De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 1 april pagina 6

1 april 1894 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 875 Uit Dr. QANNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Felix Dahn. Schrijver en Illustrateur. Samuel Spiering noemt zichzelf een teekenaar, ik ben schrijver en journalist, een letterkundig tirailleur, zoo ge wilt. Spiering spreekt nu van mij als een letterkundige beunhaas: maar daar hy onlangs mijn bitterste vijand geworden is, trek ik mij deze hatelijke benaming niet erg san. We waren vroeger dikke vrienden, Spiering en ik, we waren onafscheidelijk. Ik las hem altjjd m\jn verhalen voor, en ofschoon hij somtijds hartelijk lachte op de verkeerde plaats, en onwijs ernstig keek bij eenige van mijn beste humo ristische passages, prees hij altijd mijn werk en voorspelde, dat ik binnen weinige jaren door de helft van al de journalisten in het land geïnter viewd zou zyn. En als hij mij een nieuwe schets of teekening liet zien, schudde ik hem altijd de hand met zooals ik nu moet bekennen huichelachtige warmte, en mompelde met een stem, stotterend door kunstmatige emotie, dat ik werkelijk trotsch er op was, zulk een talentvol en onnavolgbaar kunstenaar mijn uitverkoren vriend te mogen noemen. Juist op dien tijd waren wij beide smoorlijk verliefd op hetzelfde meisje, en een elk hield zijn geheim zoo goed verborgen, dat geen van beiden giste dat zijn boezemvriend zijn mededin ger was. Suze Metworst was de naam van dit mooie meisje, dat ons beider harten deed ontvlammen, en ons op eikaars dood belust maakte, toen het zorgvuldig bewaarde geheim eindelijk uitlekte De naam is noch artistiek noch poëtisch, hoewel de eigenares ervan zoo liefelijk was als de lelie door den dauw gekust, die tusschen.. .. Maar zie, nu heet ze Suze Spiering, en jalouzie en nijd doen me nu mezelven op de een of andere valsche wijze mishandelen, wanneer ik nog langer aan haar schoonheid en b^alligheid denk. Op een beerlijken zomerdag, veertien of vijftien maanden geleden, kwam Spiering opgewonden mijn studeerkamer binnenstormen, ging op een riem afgekeurde manuscripten zitten en wierp zyn slappen vilten hoed tegen het plafond onder het roepen van »hoera!" »Kalm, kalm kerel. Je hadt bijna mijn dertigcents-inkttteschje over het manuscript van mijn verhaal gegooid, dat ik je gisteravond heb voor gelezen '." riep ik vertoornd uit. »Maar wat ter wereld heb je toch?" ».Ik heb een idee!" hijgde hij, buiten adem, «een idee dat ons beiden beroemd zal maken. Laten we samenwerken." «Laten we wat?" vroeg ik. «Samenwerken. Samen n denkbeeld uit werken," riep hij uit. »Jij schrijft een aandoen lijk, dramatisch sensatieverhaal, boordevol van diep menschelijke belangrijkheid, zie je, iets De scheeve toren der Italiaansche flnantiën. (Lmtige Elatter.) iS&t"= ', rALl£N^ i§AAt^; r K,---^' lCf,eb< ^^1- .-«^Ili:-^ «M"N* * De bezorgde schalde iacher : "In 's hemelsnaam, niet schudden! Je krijgt den toren toch niet recht, en licht valt hij van al dat morrelen Jieelemaal om !" oorspronkelijks, heel anders dan al wat je vroeger gemaakt hebt ??en ik zal het voor je illustreeren !" «Dat plan is niet kwaad", zei ik eenigszins koel, daar zijn aanmerkingen over mijn oorspronkelijk heid mij niet bevielen; «maar acht je jezelf in staat om een verhaal te illustreeren, dat geheel buiten het gewone valt? Je teekeningen zijn knap, oude jongen, maar je neemt mij niet kwalijk dat ik het zeg, er is een zekere ge lijkenis in al je werk. Bijvoorbeeld, ik zou een van je personen uit duizend andere illustraties kunnen vinden. In vorm en trekken gelijken ze allen op die ledepop, die in een stuipachtige houding op de tafel van je werkkamer staat, en ...." »Nu word je hatelijk, George", viel Sam geraakt in. »Ik geloof dat wij beiden eerste soort werk kunnen leveren als we het beproeven, dus laten we het eens probeeren en samen op de stormachtige zee der publieke opinie naar de nakomelingschap zeilen. Ik ben een illustrateur zonder naam: jij bent een onbekend schrijver. Laat ons onze naamloosheid en onbekendheid tegelijk verbannen, en door een gezamenlijke poging ons gelijktijdig en eeuwigdurend succes verwerven." »Top!" riep ik opgewonden uit. »Laat mij alleen, kerel, dan zal ik van avond nog een ver haal op touw zetten, dat in elk opzicht je eenige gave van illustratie waardig is." We schudden elkaar hartelijk de hand en namen afscheid. Toen ging ik aan mijn lessenaar zitten en vol van teedere gedachten aan Suze besloot ik haar de heldin te maken van het ver haal, dat mijn vriend en mij naam en fortuin moest aanbrengen. »Spiering kent Suze, maar hij zal haar niet herkennen onder den naam van Else van Neijwaarden", zeide ik tot mij zelf. »Ik zal mijn verhaal in Gelderland laten spe len aan de schilderachtige oevers van den IJsel. En Spiering en ik moeten daar te zamen heen reizen om een juiste locale kleur aan het werk te geven. Ik denk dat ik mij zelf den held van het verhaal zal maken, met eenige veranderingen natuurlijk, zoodat Sam mijn spelletje niet ziet, en mij een verwaanden ezel noemt voor het zoo licht omsluierd beschrijven van mijn eigen be koorlijkheden. En natuurlijk zal in het laatste hoofdstuk Else van Neijwaarden trouwen met mij, »Valsch, valsch, -salsch," kreet ik woedend. »Het lijkt niet op mij, op Herbert van Ravenstein, meen ik. Jij bent het, valsche, onbeschaamde vent! Beschreef ik den held niet als vrij klein, met een rood gezicht en een kleine snor. Jou portret is dat van een langen man, met een lang gezicht en een Spanjolenbaardje. Inderdaad, het is een portret van je eigen ellendig alledaagsch gezicht! Is dit de samenwerking waarop je zoo blufte ? Durf je zoo den draak te steken met het «sensatieverhaal, boordevol van diep menschelijke belangrijkheid, »dat ik voor je schreef om getrouw te illustreeren, volgens je eigen voorstel?" «Kalmeer een beetje, goede vriend, en gedraag je niet als een idioot, wanneer je niet kunt doen als een heer!" zei Sam, en stak onder het spreken een cigarette »Ik herkende je zeer verdienstelijke beschrijving van juffrouw Metworst, en daar deze bekoorlijke jonge dame zeer spoedig mevrouw Spiering zal worden, vond «ik het beter de onmiskenbare trekken van den oorspronkelijken held in het verhaal te veranderen; en dit portret is het resultaat van mijn pogingen. Wanneer je de teekeningen van »Else van Neywaarden", »IIerbert van Kavensteijn1' en»den IJsel" niet goed vindt, verbrand ze dan. liet is mij nu tamelijk onverschillig of jo ongelukkige, dwaze, nietige, misteekende, allodaagsche, langdradige historie ooit in druk verschijnt of niet. Ja, nu ik er over denk, geloof ik dat ik er zelts op tegen zou hebben, het gezicht van mijn meisje omringd te zien door zulk onbeduidend en idioot gezeur dus daar En het volgend oogenblik waren de illustraties voor mijn prachtig dramatisch verhaal in stukjes gescheurd en in den leegen haard geworpen. Ken oogenblik stond ik voor mijn valschen vriend, bevend van woede en onmachtig een enkel woord uit te brengen. Toen brak mijn opgekropte woede in een stroom van scheldwoorden los. Spiering lachte hartelijk om mijn drift en liet zware manuscript van »De jonkvrouw van den IJsel" op nemend, slingerde ik het hem woest naar het hoofd. Het opende zich als een parachute toen het door de kamer vloog, en viel, toen het zonder iets te beschadigen door het open raam heen ging, met een hevigen plons in do waterton buiten. .Spiering barstte in lachen uit toen hij mijn De grootste Steden der wereld. (Judge.) onder den naam van Ilerbert van lïavensteijn". De week nadat ik aldus onvolkomen de twee voornaamste karakters van mijn werk had ge schetst, reisde ik naar Gelderland, en bracht twee dagen door aan de oevers van den IJsel (al dien tijd onder een parapluie), en treurig wandelde ik door het doorweekte landschap, trachtende het omringende in mijn geheugen te prenten. Spiering zei dat hij het druk had, en de uitverkoren plek een paar dagen later zou bezoeken. Inderdaad was hij druk bezig do mooie Suze het hof te maken, terwijl ik door modder en water ploeterde, in nasporing van het schilder achtige. Toen ik terugkwam, met influenza, en een tamelijk min idee van het landschap om den IJsel. beweerde hij zijn koffer te gaan pakken en naar dezelfde plek te reizen, maar door de belachelijke teekeningen die hij van de streek maakte weet ik dat hij nooit binnen tien mijlen afstands van den IJsel is geweest. Toen hij mij de teekeningen liet zien. vroeg ik boos: »\Vat moet die vuile sloot, 'ie door dat veld met bloembollen loopt, voorstellen?1' »üe IJsel. . . aan de Oostelijke zijde", antwoordde hij kalm. >;En de westelijke zijde van. den IJsel, hoc ziet die er uit?" vroeg ik weer bitter. Hij greep een teekoning van een kanaal tus schen een rij vuile hutten doorstniomend mot een kreupelen windmolen in de verte, en slopte ze mij zorgvuldig in de hand. »En wijs mij nu de vorstelijke residentie van de heldin Elze van Xeywaarden", siste ik. Spiering legde een teekening van het een of ander krankzinnigengesticht op de tafel en wachtte toen mijn orders af. »Xu de heldin zelf," kermde ik zenuwachtig. Een nette en sprekende gelijkenis van Suze Metworst werd langzaam uit mijn vriond's poitefeuille genomen, en zorgvuldig boven op het krankzinnigengesticht neergelegd. »Goed'' riep ik bewonderend, maar we! wat achterdochtig uit. »Xu de held, als 't je blieft". Sam Spierifiji litia'de cm (i>t! lilcwil jtortn-t run zich zelf te voorsclrijii en hield het voor mij in het licht, opdat ik het goed zou zien. origineel en kunstig verhaal in zijn watergraf zag vliegen, en met de smakelooze woorden : »ha, ha, oude jongen, ik ben van plan nu samenwerking van een andere soort te beproe ven'1, liet hij mij alleen met mijn woede en ellende. Sedert dien dag ben ik hen dikwijls tegenge komen, maar ik behoef nauwelijks te zeggen dat we niet tot elkaar spreken, als we elkaar voor bijgaan. Suze had de afschuwelijke onkieschheid mij een uitnoodiging voor do b.uiloft te zenden, die nu op de oppervlakte der waterton drijit, iu gezelschap van het doorweekte en onleesbare manuscript, getiteld: -De Jonkvrouw van den IJsel". De her mtlttiMmmunmilliiiHifmMMiMiinmiiiiiiimmiiltuiiimmiiinMiimumi iiïeringen van een vaudevillist. een wel Dekeiid l'arij-clie vaudeviliol't /ijne gedenkschriften uitgegeven. .re aainige ani'cdnt.en in, onder anderen : ! )p den Iden S,-p(e,nbcr had het, ik ui' ire\ant:enissen geopend en llenri :n n ia iieeiitenis in Sa'iit ; ler-,1 o)id in h Itocliiïor! int l!nis"( April had hi. (ini kamers gaan betrekken, toi \\ erd, l li t was dus voor -, zijn //tehuis" te zien. .dielt, de conciërge trekt open fort staat op de trap het n as d rit morgen, henskiaps slaat de eA-gedej voor 't, hoofd; hij herinnert y.ich weike verdieping hij woont. Duivels! zegt hij, als ik weder naar beneden ga, is de portierstcr in staat mij voor een dief' te zoekt, poogt zich te herinneren onmoIs 't op de derde, op de vierde of op de verdieping:' Hij heiinueit zich niets dan de in Sa1 n U -i Via ;ic, was iet, bewind opgenomen. naar huis gaan. Sedert d logeerde hij iu een i eindelijk de gelcgentc haren. Hij wilde 'n MI in Saint e-l'clagic hem een echt en Rocheuur iu den (eerde zich niet meer on Het recht van bestaan van den kroonprins van Bulgarije. (Der Floh.) Prins Boius vin Bulgarije: »Waarom maakt die Kozak zoo'n ruzie met mijn ooievaar?" De atljiidante-min: »Uwe Hoogheid, Rusland beschouwt uw vader als niet bestaande, en dus kunt u, om zoo te zeggen, ook niet door den ooievaar gebracht zijn. trap van Sainti-Pélagie. Wat te doeur Hij moet een besluit, nemen. Want Roehcfort valt, om van slaap, en slapen op een onbekende vloermat, welk een voorbeeld voor een bewindsman. Hij besluit nu aan een vreemde deur Ie schellen eu na verloop van eeiiigcu tijd kouit i eu in-er met een slaapmuts op hem opendoen. Pardon, zegt de schrij\er van de. Laalcr/ti', mijnheer Roehefort als 't blieft... En dat zij t u zelf, herneemt de mijnheer verwonderd. Dat weet ik heel goed, zegt Roehefort, maar het, is om te weten op welke verdieping ik woon. ][:er hoven, mijnheer. Duizendmaal dank. En Roehefort treuit eindelijk zijn wonii;!,' binnen. Stijlbloemen. Uit de rede van een democraat in het DuitscheParlement werd onlangs aangehaald : -Y\ ij zullen al onze schepen verbranden en met zwellende zeilen moedig den oceaan der vrijheid binnen stevenen!" Men kan het vergelijken met een volzin van den minister Hye, die in l*!s in ecue rede tot do \Yeener studenten verklaarde : de kar der revolutie rolt voorbij, tamioknarsend onder het rollen !" Tot keizer \Vilhelm sprak een burgemeester : iGecn Oostenrijk, geen Pruisen. enkel n nig Düitschland dat waven de woorden die Uwer Majesteits mond steeds ophet oog had '." Beeldrijke schrijvers, zooals de historici! vergissen zich allicht: -Uit de duister. der philosophiseiio vraagstukken la-it do plot'-eliiig zwermen liederen opduiken. rende paaiden der gedachte in h goud.'1 '/<<M graaf Ureudenherg stroom des tijds grijpen'1, en : hij beter ai' op bij do lok indien de minister dit te treden en naar zijn ossen terug te keeren." Tien dieren in het paradijs Iiiiiiii.'!'s onderstellen dat tien iiiaMseho paradijs toogelati D het Het 7 e v e-i i ;-la] mier, van aard,'' Joi verward '. oil'erd; het kal! van Abraham; de kam die, door den pivfeet op wondori'ari rots te voorschijn gebracht, aanleidi bekeering van prins Voiula; d-:1 volgende; De hond 1\ vergezelde ; iüleai/is i hij /eide: da tot ii( \\alvisch; do r:im die en in plaats van \> llelkis; do genaamd J os van Mozes, en Molunnmet De anarchisten in Engeland. (Tnh')ulet.) Maakt wat voort, kinderen, er is in lang in Krankrijk niets in de InelH gevlogen.1'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl