De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 25 maart pagina 7

25 maart 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 874 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Verzoening. De Voorzitter van Burgerplicht (tot de heeren SPBUYT en VEESLUIS) : ik wil ze in mijn armen sluiten." Houdt me niet tegen, %ij hebben gelijk gehad. ^IIIIIIIIIIIIIIIIMimiMIMI Wat kleed jij je altijd piekfijn voor zoo'n vergadering; mijn broer Henri maakt «r nooit zoo veel toilet voor. Och! Henri soigneert zich nooit; ik hou er van netjes voor den dag te ko men. _ Burgerplicht is een gedistingeerde ver?eeniging en .... Burgerplicht? Ik dacht dat je lid van ?Grondwet was, boven ligt er ten minste een convocatiebiljet van. Van Grondwet ben ik ook lid. Dat 's gek. Henri heeft me laatst uitge legd dat die twee vereenigingen lijnrecht tegenover elkander staan je kunt toch niet Van beide tegelijk lid zijn ? Waarom niet? Ik hoor graag het pro en contra van de candidaten en neem dan na rijp overleg ?een besluit wien ik kiezen zal. Enfin l 't mag zoo wezen hoor; maar ik begrijp het niet. Dat hoeft ook niet geef me 'n schoone ?zakdoek en m'n handschoenen en doe me plezier en ga met Fientje op behoorlijken tijd naar bed. Ik ben niet rustig als ik ?weet dat jelui op me zitten wachten. Van avond heb ik mijn ooren, mijn hersens, dub bel noodig, want er is heel wat belangrijks te behandelen we beleven ge wichtige dagen, die Kamerontbinding is een evenement. Och borstel even m'n kraag af. Er zullen heel wat vergaderingen moeten gehouden worden eer we een besluit kunnen nemen. Mevrouw Welters keerde zich met een zucht om, nam een. kleerborstel van de toilettafel en terwijl ze mijnheers gekleede jas lang zaam afschuierde, zei ze: Ik vind diekiezerij een nare boel; jij wordt er uithuizig door; 't is tegenwoordig elk oogenblik vergaderen. Vroeger ging je voor zaken op reis, heel dik wijls en lang dat kon ik me begrijpen, dat moest, daar pruttelde ik nooit over, maar toen je ging rentenieren hoefde dat niet meer en kregen we een pleizieriger leven je ging in den beginne altijd met Fientje en mij uit; dat was zooals 't hoorde. Maar nu sedert een paar jaar, dat je lid bent geworden van die vervelende kiesvereenigingen, gaat het weer den ouden weg op. Wat hoef' je je met de politiek te bemoeien. Dat's niet meer dan mijn plicht vrouwtje! Juist nu, nu ik geen zaken meer aan 't hoofd heb, ben ik 't aan mijn land, aan mijn stad verplicht mee te helpen regeerenj ten minste invloed op 't Gouvernement uit te oefenen. Zóó besteed ik mijn leegen tijd nog nuttig. En je laat ons alleen zitten. Enfin, wat moet dat moet, maar vervelend is 't hier Karel je paraplu en neem 'n cachenez mé, voor van avond, 't Is guur; als je uit zoo'n warme zaal komt vat je licht kou. Stop 'm maar in m'n achterzak, dankje nu adieu! dag Fien! dag Fien-tje! Dag Pa, veel pleizier! klonk Josefines stem achter uit de huiskamer. _?Pleizier? Neen kindlief voor mijn plei zier doe ik 't waarachtig niet; 't is mijn plicht als staatsburger. Neem er een voorbeeld aan, IIIIMMIMIIMimiMJItlHIIIIIimiimHIimilllinillMII imiiimiiiimiiMiimiiiMii Fientje, 'n mensch moet heel dikwijls iets doen wat hem minder aangenaam is, alleen omdat hij voelt dat hij 't verplicht is. Dag Fien, wel te rusten! Toen mijnheer Welters op straat stond, uitte hij een zucht van verlichting en keek even lachend om naar de achter hem geslo ten huisdeur. Hij streek een paar maal- met den behandschoenden vinger over zijn reeds grijs wordende knevels en bakkebaarden, zette zijn hoed dieper in de oogen, een lorg net op en drentelde op z'n dooie gemak voort, de Kalverstraat in. Mama en Josefientje zaten intusschen samen bij de theetafel en lazen de krant. Mama, zei Fientje op eens, gapend, wat doen ze nou eigenlijk op zoo'n vergadering, ik heb daar net een stuk over in de krant gelezen, maar ik begrijp er niets van. 't Lijkt wel of die heeren bij mekaar komen om ruzie te maken; ze hebben dan op den een. dan op den ander wat te zeggen, daarom is Pa zeker ook altijd den volgenden ochtend zoo knorrig als hij naar zoo'n vergadering is geweest. Hé! 't was veel prettiger toen Pa zijn plicht nog niet zoo trouw deed. Kind, daar kun jij nog niet over oordeelen. Pa heeft zeker z'n goeie redenen om die vergaderingen bij te wonen en wij moeten er ons in 's hemels naam maar in schikken. Geef me die sokken van Pa even uit de mand, die moeten gemaasd worden. * * 't Was lang over twaalven, toen mijnheer Welters voor zijn huisdeur stond en den sleu tel uit zijn zak trachtte op te diepen. Eindelijk had hij hem en probeerde het slot te openen 't lukte niet heel spoedig, want hij hield hem verkeerd in de hand. Die deur is gek, dat slot zit verkeerd, pruttelde hij en morrelde zonder gevolg met den sleutel. - Vervloekte deur, beroerde sleutel! hij stond op het punt van weerom te keeren en opnieuw de nachtlucht in te gaan, toen de deur eensklaps vanzelf openging en zijn vrouw, in nachtgewaad, met een blaker in de hand. hem binnenliet. Ik hoorde je zoo aan de deur peuteren, Karel ik kon niet slapen en daarom... O, zoo! je wou _zeker eens controlee?eeren hoe laat ik 't huis kwam, hè? dat komt in 't geheel niet te pas. Heusch niet, man, ik wou je helpen want O, zoo! ik kan anders heel best alleen, maar die sleutel is niet in orde kijk maar. Met groote verschrikte oogen ziet zijn vrouw eerst hem aan en dan naar den sleutel je houdt hem verkeerd, Karel! Goeie hemel, man, heb je een glas te veel gedronken? Gedronken ik? Geen kwestie van te veel 'n paar glazen bier; 't is zoo stikkend heet op zoo'n verga?a?dering. Inte ressant, heel interessant was 't maar niet voor vrou?ouwen anders had ik jou en Fientje wel meegenomen. Zie je wel dat die sleutel toch niet deugt ? Kom maar mee, naar boven, we zullen _?Eerst zul je zeggen - da?at die sleutel niet deu?gt.?ik weet wel weerlichts goed wat ik zeg hoor! Ja, ja! ga nu maar eerst mee... Neen! jij denkt dat ik 'm om heb niks van an, niks! Maar die sleutel zieje.... Ik denk niets. Kom nu! en maak Josefien niet wakker door je harde stem. Harde stem ? goed orgaan! 'k heb gesproken adhaesie betuigd. Tak ferme, kranige, sleutel Wat, niet goed? Ben jij zoo con-servatief ? Sjuut! denk er toch om, Josefien mag je zóó niet zien. En \yaarom niet; 'k ben gekleed. Grondwet is foetsch! heelemaal foetsch! al die conservatieve dompers ik ben radikaal-liberaal heel liberaal?die sleutel-.. Eindelijk is Welters in de slaapkamer, en nu 't _volle licht der gasvlam op hem valt, zegt zijn vrouw met schrik, maar gedempt en kortaf: Je hebt een stuk in je kraag als een opperman, gamy! kleed je uit en naar bed, schaam je foei! foei! hier, drink een glas water gauw ! In Welters hoofd begint het langzaam een beetje __ helderder te worden hij is op de canapéneergevallen en tracht nu zijn vrouw te verschalken. Schijnbaar opeens nuchter geworden, zegt hij : Daar heb ik je mooi beet gehad ik ben zoo nuchter als een kind ik wou maar eens zien wat je doen zou als ik ha, ha, ha! ha! Mevrouw _is waarlijk n kort oogenblik dupe en ziet glimlachend haar man aan, maar dadelijk krijgt zij op nieuw de over tuiging dat hij niet kaarsschoon is, als zij ziet, hoe hij met 't puntje van zijn tong her haaldelijk langs zijn lippen strijkt en hoe slaperig zijn oogen staan. Foei! herhaalt zij, je moest je schamen. Voor een man en vader is dat geen manier van 'thuiskomen, en streng: ? waar ben je geweest ? Die is_goed, heel goed, in Burgerplicht, natuurlijk, in Nederland en Oranje, in Grond wet, in Amsterdam, alle kieavereenigingen af'geloopen dood moe slaperig geef me nog wat water. Hier! Bah, wat ruik je naar tabak. D'r wordt zoo zwaar gerookt. Pffuu! je hebt conjak gedronken. Alle heeren drinken d'r 'n grokkie.... En wat zie je d'r uit waar is je das? M'n das? die heb ik om. Dat's niet waar en je hoed vol deu ken wat is er met je gebeurd? D'r is verschil van opinie gekomen Socialen Anarchisten, die moesten d'r uit. Heb je dan gevochten? Ba, wat gemeen. Dat's tegenwoordig gebruik in Kiesvereenigingen. Maak dat aan 'n ander wijs kom als je blieft biecht op waar ben je geweest? Overal! Hé! waar? Alle kies-societeiten bezocht. Prachtig speechen gehoord en meneer, die zich tot dusver vrij goed heeft gehouden begint op eens hard te lachen. Ha, ha, ha! hij was goed; die Tak 'n kranige kerel Gijs Tienhoven d'r uit gesmeten d'r uit, d'r uit! d'r uit! In G-ods naam zing niet, ik schaam me dood als Fientje je hoort. Ma, Ma! wat is er toch? klinkt eensklaps de stem van 't meisje dat in haar nachtjapon op bloote voeten binnenkomt. Is Pa niet wel geworden ? Ja, kind, Pa is duizelig door de warmte van die lokalen, en haastig bijt ze haar man in 't oor: hou je dan tenminste goed voor je dochter. Welters is nietÉ_zóó beneveld, dat hij niet begrijpt dat hij zijn prestige moet bewaren en daarom laat hij zich eensklaps met een zucht op de canapéachterover vallen, steu nend en klagend: O mijn hoofd, mijn hoofd, die hitte, ik dan er niet tegen. Maar lieve Pa waarom gaat u er dan toch heen? Plicht, kind, plicht! O mijn hoofd ! Blijf liever thuis bij ons Hè, wat ziet u bleek; o Ma! kijk eens de kille droppels staan op Pa's voorhoofd Het bezorgde kind gaat naast haar vader op de canap zitten en trekt diens zakdoek, die een eindje uit den zak van zijn overjas hangt, te voor schijn om zijn voorhoofd af te drogen. O! wat 'n hitte, die lange spee ch?en?o! Wat is dat? roept Mevrouw eensklaps halfluid als ze ziet, hoe de zakdoek, uit meneers zak, een champagne kurk en een paar papieren heeft gewipt. Haastig raapt ze de kurk op om die te verbergen en terwijl Josefine vaders gelaat afwischt, valt nog een pakje sigaretten langs haar heen op de kanapé. Hépa, rookt u sigaretten? Ze verkochten ze da;ir ten vpordeele van lik! van de kamerontbinding. Mevrouw heeft zich meester gemaakt van een-der papieren en leest zachtjes: Kie\rrs.' Kiezers! hij is er toch geweest denkt ze, maar als ze verder leest: Kiezers rrrzninit niet in 'l Alccuar de schoone Mnriolaine, dr. Koningin ikr Odaliskvn te gaan \ien.' Entn'c rrij! stopt ze dat papiertje haastig weg, raapt de anderen op en ziet haar echtgenoot, die intusschen wat bijkomt, met doorborende onheilspcllenden blikken aan. Een klein papiertje, een kaartje, ligt nog op de canapé: Mevrouw grijpt er naar, maar Fientje is haar vóór geweest, en leest reecis : Miss Fanny". Welters neemt het haar haastig af en zegt, plotseling bijna ontnuchterd:?geef hier, dat moet ik vooral bewaren, dat is 't adres van de voorzitster van de Vrije- Vrouwen Een Engelsche, Pa? Een lersche afgezante van de Ierenvrouwen vereeniging. Mevrouw balt heimelijk de vuisten in de plooien van haar nachtjapon, maar zegt OD honigzoeten toon : Fientje. je Pa is niet erg, hoor! Ga maar gerust naar bed kind ik zal je vader wei helpen!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl