De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 8 april pagina 1

8 april 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 876 DE AMSTERDAMMER A". 1894. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat twee bijvoegselsOnder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 8 April Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels /'l. 10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O 17 Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De ontwikkeling der Samenleving, door Socius. FEUILLETON: Het vierkante kistje, naar het Engelsen van A. Canon Doyle. 1. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. _ KUNST EN LETTEREN: Boekversiering voor den Gysbrecht, door Jan Veth. Primitieven, IV, door AndréJolles. Eene teleurstelling, door J. L. C. A. Meijer. SCHETSJES: Een kras opwekkingsmiddel. SCHAAKSPEL.?VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. ~- UIT Dr. GANNEF'S STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIÉN. Bijvoegsel: De politieke crisis in het licht der historie, door Dr. D. C. Nijhoff. KUNST EN LETTEREN: Maarten Maartens. Kunst te Berljjn. INGEZONDEN. iiiiiniiffiiiiiiimimtiiiiiiiuHiiiiiiiisiiHiHiHiiiiiinjiiiiitiiinN Een parlementair conflict, dat meer dan twintig jaren duurt; eene regeering, die zich bijna negentien jaren handhaaft, tegen den uitdrukkelijken wil van de overgroote meer derheid der volksvertegenwoordiging, zie daar een toestand, die in een constitutiotieelen staat als Denemarken bijna ondenk baar is, tenzij men met Hamlets vriend Marcellus aanneme, dat er sotnething rotten in the State of Denmark is. Toen in Juni 1875 het ministerie-Estrup door koning Christiaan tot de regeering werd geroepen, vond het in het Folkething, de door het volk rechtstreeks gekozen vertegen woordigers, dadelijk eene vijandige meerder heid. Het verschil liep in hoofdzaak over de credieten, welke door de regeering werden geëischt ten behoeve van de landsverdediging. De meerderheid van het Folkething achtte deze uitgaven doelloos en overbodig, en hield vol, dat de versterking van Kopenhagen den overmachtigen vijand niet zou tegenhouden, maar integendeel een lokaas te meer zou zijn voor de op het bezit dier hoofdstad be luste mogendheden. Het ten deele door een zeer beperkt stemrecht en bij getrapte ver kiezingen gekozen Landsthing, waarvan een zeker aantal leden rechtstreeks door de Kroon worden benoemd, en waarin de conservatieve m HET VIERKANTE KISTJE. Naar het Engelsch, van A. CONAN DOYLE. »Alles aan boord?" zei de kapitein. »Alles aan boord, sir!" zei de stuurman. Het was Woensdagmorgen, negen uur. De prachtige stoomboot »de Spartaan" lag in de haven van Boston met een volgeladen ruim en een groot aantal passagiers, voor het ver trek gereed. Reeds tweemaal had zij gefloten, de schel had geluid. De boegspriet was naar Engeland gekeerd, het gesis van den oiitsnappenden stoom was een sein, dat ze bereid was voor haar vaart van drie duizend mijlen. Zij rukte aan de trossen, welke haar vast hielden, als een jachthond aan zijn ketting. Ik heb het ongeluk een hoogst zenuwachtig man te zijn. Het zittende leven van een let terkundige heeft mij gestijfd in een ziekelijke zucht naar alleen-zijn, die mij, reeds als jon gen, eigen was. Toen ik op het dek van den Trans-Atlantischen stoomer stond, verwenschte ik de noodzakelijkheid, die mij terugdreef naar het land mijner voorvaderen. Het roepen der matrozen, het schuren der touwen, de af scheidsgroeten mijner mede-passagiers, het gejuich onder de menigte aan den wal, alles hinderde mij in mijn overgevoeligheid en ge drukte stemming. De zee was kalm, er was geen windje te bespeuren; zelfs de meest elementen dientengevolge steeds de overhand hebben, schaarde zich aan de zijde van de regeering. De Deensche Grondwet deed geen middel aan de hand om het conflict op te lossen. Toch moest een uitweg worden gevonden; want de door de regeering ingediende en door het Landsthing geregeld goedgekeurde begrootingen, werden even geregeld door het FolkelJiing verworpen. In 1877 kwam het tot eene openlijke breuk. Nadat het Folkething met drievierden der stemmen geweigerd had, zijne goedkeuring aan de begrooting te hech ten, liet de koning den Rijksdag sluiten. De oppositie richtte een manifest tot de kie zers, waarin zij er op wees, dat het ministerieEstrup zich van zijn optreden af in de scherpste tegenspraak met de vertegenwoordiging had bevonden; dat het Folkething te vergeefs had beproefd, door zeer belangrijke conoessiën het aan de zijde der regeering staande Lands thing tot overeenstemming over te halen, en dat het ministerie in zijne eigenmachtige en willekeurige houding tot het uiterste was gegaan, door den Rijksdag te sluiten zonder dat eene behoorlijke begroeting was tot stand gekomen, en zonder zelfs eene poging te wagen, om de toestemming van den Rijks dag te verkrijgen voor de verlenging der voorloopige financiöele wet. Het ministerie antwoordde niet minder scherp. »Het Folkething" zoo schreef de heer Estrup in zijn memorandum van 12 April 1877 »is in zijne oppositie tegenhet mini sterie zóó ver gegaan, dat het ten slotte weigerde, de raadslieden der kroon te hooren en iedere overeenstemming onmogelijk maakte. De kern van den strijd tusschen de kroon en het Folkething bestaat daarin, dat het laatste den koning wil beperken iii de keuze zijner raadslieden, en dat het aan de gelijkheid der bevoegdheid van de beide takken der vertegenwoordiging een eind wil maken, en zoodoende de verhouding der constitutioneele machten wil verstoren. Het ministerie zou in strijd met zijn plicht handelen, als het thans aftrad. Maar de ontbinding van het Folkething zou, in strijd met de grondwet, eene wijziging dier grondwet uitsluitend leggen in de handen van de kiezers van het Folke thing. Het tegenwoordige geval, dat name lijk eene begrooting niet tot stand komt ten gevolge van oneenigheid tusschen de beide Kamers, is in de grondwet niet voorzien. Eene voorloopige financieele wet blijft dus de eenige uitweg. En in overeenstemming met deze opvatting werden dan ook werkelijk iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMmiiitiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiim hardnekkige landrot zou zich geen oogenblik ongerust gemaakt hebben, en toch had ik een voorgevoel van een groot maar onver mijdelijk gevaar dat mij wachtte. Ik heb meermalen opgemerkt dat lieden van mijn slag dergelijke dwaze voorgevoelens hebben en dat ze niet zelden uitkomen. Men beweert dat ze ontstaan uit een gave om in de toekomst te lezen. Ik herinner mij Herr Raumer, de bekende spiritist, eens te hebben hooren zeggen, dat hij nooit iemand gezien had zoo gevoelig voor bovennatuurlijke in vloeden als ik. Maar dit zij zooals het wil, zooveel is zeker ik gevoelde mij alles behalve op gewekt, toen ik tusschen de schreiende of vroolijk babbelende troepjes liep, die over het witte dek van »de Spartaan" verspreid waren. Had ik kunnen vermoeden wat mij in de eerstvolgende twaalf uren te wachten stond, ik zou zelfs nu nog, op het laatste moment, aan wal gesprongen en weggeloopen zijn van dat vervloekte schip. »Vooruit!" riep de kapitein, zijn chronometer dichtslaand en in den zak stekend.»Vooruit!" riep de stuurman. Voor het laatst kwamen de bloedverwanten en vrienden op den wal naar voren. Een der trossen was reeds los gemaakt, de loopplar.k werd weggenomen, toen de kapitein iets riep van de brug en men twee mannen hai\l de kade zag sifloopen. Zij wuifden en schreeuwden als gekken, klaarblijkelijk om het schip te doen wachten. »Ze komme d'r niet!'' riep het volk. «Lang zaam!" kommandeerde de kapitein. »Zachtjes aan! '' en de twee mannen sprongen aan boord, juist toen de tweede tros losgemaakt werd en wij onder het dreu nen der machine van wal staken. Er ging een hoera op van het dek, een gejuich van de inkomsten en uitgaven voor het jaar, loopende van l April 1877 tot 31 Maart 1878 geregeld bij een door alle ministers gecontrasigneerd koninklijk besluit. Het ligt voor de hand, dat door dezen maatregel het conflict slechts werd verscherpt. De kiezers keurden de houding van het Fol kething goed door eene steeds sterker wor dende oppositioneele meerderheid af te vaardigen. Maar de koning handhaafde zijn ministers, en dezen achtten het niet noodig van hun standpunt af te wijken. Zoo bleef de toestand, met enkele uitzon deringen; door verdeeldheid der linkerzijde veroorzaakt, jaren lang. Na 1884, toen de linkerzijde 83 zetels in het Folkething had veroverd, kwam geen enkele regelmatige begrooting meer tot stand. In het jaar 1885 scheen het tot eene uitbarsting te zullen komen. Koning Christiaan had, als ant woord op het hem door het Folkething over handigde adres verklaard, dat het ministerieEstrup zijns inziens geen hinderpaal was voor het tot stand komen eener overeenstemming, en dat hij geenszins voornemens was, van zijn recht, om de ministers naar eigen vrije keuze te benoemen, afstand te doen, ten einde de begrooting aangenomen te zien. De oppositie liet de tanden zien, en richtte op vele plaatsen, vooral op het platteland, scherpschuttersvereenigingen op; de regeering antwoordde, door eenige lichtingen der militie vier maanden vroeger dan gewoonlijk onder de wapenen te roepen, terwijl zij tevens een gendarmeriecorps oprichtte en de politiemacht uitbreidde. Op grond van verscherpte bepa lingen der strafwet werden de president en de vice-president der Kamer, de heeren Berg en Hörup, elk tot een half jaar ge vangenisstraf veroordeeld. Natuurlijk werden bij den aanvang der zitting de beide ver oordeelden met groote meerderheid herkozen. Onverwacht is aan deze verkwikkelijke toestanden voor enkele dagen een einde ge komen. Het Deensche Folkething heeft, voor het eerst sedert 1884, eene begrooting van den heer Estrup goedgekeurd en tevens dezen eene bill of indemnity verleend voor het meerendeel der door hem op onwettige, althans op abnormale wijze gedane uitgaven. De eerste aanleiding tot dezen ommekeer in de houding der oppositie ligt voorzeker in het feit, dat deze bij de laatste verkiezingen in getalsterkte is afgenomen en zelfs haren leider Hörup (de heer Berg overleed reeds eenige jaren geleden) had verloren. Maar daar de oppositie nog steeds de meerderheid bezat, ?llllllMtlUIIIIITttnlIltltllllllll de kade met veel zakdoekengewuif, terwijl het zeekasteel de haven uitgleed en statig het groote watervlak instoomde. De vecrtiendaagsche reis was dus begon nen. De passagiers verdwenen gaandeweg om hun kooi of bagage te zoeken, en aller lei geluiden uit het salon, van flesschen, die opengetrokken werden, enz., bewezen dat meer dan n bedroefde reiziger de aandoe ningen door het scheiden opgewekt, zocht te vergeten in een glas wijn. Ik keek het dek rond en nam een over zicht van mijn medereizigers. Allen had den het gewone reuigerstype. Niet n gezicht, dat bijzonder in het oog viel. Ik spreek als kenner, want in de gelaatkunde ben ik een specialiteit. Ik vlieg op een ka rakteristiek gezicht af, zooals een botanist op een bloem, en neem het méom het op mijn gemak te ontleden, te classifieeeren en van een etiquette te voorzien in mijn klein anthropologisch museum. Hier was niets van mijn gading. Twintig types van het jonge Amerika die naar »Urropa" gingen, een paar respectabele echtelieden als tegengif, eenige domino's, kantoormannen, jonge dames, commis-voyageurs, een paar ongenaakbare Engelschen en heel de olla jiotlridn van een oceaan-stoomer. Ik keerde hun allen den rug toe, om te kijken naar de op den achtergrond wijkende kusten van Amerika ; allerlei herinneringen doemden voor mijn geest op, mijn hart begon te kloppen voor mijn nieuw vaderland. Op het deK lag een berg valiezen en andere bagage te wachten op hun beurt om naar beneden gesleept te worden. Met mijn oude neiging om mij af te zonderen liep ik er omheen, zette mij neer op een tros, die tegen de verschansing lag, en verdiepte mij in almoeten ook andere factoren tot hare bekee ring hebben medegewerkt. Klaarblijkelijk heeft de heer Estrup op handige wijze ge bruik gemaakt van eene nieuwe verdeeldheid zijner tegenstanders. Zijnerzijds heeft hij zich bereid verklaard om af te treden, nu hij zijn spel gewonnen heeft; waarschijnlijk zullen eenige van zijne collega's hem volgen, en dan kunnen de meer conciliante leden der oppositie zich voor hun langdurig verblijf in de parlementaire woestijn schadeloos stellen door een plaatsje in het beloofde land, dus in dit geval op een ministerieelen zetel. Hartverheffend is dit einde van een twin tig jarigen strijd zeker niet. Nu echter het geschil, dat den politieken toestand in Dene marken tot in den grond had bedorven, is bijgelegd, mag men voor het vervolg gezon dere verhoudingen verwachten. tmi»MimHiiiinutiiiiiiiimn»iiHtmuninnitiiuiiiiiiHimiinni De Ontwikkeling der Samenleving. (Kritisch-liberale periode.) Wij besloten ons vorig artikel met de op merking dat ook het economische dogma niet ontsnappen zou aan critiek, waaraan in de tweede helft der vorige eeuw al het bestaande werd onderworpen. De reeks der kritische stelsels werd met het zoogenaamde phys'ocratische geopend in Frankrijk, waar, meer dan elders nog, over vloedige stof tot critiek aanwezig was. De geldverslindende oorlogen van Lodewijk XIV, de verkwisting van den Regent, het springen van John Law's bank en handelsvereniging, waardoor niet minder dan 4 milliard werd gereduceerd tot waardeloos papier, dit alles had een toestand in 't leven geroepen van hopelooze verwarring, van wantrouwen in geldzaken en van twijfel aan het tot dusver gevolgde handelssysteem. Als reactie daar tegen deden zich de denkbeelden gelden van Fran^ois Quesnay (1), den lijfarts des konings, wiens stelsel wij zooeven het pliysiocratische noemden. Na het fiasco van alle tot dusver beproefde kunstgrepen zou men nu terugkeeren tot de natuur. De lang verwaarloosde be langen van den landbouw werden thans op den voorgrond gesteld. Hij had er alle recht op, want inderdaad ging deze tak van volks bestaan ontzettend zwaar gedrukt door den driedubbelen laM van heerlijke, kerkelijke en Staatsbelasting, en niet minder door het uitvoerverbod zijner artikelen, waarvan de noodlottige gevolgen, bij de kwijning der industrie, niet werden goedgemaakt door een iMHiiufmiiimiiiiMiiimiiiitiiiiimiimiMiiMiiMiiiiiiimniiiimiiiiiiiiiililiM lerlei sombere gedachten. Ik werd er uit opgeschrikt door een ge fluister achter mij. Een stemzeide: »Hier is 't rustig. Laat ons even gaan zitten, we kun nen er nu gerust over praten.'' Door een reet tusschen twee kolossale kis ten, herkende ik de beide passagiers, die op het laatste oogenblik aan boord gekomen waren. Blijkbaar hadden ze mij niet gezien. De man, die sprak, was lang en zeer mager, met een blauwzwarten baard, een bleek ge zicht. Hij had iets gejaagds en zenuwachtigs. De ander was een kort, volbloedig kereltje, levendig, vastberaden. Hij had een sigaar in den mond en een lange ulster over den linker arm. Beiden sloegen een onderzoekenden blik in het rond als om zich te verzekeren dat zij alleen waren. »'t Is hier een goed plaatsje,'* hoorde ik den ander zeggen. Zij zetten zich op een kofier, den rug naar mij toegekeerd; zeer tegen mijn zin moest ik wel de rol spelen van luistervink. »\Vel, Muller," zei de grootste, »we hebben j het toch aan boord gekregen." »Ja," zei de ander, dien hij had aange sproken als Muller, »'t is al vast veilig aan boord." »'t Was op 't nippertje." »Dat was het, Flannigan." »'t Zou verd. . . jammer geweest zijn, als we de boot hadden mis geloopen!" »Dat geloof ik; 't had alles in duigen doen vallen." »Ja, dan hadden we 't moeten opgeven," zei de kleinste, waarna hij een poos vervaar lijk bleef zitten dampen. Eindelijk hervatte hij 't gesprek. »'k Heb 't bij mij." »Laat eens kijken?" »Is er niemand die 't zien kan ?''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl