Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.'875
:
Kiesrecht en Sociale Wetgeving.
Ik geloof dat, waar wij vroeger onder
verschillende kiesstelsels werden ge
regeerd voor het welzijn van nkele
klassen, wij thans, nu het kiesrecht toe
gankelijk is voor allen, ook bestuurd
worden overeenkomstig de belangen van
allen. Ik geloof dat, door met het kies
recht af te dalen in de lagere klassen,
wij hier en daar het geweten der ge
meenschap hebben getroffen. Ik geloof
eindelijk dat de gemeenschap is ont
waakt tot het plichtsbesef van : alle
rangen en standen, en dat het volk
gaat inzien dat de politiek niet bloot
een spel is, waarbij de pionnen maar
al te dikwijls worden opgeofferd voor
de koningen en de kasteelen,maar een
nobele poging om de beginselen van
hoogere moraal ingang te verschaffen
in het practiscHe leven."
Aldus sprak Verleden week Engeland's
premier, the Earl of, Rosebery, op een
feesteIjjke samenkomst te zijner eere georganiseerd
door de progressisten van den London County
Council.
Welk een contrast vormen deze woorden
met de wanklanken die wij juist in deze
zelfde dagen bij ons te lande te hooren krijgen
uit den mond van mannen als Beelaerts,
Van Houten en Rutgers die zich van een
uitgebreid kiesrecht nog maar steeds niets
anders dan revolutie, politieke ontaardingen
overheersching van het «stemvee" kunnen
voorstellen!
Bemoedigend is het bij deze tegenstelling,
te weten, dat onze crnservatieven slechts
worden bewogen door veroordeelen van klasse
en opvoeding, dat hunne uitingen slechts de
angstige droomen zijn van ontstelde geesten,
terwijl de zooeven genoemde Engelsche staats
man, zijn opinie grondt op de door
hemzelven in verschillende werkkringen opgedane
ervaring.
De woorden van Lord Rosebery toch waren
niet maar los daarheen geworpen fanfares,
doch vormden de conclusie, getrokken uit
onloochenbare feiten, namelijk de vele sociale
hervormingen, die in de laatste jaren door
den Londenschen Graafschapsraad en onder
het kabinet-Gladstone zijn tot stand gebracht.
De London County Council, waarvan Lord
Rosebery eenigen tijd voorzitter was, is een
instelling tot stand gekomen onder de Local
(rovermnent Act van 1888. Het is de regee
ring van de graatschap London, welke zich
uitstrekt over Middlesex, Surrey en Kent en
dus wel onderscheiden moet worden van de
City of London, die slechts een kiesdistrict
van de Council uitmaakt en een eigen bestuur
heeft in het coHegèvan Lor d-May or en
Aldermen, dat hunne zittingen houdt in de
?bekende Gfuildhall, terwijl de Council verga
dert in Spring Gardens. Zijn eerste zitting hield
de Council pp 21 Maart 1889. Hoewel nog
slechts vijf jaar oud, heeft de counciJ in dit
korte tijdsbestek toch reeds veel goeds tot
-stand gebracht, ook in 't belang der arbei
dende klasse. Hij zorgde voor de uitbreiding
der parken, de eenige plaatsen waar men in
een stad als Londen eenige frissche lucht
kan genieten en waar tegenwoordig 's zomers
geregeld muziekuitvoeringen worden gegeven;
??minimi iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiTiiiiiiniiiiMniiiitriiTTr
goed laten inschrijven, ik wil hem voortdurend
bij mij houden, dan ben ik zeker, dat hij
niet ontsloten wordt of dat er iets aan komt.
Wij gingen nu naar het perron, waar de
reizigers plaats zochten.
Ik reis 3e klasse, zeide hij, dat doet u
.zeker niet?
Ik dacht na over die nachtreis van 12
uren, waarbij het gesprek toch door den slaap
niet vlotten zou, en antwoordde daarom:
Neen, ik heb een billet 2e klasse.
Ik had juist een ledige 2e klasse coupéin
het oog gekregen en wierp mijn reisdeken
in een der hoeken. Achter dezen wagen
stond een leege 3e klasse.
Hier, riep ik, is een goede plaats.
Neen, zei hij, die is mij veel te veel
naar achteren.
Veel te veel?
Ja, ik ga uit principe altijd midden in
den trein zitten. Als er een spoorwegongeluk
plaats heeft, treft het gewoonlijk de eerste
en de laatste, maar bijna nooit de middelste
wagens. En u begrijpt, nu wil ik juist
bizonder voorzichtig zijn.
Wij waren aan het midden van den trein
gekomen, maar vonden geen ledige coupes.
Niet alleen moet de wagen in het
midden van den trein zijn, maar van avond
wil ik nu eens de coupé, die midden in den
wagen is, nemen. Daarop steeg hij in de
middelste coupé, waar reeds zes personen
zaten, die alles behalve blijde waren met
den zevenden passagier. Ik hielp hem zijn
koffer boven in het net plaatsen. Toen reikte
ik hem de hand met de woorden:
Ik hoop u morgen te Parijs aan het
station weder te ontmoeten.
Het doet mij genoegen, kennis gemaakt te
hebben en ik dank u zeer voor het ver
trouwen, dat gij mij, die u toch geheel vreemd
ben, getoond hebt.
Een vluchtige glimlach kwam op zijn
gelaat.
Mijn waarde heer, juist omdat u vreemd
is, heb ik u dat alles kunnen vertellen. Be
grijpt u, ik was zoo blij en had behoefte
hij hjeld het oog gevestigd op de zoo ge
wichtige drinkwaterkwestie; hij waakte voor
de nauwkeurige uitvoering der wet op maten
en gewichten; hij beperkte het aantal
»verunningen"; hij zorgde voor de uitbreiding van
rankzinnigengestichten zoowel als voor de
stichting van industriescholen; hij bevorderde
de opruiming van ongezonde en den aanbouw
van betere arbeiderswoningen. Maar bovenal
wijdde hij zijn aandacht aan de arbeids
wetgeving. Zoo zorgde hij in de eerste plaats
dat de aannemers van gemeentewerken, hun
arbeiders een behoorlijk loon uitbetaalden
voor een niet overdreven arbeidstijd. Voorts
stak men ook de hand in eigen boezem en
verbeterde in menig opzicht de positie van
de werklieden, die de council zelf in dienst
had. De laatste nieuwe proef, die de council
heeft ondernomen, is de terzijdestelling,
zooyeel mogelijk, van aannemers en
tusschenpersonen, een waagstuk, dat uitnemend
slaagde n dat volgens lord Rosebery den
Council een besparing bezorgde van 15 pCt.
der kosten bij minstens even deugdelijk werk.
Wanneer men al deze maatregelen overziet,
zal men moeten erkennen, dat Lord Roseber
récht had te roemen op de vijfjarige
«aamhëid van zijn County Council. ?
Maar met niet minder voldoening mocnt
hij wijzen op .de sociale hervormingen, die
onder Gladstone's progressistisch ministerie
waren ondernomen. Behalve de Empïoyers
Liability Bill, de Bill betreffende den dienst
der spoorwegbeambten, de Achturen-Bill voor
mijnwerkers, de vermeerdering van he_t aantal
en de benoeming ook van vrouweiijlce
fabrieksinspecteurs, getuigt daarvan het feit, dat de
Regeering zelve ernaar streeft een model
werkgever te worden. Reeds vroeger wezen
wij e? in een afzonderlijk artikel op, hoe door
tastend zij in dit opzicht durfde vóórgaan
door in alle onder het departement van oorlog
ressorteerende inrichtingen den achturigen
werkdag in te voeren. Van niet minder
beJang is de werkzaamheid van het Labour
Department van de Board of Trade, waar
van, onder de algemeene leiding van het par
lementslid Mundella, Robert Giffen de ziel
is, op zijn beurt ter zijde gestaan door
Llewellyn Soiith als Chief Labour Commissioner
en John Burnett, Chief Labour Correspon
dent met tal van mannelijke en vrouwelijke
correspondenten in alle industriëele districten.
Men mag deze instelling gerust als een van
de beste beschouwen, die bestaat. Sedert be
gin van verleden jaar publiceert zij ook een
maandschrift, the Labour Gazette, dat het
meest volledige compendium mag worden
genoemd van wat er op het gebied van den
arbeid voorvalt.
Al deze dingen tezamen genomen leveren
alweder het bewijs dat ook in Engeland het
niveau van de politiek heel wat hooger ligt
dan bij ons. Volkomen juist mocht Lord
Rosebery daar de politiek een nobele po
ging noemen om de humane denkbeelden yan^
onzen tijd ingang te verschaffen in'de prak-1
tijk. Die humane denkbeelden leven ook bij
het grootste gedeelte van het Nederlaudsche
volk, maar uit de staatkunde worden ze helaas!
nog stelselmatig geweerd. Vandaar dat bij
ons de politiek zoo kleingeestig, zoo dor
en zoo droog is. Vandaar dat Tak er zoo
terecht over klaagde dat in ons politieke
lichaam het hart der natie niet meer klopt".
Moge daarom het wijze besluit van onze
Regentes om ter zake van het tusschen Re
geering en Kamer gerezen geschil een beroep
op de kiezers te doen, ook voor onze staat
kunde een tijdperk inleiden van meer warmte
en licht, van meer broederschap ook tusschen
de zonen van hetzelfde vaderland.
Socius.
iiiiitmmimiiiiiiiirmtniitiimiiMmmmimiiimiitiiMM
Brieven uit Utrecht
. ,, ? door
GlESE VAN DEN DOM.
Onze goede burgerij zit tot over de ooren in
de politiek. En dat wil hier wat zeggen! Tot
nogtoe waren we gewoon de heeren dat maar zoo'n
beetje voor ons te laten bedisselen, maar nu doen
we er allemaal zelf aan mee ! Den radicalen bond
kotnt de eer toe, dat hij het half nieuwsgierige en
half ongeloovige glimlachje, waarmede we »de
politieke beweging" van de sociaal-democraten en
Ka Blommers steeds aanschouwden, van onze
lippen verdreven heeft en dat er in den laatsten
tijd werkelyk eenige belangstelling in de publieke
zaak bij ons is opgekomen. De radicale sprekers
hadden reeds een paar malen volle zalen getrok
ken en de meeting, waarin de houding der Tweede
Kamer ten opzichte van de kieswet werd
bespro?ken, had zelfs in de groote zaal van Tivoli een
'duizendtal aandachtige hoorders bijeengebracht.
Daar traden sprekers van alle denkbare rich
tingen op en er was er zelfs een bij, die in
half Duitsch, half Hollandsch de vergadering wou
biologeeren om niets anders dan hechte steun
pilaren voor ons vorstenhuis naar de Tweede
Kamer zenden.
En wat er verder nog gesproken werd was voor
onze stad werkelijk ongehoord. Verbeeld u dat
men zich daar veroorloofde en dat het bijval
vond om twee heeren van grooten naam en
invloed in onze stad, onze vertegenwoordigers
Roëll en Van Beuningen, belachelijk te maken
en hen voor te stellen als menschen, die, de een
door tegen de kieswet te stemmen en de ander
door den kiezersleeftijd op 30 jaren te stellen,
volstrekt niet gedaan hadden wat in het belang
van het volk hun plicht geweest was te doen.
En het eerste oogenblik keken de menschen elkaar
aan of ze 't in Keulen hoorden donderen, maar
toen een tweede en een derde en een vierde en
vijfde spreker op hetzelde aambeeld kwamen ha
meren, toen drong het door tot in de zielen der
zoo lijdzame en volgzame burgerij en de diep
gevoelde overtuiging gaf zich herhaaldelijk lucht
in daverende toejuichingen. Xu, wat we thans te
verwachten hebben is wel niet moeilijk te voorspel
len. Reeds hebben een twaalftal leden der
Utrechtsche Kiezersvoreeniging zich tot hot bestuur gewend
om in eene vergadering dier vereeniging eene motie
van afkeuring der houding des heeren Roëll te be
handelen, maar het bestuur dier vereeniging heeft
geweigerd die vergadering met dat doel te be
leggen. Dat valt nog zeer in den geest van vele
kiezers, die den heer Roëll hoogachten om zijne
bekwaamheden en om zijne vaak in daden ge-'
bleken genegenheid jegens Utrecht. Die kiezers
keuren wel de houding van den afgevaardigde
af maar zij zouden he.t zoo ondankbaar, zoo
»hard" voor hem vinden, indien nu nog bij op
zettelijke motie 's mans gedrag werd gelaakt.
Laten we hem niet herkiezen, zeggen zij, en
daarmede basta. Alsof het dan voor de
nietherkiezing niet noodig ware, dat alle kiezers wel
doordrongen werden van het afkeuringswaardigo
van 's heeren Roëlls houding en het dus niet
wenschelijk is, die nog eens aan eene ampele
bespreking te onderwerpen.
Maar neen, dat zal niet gebeuren ! Professor
d'Aulnis de Bourrouil, die als voorzitter bezig is
van de Utrechtsche Kiezersvereeniging een klein
aristocratisch clubje te maken, waarin een paar
iiiimiiiiitiiiiiiiiiiiiiumn
om alles aan een ander te vertellen, wie dan
ook, en nu was ik zoo gelukkig u te ont
moeten. En nu, adieu, tot weerziens, morgen
in Parijs.
Bij mijn terugkomst aan mijn coupé, vond
ik daarin een heer, die bezig was zijn bed
Voor den nacht op te maken. Het was mij
aangenaam een reisgenoot te hebben, maar
toen "hij zich omkeerde, toonde hij zulk een
'knorrig gezicht, dat ik het maar geraden
vond, mij niet met hem te bemoeien. Ik in
stalleerde mij dus aan de tegenovergestelde
zijde. De 'conducteur kwam de billetten na
zien en de trein verliet het station.
Mijn reisgenoot had zich op de bank uit
gestrekt en de oogen gesloten, waardoor zijn ge
laat een nog onaangenamer uitdrukking kreeg.
Om een weinig afleiding te hebben, zocht ik
door het venster iets te zien, maar het was
onmogelijk, de nacht was donker, stikdonker.
Het eenigste wat men zag, waren de voorbij
vliegende, verlichte stoomwolken van de ma
chine. De locomotief was slechts een paar
wagenlengten van ons af, men hoorde on
afgebroken hoe zij werkte en steunde, als
een vermoeid dier. Even na middernacht, be
reikten wij Macön. Twee minuten opont
houd. Een verlaten, groot perron, verlichte
kantoorvensters, eenige heen en weder
loopende gedaanten, en wij reden verder. Even
voorbij het station, zag men een straat met
twee lange reien gaslantarens; daarop werd
het weder nacht, ondoordringbare, duistere
nacht. Nu zouden wij vóór Dijon niet meer
stil houden, dat wil zeggen twee uren rijden,
zonder oponthoud. Ik besloot dus het voor
beeld van mijn medereiziger te volgen, legde
mijn reisdeken op de bank en maakte het
mij gemakkelijk. Langzamerhand dommelde
ik in. Voortdurend hoorde men het
asthmatisch hijgen van de machine, dat mij lang
zamerhand als een ongemotiveerd geluid voor
kwam ; want het was toch geen vermoeid dier,
maar een krachtige locomotief, die onder de
hand van den machinist door mist en duis
ternis heen vloog, om ons te Parijs te brengen.
Met half open oogen keek ik naar mijn
lllllflIIIIIHIIIIIIHIHIHIUHIIIIIIIIIIII
iiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii
slapend medemensch. God weet, wat dat voor
iemand zijn kon. Ik zag Parijs reeds met
zijn gouden In validen koepel, de ernstige torens
van de Notre Dame, het geniale vlecht
werk van den Eiffeltoren en al de andere
wonderen. Mijn laatste gedachte gold hem,
den voorzichtigen kleinen man, in de middelste
coupévan den middelsten wagen. Hij zat nu
zeker in gelukkige gedachten verdiept, en voor
hem moest Parijs nog schitterender en schooner
zijn, want hij zou over acht dagen bruiloft
houden met haar, die hij zijn heele leven be
mind had; zoo voortsoezende, viel ik in slaap.
Daar klonk in den nacht, in de duisternis,
plotseling een doordringende kreet, een wild,
schrikkelijk gefluit, als de lange angstkreet
van een reusachtigen vogel. In den eersten
schrik vlogen wij beiden op, terwijl het
vreeselijke geluid door de lucht klonk. De onaan
gename uitdrukking was geheel van het ge
laat van mijn medereiziger verdwenen; er
stond nu slechts angst op te lezen, terwijl
hij de eerste woorden, die ik van hem hoorde,
uitbracht.
Qu'est ce que c'est que c;a?
Ja, wat was het? Ik keek door het
venster en zag slechts duisternis; ik ver
wachtte ierier oogenblik een catastrofe, een
botsing of zoo iets, maar toen de stoomfluit
ophield en de trein zijn vaart verminderde,
kreeg ik mijn bedaardheid als geroutineerd
reiziger terug en zeide tot den andere:
? Het was het noodsignaal; het zijn reizi
gers die gealarmeerd hebben. Er is zeker een
onjjeluk gebeurd.
Nu hield de trein stil. Ik deed het venster
open en zag er uit. De conducteurs liepen
langs den trein, bij het midden klonken luide
stemmen en geroep. Uit de coupes naast mij
stegen eenige reizigers uit, ik volgde hun
voorbeeld en haastte mij naar liet gedrang,
dat reeds ontstaan was voor de coupé, waar
gealarmeerd was. Hier zag ik mijn vriend,
den kleinen man, uitgestrekt op den grond
liggen. Alle passagiers spraken tegelijk, maar
ten slotte kreeg men toch de verklaring van
wat er geschied was. Gedurende de reis had
burgers de professorale hand mogen drukken en
ja knikken, wil dat niet. »Zijne" vereeniging
zal met de candidaten ons onverhoeds ophetlyf
komen vallen, eenige dagen voor de verkiezingen.
zoodat er haast geen tijd meer zal zijn voor de
tegenstanders, om zich te organiseeren en zoo
zal zij ze er door trachten te sleepen. Bij de
vorige verkiezing, dat weet professor toch ook
wel, was de meerderheid van Mr. Roëll al niet
zf>o erg schitterend en om de keuze van de heer
van Beuningen er door te krijgen, zijn er toen
reeds krachtdadige hulpmiddelen moeten aange
wend worden.
Sinds dien, z\jn de omstandigheden echter heel
wat gewijzigd en is de stemming onder de kie
zers een heel andere geworden. Daaraan heeft
professor d'Aulnis zelf niet weinig toegebracht.
Zijne verklaring o. a. dat hij die vermoe
lijk zijn kamerbehanger en zijn schilder wel eens
spreekt, als ze bij hem aan het geld verdienen
zijn nog niets ontdekt heeft van een demo
cratische strooming in ons land je, wel iets
van enkele schreeuwers, mèr van een democr
tische strooming absoluut niets die verklaring
heeft velen de oogen doen opengaan en begr ipen,
dat een professor met zulk een slecht gezicht.
een zeer onvertrouwbare gids is op onze verdere
politieke loopbaan.
Men denkt er nu aan, om hier nog een «libe
rale" kiesvereeniging op te richten en dat zal
waarschynlijk wel gelukken ook, want aan mede
werking zal het zeker niet ontbreken. Er zijn
er veel op het oogenblik, die bij versnippering
van stemmen groot belang hebben. Nog vóór de
vereeniging bestaat, zijn er al twee candidaten
voorgesteld: het vroegere Kamerlid Duyvis en
Van Beuningen.
Beide heeren zijn bereid om zich in het alge
meen belang op te offeren !
Illl 1IIIIIUIIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIUIIIIUIIHIUtMIlHIIRIIII
Muzikale Kritieken.
De rustdagen die de muziekverslaggever in de
stille week heeft gehad (dagen waarin geen pro
gramma's hem verwijtend aanzien wanneer bij aan
zijn schrijftafel gezeten door overvloed van werk
nog in gebreke is gebleven van enkele concerten
melding te maken) leggen hem de verplichting op
daarvan gebruik te maken om oude schuld af te
doen, n.l. het bespreken van ter beoordeeling toe
gezonden compositiëu. In de wintermaanden is voor
die besprekingen in den rcajel geen plaats, daarom
grijp ik de eerste gelegenheid aan die zich voordoet.
Ik vang aan met: Drie P raeludiums et> Fugtts
Opus I voor orgel door J. W. Kersbergen 1). Mtt
groote ingenomenheid maak ik van dit eerste werk
van den heer Kersbergen melding. Deze
orgclstukken zijn geen wel iets belovende, doch onrijpe
vruchten; zij zijn het resultaat van ernstige, van
met sehoonen uitslag bekroonde voorbereidende
studie.
lu deze werken leert men den componist vooral
als contrapuntist kennen, doch m. i. is dit juist het
beste, want alleen hij die den strengen stijl en
strenge vormen meester is, kan zich later met succes
in de vrije vormen bewegen en zijn vleugelen vrij
uitslaan.
Vele jongeren meenen ten onrechte, dat zij die
leerschool niet noodig hebben en bsgmncn maar
dadelijk met (zoo vrij mogelijk) er op los te
componeeren.
«niiiiiimniiiiiiiiiiniiimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimuiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiniH't
hij geen mond opengedaan, maar met de elle
bogen op de knieën gesteund, en het hoofd
in de handen oogenschijnlijk slapende, ge
zeten. Plotseling waren de passagiers uit hun
slaap opgeschrikt door een verbazend ge
stommel. Zij hadden, gezien hoe zijn groote
koffer, die boven hem gelegen had, op hem
was gevallen en hem op den grond gegooid
had. Toen men trachtte hem op richten, was
hij als levenloos. Een passagier drong naar
voren en legitimeerde zich als dokter. Na
een kort onderzoek, verklaarde hij:
De koffer is met den kant op den nek
van den man gevallen en heeft zijn hals
wervels gebroken. Hij is dood.
Een portefeuille was uit den zak van den
cloode gegleden. De conducteur opende die
en las:
Dit boek behoort aan Jules Guülemet,
wonende in de rue de Vosges te Parijs. Hier
ligt zijn biljet tot Parijs, voegde hij er bij.
Wij transporteeren hem daarheen en geVen
dadelijk na aankomst, aan zijne familie kennis
van liet geval.
Het lijk werd in een leege coupégelegd
en de reizigers stegen weder in.
Toen wij 's voormiddags om 11 ure in Parijs
kwamen, zag ik hem weer. Twee conducteurs
droegen hem van den trein naar het stations
gebouw. Het arme, kleine lichaam zag er nog
nietiger uit en zijn hoofd, dat geen steun meer
had, draaide bijna geheel rond, zoodat het
gelaat naar den grond was gekeerd. De
menschen verdrongen zich en ontblootten het
hoofd, toen het lijk voorbij werd gedragen.
Plotseling drong een groote, mooie vrouw, met
een klein meisje aan de hand, vooruit en
wisselde eenige woorden met de conducteurs.
De kleine begon luid te weenen, terwijl de
moeder meeer verbaasd dan bedroefd scheen.
Dat was zeker Franjoise, zij, wier bruids
kleed in den koffer lag, die in de middelste
coupévan de middelste wagen,den voorzich
tigen kleinen man gedood had.