenige zeer goede dingen tus schen vele buitengemeen slechte geplaatst werden. Laat ons aannemen dat het Van-der-Meertje uit de verzameling Messchert van Vollenhoven hier slechts tijdelijk gehangen werd, in afwach ting van een plaats in de buurt van verwante keur kunst. Doch waarom schuilt daar in den hoek een opmerkelijk stukje van Pieter des Iluelles, waarin gedeelten, die aan niets minder dan een Millct doen danken, naast een aardigen Diepraem in het pikkedonker? En verdienen die aan Itembrandt toegeschreven studiekop en b.v. de Carel Fabritius en de zeer mooie landschappen van Koelant Savery deze verbanning? liet geschenk der vijf en dertig portretten deifamilie Van de Poll, is \voer een kollektie, die misschien eenig belang heeft voor die familie zelve en voor sommige liefhebbers van genealo gie, maar het is er zeker eene die, behoudens te weinig uitzonderingen, op logies in een natio naal kunstmuseum geen aanspraak maken kan. Het is iets wat dokters of dominees vooral vaak wedervaart, dat zij van erkentelijke patiënten of aannemelingen, smakelooze geschenken thuis krij gen, die, hoc hartelijk of'korrekt ook bedoeld, juist niet altijd zoo grit' welkom zijn, en zulke zaken plegen dan door de ordenende huisvrouwen, omdat men het spul nu eenmaal niet publiek in do goot kan gooien, allengs naar de weinig be zochte logeerkamer of wel naar het nog minder geëstimeerde booienvertrek gemorreld te worden. liet lüjk is minder kieskeurig, en in de ontvang kamers van ziju kunsthuis regeert geen smaak, als die toch elke bescheiden huisvrouw om Haar heen tot schiften brengt. Het is er voor allerlei prullen nagenoeg vrij entree. Dit is zoo waar, dat wanneer het een of ander aan het Jiijk ter plaatsing in het IlijkS'innseum wordt aangeboden, men hiervan in de Staatscou rant melding vindt gemaakt, niet met de mededeeling of het geschenk is aanvaard, maar kortweg er achter dat hiervoor aan schenker den dank der Kegeering is betuigd, het aanvaarden schijnt \anzelf te spreken. Voor onbehuisde schilderijen is het Museum het aangewezen toe vluchtsoord. I u programma's van zeer ordinaire inzendingstemoonstellingen wordt zelfs de vanzelfsprekende bepaling opgenomen dat copieën uitgesloten zijn. lüj onze nationale keur-verzameling is men ge makkelijker geweest, en behalve ettelijke nummers van onbekende meesters (!), die niemand zal ver langen bij name te leeren kennen, hangt er onder de kollectie in deze Paviljoenszaal ook weer een kopie, een kopie naar.... Johannes Spilborg. Ook zou ik wel eens willen weten waar dat groote tauülieiüthangbonl vau George van der Mijn de onderscheiding van een imiseumplaats aan te danken kan Hebben. Maar zoo ziju er hier nog ergere onder de vele doeken, die slechts ver storen eu den bezoeker ongeschikt maken om liet betere te zien. Alle museuiniiezoeken ?'s vermoeiend. Maar een eerste eisoli van de inricliting kan Het dan toch ook' worden genoemd, dat in een verzameling, die niet maar in enkele dagen en voor enkele weken is opgehangen, mot kennis en zorg gestreefd /ij naar die zuiverheid van gehalte, die kumpozide vol rust en evenmaat, welke een be zoek' aan een werkelijke mooie verzameling als van b. v. het kabinet-Six, tot een zoo groot genot kan maken. Maar ik zet liet een ieder die niet zeer geroutineerd is in op slag onderscheiden, en die, in bet idee hier alleen stukken te vin den welke de aandacht waard zijn, van uit de voorhal, door de westelijke kabinetten en pavil joenszaal gaande, in goed vertrouwen wand aan wand bekeken heeft, de zaal van de verzameling van der Hoop te bereiken, anders dan totaal onfrisch tot genieten van het vele mooie, dat zich daar aanbiedt. Trouwens wanneer de bezoeker die groote zaal binnen treedt, wordt hij eerst aan den ingang weder getracteerd door eenige zonderlinge dufheden, deel uitmakend van de nieuwere kunst, die de heer Van der Hoop zoo onvriendelijk was met zijn prachtige oude kunst aan de stad Amsterdam te vermaken. Een goed deel hiervan is wel in een donker portaal geborgen, maar in plaats van, wanneer werkelijk het testament-Van der Hoop geen middel laat om die monsters van het jaar vijftig, minstens b. v. achterste voren te han gen, het restantje dan in de diepte van de zaal, waar Het licht slecht is bijeen te houden, in plaats daarvan zijn hier vlak in het zicht van wie de zaal binnenkomt of passeert, a la rampe een handjevol zulke dolle waardeloosheden geplakt, dat de onvoorbereide zou meenen de dupe van een boozen droom te zijn. En dat terwijl in dat donkerste gedeelte onbehouën weg twee kostelijke specimens van Cuijp zijn in den Hoek geduwd, van Aelbert Cuijp, van wien heel bet museum Haast niets bezit, en terwijl de heerlijke Molen van Uuijsdael, nu ja, wel een weinig beter terecht kwam, maar tocb nog zóó onder de schaduw van een der hooge torens van Het gebouw lijdt, dat het schilderij vóór 's middags drie uur niet naar behooren te zien is. Toen er in deze zaal door den hoofdopzichter eens een kleine verschikking werd gemaakt en een mijner vrienden den ijverigen en weiwillen den man er om vroeg dien Molen nu tegelijk wat meer naar het midden te brengen, bekende deze hiertoe onmachtig te zijn, omdat ... de door den hoofddirecteur opgestelde (werkelijk zeer volle dige) wegwijzer door 's rijks museurn, Het schil derij nu eenmaal aanwees als hier hangende, en die gids toch niet tot leugenaar kon worden ge maakt. Ik vermeld dit niet om de directie van booze bedoelingen verdacht te maken, maar om een voorbeeld te geven van Hoe men bij het hangen van een verzameling van schilderijen, heelemaal geen houvast heeft, wanneer men niet te werk gaat naar den eenigen aangewezen regel, van gedurig verbeterend de mooiste stukken goed in Het oog onder Het beste licht, en in de meest passende omgeving en den besten samenhang te plaatsen. Mijne aanteekeningen bevatten nog veel wat bij een aandachtige wandeling door de schilderijafdeeling in Het Museum als storend opvalt. Hoe zwak het b. v. is achter de Staalrneesters een achtergrond noodig te voelen, maar dat fond niet door te trekken naar links en rechts, noch het ergens anders, waar Het evenzeer eisch zou zijn, aan te brengen; ??hoe men nergens, wat men in een museum als dit toch zou zoeken, een. groep vindt, die een kort begrip geeft van de Oud-Ilollandsche landschapschilder kunst op zijn best, noch ook een ensemble van stillevens; - - hoe in kabinet 21. S eenige rijen hinderlijk stampend aaneengesloten Hangen, en eenige peuterige onnoozelheidjes, peuterig de groote Xielenvisscherij rlankeeren, en nog heel wat van dien aard. DocH met nog meer gebrek kigheden op te sommen en mij verder in bizonderheden te begeven, zou wellicht de bedoeling dezer reeds vrij uitvoerige artikelen meer geschaad worden dan zijn gebaat. En liever dus ook dan vol lediger de velerlei fouten te noemen, die bij de in richting van Het museum, maar ik meen niet on herstelbaar zijn begaan, wil ik in een laatste artikel kortelij k nog eens resumeeren waarop vooral de Hoofdgebreken van de organisatie neer komen, en op welke wijze in. i. deze konden worden hersteld. (slot volgt.) Leden-tentoonstelling in den Rotterdamschen Kunstkring. De tweede jaarlijksclie leden-tentoonstelling in den Itotterdamscben Kunstkring, l Maart ge opend, is in allo opzichten onbelangrijk'. Al dat, waaraan de eerste expositie Hare belangrijkheid ontleende, is bier ver te zoeken. Als men om veel goeds, dat er te zien is, veel middelniatigs op eene tentoonstelling tolereert, dan is men daartoe nog niet gehouden bij ont stentenis van alle goeds. Werk van Toorop en Prikker, en de omstandigheid, dat Van DaalHoff zijn werk voor Het eerst aan 't publiek gaf in den liotterdamscben Kunstkring, maakten de tentoonstelling van Maart ?'!>;?> er eene van interesse. En thans zal men buiten teekeningen van Van DaalHoll', waarvan trouwens eene, het grootste, alles behalve goed werk van den kunstenaar is, geene specimina van wat er aan groote kunst in Nederland gemaakt wordt, aantreffen. Kr zijn landschappen van De Bock, llorssen, Konijnenburg, A. II. en Edz. Koning, Van Oosterzee en Wiggers, en verder schilderijen en teekeningen van Van Daalholf, Dankmeijer, Ilijner, Iloytema, de Moor, Moulijn, Kink, S. de Swart, Sauveur en Verster. Van Kloris Verster een bloemstuk, roode Chrysanthen, weer geheel een kleurcombinatie, zooals Vorsters vroegere werk, maar niet zoo gehouden in harmonie als dat. liet is meer dan impressie!', zonder van 't impressionisme, in dingen van principalen aard te verschillen. Maar er is een groot onderscheid tusschen deze kunst, die niet meer wenscht te zijn dan zo is. en 't grooter deel Her overige Hier ten-toon-gestelde werken, die alk' een vloekbare neiging bobben naar eene kennis-symboliek. Een gewoon landschap van een beginner kan te dragen zijn. als oen gewoon, maar eerlijk streven naar een niet Hoog ideaal; maar onverdraaglijk is Het zwetsend en valsch pronken met eens anderen vogels veeren, waarmee opgesmukt thans veel jongeren door de Kunst loopen. tot eene vreugde over Hunne ijdeltuiterij voor wie beter welen. Men begrijpt; mij wel. Er is natuurlijk in de Kunst plaats voor ben, die de nieuwere uiting gezien hebben als eene openbaring. Haar tot zich Hebben doen komen, als de uiting, waarnaar zij zelf misschien lang vruchteloos zochten, en nu van haar nemend wat Hen dienen kan, daarin Hunne kunst voortaan trachten te maken. Tot deze soort behoort een jong schilder, van nog

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl