Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 874
Sociale,
i
r
Ir
c
l
a*
De Ontwikkeling der Samenleving.1)
(De, Maatschappij der Middeleeuwen)
In de- naïve periode der samenleving die
wjj in ons vorig artikel schetsten werden alle
dienster), zooals van publiek- als van
privaattechtelÖKep aard, betaald in grond. De vorst
die ambtenaren en soldaten, de kerk die
dienaren, en de privaatpersoon die arbeiders
noodig had, beloonden de verstrekte diensten
met een rechlj op grondgebruik.
Deze toestand moest natuurlijk veranderen
met' het ontstaan der steden, die stapelplaat
sen werden van roerend vermogen,
waar.allerlei artikelen ,van verbruik konden_ worden
gekocht. ,Toen immers was het niet meer
noodig, .tó betalen met grondgebruik, maar
konden, de gevraagde diensten worden ver
golden-door aanwijzingen op dit roerend goed,
m. a. w. toen ir ad het geld als ruilmiddel op
den voorgrond. In de steden vormde zich op
dit nieuwe betaalmiddel gelijk wy zagen, de
nieuwe stand der arbeidersgezellen, maar ook
in het algemeen staatkundige leven werd daar
door een groote ommekeer veroorzaakt. Met be
hulp van het geld namelijk konden de vorsten
zich los maken van hun beleende dienaarschap,
die, mede door het erfel\jk worden hunner
leengoederen, langzamerhand onafhankelijk
was geworden, en zich een betaalde bureau
cratie en staande legers aanschaffen, die niet
meer in grond werden betaald, maar
termynsOewïjxe in geld zoodat zij geheel van den vorst
afhankelijk bleven. Zoo had de absolute mo
narchie de gelegenheid zich te ontwikkelen,
terwijl de vorst niet meer behoefde huis te
houden uit zijn eigen vermogen maar den
Staat begon te onderhouden uit de belastingen
die de burgerij hem opbracht.
Het geld werd dus nu de bron van macht
en aanzien. Wij staan hier aan de wieg van
de bourgeoisie, van den tiers tat.
Aanvankelijk was het geld natuurlijk
schaarsch en waren derhalve de prijzen al
gemeen zeer laag, maar de toevoer uit het
nieuw ontdekte Amerika zou weldra in de
behoefte aan ruilmiddelen voorzien doch te
vens een ware revolutie teweegbrengen in de
prjjzen, die stijgende bleven tot het eind der
17e eeuw. Wie gedurende deze crisis het geld
in handen had oebeerschte de geheele
Europeesche markt. Die gelukkige eerste bezitters
waren de Spanjaarden, die dan ook de heer
schappij verkregen oyer een groot deel der
bekende :wereld, terwijl tegelijkertijd de
feudale staat door hunne vorsten werd te niet
gedaan en de absolute monarchie werd door
gevoerd.
Geen wonder dat bij zulke benijdenswaar
dige resultaten het algemeen streven bij vor
sten en volken werd om zooveal mogelij k van
dit metalen wondermiddel machtig te worden.
Die dorst naar geld zou de menschen echter
al dadelijk geruimen tijd op een dwaalspoor
brengen door hun de oogen gesloten te hou
den voor de ware bron van allen rijkdom.
Geld werd' aangemerkt als de eenige rijkdom;
" hoe meer men er van had en behield hoe
machtiger men geloofde te zijn ziedaar de
dwaling die ten grondslag lag aan die lange
duistere periode waarin de vorsten en de
wijzen zich bezig hielden met het vervalschen
van de munt, het verbieden van gelduitvoer,
*) Naar prof. Eisenhart's geschichte der
National Economik.
iiiiuiniiiiiniiiuimiiiiiiiiiiiiniiiiii
Wanneer de dokter met groote moeite
den uitslag van Marietjes beenen had ver
dreven, kwam die na korter' of langer' tijd
weer op de borst of armen terug, en was
het hem eindelijk gelukt den vijand ook v'an
daar te verjagen, dan zag men dezen weldra
weder in zijne oude wijkplaats te voorschijn
komen.
En dan waren de dokter en het kind, dat
niet beter scheen te willen worden, weer net
even. ver als vroeger.
In het weeshuis was men het er dan ook
wel algemeen over eens, dat het een ware
weldaad zou zijn, zoo de Heer Marietje maar
liever tot zich nam.
Zij was het eenige meisje, dat met jongens
op- de ziek en zaal lag.
Anders hield de weesvader om gegronde
redenen jongens en meisjes, zelfs zieke, liefst
van elkaar verwijderd.
Maar op deze zaal lagen meest heel ern
stige pnhVniies, en bij half doode kinderen
acluie <lf c- raren man het samenzijn van
beiflc" s'pslac1 ten minder gevaarlijk.
Dickie en zijn buurtje begrepen elkander
in huu b'/id, r ellende.
Het kleine meisje, dat zóó zelden een
vriendelijk woord te hooren kreeg, was op
roerende wijze aan haar vriendje gehecht,
en zag met angst in de oogen, hoe de
»verwaarloosde verkoudheid" in het bed naast
haar bij den dag meer vorderingen maakte.
De eerste weken had Dickie alleen ge
hoest, en van tijd tot tijd een beetje bloed
opgegeven. In de laatste dagen had het
hoesten nagenoeg opgehouden; het
sloopingswerk in het teedere lichaam was volbracht,
en haastig, gejaagd en koortsachtig ademend,
lag de kleine prooi van den dood, klam van
het zweet, thans in zijn bedje te zieltogen.
En de kleine Dick wist nu ook zelf, dat
hij sterven ging.
Wie hem dat gezegd had?
^ Wel de dokter had aan de vrouw, die
hem verpleegde,, meegedeeld, dat de jonge
het zoeken naar nieuwe transatlantische do
rado's en het ontdekken van den steen der
wijzen. Eerst toen men ondervond dat al
deze kunstgrepen geen welvaart konden bren
gen, leerde men inzien dat men langs meer
rationeelen weg den nationalen rijkdom moest
trachten te vermeerderen.
De betere denkbeelden op dit stuk ontving
men uit Engeland en Frankrijk.
De eerste die de staathuishoudkunde nieuwe
banen wees was de beroemde Engelsche
koopman Thomas Mun, die als voorzitter der
Oost-Indische Compagnie met zooveel succes
het uitvoerverbod van geld bestreed dat het
bij parlementsbesluit van 1663 werd opgehe
ven. Hij betoogde dat het geld door den han
del als het ware werd bevrucht, meervoudig
terugkwam, en dat men dus die beweging
niet belemmeren moest. Treasure by foreign
trade or the balance óf our trade is the rule of
our treasure" ziedaar zijn leuze die het ge
heele stelsel teekent, dat toen gevolgd zou
worden : een gunstige balans bewerken tegen
over het buitenland, zoodat dit veel moest
uitbetalen; veel toevoeren aan het buitenland
en er zoo weinig mogelijk van terugnemen
opdat men zoo veel mogelijk geld te goed
mocht krijgen zoo luidde de leer van het
mercantilisme, de leer van de handelsbalans,
die door een council of trade zorgvuldig
moest worden opgemaakt. Strenge protectio
nistische bepalingen in den geest van
Cromwells, tegen Holland gerichte acte van navi
gatie, 2) moesten aan dat stelsel kracht bij
zetten.
Hoewel dit stelsel in vergelijking van de
kunstgrepen der vroegere periode .een stap
vooruit mag worden genoemd, ging het toch
ook mank aan een opvallend groote fout,
het misverstand namelijk datdebuitenlandsche
handel alles was, zoodat nijverheid en land
bouw maar al te zeer op den achtergrond
traden.
In dit opzicht mag hetgeen Colbert in
Frankrijk tot stand bracht worden beschouwd
als een aanvulling, ja _als een volmaking van
het systeem: Bescherming der nijverheid met
behulp der in- en uitvoerrechten 2) was ook
zijn leidende gedachte, maar tegelijk werd
tevens naar binnen alles gedaan wat naar
zijne meening de nijverheid kon bevorderen:
opheffing van binnenlandsche tollen, aanleg
van verkeersmiddelen, acclimatiseering van
vreemde industriën, aanwerving van arbeiders,
ondersteuning van ondernemers, verlaging
van den rentevoet tot 5 pCt., eenheid van
recht, van maten en gewichten. Daarbij werd
niet alleen het gildenwezen streng gehand
haafd maar geheel de nijverheid tot in de
technische bizonderheden door staatsregle
menten geregeld, ter handhaving waarvan
fabrieksinspecteurs worden ingesteld en zware
straffen worden bedreigd tegen de overtreders./
De omstandigheid, dat onder dit stelsel'1
Frankrijk, mede op het gebied der staatkunde,
in Europa onder Lodewijk XIV de overmacht
begon uit te oefenen, noopte _ anderen om
denzelfden weg van het protectionisme op te
gaan. In Engeland werd het stelsel onder
Walpole in 1721 in de troonrede tot grond
slag der huishouding van staat verheven en
ten tijde van Pitt waren de beschermende
tariefsbepalingen tot zulk een chaos
aange2) De producten uit andere werelddeelen
mochten slechts met Engelsche, de
Europeesche waren alleen met schepen uit het
land van herkomst naar Engeland worden
vervoerd. Ons land had indertijd meer dan
twee derden van den geheelen vrachthandel
in handen.
iiiiiiHiiiniiiiiliMiiiiiiiinniiiiiinii iiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiniiinl
Tomson zoo heette hij naar
menschelijke berekening niet meer dan 24 uren te
leven had.
En daar die vrouw niet alleen eene lief
derijke weezenverpleegster, maar ook bovenal
een practisch persoon was, had zij bij zich
zelve nagegaan:
»Als dat Indische jongentje morgen, dat
is Maandag, mocht komen te sterven, dan
kan hij Donderdag begraven worden en
Vrijdag de zaal eens een goede beurt krijgen.
De andere kinderen zijn niet zoo ziek, of
die kunnen wel voor een paar uurtjes de
kamer af".
Des nachts op de zaal deelde zij fluiste
rend haren gedachtengang aan eene andere
verpleegster mede, toen zij dacht, dat alle
kinderen sliepen en de betrokken patiënt
zoover heen was, dat hij er toch niets meer
van zou kunnen verstaan.
Maar stervenden hebben dikwijls een scherp
gehoor, en zoo vernam Dickie dan ook, dat
hij den volgenden dag naar alle waarschijn
lijkheid dood zou gaan, en Donderdag», als
het wat meeliep, zou kunnen begraven worden.
Hij was te zwak om zich deze
mededeeling, al kwam die ook wat ruw en onver
wachts tot hem, eerst erg aan te trekken.
Voor zijn gevoel was het ook niet of er
over hem gesproken werd, maar over een
anderen, kleinen, zieken jongen, wien het
leven zoo'n pijn deed, dat hij wel blij zou
wezen als dit hem werd ontnomen.
Morgen zou de dood dien jongen dus
komen halen, had de verpleegster gezegd.
En hij zag hem in een ruwe kist liggen,
languit op den rug en met gesloten oogen.
Hij hoorde het deksel op de kist schroeven
en er kwam een groote, zwarte, sombere
wagen voor het »Huis", waar de doode jon
gen ingeschoven werd.
Twee spookachtige paarden trokken den
wagen voort, de weesvader, in een volgkoets
gezeten, reed daarachter, en een gedeelte van
de weesjongens liep ineê, twee aan twee,
groeid, dat niet minder dan 3000 afzonder
lijke parlementsbesluiten noodig waren om ze
alle, eenigszins gewijzigd en gematigd, saam
te vatten in eene wet, Pitt's customs
consolidation act. Zijn meest volkomen theo
retische uitdrukking vindt dit systeem in
James Stewart's leer der Staathuishoudkunde
van 1764 met haar grondstelling dat een ge
soleerd volk wel gelukkig maar niet rijk kan
worden tenzij door den buitenlandschen han
del. Terwijl Italiëen Duitschland bij gebrek
aan nationale eenheid zich tegen dit stelsel
niet konden verweren en Spanje op zijn vroe
gere rijkdommen bleef teren, traden Engeland,
Frankrijk en Holland nu allerwege op den
voorgrond.
Hoe men over dit alles overigens moge
oordeelen, vergelijkenderwijze valt in den
door ons gevolgden ontwikkelingsgang al
thans ne groote lichtzijde waartenemen:
het oorspronkelijke doel van het mercantilisme,
het bloot verzamelen van geld namelijk, ver
dwijnt langzamerhand om plaats te maken
voor de verheffing van nijverheid en zeevaart
en de erkenning daarvan als bronnen van
aanzien en macht.
Voor het overige paste het stelsel volkomen
in de middeleeuwsche staatshuishouding. In
gelijken geest toch als dit moest waken voor
3e belangen van den handel en de nijverlieid,
waren andere bepalingen bestemd om te zor
gen voor de belangen van den landbouw en
den^arbeid: door de ondeelbaarheid der lan
derijen en door de onverdeelde erfopvolging
werd de grond tegen improductieve verbrok
keling behoed, terwijl door de gebondenheid
der bevolking aan den grond daaraan de
noodige arbeidskracht verzekerd bleef. Op
hetzelfde beginsel steunt de organisatie der
stedelijke bedrijven in het gildenwezen, dat
aan het handwerk soliditeit en verdienste
wilde waarborgen, door het toetevertrouwen
aan _ een beperkt aantal meesters en hun het
privilegie der bearbeiding te gunnen. Van
daar dat het mercantilisme de organisatie van
landbouw en gilden in zijn stelsel kon op
nemen. Alleen trad overal in de plaats van
de autonomie der standen meer de onder
werping aan het algemeen gezag van den
Staat.
Zoo was in groote trekken de toestand toen
in het midden der 18e eeuw een algeheele
ommekeer ontstond in de denkbeelden van
Europa en alle overlevering aan een strenge
kritiek werd onderworpen. Onnoodig te
zeggen dat ook het economische dogma
daaraan niet ontkwam.
(Wordt vervolgd). Socius.
; 3) Matige uitvoerrechten voor inlandsche
fabrikaten, hooge invoerrechten op vreemde
omgekeerd hooge uitvoerrechten op
inlande 'grondstoffen en levensmiddelen, met
matige invoerrechten op vreemde.
iililimiliiiliiiiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiHiiiiimnfiiuiiimuii
Brieven uit Utrecht
door
GlESE VAN DEN DOM.
We hadden hior Zondagavond twee «voorstel
lingen", die een allerzonderlingste tegenstelling
vormden. In het lokaal de Vrede leidde generaal
Booth een bijeenkomst van het Leger des Heils
en in den schouwburg trad de la Mar op met
het sensatiestuk De valsche bankbiljetten. Nu,
dat het Leger des Heils hier opgang maakt en
volle zalen trekt, verwondert niemand. Reeds voor
jaren, lang voordat de Sal vation- Arm y hier haren
inval deed, hadden we hier, voornamelij k door steun
naar het kerkhof.
Daar werd de kist op losse planken gezet,
die een diepen kuil bedekten.
De weesvader sprak een gebed uit en de
jongens zongen een stichtelijk lied voor hun
gestorven kameraadje.
Daarna werden de planken op zij gescho
ven en aan touwen, die akelig knarsten en
schuurden, zonk de kist in de diepte.
De weesvader en de jongens strooiden
bloemen in den kuil en verlieten het kerk
hof. .../
Iets dergelijks herinnerde de kleine Dick
zich nog van zijn moeders begrafenis.
En toen kwam het plotseling als iets
vreeselijks over hem, dat hij, Dickie Tomson het
was, dien men daar in den grond had neer
gelaten, dat hij het was, die in die enge,
donkere kist lag uitgestrekt, van allen ver
laten, opgesloten voor altijd, omringd door
andere doode menschen, die hij niet kende.
Straks zou de doodgraver komen en den
kuil met aarde vullen, harde, zwarte aarde,
neerploffend met dof geluid op het deksel
van zijn kist, waar hij met z'n bleek ge
zichtje tegen rustte.
De vogels zouden zingen op het kerkhof,
en hij zou het niet hooren, de zon zou schit
teren en branden op zijn grafsteen, maar hij
zou het niet weten in het duister van den
eeuwigen nacht.
Toen werd hij bang, zoo bang als hij nog
nooit was geweest. Hij wilde schreeuwen en
om hulp roepen, maar de benauwdheid wrong
zijne keel toe en geen klank verliet zijn
hijgend borstje.
Het droombeeld van de kist en het kerk
hof verdween in een grijzen nevel en zijn
zwak, angstig kloppend hartje kwam lang
zaam tot bedaren.
Toen de nevel optrok, zag hij zich zitten
in de galerij van een groot Indisch huis, op
de knieën van een vriendelijken man, die
hem liefkoosde. Dat was zijn vader. Zij
praatten als van ouds met elkander net of
van een Engelschen ingenieur, den heer Wright,
godsdienstige bijeenkomsten, waar men soms al
lerlei zonderlinge uitingen kon hooren van men
schen die plotseling den »geest" kregen. Nog
langer geleden kon men hier een vischboer in
een ton zien staan, met een hemd over zijn
bovenkleeren getrokken, en zoo dienst doen als
voorganger eener apostolische gemeente die hier
nu zelfs al een eigen kerkgebouwtje bezit. Op
godsdienstig gebied zijn we hier dus vrij wel aan
alles gewend, zoodat er niet veel meer is dat ons
verwonderen kan, al kunnen we niet nalaten
Booth en zjjne volgers om hunne verbazend
menschkundige taktiek te bewonderen. Het is
inderdaad bewonderenswaardig om te zien, wat
die menschen al niet doen om hunne medemen
schen te bekeeren.
Zij staan op de estrade en zingen en dansen
en wenken en bidden om maar de zondaars te
doen zien dat hun godsdienst een »vroolijke gods
dienst" is en hen zoo tot zich te lokken. En als
al dat gelok vergeefs is, dan probeeren zij het
op een andere manier en noodigen allen uit om
mede te zingen, waarbij ieder die in Christus
gelooft wie zou dat in die zaal willen ont
kennen de rechterhand omhoog moet steken,
niet maar tot aan den schouder of het hoofd,
maar hoog, heel hoog, boven de hoofden uit. En
dan klinkt de muziek en allen zingen mede als
uit een mond het lied dat de blijdschap schildert
over de zondaars die zich bekeeren.
En wanneer ook dat nog niet helpt, dan be
stormen zij de vergadering met geweld! Mannen
en vrouwen mengen zich onder de menigte en
storen zich aan spot noch beleediging, maar pogen
op zachten toon half fluisterend dezen en gene
te overreden om met hen te gaan naar de
zondaarsbank.
Het getal bekeerlingen was, in aanmerking ge
nomen de middelen die in het werk gesteld
werden en die de menschen bepaald zenuwachtig
maakten, niet zeer groot; slechts tien. Doch de
onvermoeide generaal Booth, die in zijn
tweedaagsch verblijf hier van geen rusten scheen te
willen weten, was alweer weltevreden over den
door hem gemaakten oogst.
En terwijl hij daar in de Weistraat bezig was
zielen te winnen voor zijn geloof, speelde men
in den schouwburg op het Vredenburg een stuk,
waarvan de opvoering voor eenige jaren nog be
paald tot de onmogelijkheden zo A behoord hebben.
In onze stad van professoren, menschen dus die
het niet alleen weten kunnen maar weten moeten,
hebben we voor een jaar of wat, vanwege de
zedelijkheid, alle bordeelen verboden. En we zijn
inderdaad in dien korten tijd de hoofdcom
missaris houdt er een statistiek van al heel
wat fatsoenlijker geworden. Daardoor dreigt zelfs
de herinnering aan dien verdorven ouden tijd
met zijne slechte huizen en vrouwen verloren te
gaan en daarom heeft een andere hoogleeraar,
onze komedie-professor, gemeend zoo'n etablis
sement met alle ap- en dependenties op de plan
ken te moeten brengen. Het was zoo realistisch
mogelijk en nu konden onze grootmoeders nog
eens zien voor welke verleidingsmiddelen hare
echtgenooten en broeders indertijd zijn bezweken.
»Zijn daar nou mijn centen gebleven?1' merkte
een oud vrouwtje op het hoogste Amphitheater,
terwijl zij boosaardige blikken wierp op Amalia,
Blanche, Corrie (om te stelen), Lucie en Nancy, die
zonder eenigen schroom op de knie van eenige
bezoekers van de Achtergracht No. 13 zaten en
hare aanbidders allerlei beminnelijke naampjes in
het oor fluisterden, zooals daar zijn.: liefe swarte,
mooie plonte! enz. En die naampjes deelden zij
uit, »precies als in de natuur", zonder aanzien
des persoons, zoodat zij nog al eens aan een ver
keerd adres kwamen.
liet tooneel, waarin deze dames opkwamen, viel
?fimiiimHininniiniiHiniiiiliiiiliiiiiniiiiiliiiiiuiuiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiitm
zij nooit gescheiden waren geweest. Zijn
vader streek de hand door z'n zwarte haren,
en Dickie keek ondertusschen naar de mooie
planten en gewassen, die de galerij vulden,
naar de veelkleurige vogels, die in kooien
om hem heen fladderden, zingend, krijschend
en schreeuwend, ieder op zijne wijze, en naar
den kleinen aap, Jocko, die hem aan het
lachen maakte door zijne zonderlinge sprongen.
Wat had ie een pret, die kleine Dick, hij
rolde haast van vaders knieën af.
Een jonge vrouw kwam bij hen staan, zag
hem liefdevol in de oogen, kuste hem en
noemde hem haar lieven, zoeten Dickie.
Hij gevoelde zich zóó gelukkig in dien
laatsten nacht van zijn leven, als hij in
jaren niet geweest was.
»Moeder" .... stamelden .zijne bleeke lipjes,
en hij wilde zich oprichten en de armen om
haren hals slaan.
Maar hij was te zwak; hij viel met zijn
uitgeteerd lichaam in de kussens terug.
Het visioen was verdwenen en hij zonk
weg in een' toestand van doffe verdooving
Alles sliep op de slaapzaal, in de eerste
plaats de verpleegster, die vond, dat Dickie
op Donderdag behoorde te worden begraven,
opdat de zaal Vrijdags een goede beurt zou
kunnen krijgen. Alleen het meisje met de
»erfelijke belasting" was nog wakker.
Het hield de donkere, droevige oogen on
afgebroken op het bedje gericht, waarin
Dickie lag te hijgen, soms ineengerold als
een stervend aapje, dan weer rusteloos zich
wentelend en keerend in het klamme
doodszweet, dat zijn leden beparelde.
Zijn droge lippen schenen te smeeken
om een teug water.
Maar Marietje kon hem niet helpen, want
zij was lam en de verpleegster rustte in een
diepen slaap en snorkte
»Dick Tomson gaat sterven, jongens" zeide
de weesvader den volgenden morgen aan het
ontbijt. »Wie van jullie hem nog zien wil,