Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEBDAMMEK
A°. 1894
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Bit nummer bevat twee bijvoegsels.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 25 Maart
Abonnement per 3 maanden /"1.50,-fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail
9Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel
0.20
0.40
I K H O V Di
VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: De ontwikkeling der
samenleving, I, door Socius Brieven uit Utrecht,
door Giese van den Dom. FEUILLETON:
Kleine Dick, door F. T. TOONEEL EN MU
ZIEK: Aanteekeningen Tooneel, door C. F. v. d.
Horst. Muziek in de hoofdstad, door Van
Milligen. KUNST EN LETTEREN: In het Rijks
museum, (Sïot), door Jan Veth. Primitieven,
III, door AndréJolles. SCHAAKSPEL.
INGEZONÖEN. RECLAMES. UIT Dr.
GANNEF'S STUDEERKAMER. PEN- EN
POTLQODKRASSEN. ADVERTENTIÉN.
BIJVOEGSEL: KUNST EN LETTEREN: Pot
gieter mishandeld, door C. H. den Hertog.
Gerhart Hauptmann (met portret). Nieuw en
oud, door R. A. Kollewijn. Columbus-af",
door J, F. Niermejjer. Het Heine-monument.
Eon opvoedingsmanifest, door Gerard G.
LenBelink. VOOR DAMES, door E-e. SCHETS
JES: De roeping van Zuster Agnese, naar
Giovanni Verga. Indische warongpraatjes. II.
ADVERTENTIÉN.
?iiiiinMHiiiHiiimiiniiiiiiiHiiiiiiiiiiHiiii iiinii
Lord Kosebery, de nieuwe Engelsche pre
mier, heeft een ontzaglijk zware taak op
zich genomen. De verantwoordelijkheid voor
het bestuur van het onmetelijke Britsche rijk
is te allen tijde eene buitengewoon groote,
en terecht merkte Lord Eosebery dezer dagen
op, dat zijne nieuwe positie voor hejn veel
meer een reden van zorg dan van trots
was. Maar de tegenwoordige minister-presi
dent mist bovendien het voorrecht, aan het
roer gebracht te zijn door eene onweerstaan
bare strooming der openbare meening, waar
door zijn optreden althans voor de meerder
heid eene welkome verandering zou zijn
geweest. Hij is geroepen om den man te
vervangen, die jaren lang het domineerende,
bijna zouden wij zeggen, het absorbeerende
element in zijne partij is geweest en die is
afgetreden, niet omdat hij door een vijandig
kamervdtum was getroffen, maar omdat licha
melijke kwalen en teleurstellende verwach
tingen hem, misschien slechts tijdelijk, den
KLEINE DICK.
ooo
Hij lag in zijn bedje op een groote kamer
van een groot huis.
Om hem heen stonden verschillende andere
bedjes, alle nagenoeg gelijk van vorm, met
kinderen van zijn' leeftijd er in.
Een dikke, cypersche poes, Trui genaamd,
sloop op hare fluweelzachte pootjes tusschen
al die ledikantjes rond, of sprong, wanneer
het wandelen haar verveelde, bij de kinderen
in bed.
Dan werd ze door een mager handje aan
gehaald en gestreeld, en dan begon Trui te
spinnen.
De kleine Dick had het dus niet onge
zellig op dat groote vertrek.
Hoevele kinderen zouden niet, als hij, in
zoo'n mooi, ruim huis willen wonen, met het
uitzicht op een breede gracht, waarvan het
water, in 't zonlicht schitterend, als vloeibaar
goud voorbijgleed.
En toch was Dickie niet gelukkig, zoo'n
ondankbaar kind.
Het groote huis, dat er van buiten zoo
statig uitzag, was een weeshuis, en de kamer,
waar zijn bedje stond, de ziekenzaal.
Vier weken had hij. daar nu al doorge
bracht, sedert hij op een' nacht voor het
eerst bloed had gebraakt, omdat een leelijke,
groote weesjongen hem een' trap in den rug
had gegeven.
De dokter zei, dat die bloedspuwing een
gevolg was van eene veronachtzaamde ver
koudheid. Maar dat wist Dickie wel beter.
Vroeger hadden zij in Indiëgewoond, zijne
ouders en hij.
Daar was zijn vader overleden en zijne
moeder had hem meegenomen naar Holland.
moed en de kracht om te blijven regeeren,
hadden ontnomen. Jaren geleden verzekerde
de heer Gladstone reeds, dat de kwalen van
den ouden dag en zijn langdurige staatsdienst
hem recht gaven op eene welverdiende rust.
Iedereen weet, hoe kort die rust is geweest
en hoe de Grand Oli Man spoedig na dit
«onherroepelijk" besluit de wereld weder ver
baasde door zijn geestelijke en lichamelijke
tours de force. Door de ondervinding geleerd,
denken velen ook thans, dat de heer Glad
stone, als leider der Engelsche staatkunde,
zijn laatste woord nog niet gesproken heeft.
Lord Kosebery zelf zinspeelde op die moge
lijkheid, toen hij, te Edinburgh een warm
woord aan den afgetreden premier wijdend,
zeide: »A1 zijn wij hier niet in den vleesche
met hem, toch behoeven wij niet, gelijk de
Efeziërs ten opzichte van Paulus, bedroefd
te zijn, dat wij zijn aangezicht niet meer
zullen zien ; want wij hopen, dat het ons nog
menigmaal zal gegeven zijn, die indrukwek
kende figuur in ons midden te aanschouwen
en die welsprekende stem te hooren."
Is.Lord Rosebery nu niets anders dan de
voortzetter, en dat wellicht nog slechts voor
korten tijd. van Gladstone's politiek? Daar
over loopen de meeningen, ook na de her
haalde verklaringen van den nieuwen premier,
nog zér uiteen. Van de verschillende leden
van Gladstone's laatste kabinet was deze on
getwijfeld de meest zelfstandige, in die mate
zelfs, dat hij, als minister van
buitenlandsche zaken, eene gedragslijn volgde, welke
geheel met die van Lord Salisbury overeen
kwam en zich allerminst stoorde aan de
antecedenten van Gladstone's eigen onvaste
en karakterlooze buitenlandsche staatkunde.
Misschien is juist die vastheid en beslistheid
van den jongeren staatsman voor den oude
ren, die zelfkennis genoeg bezit om te we
ten, dat hij in de buitenlandsche staatkunde
niet meer dan een gevaarlijk dilettant is
geweest, eene aansporing geweest om de
keuze der koningin op dezen opvolger in het
premierschap te bepalen.
Het was dus te verwachten, dat Lord Ro
sebery Gladstone's erfenis niet onvoorwaar
delijk en zonder beneficie van inventaris zou
aanvaarden. Dit bleek dan ook bij de eerste
officieele rede, door hem gehouden. Als pair
mag Lord Rosebery, al is hij
minister-preUmillllMIIIIHIIIIItllllllllllllMIIHUll
Toen ook zij gestorven was, nam eene lief
derijke tante hem tot zich en.... plaatste
hem in een weeshuis.
Sedert hij Indiëhad verlaten, was zijn
mager, bruin lichaampje altijd koud geweest,
en de meeste weeskinderen, ook die niet bruin
waren, klaagden over kou in het groote huis.
Maar toch gaven ze geen van allen bloed
op, al werden hunne verkoudheden ook ver
onachtzaamd.
Neen, dat Dick ziek was geworden, kwam
van dien schop in zijn' rug.
Hij had het wel gevoeld, toen hij dien trap
kreeg, het was net of er iets in zijn binnenste
brak, en 's nachts daarop kreeg bij hevige
pijnen, begon te hoesten en had zijn mond
vol bloed.
Maar de groote weesjongen, die hem ge
schopt had, was een neef van den »Vader"
van het »Huis."
Daarom besloot Dickie niets te zeggen.
En nu lag hij al vier weken achtereen te bed.
Ieder, die hem zag, begreep, dat de kleine
jongen sterven ging.
Zijn vaal gezichtje was tot op het been uit
geteerd, de wangen, slapen, mond en oogen
waren geheel weggezonken, en om den scherp
vooruitspringendeu neus lag reeds de schaduw
van den dood.
Een korte, gejaagde ademhaling, van tijd
tot tijd door een schorren hoest onderbroken,
deed zijne enge kimlerborst schokken en beven.
Zoo lag hij in zijn bedje, met de melan
cholieke uitdrukking van een stervend aapje
in zijne oogen, en zijne bruine, uitgemagerde
handjes woelden koortsachtig in de lakens,
die hem bedekten.
Vier weken lang had hij niet beter geweten,
of hij zou wel gauw weer de zaal mogen
verlaten om met de andere jongens te gaan
stoeien in den tuin.
Dan zou hij aan een grooten, sterken jon
gen, die zijn vriend was, vertellen, wie hem
dien schop in zijn rug gegeven had, en samen
zouden ze den neef van »vader" te lijf gaan.
sident, volgens de Engelsche usantie niet in
het Lagerhuis, maar alleen in het
Hoogerhuis het woord voeren. Volgens zijn eigen
woorden is zijn positie te vergelijken met die
van een Ikaros, die den zonnewagen moet
besturen, zonder in dat voertuig plaats te
mogen nemen. Het Hoogerhuis kreeg dus
(na een onderonsje van den nieuwen premier
met de Gladstonianen) de primeur van de
ministerieele verklaring.
Wat men daar vernam, was zeker verras
send genoeg. De strijd, in de laatste weken
door Gladstone aangebonden tegen de onduld
bare privilegiën der erfelijke wetgevers, die
het door de natie gekozen Parlement gehee!
kunnen verlammen, werd door Lord Rose
bery op zeer besliste wijze voortgezet. Maar
de Ieren kregen een dissonant te hooren, die
voor hen het gansche politieke concert be
dierf. Lord Rosebery verklaarde, dat het
onmogelijk was voor Ierland Home Rille in
te voeren, eer Engeland van het nut van
zoodanigen maatregel overtuigd zou zijn, en
Lord Salisbury, de leider der Tory-oppositie
in het Hoogerhuis haastte zich niet zon
der eenige ironie te constateeren, dat deze
woorden van den premier voor hem en zijne
partijgenooten eenegroote geruststelling waren.
Het had er inderdaad veel van, of Lord
Rosebery, niettegenstaande zijne platonische
sympathiebetuigingen voor het Home l
ulebeginsel, de praktische toepassing daarvan
ad Kalendas Graecas wilde uitstellen. Dat
de Ieren dadelijk alarm sloegen, laat zich
begrijpen. Zij beschikken in het Parlement
over een tachtigtal stemmen, die voor of tegen
de, regeering worden uitgebracht al naarmate
deze de wenschen der nationalisten bepleit
of bestrijdt. Zonder de lersche stemmen zou
Lord Rosebery's meerderheid onmiddellijk in
eene minderheid veranderen, en de regeering
slechts mogelijk zijn, indien de Unionistische
liberalen ter wille van hem het tegen Home Eule
gerichte bondgenootschap met de Tories op
gaven. Maar ook dan zou de premier waar
schijnlijk den steun van vele radicalen ver
liezen.
In de reeds met een enkel woord vermelde
rede te Edinburgh heeft Lord Rosebery ge
tracht, den ongunstigen indruk, dien zijne
woorden op de Gladstonianen en vooral op
de Ieren hadden gemaakt, zooveel mogelijk
MUUmillUUIIIIIIIIIIIIUUIIIIIIIIIIHtllllllllllllllltllllllMIIMlIIIIUUIHlUllllHB
De groote vriend zou neef vasthouden en
hij zou met zijn hieltjes hem naar hartelust
schoppen en trappen, evenals hem gedaan
was, net zoolang tot neef ook zou gaan hoes
ten en bloedspuwen.
Menigmaal in zijne ziekte had de kleine
Dick aan die heerlijke wraakneming gedacht,
terwijl Trui naast hem lag te slapen.
Hij voelde zich wel ziek en naar, maar
eigenlijk was hij nooit recht gezond geweest,
sedert hij in Holland was gekomen.
En bovendien kon hij toch ook zelf niet
zien, hoe akelig zijn gezicht was vermagerd,
want spiegels waren er niet op de zieken
zaal van het weeshuis.
Vier weken had hij dus daar al gelegen,
maar over doodgaan nog geen oogenblik ge
dacht. Nu dat wfts ook natuurlijk, Dickie
had nog wel wat anders om zich mee bezig
te houden.
Vooreerst de dikke, cypersche poes, Trui,
waarmee hjj uren achtereen kon liggen spelen,
als hij zich niet al te ziek gevoelde. Dan
stond zijn bedje dicht bij het venster, en
daar het buiten zomer was, bleven de ramen
een groot gedeelte van den dag geopend.
Van de straat drongen allerlei geluiden
naar binnen en de kleine jongen lag
droonierig daarnaar te luisteren, de oogen strak ge
richt op een blinkend kruis, dat ver, heel
ver van hem verwijderd, op den hoogsten
kerktoren fonkelde en schitterde in het zonlicht.
Wanneer hij zich een weinig oprichtte, kon
hij bijna alle kruisen, koepels en torenspit
sen van de stad vóór zich zien.
Maar geen van die allo was hem zoo lief
als dat ne kruis, dat gouden, dat zich trots
scheen te boren in het blauw van den hemel.
En als er dagen kwamen, waarop de zon
zich niet liet zien, en liet kruis dus niet kon
schitteren voor zijne verlangende oogen, ge
voelde hij zich veel treuriger en verlatener
dan anders.
Dan had hij behoefte om niet iemand te
spreken, en begon, als hij het niet te
beweg te nemen. Hij erkende gezegd te heb
ben, dat men het hart van Engeland moest
overtuigen van de rechtmatigheid van
Ierland's Home -Rwfe-eisch. Maar daarmede had
hij niet bedoeld, dat van Home Rule niets
kon komen, zoolang daarover onder de speciaal
door Engeland afgevaardigde Parlementsleden
geen meerderheid was te vinden. Wilde men
voor alle het Vereenigd Koninkrijk betref
fende maatregelen wachten op de overwegende
stem van Engeland, dan zou men nooit iets
tot stand brengen. De eerste Reform-Bul was
alleen doorgedreven tengevolge van de hulp
der lersche stemmen. Sedert de indiening
van het Home Rule voorstel van 188G had
de liberale regeering zich voortdurend beijverd.
Engeland te overtuigen van de billijkheid
van Home Eule. En dit streven was niet
onvruchtbaar geweest, want de vijandige
meerderheid van 213 Engelsche stemmen in
1886 was in 1892 reeds verminderd tot 79.
Die vermindering moest worden voortgezet,
maar voor de invoering van Home Rule was
het niet noodig op de geheele verdwijning dier
meerderheid te wachten. Immers een dergelijk
ontwerp kon, al had het nog eene meerderheid
van nog 45 Engelsche stemmen tegen zich, door
het geheele Huis toch met eene meerderheid van
100 stemmen worden aangenomen. Dit stond
echter vast, dat de oppositie van Ulster en
die van het Hoogerhuis veel van hare kracht
zouden verliezen, als de Engelsche meerder
heid tegen Home Rule verminderde.
Zal men met deze enigszins gewrongen
verklaring van eene op zijn minst genomen
onvoorzichtige uitlating genorg^n nemen?
Voorloopig schijnt de indruk, door Lord
Rosebery's toelichting gemaakt, bij de partij
genooten niet kwaad te zijn. De Ieren zijn
betrekkelijk voldaan, omdat zij den premier
hebben genoodzaakt, op zijne woorden terug
te komen. De minder warme voorstanders
en tegenstanders van Home Rule zijn ook
betrekkelijk tevreden, omdat dit netelig vraag
stuk nu althans niet, zooals in de laatste
jaren van Gladstone's bestuur, met geweld
op den voorgrond wordt gedrongen. Toch
blijft het een bedenkelijk verschijnsel, dat
reeds in de eerste dagen van Lord Rosebery's
bestuur zulk een ernstig conflict isortstaan.
miimiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitimiiiiMiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiii
nauwd had of te erg hoestte, met een ander
ziek kind te praten, dat in het dichtstbij
zijnde bedje lag.
Het was een meisje van zijn' leeftijd, dat
er heel ongelukkig aan toe was, want ten
deele verlamd, was het bovendien nog met
een boosaardigen uitslag overdekt.
De dokter meende, dat Marietje al die
heerlijkheden van hare ouders op de levens
reis had meegekregen, en noemde het kind
»erfelijk belast".
Nu die ouders waren reeds lang dood, zoodat
het moeilijk viel uit te maken, of de geleerde
man al of niet gelijk had.
En eigenlijk kwam het er ook niet veel
op aan, vond de weesvader, of men al kon
nagaan, waarom juist dit schepseltje zooveel
in haar jong leven lijden moest.
Marietje was nu al langer dan een half
jaar op de ziekenzaal, zonder dat zij
vóórof achteruitging, en dat was het, wat den
weesvader het meest verdroot.
Bij andere zieke kinderen zag men nog
eens een eind aan het sukkelen. Ze werden
beter, of de'Heer nam ze tot zich en maakte
er engeltjes van. In beide gevallen dus over
vloedige stof tot dankensvreugde. Maar een
kind, dat altijd ziek bleef, van den morgen
tot den avond, om den volgenden dag weer
ziek wakker te worden, zonder dat ook de
meest vernuftige proefnemingen van den
dokter in staat waren eenige duurzame ver
betering in dien toestand te brengen, dat
was iets, waartegen zelfs het geduld van een'
weesvader niet opgewassen bleek. Hij was
anders, naar hij meende, een goed, braaf
mensch, met een ruim en liefdevol hart, dat,
;i raison van een niet onbeduidend inkomen,
warm klopte voor de driehonderd kinderen,
die aan zijne zorgen waren toevertrouwd.
Maar ook de liefde van een weesvader
lieeft hare grenzen, en een hart, waar drie
honderd kinderen in moeten wonen, kan
onmogelijk aan ieder zoo heel veel ruimte
afstaan.