De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 1 april pagina 2

1 april 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.'875 : Kiesrecht en Sociale Wetgeving. Ik geloof dat, waar wij vroeger onder verschillende kiesstelsels werden ge regeerd voor het welzijn van nkele klassen, wij thans, nu het kiesrecht toe gankelijk is voor allen, ook bestuurd worden overeenkomstig de belangen van allen. Ik geloof dat, door met het kies recht af te dalen in de lagere klassen, wij hier en daar het geweten der ge meenschap hebben getroffen. Ik geloof eindelijk dat de gemeenschap is ont waakt tot het plichtsbesef van : alle rangen en standen, en dat het volk gaat inzien dat de politiek niet bloot een spel is, waarbij de pionnen maar al te dikwijls worden opgeofferd voor de koningen en de kasteelen,maar een nobele poging om de beginselen van hoogere moraal ingang te verschaffen in het practiscHe leven." Aldus sprak Verleden week Engeland's premier, the Earl of, Rosebery, op een feesteIjjke samenkomst te zijner eere georganiseerd door de progressisten van den London County Council. Welk een contrast vormen deze woorden met de wanklanken die wij juist in deze zelfde dagen bij ons te lande te hooren krijgen uit den mond van mannen als Beelaerts, Van Houten en Rutgers die zich van een uitgebreid kiesrecht nog maar steeds niets anders dan revolutie, politieke ontaardingen overheersching van het «stemvee" kunnen voorstellen! Bemoedigend is het bij deze tegenstelling, te weten, dat onze crnservatieven slechts worden bewogen door veroordeelen van klasse en opvoeding, dat hunne uitingen slechts de angstige droomen zijn van ontstelde geesten, terwijl de zooeven genoemde Engelsche staats man, zijn opinie grondt op de door hemzelven in verschillende werkkringen opgedane ervaring. De woorden van Lord Rosebery toch waren niet maar los daarheen geworpen fanfares, doch vormden de conclusie, getrokken uit onloochenbare feiten, namelijk de vele sociale hervormingen, die in de laatste jaren door den Londenschen Graafschapsraad en onder het kabinet-Gladstone zijn tot stand gebracht. De London County Council, waarvan Lord Rosebery eenigen tijd voorzitter was, is een instelling tot stand gekomen onder de Local (rovermnent Act van 1888. Het is de regee ring van de graatschap London, welke zich uitstrekt over Middlesex, Surrey en Kent en dus wel onderscheiden moet worden van de City of London, die slechts een kiesdistrict van de Council uitmaakt en een eigen bestuur heeft in het coHegèvan Lor d-May or en Aldermen, dat hunne zittingen houdt in de ?bekende Gfuildhall, terwijl de Council verga dert in Spring Gardens. Zijn eerste zitting hield de Council pp 21 Maart 1889. Hoewel nog slechts vijf jaar oud, heeft de counciJ in dit korte tijdsbestek toch reeds veel goeds tot -stand gebracht, ook in 't belang der arbei dende klasse. Hij zorgde voor de uitbreiding der parken, de eenige plaatsen waar men in een stad als Londen eenige frissche lucht kan genieten en waar tegenwoordig 's zomers geregeld muziekuitvoeringen worden gegeven; ??minimi iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiTiiiiiiniiiiMniiiitriiTTr goed laten inschrijven, ik wil hem voortdurend bij mij houden, dan ben ik zeker, dat hij niet ontsloten wordt of dat er iets aan komt. Wij gingen nu naar het perron, waar de reizigers plaats zochten. Ik reis 3e klasse, zeide hij, dat doet u .zeker niet? Ik dacht na over die nachtreis van 12 uren, waarbij het gesprek toch door den slaap niet vlotten zou, en antwoordde daarom: Neen, ik heb een billet 2e klasse. Ik had juist een ledige 2e klasse coupéin het oog gekregen en wierp mijn reisdeken in een der hoeken. Achter dezen wagen stond een leege 3e klasse. Hier, riep ik, is een goede plaats. Neen, zei hij, die is mij veel te veel naar achteren. Veel te veel? Ja, ik ga uit principe altijd midden in den trein zitten. Als er een spoorwegongeluk plaats heeft, treft het gewoonlijk de eerste en de laatste, maar bijna nooit de middelste wagens. En u begrijpt, nu wil ik juist bizonder voorzichtig zijn. Wij waren aan het midden van den trein gekomen, maar vonden geen ledige coupes. Niet alleen moet de wagen in het midden van den trein zijn, maar van avond wil ik nu eens de coupé, die midden in den wagen is, nemen. Daarop steeg hij in de middelste coupé, waar reeds zes personen zaten, die alles behalve blijde waren met den zevenden passagier. Ik hielp hem zijn koffer boven in het net plaatsen. Toen reikte ik hem de hand met de woorden: Ik hoop u morgen te Parijs aan het station weder te ontmoeten. Het doet mij genoegen, kennis gemaakt te hebben en ik dank u zeer voor het ver trouwen, dat gij mij, die u toch geheel vreemd ben, getoond hebt. Een vluchtige glimlach kwam op zijn gelaat. Mijn waarde heer, juist omdat u vreemd is, heb ik u dat alles kunnen vertellen. Be grijpt u, ik was zoo blij en had behoefte hij hjeld het oog gevestigd op de zoo ge wichtige drinkwaterkwestie; hij waakte voor de nauwkeurige uitvoering der wet op maten en gewichten; hij beperkte het aantal »verunningen"; hij zorgde voor de uitbreiding van rankzinnigengestichten zoowel als voor de stichting van industriescholen; hij bevorderde de opruiming van ongezonde en den aanbouw van betere arbeiderswoningen. Maar bovenal wijdde hij zijn aandacht aan de arbeids wetgeving. Zoo zorgde hij in de eerste plaats dat de aannemers van gemeentewerken, hun arbeiders een behoorlijk loon uitbetaalden voor een niet overdreven arbeidstijd. Voorts stak men ook de hand in eigen boezem en verbeterde in menig opzicht de positie van de werklieden, die de council zelf in dienst had. De laatste nieuwe proef, die de council heeft ondernomen, is de terzijdestelling, zooyeel mogelijk, van aannemers en tusschenpersonen, een waagstuk, dat uitnemend slaagde n dat volgens lord Rosebery den Council een besparing bezorgde van 15 pCt. der kosten bij minstens even deugdelijk werk. Wanneer men al deze maatregelen overziet, zal men moeten erkennen, dat Lord Roseber récht had te roemen op de vijfjarige «aamhëid van zijn County Council. ? Maar met niet minder voldoening mocnt hij wijzen op .de sociale hervormingen, die onder Gladstone's progressistisch ministerie waren ondernomen. Behalve de Empïoyers Liability Bill, de Bill betreffende den dienst der spoorwegbeambten, de Achturen-Bill voor mijnwerkers, de vermeerdering van he_t aantal en de benoeming ook van vrouweiijlce fabrieksinspecteurs, getuigt daarvan het feit, dat de Regeering zelve ernaar streeft een model werkgever te worden. Reeds vroeger wezen wij e? in een afzonderlijk artikel op, hoe door tastend zij in dit opzicht durfde vóórgaan door in alle onder het departement van oorlog ressorteerende inrichtingen den achturigen werkdag in te voeren. Van niet minder beJang is de werkzaamheid van het Labour Department van de Board of Trade, waar van, onder de algemeene leiding van het par lementslid Mundella, Robert Giffen de ziel is, op zijn beurt ter zijde gestaan door Llewellyn Soiith als Chief Labour Commissioner en John Burnett, Chief Labour Correspon dent met tal van mannelijke en vrouwelijke correspondenten in alle industriëele districten. Men mag deze instelling gerust als een van de beste beschouwen, die bestaat. Sedert be gin van verleden jaar publiceert zij ook een maandschrift, the Labour Gazette, dat het meest volledige compendium mag worden genoemd van wat er op het gebied van den arbeid voorvalt. Al deze dingen tezamen genomen leveren alweder het bewijs dat ook in Engeland het niveau van de politiek heel wat hooger ligt dan bij ons. Volkomen juist mocht Lord Rosebery daar de politiek een nobele po ging noemen om de humane denkbeelden yan^ onzen tijd ingang te verschaffen in'de prak-1 tijk. Die humane denkbeelden leven ook bij het grootste gedeelte van het Nederlaudsche volk, maar uit de staatkunde worden ze helaas! nog stelselmatig geweerd. Vandaar dat bij ons de politiek zoo kleingeestig, zoo dor en zoo droog is. Vandaar dat Tak er zoo terecht over klaagde dat in ons politieke lichaam het hart der natie niet meer klopt". Moge daarom het wijze besluit van onze Regentes om ter zake van het tusschen Re geering en Kamer gerezen geschil een beroep op de kiezers te doen, ook voor onze staat kunde een tijdperk inleiden van meer warmte en licht, van meer broederschap ook tusschen de zonen van hetzelfde vaderland. Socius. iiiiitmmimiiiiiiiirmtniitiimiiMmmmimiiimiitiiMM Brieven uit Utrecht . ,, ? door GlESE VAN DEN DOM. Onze goede burgerij zit tot over de ooren in de politiek. En dat wil hier wat zeggen! Tot nogtoe waren we gewoon de heeren dat maar zoo'n beetje voor ons te laten bedisselen, maar nu doen we er allemaal zelf aan mee ! Den radicalen bond kotnt de eer toe, dat hij het half nieuwsgierige en half ongeloovige glimlachje, waarmede we »de politieke beweging" van de sociaal-democraten en Ka Blommers steeds aanschouwden, van onze lippen verdreven heeft en dat er in den laatsten tijd werkelyk eenige belangstelling in de publieke zaak bij ons is opgekomen. De radicale sprekers hadden reeds een paar malen volle zalen getrok ken en de meeting, waarin de houding der Tweede Kamer ten opzichte van de kieswet werd bespro?ken, had zelfs in de groote zaal van Tivoli een 'duizendtal aandachtige hoorders bijeengebracht. Daar traden sprekers van alle denkbare rich tingen op en er was er zelfs een bij, die in half Duitsch, half Hollandsch de vergadering wou biologeeren om niets anders dan hechte steun pilaren voor ons vorstenhuis naar de Tweede Kamer zenden. En wat er verder nog gesproken werd was voor onze stad werkelijk ongehoord. Verbeeld u dat men zich daar veroorloofde en dat het bijval vond om twee heeren van grooten naam en invloed in onze stad, onze vertegenwoordigers Roëll en Van Beuningen, belachelijk te maken en hen voor te stellen als menschen, die, de een door tegen de kieswet te stemmen en de ander door den kiezersleeftijd op 30 jaren te stellen, volstrekt niet gedaan hadden wat in het belang van het volk hun plicht geweest was te doen. En het eerste oogenblik keken de menschen elkaar aan of ze 't in Keulen hoorden donderen, maar toen een tweede en een derde en een vierde en vijfde spreker op hetzelde aambeeld kwamen ha meren, toen drong het door tot in de zielen der zoo lijdzame en volgzame burgerij en de diep gevoelde overtuiging gaf zich herhaaldelijk lucht in daverende toejuichingen. Xu, wat we thans te verwachten hebben is wel niet moeilijk te voorspel len. Reeds hebben een twaalftal leden der Utrechtsche Kiezersvoreeniging zich tot hot bestuur gewend om in eene vergadering dier vereeniging eene motie van afkeuring der houding des heeren Roëll te be handelen, maar het bestuur dier vereeniging heeft geweigerd die vergadering met dat doel te be leggen. Dat valt nog zeer in den geest van vele kiezers, die den heer Roëll hoogachten om zijne bekwaamheden en om zijne vaak in daden ge-' bleken genegenheid jegens Utrecht. Die kiezers keuren wel de houding van den afgevaardigde af maar zij zouden he.t zoo ondankbaar, zoo »hard" voor hem vinden, indien nu nog bij op zettelijke motie 's mans gedrag werd gelaakt. Laten we hem niet herkiezen, zeggen zij, en daarmede basta. Alsof het dan voor de nietherkiezing niet noodig ware, dat alle kiezers wel doordrongen werden van het afkeuringswaardigo van 's heeren Roëlls houding en het dus niet wenschelijk is, die nog eens aan eene ampele bespreking te onderwerpen. Maar neen, dat zal niet gebeuren ! Professor d'Aulnis de Bourrouil, die als voorzitter bezig is van de Utrechtsche Kiezersvereeniging een klein aristocratisch clubje te maken, waarin een paar iiiimiiiiitiiiiiiiiiiiiiumn om alles aan een ander te vertellen, wie dan ook, en nu was ik zoo gelukkig u te ont moeten. En nu, adieu, tot weerziens, morgen in Parijs. Bij mijn terugkomst aan mijn coupé, vond ik daarin een heer, die bezig was zijn bed Voor den nacht op te maken. Het was mij aangenaam een reisgenoot te hebben, maar toen "hij zich omkeerde, toonde hij zulk een 'knorrig gezicht, dat ik het maar geraden vond, mij niet met hem te bemoeien. Ik in stalleerde mij dus aan de tegenovergestelde zijde. De 'conducteur kwam de billetten na zien en de trein verliet het station. Mijn reisgenoot had zich op de bank uit gestrekt en de oogen gesloten, waardoor zijn ge laat een nog onaangenamer uitdrukking kreeg. Om een weinig afleiding te hebben, zocht ik door het venster iets te zien, maar het was onmogelijk, de nacht was donker, stikdonker. Het eenigste wat men zag, waren de voorbij vliegende, verlichte stoomwolken van de ma chine. De locomotief was slechts een paar wagenlengten van ons af, men hoorde on afgebroken hoe zij werkte en steunde, als een vermoeid dier. Even na middernacht, be reikten wij Macön. Twee minuten opont houd. Een verlaten, groot perron, verlichte kantoorvensters, eenige heen en weder loopende gedaanten, en wij reden verder. Even voorbij het station, zag men een straat met twee lange reien gaslantarens; daarop werd het weder nacht, ondoordringbare, duistere nacht. Nu zouden wij vóór Dijon niet meer stil houden, dat wil zeggen twee uren rijden, zonder oponthoud. Ik besloot dus het voor beeld van mijn medereiziger te volgen, legde mijn reisdeken op de bank en maakte het mij gemakkelijk. Langzamerhand dommelde ik in. Voortdurend hoorde men het asthmatisch hijgen van de machine, dat mij lang zamerhand als een ongemotiveerd geluid voor kwam ; want het was toch geen vermoeid dier, maar een krachtige locomotief, die onder de hand van den machinist door mist en duis ternis heen vloog, om ons te Parijs te brengen. Met half open oogen keek ik naar mijn lllllflIIIIIHIIIIIIHIHIHIUHIIIIIIIIIIII iiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii slapend medemensch. God weet, wat dat voor iemand zijn kon. Ik zag Parijs reeds met zijn gouden In validen koepel, de ernstige torens van de Notre Dame, het geniale vlecht werk van den Eiffeltoren en al de andere wonderen. Mijn laatste gedachte gold hem, den voorzichtigen kleinen man, in de middelste coupévan den middelsten wagen. Hij zat nu zeker in gelukkige gedachten verdiept, en voor hem moest Parijs nog schitterender en schooner zijn, want hij zou over acht dagen bruiloft houden met haar, die hij zijn heele leven be mind had; zoo voortsoezende, viel ik in slaap. Daar klonk in den nacht, in de duisternis, plotseling een doordringende kreet, een wild, schrikkelijk gefluit, als de lange angstkreet van een reusachtigen vogel. In den eersten schrik vlogen wij beiden op, terwijl het vreeselijke geluid door de lucht klonk. De onaan gename uitdrukking was geheel van het ge laat van mijn medereiziger verdwenen; er stond nu slechts angst op te lezen, terwijl hij de eerste woorden, die ik van hem hoorde, uitbracht. Qu'est ce que c'est que c;a? Ja, wat was het? Ik keek door het venster en zag slechts duisternis; ik ver wachtte ierier oogenblik een catastrofe, een botsing of zoo iets, maar toen de stoomfluit ophield en de trein zijn vaart verminderde, kreeg ik mijn bedaardheid als geroutineerd reiziger terug en zeide tot den andere: ? Het was het noodsignaal; het zijn reizi gers die gealarmeerd hebben. Er is zeker een onjjeluk gebeurd. Nu hield de trein stil. Ik deed het venster open en zag er uit. De conducteurs liepen langs den trein, bij het midden klonken luide stemmen en geroep. Uit de coupes naast mij stegen eenige reizigers uit, ik volgde hun voorbeeld en haastte mij naar liet gedrang, dat reeds ontstaan was voor de coupé, waar gealarmeerd was. Hier zag ik mijn vriend, den kleinen man, uitgestrekt op den grond liggen. Alle passagiers spraken tegelijk, maar ten slotte kreeg men toch de verklaring van wat er geschied was. Gedurende de reis had burgers de professorale hand mogen drukken en ja knikken, wil dat niet. »Zijne" vereeniging zal met de candidaten ons onverhoeds ophetlyf komen vallen, eenige dagen voor de verkiezingen. zoodat er haast geen tijd meer zal zijn voor de tegenstanders, om zich te organiseeren en zoo zal zij ze er door trachten te sleepen. Bij de vorige verkiezing, dat weet professor toch ook wel, was de meerderheid van Mr. Roëll al niet zf>o erg schitterend en om de keuze van de heer van Beuningen er door te krijgen, zijn er toen reeds krachtdadige hulpmiddelen moeten aange wend worden. Sinds dien, z\jn de omstandigheden echter heel wat gewijzigd en is de stemming onder de kie zers een heel andere geworden. Daaraan heeft professor d'Aulnis zelf niet weinig toegebracht. Zijne verklaring o. a. dat hij die vermoe lijk zijn kamerbehanger en zijn schilder wel eens spreekt, als ze bij hem aan het geld verdienen zijn nog niets ontdekt heeft van een demo cratische strooming in ons land je, wel iets van enkele schreeuwers, mèr van een democr tische strooming absoluut niets die verklaring heeft velen de oogen doen opengaan en begr ipen, dat een professor met zulk een slecht gezicht. een zeer onvertrouwbare gids is op onze verdere politieke loopbaan. Men denkt er nu aan, om hier nog een «libe rale" kiesvereeniging op te richten en dat zal waarschynlijk wel gelukken ook, want aan mede werking zal het zeker niet ontbreken. Er zijn er veel op het oogenblik, die bij versnippering van stemmen groot belang hebben. Nog vóór de vereeniging bestaat, zijn er al twee candidaten voorgesteld: het vroegere Kamerlid Duyvis en Van Beuningen. Beide heeren zijn bereid om zich in het alge meen belang op te offeren ! Illl 1IIIIIUIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIUIIIIUIIHIUtMIlHIIRIIII Muzikale Kritieken. De rustdagen die de muziekverslaggever in de stille week heeft gehad (dagen waarin geen pro gramma's hem verwijtend aanzien wanneer bij aan zijn schrijftafel gezeten door overvloed van werk nog in gebreke is gebleven van enkele concerten melding te maken) leggen hem de verplichting op daarvan gebruik te maken om oude schuld af te doen, n.l. het bespreken van ter beoordeeling toe gezonden compositiëu. In de wintermaanden is voor die besprekingen in den rcajel geen plaats, daarom grijp ik de eerste gelegenheid aan die zich voordoet. Ik vang aan met: Drie P raeludiums et> Fugtts Opus I voor orgel door J. W. Kersbergen 1). Mtt groote ingenomenheid maak ik van dit eerste werk van den heer Kersbergen melding. Deze orgclstukken zijn geen wel iets belovende, doch onrijpe vruchten; zij zijn het resultaat van ernstige, van met sehoonen uitslag bekroonde voorbereidende studie. lu deze werken leert men den componist vooral als contrapuntist kennen, doch m. i. is dit juist het beste, want alleen hij die den strengen stijl en strenge vormen meester is, kan zich later met succes in de vrije vormen bewegen en zijn vleugelen vrij uitslaan. Vele jongeren meenen ten onrechte, dat zij die leerschool niet noodig hebben en bsgmncn maar dadelijk met (zoo vrij mogelijk) er op los te componeeren. «niiiiiimniiiiiiiiiiniiimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimuiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiniH't hij geen mond opengedaan, maar met de elle bogen op de knieën gesteund, en het hoofd in de handen oogenschijnlijk slapende, ge zeten. Plotseling waren de passagiers uit hun slaap opgeschrikt door een verbazend ge stommel. Zij hadden, gezien hoe zijn groote koffer, die boven hem gelegen had, op hem was gevallen en hem op den grond gegooid had. Toen men trachtte hem op richten, was hij als levenloos. Een passagier drong naar voren en legitimeerde zich als dokter. Na een kort onderzoek, verklaarde hij: De koffer is met den kant op den nek van den man gevallen en heeft zijn hals wervels gebroken. Hij is dood. Een portefeuille was uit den zak van den cloode gegleden. De conducteur opende die en las: Dit boek behoort aan Jules Guülemet, wonende in de rue de Vosges te Parijs. Hier ligt zijn biljet tot Parijs, voegde hij er bij. Wij transporteeren hem daarheen en geVen dadelijk na aankomst, aan zijne familie kennis van liet geval. Het lijk werd in een leege coupégelegd en de reizigers stegen weder in. Toen wij 's voormiddags om 11 ure in Parijs kwamen, zag ik hem weer. Twee conducteurs droegen hem van den trein naar het stations gebouw. Het arme, kleine lichaam zag er nog nietiger uit en zijn hoofd, dat geen steun meer had, draaide bijna geheel rond, zoodat het gelaat naar den grond was gekeerd. De menschen verdrongen zich en ontblootten het hoofd, toen het lijk voorbij werd gedragen. Plotseling drong een groote, mooie vrouw, met een klein meisje aan de hand, vooruit en wisselde eenige woorden met de conducteurs. De kleine begon luid te weenen, terwijl de moeder meeer verbaasd dan bedroefd scheen. Dat was zeker Franjoise, zij, wier bruids kleed in den koffer lag, die in de middelste coupévan de middelste wagen,den voorzich tigen kleinen man gedood had.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl