Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nu is het moeielijk voor mij uit te maken of
de natuur en aanleg van den beer Kersbergen hem
ook voor den vrijen stijl geschikt maken, doch dit
zal ongetwijfeld uit latere werken blijken.
In bet bovengenoemde werk geeft de componist
ia ieder geval iets superieure. In het strenge
keursIjjf van de Fuga en den Canon (het tweede
Praeludium is streng canonisch behandeld) beweegt
hij zich op natuurlijke wijze. Dit kan alleen hij
die deze vormen meester is en daarom getuigt dit
Opus l van het streven van een ernstig kunste
naar, wiens werk verdient door alle degelijke or
ganisten gekend te worden.
Tot mijne verwondering heb ik deze stukken nog
of geen programma's van orgelconcerten zien prijken.
Ik ben van oordeel dat de HH. Organisten on
rechtvaardig zouden handelen wanneer zij deze Euga's
niet in hun repertoire opnamen.
Met niet minder ingenomenheid maak ik mel
ding van twee nieuw uitgegeven liederen van Dr.
E. D. Pijzel. Schoon slaapsterken naar het Duitsch
van Paul Heyse, en Mijnre minnen bennic qmjt,
woorden van C. Honingh 2).
Het eerste lied is geheel in het karakter van
het sprookje behandeld. Eene eenvoudige gedistin
geerde melodie met passende, vloeiende begelei
ding geven m. i. aan den aantrekkelijken tekst de
juiste kleur en het juiste karakter.
Is het eerste lied geheel in den sprookjestoon,
in het tweede lied is op gelukkige wijze de
volkstoon getroffen. Beide liederen staan in denzelfden
toonaard en hebben denzelfden vorm van begelei
ding, daarom is het verschil vau karakter tot de
melodie beperkt, doch dat openbaart zich hier op
sprekende wijze.
Dr. Pijzel beweegt zich met voorliefde in den
«oberen eenvoudigen stijl van Nederlandsche ver
halende en minneliederen in den volkstoon. Zijue
begaafdheid voor dit genre heb ik vroeger reeds
ia, het licht gesteld.
Ik houd mij dus overtuigd dat deze liederen,
evenals de vroegere, zich vele vrienden zullen ver
werven. De uitgave van deze liederen is, evenals
die van de orgelstukken van Kersbergen met veel
smaak bewerkt.
Dit kan den inhoud van een werk wel niet red
den, doch een goed uitzicht maakt niettemin een
goed werk dubbel aantrekkelijk.
Zich Spiegekn, van J. J. T. Renard Jr. 3) woorden
van Dr. J. P. Heye, Duitsche vertaling van Hans
Augustin, is in overeenstemming met den tekst
guitig opgevat.
t>e heer Renard heeft (zooals uit zijn operette
De Parel van Zaandam gebleken is) vooral aanleg
voor een genre, waarvoor ernstige beoordeelaars
dikwijls het voorhoofd fronsen, doch waarmede men
(het is vooral'uit Fransche weiken van dien stijl
gebleken) niettemin zich een begaafd componist kan
toouen. De verdienste van Zich Spiegelen berust
vooral in de natuurlijkheid, waarmede het gedichtje
van Heye is gecomponeerd.
Hit is reeds met succes gezongen.
De heer Renard forceert zijn talent niet en daarom
?verwacht ik van hem nog veel goeds in een genre,
waarvoor hij besliste begaafdheid bezit en waarin
het zoo moeilijk is zich niet te gewichtig of niet
te banaal uit te drukken.
Het titelblad van dit lied is minder gelukkig
dan wij het van deze uitgevers gewend zijn. Niet
alleen is het wat bont, doch ook zie ik in de dame,
die voorden spiegel haar toilet voltooit, meer Eugenie
of Kunegunde die naar het bal gaat, dan wel het
Hollandsche Klaartje dat zich gaarne in den spie
gel ziet en zich zelf toelonkt.
Thans is het aangenaamste gedeelte van mijn
taak afgeloopen.
Ik had den Melodiën-Qids ) voor bruiloften,
feestelijke of gezellige bijeenkomsten bewerkt door
L. H. Deelman niet willen bespreken, doch on
langs kreeg ik weer een schrijven van den bewer
ker met de vraag waarom ik het stilzwijgen over
zijn werk bewaarde ?
De schrijver meent in eeae bestaande behoefte
te voorzien, door eene verzameling melodieën aan
Ie bieden, waardoor het niet langer zijn toevlucht
behoeft te nemen tot den Liederschatz of andere
uitsche bundels.
Er staan Nederlandsdhe, Duitsche en allerlei
straatliederen van verschillenden oorsprong in (400
in getal zonder tekst.)
De hetr Deelman zegt: Ik heb ze opgevangen
en opgeschreven en daarna op mijne wijze gehar
moniseerd. Die wijze is helaas hoogst gebrekkig
en getuigt van zeer onvoldoende kenujs van de
beginselen van de harmonieleer. Bijna in ieder num
mer stuit men op fouten, slechte stemvoering, stroeve
basgangen of andere onhandigheden ; ook laat de
schrijfwijze wat maatindeeling betreft gedurig te
wenschen over. Soms is de rechterhand als 3/.i
maat en de linkerhand als 6/s maat geschreven.
De Koralen aan het slot van het boek, zijn
minder slecht geharmoniseerd dan de voorafgaande
liederen, doch geven niettemin stof tot tal van
aanmerkingen.
De heer Deelman zij in ernst aangeraden voor
hij weer iets uitgeeft, deskundigen raad in te win
nen of mocht hij geen lust hebben wenken ter
harte te nemen, zijne uitgaven liever niet meer
ter beoordeeling aan kunstbladen toe te zenden.
Over het kiesrecht is zooveel geschreven eu ge
sproken dat het zelfs voorden meest ongeneeslijken
politicus eene verademing moet zijn liet kiesrecht
nu eens te hooren bezingen. Dit is geschied in een
volkszang: Ons Recht (§} woorden van Willein
Steiner. Muziek van A. C. Hazenbosch (opgedragen
aan ZEx. den Min. van Binnenlandsche Zaken, Tak
van Poortvliet.)
Ik voor mij vind dat de componist de eischen
van stemrecht: 'i Heilig recht van ieder man, waar
door onze Tweede Kamer 't beeld des Volks eens
?worden kan, wel wat jolig heeft opgevat. Het is
meer een operette-marschje dan eendrachtige uiting
van den volkswil.
Wanneer op deze marsch het volk in optocht voor
het stemrecht gaat demonstreeren, oflat.er naar de
stembus gaat, zal het niet kunnen nalaten er bij
te dansen. (Als beweging is voorgeschreven : Marsch
matigt) Wat de declamatie betreft heb ik bezwaar
tegen het begin: Nederlanders, doch nog meer
tegen sommige stroeve begeleidingsfiguren die
evenals enkele octavengangen, stijgende septiemen
enz. enz. niet goed klinken.
Doch men zal mij misschien verwijten dat ik
geen politicus ben en dus het rechte gevoel voor
zulke uitingen mis. Wellicht ware het dus beter
geweest dit lied door politici te laten recenseeren,
het advies te vragen van verschillende
kiesvereenigingen of wel onzen geachten medewerker
Brommeijer te verzoeken zijn oordeel te willen uit
spreken.
Gaarne stel ik het exemplaar dat ik ontvangen
heb, daarvoor beschikbaar.
VAN MlüIGEN.
1) Uitgave van DeAlgemeeneMuziekhandel alhier.
(Stumpf en Koning).
2) // n t/ /f a
o\
4} "» W. de Boois (R. Hoekstra) te
Groningen.)
5) // // J. P. Revers te Dordrecht.
Mej. Marie Speet zal op 2 April a.s. in de
groote zaal déon eene causcrie houden over de
uitspraak der Hollandsche taal, a in verband met
kunst, b. in verband met de hygiëne der stem,
c. als vooroefening van het Zangonderwijs.
Na de pauze zal Mej. Speet gedichten van
Vondel, Hooft, Pol. de Mont, Jacques jrk,
Frederik van Eeden en Helene Swarth voordragen
als proeve van sternvorming.
Wij vestigen zeer de aandacht op deze soiree
in de eerste plaats om de belangrijkheid van het
onderwerp, en in de tweede plaats omdat Mej.
Speet als leerares in uitspraak, stemvorming en
solozang een uitstekenden naam heeft.
In het bijzonder heeft deze dame de hygiëni
sche zijde van de stemvorming bestudeerd. Bij som
mige stemmen werkt de natuur zeer mede, doch
bij zeer vele werkt die tegen in dien zin dat de
toon in plaats van naar voren te komen te veel
in de keel blijft hangen en door het zingen hoe
langer hoe dieper in de keel wordt gewerkt.
Dit is dikwyls oorzaak dat ten gevolge van
te groote inspanning de stem zwakker in plaats
van sterker wordt.
Mej. Speet nu beoogt door haar onderwijs in
spreekoefeningen vooral dit euvel te voorkomen
of te verhelpen. Het zal dus ongetwijfeld niet
alleen letterkundigen en medici, doch ook allen
die de zangkunst beoefenen, zeer interesseeren,
de uiteenzetting van Mej. Speet te leeren kennen.
In het volgende nummer hopen wij daarom een
en ander van deze causerie medetedeelen.
De 31e aflevering van de Vierstemmige Koren
uitgegeven door de Ned. Koorvereeniging is thans
verschenen.
Deze bundel onderscheidt zich van de vorigen,
door een verbeterden druk, waarmede thans een
proeve is genomen, welke proef niet twijfelachtig
is uitgevallen. De beide nummers (Gebed van
Schubert en Heer, wees ons genadig van
Mcndelssohn-Bartholdy) van deze aflevering zullen
voorzeker voor vele zangvereenigingen een wel
kome aanwinst zijn.
Wat uiterlijk en druk betreft geeft deze afle
vering bovendien groote verbetering.
De »drei Hollanderinnen" te Weenen.
Ed. Hanslick vermeldt in do Neue Freie Pre?se
het concert, door de »drei Hollanderinnen" te
Weenen gegeven. Hij spreekt eerst over de
tallooze slecht bezochte concerten van de laatste
weken, en vervolgt:
»Drie jonge Hollandsche zangeressen, Jeannette
de Jong, Anna Corver en Marie Snijders, genoten
het zeldzame gezicht van een eivolle zaal. Vrou
wenterzetten of duetten hoort men bijna nooit
op de concerten; het programma van de »drei
Hollünderinnen" lokte dus als iets ongewoons,
011afgesletens De ziel van het terzett is de sopraan,
Jeannette de Jong, een liefelijk verstandig zieltje
in een teer meisjeslichaam. De stem, van geringe
kracht, klinkt lief zuiver, daarbij steeds vol in
telligentie en gevoel. Daarom voldoet j uft'rouw de
Jong, en zij alleen, ook in den solozang;
terwijl haar partners, in het trio voortreffelijk, in
het eenstemmig lied weinig indruk maken.
De mezzo sopraan van juffrouw Corver, de alt
van juffrouw Snijders, op zich zelf van gullen
jeugdigen klank, hebben iets eenkleurigs,
instrumentaals, onlevends. In haar voordracht misten
wij noch school, noch begrip, maar bezielde in
dividualiteit. Het gevoel, dat zeker niet ontbreekt,
slaagt er niet in, den toon te doordringen, 't is
alsof er vetlaag tusschen lag. Daarentegen werken
de terzetten (alles uit het hoofd gezongen) door
volkomen zuiverheid en de schoonste overeen
stemming in toonsterkte. Alles tot in de fijnste
nuances gestudeerd, gevijld, zonder in levenlooze
correctheid te vervallen. Een Hollandsch terzett
van Catharina van Rennes, het driestemmig wie
gelied van Cherubiui, eindelijk de prachtige canon
uit Martini's Cosa rara, werkten met de volle
bekoring van de nieuwheid. Ook eenige duetten,
vooral die Schwestern van Brahms, maakten furore."
De pianobegeleiding werd voortreffelijk bezorgd
door een Weener dame, Julie van Asten.
Fulda's Talisman, in Haymarket Theatre te
Londen met groote pracht en uitstekende regio
gegeven, bleek geen succes te zijn. De pers
kan zich den opgang, dien het stuk te Berlijn,
te Weenen en in geheel Duitschland maakte,
niet begrijpen. Beerbohm speelde den koning vol
enthousiasme; Habakuk was uitstekend; toch is
het stuk smadelijk gevallen. De Times noemt het
een «curieuze proef"; de TelegrapJi, vindt het
stuk onwijs en vervelend, en acht het heel
natuurlijk, dat zoo'n dichter den Schillerprijs
niet gekregen heeft; de Standard alleen vindt
het stuk buitengewoon interessant, frisch en
effectvol.
IllllltUIIIUItlllll
iiiminroiMiiiiiHiiiuiiiiiiniiiiiiiun!
Bauers etsen bij Akedysseril.
Met Alberdingk Thijms vertaling naar
VILLIEBS DE L'ISLE ADAM, in portefeuille uit
gegeven door Scheltema en Holkema's
boekhandel te Amsterdam.
Men zou verkeerd doen met te zeggen, dat
Bauer juist het prachtig-dramatische uit den kern
van Villiers' ongemeen weidsche vertelling heeft
in beeld gebracht. Zijne acht rijk-doorwrochte
etsen, geven er veeleer een accompagnement toe,
maar dan ook niet een doorgaande begeleiding,
in den tred heel de muziek volgend, doch meer als
het werk van iemand die, luisterend en zich
overgevend, zich opeens vervoerd laat meeslepen
in een vrije vlucht van stoutmoedige parafrazen.
En zoo geeft de teekenaar ons niet uit het
verhaal het wonderschoone herderskind te aan
schouwen, gelijk de koningszoon Sinjab het eerst
hare heerlijke verschijning ontwaart, wanneer zij
zich de voeten waadt in de woudbeek. En
weder laat hij niet Akedysseril zelve zien, zege
vierend staande op haar ontzachtlijken zwarten
olifant met de vergulde slagtanden, onder den
door vier speren gedragen troonhemel. Met hoog
van gestalte de trotsche vorstin van Habad met
zooveel ontzetting de fluisteringen aanhoorend
harer geheimzinnige spionnen. Niet de vermetele
heerscheres doldriftelijk met een oorlogswagen
den somberen toegangslaan oprennend van Sjiwa's
tempel, de slangenbezweerders te voeten slaand.
Niet Sinjabs sidderende weduwe, de treden op
gaand van het noodlottig heiligdom welks
hoogepriester zij te vervloeken onderwond. Niet de
bovenmenschelijke vrouw, in bezeten overmoed
zich opstellend tegen den afschuwelijk onbewogen
machtigen fakir. En evenmin eindelijk de god
delijke omhelzing der beelden van Sedjnoer en
Yelka, in hunne liefdes-opgetogenheid zelve ton
dood gewijd!
Trouwens wie zou in trillingen van lijn, in
echo's van vorm, in beeldende fantazie, zoo zeld
zame verhevenheid van koninklijke tafereelen
kunnen geven, naar welke de eenige -Delacroix
zelf in zijn meest orkestrale orgiën van beweging
en kleur en majesteit te vergeefs zou hebben
gereikhalsd.
Men zou het werk van Bauer slecht verstaan
door het op te nemen als een strikt illustreeren
der grandioze historie van Akedysseril.
Ziehier eenvoudig een zeer zeldzaam talent:
een geest bevolkt met drommen van uitheemsche
gestalten en ontzachelijke weelde-verschijningen,
een brein dat met wellust opgaat in het zeer
vervaarlijke, een fantazie die schoonheidsdrouken
verkeert met de schemerende pracht van vér
vergane tijden en ongekende landstreken, een
intuïtie, die uit huiverende droomen alles
voorvoelt wat pompeus en schitterend, wat majes
tueus is en groot. Zouden zoo-eenendeduizeling
van Villiers superbe schilderingen niet een roes
geven, een koorts die zelve beelden voort moest
brengen, in eigen taal met pijnen en lusten geuit?
En zoo is het dat Bauer, toen hij onder de beko
ring geweest was van de geweldige vertelling, deze
verrukkelijke decors, met feilen hartstocht en met
artistiek vermeien heeft in prent gebracht: sa
menstellingen, die hoe grootsch ook en
bovenwerkelijk eu sommair, in een onbewuste
wirwartechniek onder wonderlijk fijne verborgenheden
van naaldgespsel nog menige gratieuze figuur en
menig expressief echt gebaar ondergeschikt houden
aan den welberekenderi luister van het geheel.
Het is de beweging van de onrustige stoeten
in Oostersche straten, het is de pracht der
voorpleinen, der groepen van koepeldaken en
torentoppen, van balkons en baldakijnen, van
kolonnaden en tempeltinnen en gedrochtelijke
afgodsbeelden, het zijn de huiveringen der
schaduwen om de echoënde zuilen-alleeën heen
het is de verschrikking der architekturen en de ?
geheimenis der donkere tempelingewandcn, die
hij in ver doorgevoerd benaderen van vormen,
zoo vreemd aanschouwelijk wist te maken.
En nu: Al bewonder ik de treffende lijnafwis
seling waarmee de zwijgende staatsie van Benares'
gewijdde kaden is verbeeld ; al verbazen elders
mij schoonheden in het geroezemoes der chaotische
stratenbevolking ; al prijs ik het majestueuze van
het tafereel dat de verdeeling van Elefanta's buit
in lijnen zette vorstelijk staan de vizieren boven
aan de treden van het paleis, kwistig aan de
voeten waarvan de schatten liggen uitgespreid,
terwijl vleiend Oostersch een der drommedarissen
vooraan zijn langen nok liggend koestert waar even
de bodem schaduw biedt. Al voel ik door die prenten
heen hot krijgsgerucht, den zwier en de overdaad
der bonzende oorlogspracht, en zie ik er de
voorname grilligheid, de kolossale weelde van
monster-tempels en reuzen-paleizen. Zoo lijkt
het kostelijkst toch van al mij de grandeur
van die oimo ets, die in den duisteren tem
pel van Sjiwa, doet opzien tot het huivering
wekkende beeld van den veelarmigen harsenen
God er verdelging, hoog troonend in donkere
onbegrepen vormen. Daar, meer nog dan in de
subtieler doorgevoerde prenten, ziet men Bauer
met waardig vermogen den zwaren tred begeleiden
van Villiers superbe frazon. Dat althans is der
oenige Akedysseril waardig, want dat dan waar
lijk is somber en schoon.
JAN VF.TIL
aniniiiiimimiiimiiHimiiitiiiiiiitiimiiiiiiiiliMi
iiHtniiimiiiiumu
Fotografie-tentoonstelling te
Maastricht.
Ten gevolge van de staatkundig-e gebeurtenissen
had te Maastricht de staat van beleg- geduurd van
1S30-1S39. Die toestand had nadeeüg gewerkt
op deu blo1.:! en de alzijdige ontwikkeling van han
del en nijverheid. Na het teekeuen van het vredes
verdrag te Londen, dat de scheiding van Belgi
en Nederland erkende, ontheven van den staat van
beleg, kwamen eenige voorstanders van vooruit
gang en ontwikkeling, beoefenaars van kunsten en
wetenschappen, ouder den indruk dat er energiek
gehandeld moest worden om de algeinecue kwijniug
te boven te komen, op den gelukkigen inval een
sociëteit op te richten onder den naam van Momus,
den God der gekheid cu der satire, den zoon van
den slaap en den nacht, als een toespeling op de
gedwongen rust, waama de geest weer behoefte
gevoelt om vonken te schieten.
Op een veld vau keel en sinopel, vertikaal ver
deeld, ecu zilveren wiudmoler, gedekt door een
zotskap; een bok en een nar tot schildhouders ;
alles gedragen door den hoorn des overvloeds, links
een met lier en masker saamgevlochten wijnrank,
met de ster van Maastricht in 't midden, ziedaar
het wapen, haar doel in symbool. Haar motto is:
Gekheid mer neet boeten de schraom; en verder pret,
ernstige en luimige voordrachten,
tooneelvoorstellingen, muziek, dans, volksvermakelijkheden, wed
strijden, tentoonstellingen, maar bij dat alles den
arme bedacht en de lijdende menschheid niet ver
geten : in eur plezeeren, dénkt aon de» erme ! Bij
iedere feestelijke gelegenheid doen de leden van
het Comitéeen rondgang, en de uitkomst bewijst
telkens, dat de gemoederen milder gestemd zijn,
als de algemeene pret de rimpels van het voorhoofd
heeft weggevaagd. De Armenkas is Momus zijn
troetelkind.
De Momus-Tempel aan het Vrijthof, waarvan
de sierlijke gevel, in stijl Lodewijk XIV opgetrok
ken, wordt bekroond door een lachende
Momusbuste, mag gerust een sieraad der stad Maastricht
genoemd worden, en bevat een ruim
societeits-lokaal, prijkende met het borstbeeld van wijlen den
eersten president. Door zijn degelijke inrichting,.
door het groot aantal couranten op de leestafel
aanwezig, door den gezelligen toon die er heerscht,
draagt het niet weinig bij tot het aangename ver
keer onder de leden der. sociëteit. Geen vreemde
ling die Maastricht bezoekt, of hij moet Momus,
da alom vermaarde Momezij, gezien hebben. En
de gastvrijlieid die er heerscht stelt hem daartoe
in de gelegenheid, hier geen lastig beperkte intro
ductie, ieder vreemdeling is een welkome gast in
dezen tempel der gezelligheid, waar bij het binnen
treden de woorden: Plszeer-Chariteit in liet oog
worden weerspiegeld. Kawtoe wün heet het, maak
vterm blood; zou de gezellige aard der Limburgers,
die zoo warm bloed verraadt, aan koelen wijn
alleen haar ontstaan danken ?
Van algemeene bekendheid is 't, dat het getal
XI, het gekkennummer, een voorname rol speelt
in de sociëteit Momus. Het aantal leden van het
comitébedraagt XI. Het is tegenwoordig samen
gesteld als volgt: Laureut Polis, ridder vau de
Eikeukroou Kommaudeur, ridder van de
Windmeuleu; Kommaudeur, ridder van 't Jonk leecht;
Groetkruus van den Haon (Jocus, Venlo);
Kommandeur van de Risus (Limburgia, Amsterdam)
President, tevens schatbewaarder; M. Crets en G.
Kemmerling, vice-presideuten; Jos. Thijs en H.
Routs, secretarissen; R. Stiel,
Groet-ceremoniemeister; Eug. Lambriex, Guill. Rutten, Ch.
Jeliuger, W. Spronken en M. Lodewick, leden. In
functie zijnde dragen de XI commissarissen den
narreukap en een gouden zou, gehecht aan een lint
met de kleuren van het wapen, rood, wit eu groen,
de kleuren vau het oude Brabant, die ook in de
banier prijken. In de eerste jaren vau het bestaan
der sociëteit gold het voorschrift dat de leden allen
ceu narreukap droegen, wanneer zij ter vergadering
verschenen. Op deze bizoudere bijeenkomsten werd
dan, evenals dat nog gebruikelijk is bij de
jaarlijksche opening van Momus Staton-Gencrnal, het
gevleugeld paard Pegasus bestegen door de sprekers,
die bij deze gelegenheid in 't Maastrichtsch, Neder
landse!), Eransch of Duitsch hun geest bot vieren,
den geesel der satire zwaaien of door goedige scherts
hun opgewekte hoorders nu een traan eu dan een
schaterlach afdwingen.
Zooals gezegd bedraagt het aantal leden van 't
ComitéXI; XI gulden is de contributie der
loden; XI is het, gnmdgetal in de uitdeelingen
aan de armen ; door series van XI kanonschoten
worden de Momusfeesten aangekondigd, en alle
XI jaren wordt het vcrjaringsfecst van liet
Momusrijk gevierd: de vergaderingen eu bijeenkomsten
vangen aan te XI minuten na XI uur (waartoe de
wijzers der klok die niet loopt op dien tijd
worden gezet).
Naast de vele afdeelingen, als : Dramatische
afdecling, Soepknkeri) roof de armen, Armcn-klaediaij,
Tooned- en Znng-Afdeeling, e. a., werd in 1SS9
door hot bestuur een Af'/eeling voor "Beeldende Kun
sten in het leven geroepen, die in de vijf j-ireu vau
haar bestaan reeds een vijftal kunstbeschouwingen
eu twee tentoonstellingen vau schilder- eu teeken
kunst georganiseerd heeft en thans tot een Interna
tionale Tentoonstelling lot lecon/erinr/ der Ifotograjie
het initiatief nam.
* p *
Bijgestaan door een speciale regelings-oommissic,
waarvan de Secretaris de heer V. J. de Kruijif de
ziel was, werd alles in het werk gesteld om ecu
tentoonstelling vau fotografie te doen ontstaan, die
waardig was op dit gebied de eerste te zijn in
Maastricht eu Limburg niet alleen, doch in geheel
liet gedeelte vau ons land dar, Zuidelijker ligt dan
Rotterdam. Eu het mag gezegd worden: in zeer
vele opzichten is de tentoonstelling die vau 25
Maart j.l. af iu het Augustijner-lokaal aan de
Kcssclskade te Maastricht geopend blijft tot S April
e.k., een waar succes te noemen; God Momus zal
met welgevallen neerzien op de priesterschare die
zulke kunst-offers hem brengt.
Ue zaai vau het voormalige Augustijner kloos
ter moge bij uitstek geschikt zijn geweest om on
verdeeld godsdienstige stemming te doen behouden
door de vrome kloosterlingen, die er hun lof- eu
smeekbeden omhoog zouden cu er hunne
bidzangeu deden weerklinken, voor het houden eener
kunsttentoonstelling mist ze de allereerste eigen
schap: gezelligheid, door een het oog aangenaam
aandoende omgeving opgeleverd. Op den warmen
eersten l'aaschdag kwam ecu onaangename kilheid
den binnentredende tegemoet eu ik voor mij kou
mij niet aangenaam gevoelen in een zaal, waaraan
de bestbedoeldc pogingen, door de commissie aan
gewend om een gezellig karakter er aan te geven,
weinig verbetering vermochten te breugeu. Doch
aau alles gewent men eu omgeven van de levende
stoffeeriiig der zaal, d. w. z. van in zomerkleedij
uitgedoste jonge dames die er aan hunner begelei
ders armen rondwandeldon, werd de zaal zelve
spoedig vergeten cu geen kawvve wiiu was meer
noodig om het blood werm te maken.
* * *
De tentoonstelling kau welgeslaagd geuoemd
worden; wel is er niet veel execlleercnds, doch er
is veel meer goed werk bijeeu gebracht dan tevoren
elders (in ons land) ooit werd saamgozieu.
Het schoonste der tentoonstelling zijn de vijftig
stereoskopische glaspositieven, die, in een
revolverstereoskoop vereenigd, onder het motto Lux zijn
ingezonden. Rijker verscheidenheid vau onder
werpen, schitterender afwerking zijn niet denkbaar.
Eu dan te weten dat dit vijftigtal slechts een klem