De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 1 april pagina 1

1 april 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER A°. 1894 WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bjj de Vijzelstraat, 542. Zondag 1 April Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indie per jaar mail» 9Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 i, IN H O V Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Kiesrecht en Sociale Wetgeving, door Socius. B.-ieven uit Utrecht, door Giese van den Dom. FEUILLETON: De voorzichtige kleine man, van Olivier Clausen. TOONEEL EN MUZIEK: Muzikale kritieken, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Bauers' etsen b\j Akédysseril, beoordeeld door Jan Veth. Fotografie-tentoonstelling te Maas tricht, door Meinard van Os. Otto Julius Bierbaum's Frits von Uhde, beoordeeld door Pol de Mont. Het Heine-monument. SCHAAK SPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLER LEI. INGEZONDEN. RECLAMES. UIT Dr. GANNEFS STUDEERKAMER. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Onze Belgische naburen hebben zich niet te beklagen over te geringe stabiliteit van hunne ministeriën: een liberaal kabinet bracht het daar (van 1857 tot 1870) tot een leeftijd van 13 jaren, en de thans afgetreden minis ter Beernaert heeft zich bijna tien jaren ge handhaafd. Ztjn blijvende beteekenis kreeg het mi nisterie-Beernaert eerst vier maanden na zijn optreden, door het uittreden der intranaigente clericalen Jacobs en Woeste. Het werd toen en bleef een gematigd clericaal kabinet; het heeft al dien tijd ook te strijden gehad met den rechtervleugel der clericalen, en men kan ook thans weer in den heer Woeste den hoofdbewerker zien van Beernaert's val. Eene meer dan gewone handig heid heeft de heer Beernaert moeten toonen om onder deze omstandigheden eene meer derheid te vinden voor de ingrijpende her vormingen, welke hij heeft tot stand gebracht, met name voor de grondwetsherziening en de kiesrechtuitbreiding. Hij heeft gelaveerd en geschipperd, concessiën gedaan en com promissen gesloten, maar bij dat alles zijn hoofddoel niet uit het oog verloren. En het strekt hem niet tot oneer, dat hij, nu hij zijne niammnraiHiii De voorzichtige kleine man. Reisherinnering uit het Deensch, van OLTVTER CLAUSEN. Op een Novemberavond, een paar jaar ge leden, half elf. 's avonds, stond ik op het terras, bij het station Perrache in Lyon. De avond was somber en mistig. Beneden het terras lag de groote place Perrache, Lyons kermisplaats. Door den mist heen kon ik de groote tenten, de zwevende schommels en de draaiende karoussels zien, het geschreeuw en geroep van heesche stemmen en de valsche tonen der orgels bereikten mijn oor. Ik zou Lyon verlaten en met den exprestrein van 10.50 naar Parijs gaan, maar wilde nog een laatsten indruk medenemen. Achter de place Perrache begon de stad; ik zocht met het oog de rue de la Republique, de prachtige straat, die Lyon van het Noorden tot het Zuiden doorsnijdt, maar al wat ik onderscheiden kon, waren de gaslichten. die door den mist omkransd, een matten, roodachtigen schijn van zich gaven. Ik keerde mij naar het Westen en giste waar de kerk Notre Dame stond, dat machtige gebouw, dat van het hoogste punt der stad als een citadel de omgeving beheerscht een juist zinnebeeld van de domineerende macht der kerk in de anders zoo vroolijke stad. Maar dien avond was niets te zien dan mist, en ik keerde mij daarom om, ten einde de wacht kamer in te gaan. Bij die snelle omwending had ik bijna een kleine man, die achter mij stond, omverge1 worpen. Met een verontschuldiging wilde ik verder gaan, toen het mannetje zei: 't Is vervelend, dat het van avond zulk donker en mistig weer is, vindt u ook niet? vrienden heeft gebracht aan de grenzen van het beloofde land der kieswethervorming, dit niet wil binnengaan ten koste van de op offering van een beginsel, dat hij niet slechts voor billijk houdt, maar ook in het belang van zijn eigen partij voor onmisbaar: bet beginsel der evenredige vertegenwoordiging. Met dezen lof stemt de Brusselsche Réforme niet in. Het radicale blad verwijt den mi nister-president, zijn post te hebben verlaten op het oogenblik dat de veldslag zou begin nen, en dus in de vervulling van zijn plicht tekort te zijn geschoten. »De voorstanders dier hervorming uit alle partijen, die geloofd hebben dat het hoofd van het kabinet in derdaad alles zou doen wat in zijne macht was om deze hervorming te doen triomfee ren, zijn wreed bedrogen: de heer Beernaert heeft het voorstel, waarvoor hij verantwoor delijk was, losgelaten, zonder zelfs het groote openbare debat te hebben getrotseerd, terwijl toch vóór dien tijd geen sprake kon wezen van eene regelmatige aftreding van het ka binet. Hij heeft toegestaan, dat de heer Woeste de evenredige vertegenwoordiging in de sectiën vermoordde...." En het blad betoogt dan, dat de heer Beernaert den heer Woeste als zijn opvolger had moeten aanwijzen, en zich daarna zelf aan het hoofd der oppositie tegen den nieuwen premier had moeten plaat sen, terwijl hij nu, door eene reconstructie van het kabinet te begunstigen, in welke zijne plaats en die van - den heer Lejeune door twee andere »proportionalisten" zijn in genomen, aanleiding heeft gegeven tot de vorming van een kabinet Beernaert zonder Beernaert en er zelf het bijltje bij neergelegd heeft. Wij gelooven niet, dat deze voorstelling volkomen juist is. Zeker, de heer Beernaert heeft, na het vernietigend oordeel, indesectiën over zijn voorstel betreffende de even redige vertegenwoordiging uitgesproken, het openbaar debat niet afgewacht; maar zou de stemming na dat debat gunstiger zijn uitgevallen? Wie de kaart van het land kent, weet wel beter. De clericale meerder heid wil van die hervorming niets weten. »Bij het tot dusver gevolgde stelsel" zoo schreef dezer dagen de Brusselsche corres pondent van een goed ingelicht clericaal blad, de Kölnische Volkszeitung " was het man uuiiiiiiiiuiiuitiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiitimiiiimmtiimmtimniiiinniiimnt Als buitenlander, die elke gelegenheid aan grijpt om zich in de taal van het land te oefenen, antwoordde ik oogenblikkelijk: dat het zeer treurig was door dien mist. U stond zoo in gedachte naar de stad te zien; was het misschien een af scheidsblik ? vroeg hij. Ja, het was een vaarwel! Dat dacht ik wel! En ziet u, ik neem van avond ook afscheid van Lyon. Ik ben hier zeker wel meer dan vijftig keeren ge weest, maar nu kom ik misschien nooit terug Zoo? _?Over een kwartier gaat eerst mijn trein, zeide hij. Gaat u misschien ook n aar Parijs? Ja. Ik zou graag een glas wijn drinken voor mijn vertrek. Houdt u mij gezelschap? Ja, met genoegen! Wij gingen de wachtkamer in, hij bestelde een liter vin blanc en wij klonken. U is een vreemdeling? vroeg hij. Ja, ik ben van Denemarken. Denemarken! Dat ligt erg in het Noor den ! Ik ben nooit noordelijker dan Parijs geweest, maar later hoop ik toch eens naar Noorwegen en Zweden te gaan. Van het Zuiden met zijn ondragelijke warmte en zijn onrustige menschen, heb ik genoeg gekregen. Nietwaar, het is koud in Denemarken en de menschen zijn kalm en bedaard. Ja, dat is ongeveer zoo. Hij nam een grooten slok wijn, bracht zijn stoel dicht bij den mijne, nam mij vriend schappelijk bij de hand en zei, terwijl een glimlach zijn gezicht verhelderde: Van daag over acht dagen houd ik bruiloft. Zoo! ik feliciteer u wel. Dank u! kent u Parijs? Ik ben er vroeger eens geweest. Dan kent u misschien het quartier Marais. Dat kalme quartier, waar de meeste handelaars in antikiteiten en curiositeiten wonen. Daar, in de rue des Vosges, heb ik een winkel, als ik weg ben bestuurt mijii daat van afgevaardigde een baantje voor het leven, en in talrijke gevallen ging het zelfs als een erfstuk over van den vader op den zoon. Antwerpen bijvoorbeeld was en is ook voor het vervolg bij de toepassing van het gewone meerderheidsstelsel voor de katholieke afgevaardigden een veilig kiesdistrict. Bij de invoering der evenredige vertegenwoor diging zouden noodzakelijk verscheiden man daten aan de liberalen en minstens n aan de socialisten worden toegekend. Even zoo veel katholieke afgevaardigden zouden dus hun zetel verliezen ; wie van de eif weet niemand. Alle elf voelen zich bedreigd. Evenzoo is het gesteld te Aalst, te Namen, te Brugge, te Mechelen enz. Nu is het wel waar, dat hetzelfde gevaar de afgevaardig den bedreigt van plaatsen, die tot dusver aan de liberalen verzekerd waren, zooals bijv. Luik. Maar wanneer ook de verhou ding der partijen in het algemeen geen in grijpende wijziging onderging, toch zou de verandering niet in den smaak vallen van de afzonderlijke tegenwoordige afgevaardig den, die menschelijk genoeg denken, om hun eigen dierbaar ik bij deze zaken niet buiten beschouwing te laten." Een opmerkelijke bekentenis: het beati possidentes in al zijne heerlijkheid, of liever, in al zijn naieve onbeschaamdheid. «Ver ander aan uw kieswet zooveel ge wilt, als ge maar niet aan onze zetels raakt," zie daar de leuze der meerderheid. In de sectiën is dit zoo duidelijk gebleken, dat den heer Beernaert over het lot van zijne her vorming (welke wij trouwens van ons stand punt gerust eene zeer gebrekkige kunnen noemen) geen twijfel kon overblijven. Uit het feit, dat alleen de heer Lejeune ruet dot heer Beernaert is afgetreden, mag men afleiden, dat de ingenomenheid der ove rige ministers met de voorgestelde evenredige vertegenwoordiging eene zeer matige is. Ko ning Leopold is, zooals men weet, vóór het ontwerp, en daarom is het te begrijpen, dat hij de beide nieuwe ministers, de heeren de Smet de Naeyer en Begerem, onder de proportionalisten heeft gezocht. Of echter het gereconstrueerde ministerie, aan welks hoofd thans de minister van binnenlandsche zaken, de heer De Burlet, staat, de netelige quaestie met kracht zal aanpakken en haar iimmmuMmiMmMiiMiMHiHiiiiiiintiiiiMmiimitinimltiiiiiiimimiïwiuf moeder hem, en weet ge, waarin ik handel ? Neen. In Bedouïnen-zaken en allerlei raritei ten uit Afrika. Och! mijn zaak is eigentlijk doodeenvoudig. Drie of vier keer in het jaar vul ik een grooten koffer met Parijsche klei nigheden, met duizend goedkoope vodjes, die hier altijd in menigte te krijgen zijn, klei nigheden van porcelein, metaal of terra cotta, miniatuurspiegels, schitterende speldjes en zoo meer. Dan reis ik naar Algiers, maar daar houd ik mij met op, omdat daar winkels zijn, die dezelfde goederen verkoopen, alleen vijf maal duurder dan te Parijs. Neen! ik reis met den spoortrein naar 't Zuiden, in het laatste groote station laat ik de koffers staan en vul mijn zakken met al die kleine voor werpen. Dan trek ik naar de legers van de Bedouïnen en Kabylen en ga ruilen. Voor een klein Venusbeeld in terra cotta, dat in Parijs 50 centimes kost, krijg ik geborduurde lederen voorwerpen, die ik in Parijs voor 50 francs verkoop. Ik ruil tapijten, wapens, zadels, sieraden en andere curiositeiten, die zij van de negerstammen geroofd hebben, in. Als ik voldoende beladen ben, ga ik naar het station terug, vul mijn zakken weer uit den koffer en ga handelen met een anderen stam. U kunt begrijpen, dat men met zulk een handel voorzichtig moet zijn. Hij ledigde zijn glas en zag zwijgend voor zich uit. Ik nam hem wat nauwkeuriger op. Hij was zeer klein en zeer mager en kon zoo ongeveer veertig jaar zijn. In gedachte zag ik dat magere figuurtje daarginds handeldrijven met de krachtige, woeste Bedouïnen. Zijn gezicht was droog en gerimpeld, ver schroeid door Afrika's brandende zon en had ernstige trekken door het voortdurend op zijn hoede zijn voor gevaar vermoeid door het handelen en dingen met de Bedouïnen en Kabylen. Maar dat is nu alles voorbij; deze reis is de laatste, over acht dagen trouw ik en begin een heel ander leven. Ik word namelijk kruidenier in Parijs. tot eene goede oplossing zal brengen, daaraan mag men met recht twijfelen. En indien dat gelukt, dan zal het slechts kunnen geschieden met behulp eener meerderheid, die grooten deels uit anticlericalen is samengesteld. Eene vingerwijzing in deze richting geeft de toenadering tusschen de progressisten en de socialisten eenerzijds en de doctrinaire liberalen anderzijds, die op het pas gehouden progressistisch congres duidelijk is gebleken. De leiders der doctrinairen blijven wel is waar nog in hunne onverzoenlijke houding volharden, maar hunne volgelingen schijnen deze onvruchtbare politiek moede te worden. Liberaal te heeten, en toch de grondwets herziening, de uitbreiding van het kiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging, ja eigenlijk eiken vooruitgang, op hoog bevel der partijpousjes te moeten bestrijden, is ten slotte een weinig dankbaar werk. En daarom zal het niemand verwonderen, dat de oud-minister Olin, sprekende uit naam van een zestiental vereenigingen, wier vertegenwoordigers in de Kamer de meerderheid der doctrinaire fractie uitmaken, zich met groote warmte verklaarde voor samenwerking met de progressisten. Het spreekt van zelf, dat de doctrinairen niet het. gansche program der progressisten en nog veel minder dat der socialisten kunnen over nemen, maar voor een program van actie zijn punten genoeg te vinden, omtrent welke voldoende overeenstemming bestaat. Nu de ervaren hand van den heer Beer naert niet meer, op vrienden en vijanden beiden, den zachten drang van het «verdeel en heersch" kan uitoefenen, zullen de cleri calen wel degelijk rekening moeten houden met de op zoo verrassende wijze gebleken toenadering tusschen hunne tegenstanders. Duurzaam zal die toenadering niet wezen, want in de politiek is de tegenstelling van clericaal en van anticlericaal op den duur even onhoudbaar als de samenkoppeling van liberaal en radicaal. Maar tijdelijk kunnen n die tegenstelling, n die samenkoppeling een grooten en beslissenden invloed uitoefe nen : de eerste heeft het trouwens in Belgi reeds veel te lang gedaan. minimum iiiiiiiiiiiiiin i inii Kruidenier? Ja, kruidenier. Dat is toevallig geko men. Vlak tegenover mijn ouderlijk huis op den hoek van de Rue Foumalle, woont een kruidenier. Hij heeft een dochter, Franeoise, die 10 jaar jonger is dan ik. U kunt niet begrijpen hoe lief zij als kind al was, zóó mooi, zóó verstandig en zoo fijn. Onze ouders kwamen veel samen en wij zagen elkaar bijna iederen dag. Maar stel u nu voor, zij verbeeldde zich, dat zij mij volstrekt niet kon lijden, zij beet mij af en behandelde mij als een hond. Dat vond ik erg 'treurig, want ik had altijd zoo ontzettend veel van haar gehouden. Terwijl ik nu mijn eerste reis naar Algiers zou doen, verbeeldde zij zich, dat zij van een zekeren Labas, die bediende in een zijdewinkel in de Rue St. Antoine was, hield. Maar hij bedroog haar en het arme kind bleef zitten; twee maanden later kreeg ze een meisje. En begrijp eens hoe vreemd, toch bleef zij van dien ellendeling houden en wilde nooit iets kwaads van hem hooren. Eerst na verloop van acht jaren, nadat zoowel mijn moeder als ik, haar voort durend gesmeekt hadden, verklaarde zij, dat ik het toch was, van wien zij in werkelijkheid hield. Anderen zouden er misschien tegen op zien, dat zij een kind had, maar ik zeg maar: ik heb sedert mijn kindsheid van Fran§oise gehouden en ik neem haar nu tot vrouw. Ja, niet waar, wat kan mij de rest dan schelen? zeide hij, en zijn gelaat begon van vreugde te schitteren, 't was aandoenlijk. Op hetzelfde oogenblik werd er geluid. Wij stonden op, de kleine man ont ving aan de garderobe een grooten, platten koffer, dien hij bijna niet van de plaats kon krijgen, zoo zwaar was hij. Ik hielp hem. In dezen koffer, zei hij ernstig, ligt Francoise's bruidskleed. Het is van de fijnste Algerijnsche zijde, daar heeft zij om gevraagd. En daar ligt ook haar bruidsgeschenk in. Dat is het prachtigst geweven tapijt, dat ik vinden kon. Dat moet voor haar bed liggen en daarom heb ik dien koffer niet als reis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl