De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 1 april pagina 3

1 april 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nu is het moeielijk voor mij uit te maken of de natuur en aanleg van den beer Kersbergen hem ook voor den vrijen stijl geschikt maken, doch dit zal ongetwijfeld uit latere werken blijken. In bet bovengenoemde werk geeft de componist ia ieder geval iets superieure. In het strenge keursIjjf van de Fuga en den Canon (het tweede Praeludium is streng canonisch behandeld) beweegt hij zich op natuurlijke wijze. Dit kan alleen hij die deze vormen meester is en daarom getuigt dit Opus l van het streven van een ernstig kunste naar, wiens werk verdient door alle degelijke or ganisten gekend te worden. Tot mijne verwondering heb ik deze stukken nog of geen programma's van orgelconcerten zien prijken. Ik ben van oordeel dat de HH. Organisten on rechtvaardig zouden handelen wanneer zij deze Euga's niet in hun repertoire opnamen. Met niet minder ingenomenheid maak ik mel ding van twee nieuw uitgegeven liederen van Dr. E. D. Pijzel. Schoon slaapsterken naar het Duitsch van Paul Heyse, en Mijnre minnen bennic qmjt, woorden van C. Honingh 2). Het eerste lied is geheel in het karakter van het sprookje behandeld. Eene eenvoudige gedistin geerde melodie met passende, vloeiende begelei ding geven m. i. aan den aantrekkelijken tekst de juiste kleur en het juiste karakter. Is het eerste lied geheel in den sprookjestoon, in het tweede lied is op gelukkige wijze de volkstoon getroffen. Beide liederen staan in denzelfden toonaard en hebben denzelfden vorm van begelei ding, daarom is het verschil vau karakter tot de melodie beperkt, doch dat openbaart zich hier op sprekende wijze. Dr. Pijzel beweegt zich met voorliefde in den «oberen eenvoudigen stijl van Nederlandsche ver halende en minneliederen in den volkstoon. Zijue begaafdheid voor dit genre heb ik vroeger reeds ia, het licht gesteld. Ik houd mij dus overtuigd dat deze liederen, evenals de vroegere, zich vele vrienden zullen ver werven. De uitgave van deze liederen is, evenals die van de orgelstukken van Kersbergen met veel smaak bewerkt. Dit kan den inhoud van een werk wel niet red den, doch een goed uitzicht maakt niettemin een goed werk dubbel aantrekkelijk. Zich Spiegekn, van J. J. T. Renard Jr. 3) woorden van Dr. J. P. Heye, Duitsche vertaling van Hans Augustin, is in overeenstemming met den tekst guitig opgevat. t>e heer Renard heeft (zooals uit zijn operette De Parel van Zaandam gebleken is) vooral aanleg voor een genre, waarvoor ernstige beoordeelaars dikwijls het voorhoofd fronsen, doch waarmede men (het is vooral'uit Fransche weiken van dien stijl gebleken) niettemin zich een begaafd componist kan toouen. De verdienste van Zich Spiegelen berust vooral in de natuurlijkheid, waarmede het gedichtje van Heye is gecomponeerd. Hit is reeds met succes gezongen. De heer Renard forceert zijn talent niet en daarom ?verwacht ik van hem nog veel goeds in een genre, waarvoor hij besliste begaafdheid bezit en waarin het zoo moeilijk is zich niet te gewichtig of niet te banaal uit te drukken. Het titelblad van dit lied is minder gelukkig dan wij het van deze uitgevers gewend zijn. Niet alleen is het wat bont, doch ook zie ik in de dame, die voorden spiegel haar toilet voltooit, meer Eugenie of Kunegunde die naar het bal gaat, dan wel het Hollandsche Klaartje dat zich gaarne in den spie gel ziet en zich zelf toelonkt. Thans is het aangenaamste gedeelte van mijn taak afgeloopen. Ik had den Melodiën-Qids ) voor bruiloften, feestelijke of gezellige bijeenkomsten bewerkt door L. H. Deelman niet willen bespreken, doch on langs kreeg ik weer een schrijven van den bewer ker met de vraag waarom ik het stilzwijgen over zijn werk bewaarde ? De schrijver meent in eeae bestaande behoefte te voorzien, door eene verzameling melodieën aan Ie bieden, waardoor het niet langer zijn toevlucht behoeft te nemen tot den Liederschatz of andere uitsche bundels. Er staan Nederlandsdhe, Duitsche en allerlei straatliederen van verschillenden oorsprong in (400 in getal zonder tekst.) De hetr Deelman zegt: Ik heb ze opgevangen en opgeschreven en daarna op mijne wijze gehar moniseerd. Die wijze is helaas hoogst gebrekkig en getuigt van zeer onvoldoende kenujs van de beginselen van de harmonieleer. Bijna in ieder num mer stuit men op fouten, slechte stemvoering, stroeve basgangen of andere onhandigheden ; ook laat de schrijfwijze wat maatindeeling betreft gedurig te wenschen over. Soms is de rechterhand als 3/.i maat en de linkerhand als 6/s maat geschreven. De Koralen aan het slot van het boek, zijn minder slecht geharmoniseerd dan de voorafgaande liederen, doch geven niettemin stof tot tal van aanmerkingen. De heer Deelman zij in ernst aangeraden voor hij weer iets uitgeeft, deskundigen raad in te win nen of mocht hij geen lust hebben wenken ter harte te nemen, zijne uitgaven liever niet meer ter beoordeeling aan kunstbladen toe te zenden. Over het kiesrecht is zooveel geschreven eu ge sproken dat het zelfs voorden meest ongeneeslijken politicus eene verademing moet zijn liet kiesrecht nu eens te hooren bezingen. Dit is geschied in een volkszang: Ons Recht (§} woorden van Willein Steiner. Muziek van A. C. Hazenbosch (opgedragen aan ZEx. den Min. van Binnenlandsche Zaken, Tak van Poortvliet.) Ik voor mij vind dat de componist de eischen van stemrecht: 'i Heilig recht van ieder man, waar door onze Tweede Kamer 't beeld des Volks eens ?worden kan, wel wat jolig heeft opgevat. Het is meer een operette-marschje dan eendrachtige uiting van den volkswil. Wanneer op deze marsch het volk in optocht voor het stemrecht gaat demonstreeren, oflat.er naar de stembus gaat, zal het niet kunnen nalaten er bij te dansen. (Als beweging is voorgeschreven : Marsch matigt) Wat de declamatie betreft heb ik bezwaar tegen het begin: Nederlanders, doch nog meer tegen sommige stroeve begeleidingsfiguren die evenals enkele octavengangen, stijgende septiemen enz. enz. niet goed klinken. Doch men zal mij misschien verwijten dat ik geen politicus ben en dus het rechte gevoel voor zulke uitingen mis. Wellicht ware het dus beter geweest dit lied door politici te laten recenseeren, het advies te vragen van verschillende kiesvereenigingen of wel onzen geachten medewerker Brommeijer te verzoeken zijn oordeel te willen uit spreken. Gaarne stel ik het exemplaar dat ik ontvangen heb, daarvoor beschikbaar. VAN MlüIGEN. 1) Uitgave van DeAlgemeeneMuziekhandel alhier. (Stumpf en Koning). 2) // n t/ /f a o\ 4} "» W. de Boois (R. Hoekstra) te Groningen.) 5) // // J. P. Revers te Dordrecht. Mej. Marie Speet zal op 2 April a.s. in de groote zaal déon eene causcrie houden over de uitspraak der Hollandsche taal, a in verband met kunst, b. in verband met de hygiëne der stem, c. als vooroefening van het Zangonderwijs. Na de pauze zal Mej. Speet gedichten van Vondel, Hooft, Pol. de Mont, Jacques jrk, Frederik van Eeden en Helene Swarth voordragen als proeve van sternvorming. Wij vestigen zeer de aandacht op deze soiree in de eerste plaats om de belangrijkheid van het onderwerp, en in de tweede plaats omdat Mej. Speet als leerares in uitspraak, stemvorming en solozang een uitstekenden naam heeft. In het bijzonder heeft deze dame de hygiëni sche zijde van de stemvorming bestudeerd. Bij som mige stemmen werkt de natuur zeer mede, doch bij zeer vele werkt die tegen in dien zin dat de toon in plaats van naar voren te komen te veel in de keel blijft hangen en door het zingen hoe langer hoe dieper in de keel wordt gewerkt. Dit is dikwyls oorzaak dat ten gevolge van te groote inspanning de stem zwakker in plaats van sterker wordt. Mej. Speet nu beoogt door haar onderwijs in spreekoefeningen vooral dit euvel te voorkomen of te verhelpen. Het zal dus ongetwijfeld niet alleen letterkundigen en medici, doch ook allen die de zangkunst beoefenen, zeer interesseeren, de uiteenzetting van Mej. Speet te leeren kennen. In het volgende nummer hopen wij daarom een en ander van deze causerie medetedeelen. De 31e aflevering van de Vierstemmige Koren uitgegeven door de Ned. Koorvereeniging is thans verschenen. Deze bundel onderscheidt zich van de vorigen, door een verbeterden druk, waarmede thans een proeve is genomen, welke proef niet twijfelachtig is uitgevallen. De beide nummers (Gebed van Schubert en Heer, wees ons genadig van Mcndelssohn-Bartholdy) van deze aflevering zullen voorzeker voor vele zangvereenigingen een wel kome aanwinst zijn. Wat uiterlijk en druk betreft geeft deze afle vering bovendien groote verbetering. De »drei Hollanderinnen" te Weenen. Ed. Hanslick vermeldt in do Neue Freie Pre?se het concert, door de »drei Hollanderinnen" te Weenen gegeven. Hij spreekt eerst over de tallooze slecht bezochte concerten van de laatste weken, en vervolgt: »Drie jonge Hollandsche zangeressen, Jeannette de Jong, Anna Corver en Marie Snijders, genoten het zeldzame gezicht van een eivolle zaal. Vrou wenterzetten of duetten hoort men bijna nooit op de concerten; het programma van de »drei Hollünderinnen" lokte dus als iets ongewoons, 011afgesletens De ziel van het terzett is de sopraan, Jeannette de Jong, een liefelijk verstandig zieltje in een teer meisjeslichaam. De stem, van geringe kracht, klinkt lief zuiver, daarbij steeds vol in telligentie en gevoel. Daarom voldoet j uft'rouw de Jong, en zij alleen, ook in den solozang; terwijl haar partners, in het trio voortreffelijk, in het eenstemmig lied weinig indruk maken. De mezzo sopraan van juffrouw Corver, de alt van juffrouw Snijders, op zich zelf van gullen jeugdigen klank, hebben iets eenkleurigs, instrumentaals, onlevends. In haar voordracht misten wij noch school, noch begrip, maar bezielde in dividualiteit. Het gevoel, dat zeker niet ontbreekt, slaagt er niet in, den toon te doordringen, 't is alsof er vetlaag tusschen lag. Daarentegen werken de terzetten (alles uit het hoofd gezongen) door volkomen zuiverheid en de schoonste overeen stemming in toonsterkte. Alles tot in de fijnste nuances gestudeerd, gevijld, zonder in levenlooze correctheid te vervallen. Een Hollandsch terzett van Catharina van Rennes, het driestemmig wie gelied van Cherubiui, eindelijk de prachtige canon uit Martini's Cosa rara, werkten met de volle bekoring van de nieuwheid. Ook eenige duetten, vooral die Schwestern van Brahms, maakten furore." De pianobegeleiding werd voortreffelijk bezorgd door een Weener dame, Julie van Asten. Fulda's Talisman, in Haymarket Theatre te Londen met groote pracht en uitstekende regio gegeven, bleek geen succes te zijn. De pers kan zich den opgang, dien het stuk te Berlijn, te Weenen en in geheel Duitschland maakte, niet begrijpen. Beerbohm speelde den koning vol enthousiasme; Habakuk was uitstekend; toch is het stuk smadelijk gevallen. De Times noemt het een «curieuze proef"; de TelegrapJi, vindt het stuk onwijs en vervelend, en acht het heel natuurlijk, dat zoo'n dichter den Schillerprijs niet gekregen heeft; de Standard alleen vindt het stuk buitengewoon interessant, frisch en effectvol. IllllltUIIIUItlllll iiiminroiMiiiiiHiiiuiiiiiiniiiiiiiun! Bauers etsen bij Akedysseril. Met Alberdingk Thijms vertaling naar VILLIEBS DE L'ISLE ADAM, in portefeuille uit gegeven door Scheltema en Holkema's boekhandel te Amsterdam. Men zou verkeerd doen met te zeggen, dat Bauer juist het prachtig-dramatische uit den kern van Villiers' ongemeen weidsche vertelling heeft in beeld gebracht. Zijne acht rijk-doorwrochte etsen, geven er veeleer een accompagnement toe, maar dan ook niet een doorgaande begeleiding, in den tred heel de muziek volgend, doch meer als het werk van iemand die, luisterend en zich overgevend, zich opeens vervoerd laat meeslepen in een vrije vlucht van stoutmoedige parafrazen. En zoo geeft de teekenaar ons niet uit het verhaal het wonderschoone herderskind te aan schouwen, gelijk de koningszoon Sinjab het eerst hare heerlijke verschijning ontwaart, wanneer zij zich de voeten waadt in de woudbeek. En weder laat hij niet Akedysseril zelve zien, zege vierend staande op haar ontzachtlijken zwarten olifant met de vergulde slagtanden, onder den door vier speren gedragen troonhemel. Met hoog van gestalte de trotsche vorstin van Habad met zooveel ontzetting de fluisteringen aanhoorend harer geheimzinnige spionnen. Niet de vermetele heerscheres doldriftelijk met een oorlogswagen den somberen toegangslaan oprennend van Sjiwa's tempel, de slangenbezweerders te voeten slaand. Niet Sinjabs sidderende weduwe, de treden op gaand van het noodlottig heiligdom welks hoogepriester zij te vervloeken onderwond. Niet de bovenmenschelijke vrouw, in bezeten overmoed zich opstellend tegen den afschuwelijk onbewogen machtigen fakir. En evenmin eindelijk de god delijke omhelzing der beelden van Sedjnoer en Yelka, in hunne liefdes-opgetogenheid zelve ton dood gewijd! Trouwens wie zou in trillingen van lijn, in echo's van vorm, in beeldende fantazie, zoo zeld zame verhevenheid van koninklijke tafereelen kunnen geven, naar welke de eenige -Delacroix zelf in zijn meest orkestrale orgiën van beweging en kleur en majesteit te vergeefs zou hebben gereikhalsd. Men zou het werk van Bauer slecht verstaan door het op te nemen als een strikt illustreeren der grandioze historie van Akedysseril. Ziehier eenvoudig een zeer zeldzaam talent: een geest bevolkt met drommen van uitheemsche gestalten en ontzachelijke weelde-verschijningen, een brein dat met wellust opgaat in het zeer vervaarlijke, een fantazie die schoonheidsdrouken verkeert met de schemerende pracht van vér vergane tijden en ongekende landstreken, een intuïtie, die uit huiverende droomen alles voorvoelt wat pompeus en schitterend, wat majes tueus is en groot. Zouden zoo-eenendeduizeling van Villiers superbe schilderingen niet een roes geven, een koorts die zelve beelden voort moest brengen, in eigen taal met pijnen en lusten geuit? En zoo is het dat Bauer, toen hij onder de beko ring geweest was van de geweldige vertelling, deze verrukkelijke decors, met feilen hartstocht en met artistiek vermeien heeft in prent gebracht: sa menstellingen, die hoe grootsch ook en bovenwerkelijk eu sommair, in een onbewuste wirwartechniek onder wonderlijk fijne verborgenheden van naaldgespsel nog menige gratieuze figuur en menig expressief echt gebaar ondergeschikt houden aan den welberekenderi luister van het geheel. Het is de beweging van de onrustige stoeten in Oostersche straten, het is de pracht der voorpleinen, der groepen van koepeldaken en torentoppen, van balkons en baldakijnen, van kolonnaden en tempeltinnen en gedrochtelijke afgodsbeelden, het zijn de huiveringen der schaduwen om de echoënde zuilen-alleeën heen het is de verschrikking der architekturen en de ? geheimenis der donkere tempelingewandcn, die hij in ver doorgevoerd benaderen van vormen, zoo vreemd aanschouwelijk wist te maken. En nu: Al bewonder ik de treffende lijnafwis seling waarmee de zwijgende staatsie van Benares' gewijdde kaden is verbeeld ; al verbazen elders mij schoonheden in het geroezemoes der chaotische stratenbevolking ; al prijs ik het majestueuze van het tafereel dat de verdeeling van Elefanta's buit in lijnen zette vorstelijk staan de vizieren boven aan de treden van het paleis, kwistig aan de voeten waarvan de schatten liggen uitgespreid, terwijl vleiend Oostersch een der drommedarissen vooraan zijn langen nok liggend koestert waar even de bodem schaduw biedt. Al voel ik door die prenten heen hot krijgsgerucht, den zwier en de overdaad der bonzende oorlogspracht, en zie ik er de voorname grilligheid, de kolossale weelde van monster-tempels en reuzen-paleizen. Zoo lijkt het kostelijkst toch van al mij de grandeur van die oimo ets, die in den duisteren tem pel van Sjiwa, doet opzien tot het huivering wekkende beeld van den veelarmigen harsenen God er verdelging, hoog troonend in donkere onbegrepen vormen. Daar, meer nog dan in de subtieler doorgevoerde prenten, ziet men Bauer met waardig vermogen den zwaren tred begeleiden van Villiers superbe frazon. Dat althans is der oenige Akedysseril waardig, want dat dan waar lijk is somber en schoon. JAN VF.TIL aniniiiiimimiiimiiHimiiitiiiiiiitiimiiiiiiiiliMi iiHtniiimiiiiumu Fotografie-tentoonstelling te Maastricht. Ten gevolge van de staatkundig-e gebeurtenissen had te Maastricht de staat van beleg- geduurd van 1S30-1S39. Die toestand had nadeeüg gewerkt op deu blo1.:! en de alzijdige ontwikkeling van han del en nijverheid. Na het teekeuen van het vredes verdrag te Londen, dat de scheiding van Belgi en Nederland erkende, ontheven van den staat van beleg, kwamen eenige voorstanders van vooruit gang en ontwikkeling, beoefenaars van kunsten en wetenschappen, ouder den indruk dat er energiek gehandeld moest worden om de algeinecue kwijniug te boven te komen, op den gelukkigen inval een sociëteit op te richten onder den naam van Momus, den God der gekheid cu der satire, den zoon van den slaap en den nacht, als een toespeling op de gedwongen rust, waama de geest weer behoefte gevoelt om vonken te schieten. Op een veld vau keel en sinopel, vertikaal ver deeld, ecu zilveren wiudmoler, gedekt door een zotskap; een bok en een nar tot schildhouders ; alles gedragen door den hoorn des overvloeds, links een met lier en masker saamgevlochten wijnrank, met de ster van Maastricht in 't midden, ziedaar het wapen, haar doel in symbool. Haar motto is: Gekheid mer neet boeten de schraom; en verder pret, ernstige en luimige voordrachten, tooneelvoorstellingen, muziek, dans, volksvermakelijkheden, wed strijden, tentoonstellingen, maar bij dat alles den arme bedacht en de lijdende menschheid niet ver geten : in eur plezeeren, dénkt aon de» erme ! Bij iedere feestelijke gelegenheid doen de leden van het Comitéeen rondgang, en de uitkomst bewijst telkens, dat de gemoederen milder gestemd zijn, als de algemeene pret de rimpels van het voorhoofd heeft weggevaagd. De Armenkas is Momus zijn troetelkind. De Momus-Tempel aan het Vrijthof, waarvan de sierlijke gevel, in stijl Lodewijk XIV opgetrok ken, wordt bekroond door een lachende Momusbuste, mag gerust een sieraad der stad Maastricht genoemd worden, en bevat een ruim societeits-lokaal, prijkende met het borstbeeld van wijlen den eersten president. Door zijn degelijke inrichting,. door het groot aantal couranten op de leestafel aanwezig, door den gezelligen toon die er heerscht, draagt het niet weinig bij tot het aangename ver keer onder de leden der. sociëteit. Geen vreemde ling die Maastricht bezoekt, of hij moet Momus, da alom vermaarde Momezij, gezien hebben. En de gastvrijlieid die er heerscht stelt hem daartoe in de gelegenheid, hier geen lastig beperkte intro ductie, ieder vreemdeling is een welkome gast in dezen tempel der gezelligheid, waar bij het binnen treden de woorden: Plszeer-Chariteit in liet oog worden weerspiegeld. Kawtoe wün heet het, maak vterm blood; zou de gezellige aard der Limburgers, die zoo warm bloed verraadt, aan koelen wijn alleen haar ontstaan danken ? Van algemeene bekendheid is 't, dat het getal XI, het gekkennummer, een voorname rol speelt in de sociëteit Momus. Het aantal leden van het comitébedraagt XI. Het is tegenwoordig samen gesteld als volgt: Laureut Polis, ridder vau de Eikeukroou Kommaudeur, ridder van de Windmeuleu; Kommaudeur, ridder van 't Jonk leecht; Groetkruus van den Haon (Jocus, Venlo); Kommandeur van de Risus (Limburgia, Amsterdam) President, tevens schatbewaarder; M. Crets en G. Kemmerling, vice-presideuten; Jos. Thijs en H. Routs, secretarissen; R. Stiel, Groet-ceremoniemeister; Eug. Lambriex, Guill. Rutten, Ch. Jeliuger, W. Spronken en M. Lodewick, leden. In functie zijnde dragen de XI commissarissen den narreukap en een gouden zou, gehecht aan een lint met de kleuren van het wapen, rood, wit eu groen, de kleuren vau het oude Brabant, die ook in de banier prijken. In de eerste jaren vau het bestaan der sociëteit gold het voorschrift dat de leden allen ceu narreukap droegen, wanneer zij ter vergadering verschenen. Op deze bizoudere bijeenkomsten werd dan, evenals dat nog gebruikelijk is bij de jaarlijksche opening van Momus Staton-Gencrnal, het gevleugeld paard Pegasus bestegen door de sprekers, die bij deze gelegenheid in 't Maastrichtsch, Neder landse!), Eransch of Duitsch hun geest bot vieren, den geesel der satire zwaaien of door goedige scherts hun opgewekte hoorders nu een traan eu dan een schaterlach afdwingen. Zooals gezegd bedraagt het aantal leden van 't ComitéXI; XI gulden is de contributie der loden; XI is het, gnmdgetal in de uitdeelingen aan de armen ; door series van XI kanonschoten worden de Momusfeesten aangekondigd, en alle XI jaren wordt het vcrjaringsfecst van liet Momusrijk gevierd: de vergaderingen eu bijeenkomsten vangen aan te XI minuten na XI uur (waartoe de wijzers der klok die niet loopt op dien tijd worden gezet). Naast de vele afdeelingen, als : Dramatische afdecling, Soepknkeri) roof de armen, Armcn-klaediaij, Tooned- en Znng-Afdeeling, e. a., werd in 1SS9 door hot bestuur een Af'/eeling voor "Beeldende Kun sten in het leven geroepen, die in de vijf j-ireu vau haar bestaan reeds een vijftal kunstbeschouwingen eu twee tentoonstellingen vau schilder- eu teeken kunst georganiseerd heeft en thans tot een Interna tionale Tentoonstelling lot lecon/erinr/ der Ifotograjie het initiatief nam. * p * Bijgestaan door een speciale regelings-oommissic, waarvan de Secretaris de heer V. J. de Kruijif de ziel was, werd alles in het werk gesteld om ecu tentoonstelling vau fotografie te doen ontstaan, die waardig was op dit gebied de eerste te zijn in Maastricht eu Limburg niet alleen, doch in geheel liet gedeelte vau ons land dar, Zuidelijker ligt dan Rotterdam. Eu het mag gezegd worden: in zeer vele opzichten is de tentoonstelling die vau 25 Maart j.l. af iu het Augustijner-lokaal aan de Kcssclskade te Maastricht geopend blijft tot S April e.k., een waar succes te noemen; God Momus zal met welgevallen neerzien op de priesterschare die zulke kunst-offers hem brengt. Ue zaai vau het voormalige Augustijner kloos ter moge bij uitstek geschikt zijn geweest om on verdeeld godsdienstige stemming te doen behouden door de vrome kloosterlingen, die er hun lof- eu smeekbeden omhoog zouden cu er hunne bidzangeu deden weerklinken, voor het houden eener kunsttentoonstelling mist ze de allereerste eigen schap: gezelligheid, door een het oog aangenaam aandoende omgeving opgeleverd. Op den warmen eersten l'aaschdag kwam ecu onaangename kilheid den binnentredende tegemoet eu ik voor mij kou mij niet aangenaam gevoelen in een zaal, waaraan de bestbedoeldc pogingen, door de commissie aan gewend om een gezellig karakter er aan te geven, weinig verbetering vermochten te breugeu. Doch aau alles gewent men eu omgeven van de levende stoffeeriiig der zaal, d. w. z. van in zomerkleedij uitgedoste jonge dames die er aan hunner begelei ders armen rondwandeldon, werd de zaal zelve spoedig vergeten cu geen kawvve wiiu was meer noodig om het blood werm te maken. * * * De tentoonstelling kau welgeslaagd geuoemd worden; wel is er niet veel execlleercnds, doch er is veel meer goed werk bijeeu gebracht dan tevoren elders (in ons land) ooit werd saamgozieu. Het schoonste der tentoonstelling zijn de vijftig stereoskopische glaspositieven, die, in een revolverstereoskoop vereenigd, onder het motto Lux zijn ingezonden. Rijker verscheidenheid vau onder werpen, schitterender afwerking zijn niet denkbaar. Eu dan te weten dat dit vijftigtal slechts een klem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl