De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 8 april pagina 4

8 april 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 876 karakter dier werken veeu dwaasheid zoude wezen ook maar uit de verte aan eene vergelijking te denken". Waarom die dwaasheid dan begaan ? 't Is al dikwijls en zeker niet ten onrechte Busken Huet ragezegd, dat Multatuli buskruiten uitvond die door anderen reeds uitgevonden waren en eieren van Columbus overeind zette zonder winst voor de wetenschap. Die woorden haalt ook pastoor J. aan, maar Busken Huet zou er toch wel iets op tegen hebben gehad als men uit zijne woorden wilde opmaken dat M. //een achterling op wetenschappelijk gebied" was. Tegenover den ;/kolos Schaepman" is Mnltatuli zelfs een //wetenschappelijke nieteling". Op gezag van Dr. Schaepman (»iemand die volle recht heeft zijn stem te laten hooren, wanneer er van genieën gesproken wordt", ergo . . ..) wordt verklaard dat Multatuli geen genie was, want Dr. S. zegt van het genie: Waar liet optreedt met de zaadkorrels eener nieuwe ideeënwereld in de hand, vraagt het nederig om een verloren plekje, ?waar ze te strooien. Het wil met zijn werk geen afbreuk doen aan het hooggewaardeerde werk van anderen; en zoo een onweerstaanbare drang het niet tot optreden dreef, het zou verscholen blijven en onbekend, gelukkig in den lof door anderen behaald". Niemand, genie of gewoon mensch, zal er aan denken iets af te breken, dat men hoo,/ waardeert; maar als nu een genie het werk van anderen naar zijn meening ten onrechte hoog ge waardeerd ziet, dan mag het toch wel in verzet komen? Of mag zoo iemand dan daarom geen genie meer heeten? Misschien is Goethe bij Dr, Schaepman vergeleken geen genie, en deugt dus mijn voorbeeld niet, als ik wijs op de Xenién, waarin meer dan een //hooggewaardeerde" wordt afgebroken, een voorbeeld, waarmede ik zou willen aantoonen, dat niet alle genieën zoo mak zijn als de schrijver met Dr. S. ons wil doen gelooven. Op deze wijze zou ik nog lang kunnen doorgaan, altijd zoo maar op de gis, want er is nog stof voor kolommen. Voor een aankondiging zal het zóó wel genoeg zijn; ik schrijf geen verdediging van Mul tatuli en geen weerlegging van pastoor Jonckbloet's meening. Om te eindigen nog een paar staaltjes van andere soort. Men schijnt tegenwoordig aan een disch te schrijven en in den strijd met zijn tegenstander heel hoffelijk een lansje te wisselen." We zullen nooit meer iemands werk meesterlijk mogen noemen, als we den maker niet ook steeds en in elk opzicht als een meester in zijn vak be schouwen, want een geniaal iemand is een genie"; wie geen genie i?, kan dus in niets geniaal zijn en niets geniaals voortbrengen. (Zou het niet meer waar zijn, dat het spraakgebruik aan een woord zijn beteekenis geeft?) Het overige zoeke de lezer zelf. J. L. C. A. MEIJER. Een Russisch tijdschrift, de Viegtnïk Jessopy, had in zijn nummer van Februari een artikel over de journalistiek in Amerika, dat meer schil derachtig dan vleiend is. Reeds in 1813 maakte zich een buiger van Philadelphia zulk een denkbeeld van de dagbladschryvers van zijn land, dat, terwijl hij zijn geheel onmetelijk vermogen aan de volksbibliotheek vermaakte, hij er formeel bij bepaalde, dat men in 't geheel geen plaats zou inruimen voor de dagbladen »die het volk leeren onlogisch te den ken". Dertig jaren later sprak Dickens even beslist: hij noemt de Amerikaansche pers een ?dagelijksch riool". De heer John Gilmer Speed, van de World van New-York, gaf onlangs in het Forum een zeer duidelijk sprekende statistiek. Hij nam de vier groote bladen van New-York en vergeleek hunne zondagsnummers die 17 April 1881 en 16 April 1893 verschenen zijn. Deze vier bladen bevatten met hun vieren in 1881 3 godsdienstige artikels, 40 letterkundige artikels, 4 artikels van gebabbel en praatjes, en l »scandal-article" (per soonlijke aantijgingen en onthullingen). In 1893 vond men er geen enkel godsdienstig artikel meer in, de letterkundige zijn gedaald van 40 op 25; er zyn 113 artikels over praatjes en schandaaltjes. Het is gemakkelyk hieruit een besluit te trek ken: men ziet in welke richting men voortgaat. Het voornaamste doel van een Amerikaansch blad is zooveel nieuwtjes mogelijk te verschaffen onder de meest in 't oog loopende titels. De titel is zelfs iets zoo belangrijks, dat ieder blad er een redacteur op na houdt, die de functie heeft treffende opschriften te plaatsen boven het werk van zijn medewerkers. Dus, boven alles, moet men sensatieberichtjes hebben. Het sensationalism is de koning van den dag. Indien de werkelijkheid, de gebeurtenissen van den dag niet voldoende zijn, niet genoeg pakken, verzint men er maar bij. Met deze tijdingen kampt een dagblad met zijne concurrenten en poogt ze voorbij te streven. Volgens Jules Chambers, die het wel weet omdat hij zelf directeur van een groot blad is, heeft het Amerikaansch blad maar 25 pet. van zijn lezers die het iederen dag getrouw lezen; de andere drie kwart van zijn lezers moet het iederen morgen door 't een of ander nieuw lokaas veroveren. Een voorzorgsmaatregel dien de Amerikaansche hoofdredacteurs gedwongen zijn, te nemen, is vooral heel karakteristiek. De nieuwtjesjacht waar aan de redacteurs zich overgeven, zou, als men er geen orde op stelde, heel gevaarlijk zijn. Ieder blad heeft dus tot zijn dienst een rechtsgeleerde, die de proeven van de nieuwtjes doorziet, en er een deel van vóór het afdrukken schrapt of wijzigt. Er blijft altoos nog genoeg zonderlings over, dat in een Europeesch blad raar zou prijken. Men ziet dus wat de taak van een Amerikaansch journalist is; hij reportert, anders niet. Dat heeft zijn nadeelen, maar omdat het niemand of niets spaart, vormt het een soort van algemeene politie, die de werkelijke helpt. Politici, financiers, groote maatschappijen, de reporter is voor geen van hen bang; hij heeft zijn blad achter zich. Ook in goeden zin : al de lief dadige stichtingen, scholen, hospitalen, bibliotheken zijn veel aan den journalist verschuldigd. Wat hem zelf betreft, is het minder goed; als de reporter jaren lang zijn blad en zijn hoofd redactie verrijkt heeft, kan hij, uitgeput en versleten, plaats maken voor een ander en zijn brood gaan bedelen. Prof. W. Robertsen Smith. De professor in het Arabisch aan Christ College, Cambridge, W. Robertson Smith, is Zaterdag, eerst 48 jaar oud, overleden. Hij was een der merkwaardigste geleerden in zijn vak. Hij was de zoon van een predikant in Aberdeenshire in Schotland. Zijn opleiding ontving hij aan de universiteiten Aberdeen, Edinburg, Bonn en G ttingen. Toen hij echter, in 1870 tot professor in het Hebreeuwsch aan Free Church Colloge benoemd, zijne inzichten, aan Duitsche universi teiten verkregen, omtrent de waarde van de boeken van het Oude Testament kenbaar maakte, werden deze door de Sj'node der universiteit voor kettersch verklaard, en moest hij in 1881 aftreden. In de volgende jaren hield hij zich vooral bezig met het bezorgen der negende uitgave van de bekende Encyclopaedia Srittanica. In 188.'! werd hij hoogleeraar in het Arabisch te Cambridge. Buloz. De nieuwe redacteur van de lievue des Deux Monde?, Brunetière. wordt na zijn uitval over de journalistiek door de journalisten niet zacht behandeld, maar hij heeft het er naar gemaakt. Zijn voorganger intusschen, Buloz, had zich niet minder over hen te beklagen. Indertijd schreef Louis Veuillot, een journalist dien Brunetière zeker wel onder de uitzonderingen mag rekenen, het volgende over Buloz: Quand Buloz au tombeau sera pres de descendre, Point il n'aura besoin de s'alarmer: II n'aura qu'un u'il fermer Et point d'esprit <1 rendre. Wat de journalisten ook mogen zeggen, ze geven toch toe, dat Brunetière twee goede oogen en wel geest heeft. In de Neue Eer.ue (een litteratuurblad te Weenen) komen schetsen voor Aus dem Tagebuche eines Sysstem'osen, door Paul Goldmann te Parijs. Een aardige opmerking is deze : >;Do rijke kon onge veer alles koopen, behalve talent. Dat hinderde hem, en nu ontdekte een onbekend weldoener voor hem het dilettantisme. liet dilettantisme is het talent dat men voor geld kan krijgen." De aanstaande echtgenoot van Mej. Catherina Alberdingk Thijm, Dr. Louis Joseph Janvier, zaak gelastigde der Kepubliek Haïti bij het Engelsche hof, is te Parijs een zeer bekende en sympathieke figuur. Hij verwierf er aan de universiteit vier doctoraten en is laureaat van de Académie. iiliiliiiiiiiHiiiiHiiiiiiiHHMiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniiniimtinuHiiiiiniiHii Een tras opwekkings middel. Mevrouw Muildier was zeker een vrouw met een vasten wil, en regeerde haar man met een ijzeren roede; inderdaad, om er niet te veel van te zeggen, de arme Sam Muildier zat vreeselijk onder den pantoffel. Hij mocht niet rooken, zijn vrienden niet mee naar huis brengen, of ieta drinken dat sterker was dan thee, koffie of schoon water. Maar hoe vreemd is toch de vrouwelijke natuur. Mevrouw Muildier, de tiran van haar man werd op haar beurt getirannizeerd door een hond ! een al te groot geworden, vertroetelde mopshond, die altijd in alles zijn zin moest hebbenen drei gend bromde tegen zijn meesteres, als deze er iets tegen durfde zeggen, wat zij zelden deed. Wat Sam betreft, hij werd door Jupiter, zoo was de naam van het monster, met de meest mogelijke verachting behandeld, zoo zelfs, dat hij gekweld door mevrouw en haar hond, er mager wn wit uit begon te zien. »Sam", zei zijn vrouw, op een avond voor het eten, »ga straks eens naar Smit en zeg hem dat ik een fleschje van het een of ander moet hebben om Jupiter's groei te belemmeren. Zijn lichaam wordt te groot voor zijn kop. Zeg hem meteen dat ik een flesch van iets opwekkends voor jou moet hebben. Je ziet er bloedeloozer uit dan ooit. Zeg hem dat hij de beide drankjes dadelijk moet sturen. Versta je me ?" »Ja lieve," antwoordde Sam, plichtmatig. Na het eten ging hij naar Smit en Zoon, apo thekers. Smit Jr. was een goede vriend van Sam, toen hij nog niet getrouwd was. »Zoo, Sam, oude jongen," riep de eerste toen Sam verscheen, «waarvoor heeft ze j e uitge stuurd ?" »Kom, houd je stil, Smit, dan ben jo een beste kerel," antwoordde Sam. »Ik ben er al naar genoeg aan toe, zonder jou plagerijen." »Je ziet er ten minste vrij kleurloos uit om je kaken, Sam", verklaarde de vroolijke Smit. »Is het te verwonderen?" vroeg Sam kla gend. Denk eens aan het leven dat ik leid tusschen den hond en zijn meesteres ! " »Wel, waarom schop je niet van je af?" merkte Smit op. »Wat," riep Sam, verwonderd. »Jupiter schoppen?" »Xeen, volstrekt niet, man .'" »Wel, je raadt me toch niet aan zijn meesteres te schoppen?" zei Smit verschrikt. »Ik verlang volstrekt niet dat je iemand schoppen zult," legde Smit uit. »Ik verlang alleen dat je in figuurlijken zin van je afschept, tegen het onrecht. Wees een man, handhaaf je rechten als hoofd van het huisgezin. Laat niet over je loopen door een vrouw en een hond." »Mijn waarde Smit, je weet niet wat voor vrouw mevrouw Muildier is,'' zei Sam. »Ze kan je met een blik verslaan." »Nonsens", riep Smit uit. Een vrouw is nooit gelukkig voordat zij haar meester gevonden heeft. Raap wat moed bijeen; toon je haar meer dere en alles zal goed gaan. Maar waar heeft ze je intusschen voor uitgestuurd 't" »0m een flesch te bestellen van het een of ander mengsel voor Jupiter ; iets om zijn al te snellen groei tegen te gaan." »Wat," riep Smit, «denkt zij dat ik een veearts ben? Xu, ik zal een fleschje voor den lieveling klaar maken." »En ze heeft ook zoo terloops opgemerkt, dat ik oen opwekkend middel noodig had, daar ik bloedeloozer ben dan ooit," ging Sam voort. »Ge moet beide flesschen dadelijk laten bezorgen." »Goed," zei Smit. »En luister nu naar den raad dien ik je heb gegeven. Wees een man." Dien avond ging mevrouw Muildier haar moeder opzoeken. Voordat ze ging, zeide ze: »Sam, als de flesschen van Smit komen, neem dan dadelijk een portie, volgens het recept, en geef Jupiter ook liet zijne. Versta je?" »Ja lieve," zei Sam. »En ga om tien uur naar bed. Steek niet het gas hier aan, anders kan Jupiter niet rustig slapen. Versta ja ?'' ,la lievo," zei Sam. Mevrouw Muildier verdween en Sam zette zich aan een hoek van den haard neer. Hij durfde niet voor het vuur te gaan zitten, want Jupiter nam deze plaats geheel in bezit, door in volle lengte over het haardkleed te liggen. Toen kwa men de flesschen een groote en een kleine flesch. »Deze groote is voor mij, denk ik", mompelde Sam, en las het etiquet bij het schijnsel van het vuur. De woorden die er op stonden waren als volgt: »0ngevecr een wijnglas na eiken maal tijd". »Ja dit is voor mij," ging Sam voort, terwijl hij de flesch opendeed en aan den inhoud rook. Ja, het had denzelfden ouden geur van citroenschil, de onveranderlijke verberger van akelige mengseltjos. »'t Herinnert mij aan de gelukkige dagen van kinkhoest en mazelen," zuchtte Sam, en ging naar liet buffet on vulde een wijnglas met den drank. Toen bracht hij het moedig naar zijn lippen en dronk het leeg. Trok hij een vies gezicht ? Neen. Hij smakte met zijn lippen. »Mijn hemel", riep hij uit, »ik geloof dat er een bijzonder bekend smaakje in dezen drank is, behalve citroensmaak. Ik zal nog een glas nemen". Hij dronk een tweede glas, dat nog bekender smaakte dan het eerste. Toen ging hij in zijn stoel bij het vuur zitten. Die drank had een alleraangenaamsten invloed op hem. Hij voelde dat hij een ander monsch werd. Hij gevoelde zijn langverdrukte geestkracht terugkeeren. Hij voelde dat bij nu alles kon trotseeren. Toen voelde hij dat hij nog wel een glas van dat won derlijk opwekkend middel zou willen hebben. Hij ging dus er heen en nam nog een glas. Toen ging hij weer naar zijn plaats terug en schopte Jupiter van het haardkleed af. Jupiter wilde op hem afvliegen, maar Sam greep hem in den nek. »Nu jij, beest," riep hij »het is tijd om jou ook drank te geven". En terwijl hij den hond met n hand vast hield, nam hij met de andere hand het kleinste fleschje, trok met zijn tanden de kurk er af, en drukte den hals van het fleschje in Jupiters bek, zoolang totdat de helft van het vocht door het tegenstribbelende dier was ingezwolgen. »En nu eruit!" riep Sam, terwijl hij Jupiter naar de deur slingerde; en met een gejank van woede, schrik en afschuw, rende de hond de keu ken in. Zegevierend zat Sam nu voor het vuur. Maar een nieuwe gedachte rees bij hem op. Waarom niet eens rooken? Hij was jaren lang door zijn vrouw tot afschaffing van tabak gedwongen ge worden. Mij wilde niet langer die gekheden ver dragen. Zijn sedert lang ongebruikte pijpen en de rest van zijn laatste pakje tabak, rustten in een lade op de rommelkamer. Hij zou zijn gelief koosde blaadjes er uitzoeken. Toen Mevrouw Muildier dien avond terugkeerde, was haar eerste uitroep bij het binnenkomen van de gang: tabaksrook." Welke bezoeker had hier durven rooken? »Er is geen bezoek geweest, mevrouw," ant woordde de meid. »Wat?" riep mevrouw uit, en liep haastig naar de huiskamer. Toen zij daar aankwam, bleef zij roerloos staan in sprakelooze verbazing. Het gas straalde helder, het vuur brandde lustig, en in een wolk van tabaksrook gehuld zat Sam, met een pijp in den mond, dampend als een fabrieksschoorsteen, en met zijn voeten op het haardijzer. »Zoo Julia!" riep hij: »je bent nog al laat. Hoe gaat het met je moeder ? Zijn haar ekster oogen beter ? Ga eens zitten en vertel me hoe het je gegaan is." «Sarn !" en met een mengeling van woede en verbazing staarde Mevrouw Muildier haar man aan. »Je hebt gedronken." »Zeker Julia, ik heb van mijn opwekkend middel gedronken; het is heerlijk goed!" »IIoe durf je!'' riep ze uit, en,kwam naar hem toe met iets dreigends in haar houding. Toon stond Sum op, en een zeker iets in zijn blik deed haar een paar pas teruggaan. Toen sprak Sam, en hij sprak met een moed en zeker heid die haar nogmaals sprakeloos maakten. -Julia Muildier," zoo begon hij »ga hier eens in dozen stoel zitten, versta je?" Zij gingzittenen keek hem met groote oogen aan, terwijl hij vervolgde: »Nu mevrouw, luister naar mij ! Jaren lang hebt ge mijn huis. dat een plaats van zegen voor mij had moeten zijn, tot een donker hol van ellende gemaakt. Do straatjongens hebben mij nagewezen als Mevrouw Muildier's man die onder don pantoffel zit. Mijn beste vrienden zijn van mij vervreemd door jou minne en onnatuurlijke schrielheid. Ik de heer dos huizes, heb tweede viool moeten spelen onder jou en je hond Wat het dier betreft, ik kan nooit vergeten dat ik hem verleden week, toen ik thuis kwam, op mijn Zondagsche jas zag liggen met het grootste deel van mijn kalt'sleeren patoft'els in zijn maag. En nu ben ik tot de slotsom gekomen dat het lang genoeg geduurd heeft. Van nu af aan zal ik hier de baas zijn. ER nu naar bod. Versta je?" Ja lieve," antwoordde mevrouw Muildier heel gedwee. En denk er goed aan, versta je?''en Sam zag er gevaarlijk uit. >Ja lieve," zei mevrouw Muildier en ze zag geheel ontdaan er uit, toen ze de kamer uitging. Sam nam zijn plaats bij het vuur weer in en viel in een gerusten slaap. Toen hij ontwaakte was het acht uur in den morgen en erg koud. Hij sprong van zijn stoel op en dacht met schrik aan zijn stoutmoedigheid van den vorigen avond. »IIemel .'" riep hij uit; »het was alles de schuld van dat drankje ! Hoe zal ik haar ooit onder de oogen komen? Ze zal me vermoorden." Hij nam nog een glas van het middel, om zijn zenuwen te sterken en sloop toen het huis uit en naar Smit, wien hij alles vertelde. Smit Jr. schaterde van het lachen. »Wel, je hebt het drankje van den hond opgedronken," riep hij, »en het arme dier dat van je zelf gegeven. Geen wonder, dat het je moed gaf. liet was de beste Schotsche whiskey met water, met een geurtje van citroen er door. Het was het eenige wat ik kon bedenken om Jupiter's dikheid te verminderen. Het wordt door hondenliefhebbers werkelijk tot dat doel gebruikt. Maar het is voor jou het gelukkigste geweest. Je ziet hoe goed een beetje flinkheid geholpen heeft bij je vrouw. Een vrouw is nooit gelukkig, voor zij haar meerdere heeft gevonden. Nu is alles wat je te doen hebt, vol te hou den". Sam nam den raad aan, en er is nu geen gelukkiger paar menschen dan de Muildiers. En men zegt dat mevrouw stilletjes een allerliefst rook-calotje werkt als een Kerstpresent voor haar man. N.B. Jupiter slijt nu zijn verdere dagen in het souterrain. ttmiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiimiiiifimitmiiiHiiiimiiiititiiiiiiiiiiiiiiHjl vo DAMES. De dames by Bismarck. De tournure. Namen. KeizerinEugénie.?Een menu. Oude mcnsclien. Costumes. Uit de krul. Het aanbieden van het damesadres uit ZuidDuitschland aan Bismarck is een curieuse plech tigheid gevveezt. Het adres droeg 100000 handteekeningen, en was in een flinke kist geborgen. De deputatie, 14 dames, werd door dr. Chrysander van het station gehaald, in vijf rijtuigen van Bismarck; de vorst ontving hen in een benedenkamer, en nadat de kist was binnengebracht, begon juffr. Boeking het adres, dat op rijm was, voor'te dragen. Bij de laatste regels : »Zur frohen Wiederkehr von neuen Lenzen, Lass dir, o Fürst, den Ehrentrunk kredenzen", werd een groote bokaal te voorschijn gebracht, met kunstbloemen eu linten omwonden en voor de helft met 187 ter Liebfraumilch gevuld. Een andere dame reikte hem den vorst, maar deze zeide galant: »Erst credenzen !" De dame maakte een buiging en dronk, en Bismarck nam den beker over en ledigde hem in drie teugen; »Wunderbar ist Bacchus Gabe!" zeide hij toen, en begon nu een politieke rede, waarin hij uiteenzette, hoe Duitschland's eenheid eerst door de vrouwen hare bevestiging had gekregen. Na het eind der rede kwam ieder der dames met een bouquet naar voren om dien Bismarck aantebieden en hem de hand te kussen, maar de vorst zeide : »dat is de verkeerde wereld !" en daar het hem niet gelukte de handkussen afteweren, beantwoordde hij ze met kussen op mond ea wangen. Toen inspecteerde hij de kist, en noodigde de dames aan het familie-dejeuner, dat reeds gereed stond. Hij bood de naastbijstaande dame den arm, zeide: »Bitte, ohne Riicksicht auf Rangordnung" en geleidde ze naar tafel. * * * Een oude kennis van de mode begint weer op te duiken, namelijk de tournure. Niet intusschen in den vorm van het bekende kussentje, maar een paardeharen verhevenheid, in den rok ge hecht, wanneer deze ook van onderen een paar deharen rand heeft. Men maakt namelijk de rokken hoe langer hoe wijder aan den zoom; vijf ii zes meter is thans het vereischte, on van boven sluit de rok om de heupen. Wanneer nu deze massa, liefst in breede staande plooien van achteren, van stevige stof is, moiré, fluweel, bro che, geeft dit geen bezwaren; maar bij de vele weeke souple zijdenstoft'en is het bijna onmoge lijk, hierbij een goed snit te houden, wanneer de japon van achteren niet gesteund wordt; hier voor nu dient de paardeharen tournure, een weinig gecompliceerder dan de vroegere; men zal ze weldra algemeen zien aanraden. * * * Een oud Weener geeft in de Ncue Freie Presse zijne opmerkingen over de vóórnamen in onze dagen : ?De mooie naam Marie is nergens meer te lezen. Daarentegen wemelt het van Mizzi's. Onlangs las ik eene lijst van jonge dames, die het comitévormden van een elite-bal. Het was een heele bloemlezing van kindernamen : Mizzi, Elly, Lotti, Jenny, Lili, Lory, Greti, Dolfi, Dolly, Tildi, Poldi, enz.... Dit klinkt wel aardig. Maar het maakt toch op mij den indruk, dat de namen voor huiselijkheid en liefkoozing bestemd, niet goed staan op zoo'n publieke jst. Er is niet zoo'n intimiteit tusschen liet meisje en al die lezers. En dan, wat staat het komisch, als men op den jour fix", een teere blonde Mizzi in den salon verwacht en plotseling treedt een dame binnen als een boom, bovenmenschelijk mager, en tracht met de hooggekapte kruin den zolder te doorboren. . . Maar wat belooft in deze ons de toekomst ? Al de Elsa's zijn we zeker aan Loliengrin verschuldigd; zoo zullen we zeker vooreerst Lola's. Santuzza's en Nedda's zien: en wat daarna V" * * * Een Duitsche dame, die te Menton vertoeft, beweert dat keizerin Eugénie nog heden ten dage door kunstmiddelen beproeft, er op een afstand nog jeugdig en bekoorlijk uit te zien. Dit klinkt verwonderlijk, omdat eenige jaren geleden, toen de keizerin te Amsterdam was (en uit Engeland verneemt men hetzelfde) zij eene elegante oude dame scheen, knap en voornaam, maar volstrekt niet jeugdig. Naar de bericht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl