Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 876
karakter dier werken veeu dwaasheid zoude wezen
ook maar uit de verte aan eene vergelijking te
denken". Waarom die dwaasheid dan begaan ?
't Is al dikwijls en zeker niet ten onrechte
Busken Huet ragezegd, dat Multatuli buskruiten
uitvond die door anderen reeds uitgevonden waren
en eieren van Columbus overeind zette zonder
winst voor de wetenschap. Die woorden haalt
ook pastoor J. aan, maar Busken Huet zou er
toch wel iets op tegen hebben gehad als men uit
zijne woorden wilde opmaken dat M. //een
achterling op wetenschappelijk gebied" was.
Tegenover den ;/kolos Schaepman" is Mnltatuli
zelfs een //wetenschappelijke nieteling".
Op gezag van Dr. Schaepman (»iemand die volle
recht heeft zijn stem te laten hooren, wanneer er
van genieën gesproken wordt", ergo . . ..) wordt
verklaard dat Multatuli geen genie was, want Dr.
S. zegt van het genie: Waar liet optreedt met
de zaadkorrels eener nieuwe ideeënwereld in de
hand, vraagt het nederig om een verloren plekje,
?waar ze te strooien. Het wil met zijn werk geen
afbreuk doen aan het hooggewaardeerde werk van
anderen; en zoo een onweerstaanbare drang het
niet tot optreden dreef, het zou verscholen blijven
en onbekend, gelukkig in den lof door anderen
behaald". Niemand, genie of gewoon mensch, zal
er aan denken iets af te breken, dat men hoo,/
waardeert; maar als nu een genie het werk van
anderen naar zijn meening ten onrechte hoog ge
waardeerd ziet, dan mag het toch wel in verzet
komen? Of mag zoo iemand dan daarom geen
genie meer heeten? Misschien is Goethe bij Dr,
Schaepman vergeleken geen genie, en deugt dus
mijn voorbeeld niet, als ik wijs op de Xenién,
waarin meer dan een //hooggewaardeerde" wordt
afgebroken, een voorbeeld, waarmede ik zou
willen aantoonen, dat niet alle genieën zoo mak
zijn als de schrijver met Dr. S. ons wil doen
gelooven.
Op deze wijze zou ik nog lang kunnen doorgaan,
altijd zoo maar op de gis, want er is nog stof voor
kolommen. Voor een aankondiging zal het zóó wel
genoeg zijn; ik schrijf geen verdediging van Mul
tatuli en geen weerlegging van pastoor Jonckbloet's
meening. Om te eindigen nog een paar staaltjes
van andere soort. Men schijnt tegenwoordig aan
een disch te schrijven en in den strijd met zijn
tegenstander heel hoffelijk een lansje te wisselen."
We zullen nooit meer iemands werk meesterlijk
mogen noemen, als we den maker niet ook steeds
en in elk opzicht als een meester in zijn vak be
schouwen, want een geniaal iemand is een genie";
wie geen genie i?, kan dus in niets geniaal zijn en
niets geniaals voortbrengen. (Zou het niet meer
waar zijn, dat het spraakgebruik aan een woord
zijn beteekenis geeft?)
Het overige zoeke de lezer zelf.
J. L. C. A. MEIJER.
Een Russisch tijdschrift, de Viegtnïk Jessopy,
had in zijn nummer van Februari een artikel
over de journalistiek in Amerika, dat meer schil
derachtig dan vleiend is.
Reeds in 1813 maakte zich een buiger van
Philadelphia zulk een denkbeeld van de
dagbladschryvers van zijn land, dat, terwijl hij zijn
geheel onmetelijk vermogen aan de volksbibliotheek
vermaakte, hij er formeel bij bepaalde, dat men
in 't geheel geen plaats zou inruimen voor de
dagbladen »die het volk leeren onlogisch te den
ken". Dertig jaren later sprak Dickens even
beslist: hij noemt de Amerikaansche pers een
?dagelijksch riool".
De heer John Gilmer Speed, van de World
van New-York, gaf onlangs in het Forum een
zeer duidelijk sprekende statistiek. Hij nam de
vier groote bladen van New-York en vergeleek
hunne zondagsnummers die 17 April 1881 en 16
April 1893 verschenen zijn. Deze vier bladen
bevatten met hun vieren in 1881 3 godsdienstige
artikels, 40 letterkundige artikels, 4 artikels van
gebabbel en praatjes, en l »scandal-article" (per
soonlijke aantijgingen en onthullingen).
In 1893 vond men er geen enkel godsdienstig
artikel meer in, de letterkundige zijn gedaald van
40 op 25; er zyn 113 artikels over praatjes en
schandaaltjes.
Het is gemakkelyk hieruit een besluit te trek
ken: men ziet in welke richting men voortgaat.
Het voornaamste doel van een Amerikaansch
blad is zooveel nieuwtjes mogelijk te verschaffen
onder de meest in 't oog loopende titels.
De titel is zelfs iets zoo belangrijks, dat ieder
blad er een redacteur op na houdt, die de functie
heeft treffende opschriften te plaatsen boven het
werk van zijn medewerkers. Dus, boven alles, moet
men sensatieberichtjes hebben. Het
sensationalism is de koning van den dag.
Indien de werkelijkheid, de gebeurtenissen van
den dag niet voldoende zijn, niet genoeg pakken,
verzint men er maar bij. Met deze tijdingen
kampt een dagblad met zijne concurrenten en
poogt ze voorbij te streven.
Volgens Jules Chambers, die het wel weet
omdat hij zelf directeur van een groot blad is,
heeft het Amerikaansch blad maar 25 pet. van
zijn lezers die het iederen dag getrouw lezen;
de andere drie kwart van zijn lezers moet het
iederen morgen door 't een of ander nieuw lokaas
veroveren.
Een voorzorgsmaatregel dien de Amerikaansche
hoofdredacteurs gedwongen zijn, te nemen, is
vooral heel karakteristiek. De nieuwtjesjacht waar
aan de redacteurs zich overgeven, zou, als
men er geen orde op stelde, heel gevaarlijk
zijn. Ieder blad heeft dus tot zijn dienst een
rechtsgeleerde, die de proeven van de nieuwtjes
doorziet, en er een deel van vóór het afdrukken
schrapt of wijzigt. Er blijft altoos nog genoeg
zonderlings over, dat in een Europeesch blad
raar zou prijken. Men ziet dus wat de taak van
een Amerikaansch journalist is; hij reportert,
anders niet. Dat heeft zijn nadeelen, maar omdat
het niemand of niets spaart, vormt het een soort
van algemeene politie, die de werkelijke helpt.
Politici, financiers, groote maatschappijen, de
reporter is voor geen van hen bang; hij heeft zijn
blad achter zich. Ook in goeden zin : al de lief
dadige stichtingen, scholen, hospitalen, bibliotheken
zijn veel aan den journalist verschuldigd.
Wat hem zelf betreft, is het minder goed; als
de reporter jaren lang zijn blad en zijn hoofd
redactie verrijkt heeft, kan hij, uitgeput en
versleten, plaats maken voor een ander en zijn brood
gaan bedelen.
Prof. W. Robertsen Smith.
De professor in het Arabisch aan Christ College,
Cambridge, W. Robertson Smith, is Zaterdag,
eerst 48 jaar oud, overleden. Hij was een der
merkwaardigste geleerden in zijn vak. Hij was
de zoon van een predikant in Aberdeenshire
in Schotland. Zijn opleiding ontving hij aan de
universiteiten Aberdeen, Edinburg, Bonn en G
ttingen. Toen hij echter, in 1870 tot professor
in het Hebreeuwsch aan Free Church Colloge
benoemd, zijne inzichten, aan Duitsche universi
teiten verkregen, omtrent de waarde van de boeken
van het Oude Testament kenbaar maakte, werden
deze door de Sj'node der universiteit voor
kettersch verklaard, en moest hij in 1881 aftreden. In
de volgende jaren hield hij zich vooral bezig met
het bezorgen der negende uitgave van de bekende
Encyclopaedia Srittanica. In 188.'! werd hij
hoogleeraar in het Arabisch te Cambridge.
Buloz.
De nieuwe redacteur van de lievue des Deux
Monde?, Brunetière. wordt na zijn uitval over
de journalistiek door de journalisten niet zacht
behandeld, maar hij heeft het er naar gemaakt.
Zijn voorganger intusschen, Buloz, had zich niet
minder over hen te beklagen. Indertijd schreef
Louis Veuillot, een journalist dien Brunetière
zeker wel onder de uitzonderingen mag rekenen,
het volgende over Buloz:
Quand Buloz au tombeau sera pres de descendre,
Point il n'aura besoin de s'alarmer:
II n'aura qu'un u'il fermer
Et point d'esprit <1 rendre.
Wat de journalisten ook mogen zeggen, ze
geven toch toe, dat Brunetière twee goede oogen
en wel geest heeft.
In de Neue Eer.ue (een litteratuurblad te Weenen)
komen schetsen voor Aus dem Tagebuche eines
Sysstem'osen, door Paul Goldmann te Parijs. Een
aardige opmerking is deze : >;Do rijke kon onge
veer alles koopen, behalve talent. Dat hinderde
hem, en nu ontdekte een onbekend weldoener
voor hem het dilettantisme. liet dilettantisme is
het talent dat men voor geld kan krijgen."
De aanstaande echtgenoot van Mej. Catherina
Alberdingk Thijm, Dr. Louis Joseph Janvier, zaak
gelastigde der Kepubliek Haïti bij het Engelsche
hof, is te Parijs een zeer bekende en sympathieke
figuur. Hij verwierf er aan de universiteit vier
doctoraten en is laureaat van de Académie.
iiliiliiiiiiiHiiiiHiiiiiiiHHMiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHniiniimtinuHiiiiiniiHii
Een tras opwekkings
middel.
Mevrouw Muildier was zeker een vrouw met
een vasten wil, en regeerde haar man met een
ijzeren roede; inderdaad, om er niet te veel van
te zeggen, de arme Sam Muildier zat vreeselijk
onder den pantoffel. Hij mocht niet rooken, zijn
vrienden niet mee naar huis brengen, of ieta
drinken dat sterker was dan thee, koffie of schoon
water.
Maar hoe vreemd is toch de vrouwelijke natuur.
Mevrouw Muildier, de tiran van haar man werd
op haar beurt getirannizeerd door een hond !
een al te groot geworden, vertroetelde mopshond,
die altijd in alles zijn zin moest hebbenen drei
gend bromde tegen zijn meesteres, als deze er
iets tegen durfde zeggen, wat zij zelden deed.
Wat Sam betreft, hij werd door Jupiter,
zoo was de naam van het monster, met de
meest mogelijke verachting behandeld, zoo zelfs,
dat hij gekweld door mevrouw en haar hond,
er mager wn wit uit begon te zien.
»Sam", zei zijn vrouw, op een avond voor het
eten, »ga straks eens naar Smit en zeg hem dat ik een
fleschje van het een of ander moet hebben om
Jupiter's groei te belemmeren. Zijn lichaam wordt
te groot voor zijn kop. Zeg hem meteen dat ik
een flesch van iets opwekkends voor jou moet
hebben. Je ziet er bloedeloozer uit dan ooit.
Zeg hem dat hij de beide drankjes dadelijk moet
sturen. Versta je me ?"
»Ja lieve," antwoordde Sam, plichtmatig.
Na het eten ging hij naar Smit en Zoon, apo
thekers. Smit Jr. was een goede vriend van Sam,
toen hij nog niet getrouwd was.
»Zoo, Sam, oude jongen," riep de eerste
toen Sam verscheen, «waarvoor heeft ze j e uitge
stuurd ?"
»Kom, houd je stil, Smit, dan ben jo een
beste kerel," antwoordde Sam. »Ik ben er al naar
genoeg aan toe, zonder jou plagerijen."
»Je ziet er ten minste vrij kleurloos uit om
je kaken, Sam", verklaarde de vroolijke Smit.
»Is het te verwonderen?" vroeg Sam kla
gend. Denk eens aan het leven dat ik leid
tusschen den hond en zijn meesteres ! "
»Wel, waarom schop je niet van je af?"
merkte Smit op.
»Wat," riep Sam, verwonderd. »Jupiter
schoppen?"
»Xeen, volstrekt niet, man .'"
»Wel, je raadt me toch niet aan zijn
meesteres te schoppen?" zei Smit verschrikt.
»Ik verlang volstrekt niet dat je iemand
schoppen zult," legde Smit uit. »Ik verlang alleen
dat je in figuurlijken zin van je afschept, tegen
het onrecht. Wees een man, handhaaf je rechten
als hoofd van het huisgezin. Laat niet over je
loopen door een vrouw en een hond."
»Mijn waarde Smit, je weet niet wat voor vrouw
mevrouw Muildier is,'' zei Sam. »Ze kan je met
een blik verslaan."
»Nonsens", riep Smit uit. Een vrouw is
nooit gelukkig voordat zij haar meester gevonden
heeft. Raap wat moed bijeen; toon je haar meer
dere en alles zal goed gaan. Maar waar heeft ze
je intusschen voor uitgestuurd 't"
»0m een flesch te bestellen van het een of
ander mengsel voor Jupiter ; iets om zijn al te
snellen groei tegen te gaan."
»Wat," riep Smit, «denkt zij dat ik een veearts
ben? Xu, ik zal een fleschje voor den lieveling
klaar maken."
»En ze heeft ook zoo terloops opgemerkt, dat
ik oen opwekkend middel noodig had, daar ik
bloedeloozer ben dan ooit," ging Sam voort.
»Ge moet beide flesschen dadelijk laten bezorgen."
»Goed," zei Smit. »En luister nu naar den
raad dien ik je heb gegeven. Wees een man."
Dien avond ging mevrouw Muildier haar moeder
opzoeken. Voordat ze ging, zeide ze: »Sam, als
de flesschen van Smit komen, neem dan dadelijk
een portie, volgens het recept, en geef Jupiter
ook liet zijne. Versta je?"
»Ja lieve," zei Sam.
»En ga om tien uur naar bed. Steek niet het
gas hier aan, anders kan Jupiter niet rustig slapen.
Versta ja ?''
,la lievo," zei Sam.
Mevrouw Muildier verdween en Sam zette zich
aan een hoek van den haard neer. Hij durfde
niet voor het vuur te gaan zitten, want Jupiter
nam deze plaats geheel in bezit, door in volle
lengte over het haardkleed te liggen. Toen kwa
men de flesschen een groote en een kleine flesch.
»Deze groote is voor mij, denk ik", mompelde
Sam, en las het etiquet bij het schijnsel van het
vuur. De woorden die er op stonden waren als
volgt: »0ngevecr een wijnglas na eiken maal
tijd".
»Ja dit is voor mij," ging Sam voort, terwijl
hij de flesch opendeed en aan den inhoud rook.
Ja, het had denzelfden ouden geur van
citroenschil, de onveranderlijke verberger van akelige
mengseltjos.
»'t Herinnert mij aan de gelukkige dagen van
kinkhoest en mazelen," zuchtte Sam, en ging naar
liet buffet on vulde een wijnglas met den drank.
Toen bracht hij het moedig naar zijn lippen en
dronk het leeg. Trok hij een vies gezicht ? Neen.
Hij smakte met zijn lippen.
»Mijn hemel", riep hij uit, »ik geloof dat er
een bijzonder bekend smaakje in dezen drank
is, behalve citroensmaak. Ik zal nog een glas
nemen".
Hij dronk een tweede glas, dat nog bekender
smaakte dan het eerste. Toen ging hij in zijn
stoel bij het vuur zitten. Die drank had een
alleraangenaamsten invloed op hem. Hij voelde
dat hij een ander monsch werd. Hij gevoelde
zijn langverdrukte geestkracht terugkeeren. Hij
voelde dat bij nu alles kon trotseeren. Toen
voelde hij dat hij nog wel een glas van dat won
derlijk opwekkend middel zou willen hebben.
Hij ging dus er heen en nam nog een glas. Toen
ging hij weer naar zijn plaats terug en schopte
Jupiter van het haardkleed af. Jupiter wilde op
hem afvliegen, maar Sam greep hem in den nek.
»Nu jij, beest," riep hij »het is tijd om jou ook
drank te geven".
En terwijl hij den hond met n hand vast
hield, nam hij met de andere hand het kleinste
fleschje, trok met zijn tanden de kurk er af, en
drukte den hals van het fleschje in Jupiters bek,
zoolang totdat de helft van het vocht door het
tegenstribbelende dier was ingezwolgen.
»En nu eruit!" riep Sam, terwijl hij Jupiter
naar de deur slingerde; en met een gejank van
woede, schrik en afschuw, rende de hond de keu
ken in.
Zegevierend zat Sam nu voor het vuur. Maar
een nieuwe gedachte rees bij hem op. Waarom
niet eens rooken? Hij was jaren lang door zijn
vrouw tot afschaffing van tabak gedwongen ge
worden. Mij wilde niet langer die gekheden ver
dragen. Zijn sedert lang ongebruikte pijpen en de
rest van zijn laatste pakje tabak, rustten in een
lade op de rommelkamer. Hij zou zijn gelief
koosde blaadjes er uitzoeken.
Toen Mevrouw Muildier dien avond terugkeerde,
was haar eerste uitroep bij het binnenkomen van
de gang: tabaksrook." Welke bezoeker had
hier durven rooken?
»Er is geen bezoek geweest, mevrouw," ant
woordde de meid.
»Wat?" riep mevrouw uit, en liep haastig
naar de huiskamer. Toen zij daar aankwam, bleef
zij roerloos staan in sprakelooze verbazing.
Het gas straalde helder, het vuur brandde
lustig, en in een wolk van tabaksrook gehuld zat
Sam, met een pijp in den mond, dampend als
een fabrieksschoorsteen, en met zijn voeten op
het haardijzer.
»Zoo Julia!" riep hij: »je bent nog al laat.
Hoe gaat het met je moeder ? Zijn haar ekster
oogen beter ? Ga eens zitten en vertel me hoe
het je gegaan is."
«Sarn !" en met een mengeling van woede
en verbazing staarde Mevrouw Muildier haar
man aan. »Je hebt gedronken."
»Zeker Julia, ik heb van mijn opwekkend
middel gedronken; het is heerlijk goed!"
»IIoe durf je!'' riep ze uit, en,kwam naar
hem toe met iets dreigends in haar houding.
Toon stond Sum op, en een zeker iets in zijn
blik deed haar een paar pas teruggaan. Toen
sprak Sam, en hij sprak met een moed en zeker
heid die haar nogmaals sprakeloos maakten.
-Julia Muildier," zoo begon hij »ga hier eens in
dozen stoel zitten, versta je?" Zij gingzittenen keek
hem met groote oogen aan, terwijl hij vervolgde:
»Nu mevrouw, luister naar mij ! Jaren lang
hebt ge mijn huis. dat een plaats van zegen voor
mij had moeten zijn, tot een donker hol van
ellende gemaakt. Do straatjongens hebben mij
nagewezen als Mevrouw Muildier's man die onder
don pantoffel zit. Mijn beste vrienden zijn van
mij vervreemd door jou minne en onnatuurlijke
schrielheid. Ik de heer dos huizes, heb tweede
viool moeten spelen onder jou en je hond Wat
het dier betreft, ik kan nooit vergeten dat ik hem
verleden week, toen ik thuis kwam, op mijn
Zondagsche jas zag liggen met het grootste deel van
mijn kalt'sleeren patoft'els in zijn maag. En nu
ben ik tot de slotsom gekomen dat het lang
genoeg geduurd heeft. Van nu af aan zal ik hier
de baas zijn. ER nu naar bod. Versta je?"
Ja lieve," antwoordde mevrouw Muildier
heel gedwee.
En denk er goed aan, versta je?''en Sam
zag er gevaarlijk uit.
>Ja lieve," zei mevrouw Muildier en ze zag
geheel ontdaan er uit, toen ze de kamer uitging.
Sam nam zijn plaats bij het vuur weer in en
viel in een gerusten slaap. Toen hij ontwaakte
was het acht uur in den morgen en erg koud.
Hij sprong van zijn stoel op en dacht met schrik
aan zijn stoutmoedigheid van den vorigen avond.
»IIemel .'" riep hij uit; »het was alles de
schuld van dat drankje ! Hoe zal ik haar ooit
onder de oogen komen? Ze zal me vermoorden."
Hij nam nog een glas van het middel, om zijn
zenuwen te sterken en sloop toen het huis uit
en naar Smit, wien hij alles vertelde. Smit Jr.
schaterde van het lachen.
»Wel, je hebt het drankje van den hond
opgedronken," riep hij, »en het arme dier dat
van je zelf gegeven. Geen wonder, dat het je
moed gaf. liet was de beste Schotsche whiskey
met water, met een geurtje van citroen er door.
Het was het eenige wat ik kon bedenken om
Jupiter's dikheid te verminderen. Het wordt door
hondenliefhebbers werkelijk tot dat doel gebruikt.
Maar het is voor jou het gelukkigste geweest.
Je ziet hoe goed een beetje flinkheid geholpen
heeft bij je vrouw. Een vrouw is nooit gelukkig,
voor zij haar meerdere heeft gevonden.
Nu is alles wat je te doen hebt, vol te hou
den".
Sam nam den raad aan, en er is nu geen
gelukkiger paar menschen dan de Muildiers. En
men zegt dat mevrouw stilletjes een allerliefst
rook-calotje werkt als een Kerstpresent voor
haar man.
N.B. Jupiter slijt nu zijn verdere dagen in het
souterrain.
ttmiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiuHiiiiiiiiimiiiifimitmiiiHiiiimiiiititiiiiiiiiiiiiiiHjl
vo
DAMES.
De dames by Bismarck. De tournure.
Namen. KeizerinEugénie.?Een menu.
Oude mcnsclien. Costumes. Uit de krul.
Het aanbieden van het damesadres uit
ZuidDuitschland aan Bismarck is een curieuse plech
tigheid gevveezt. Het adres droeg 100000
handteekeningen, en was in een flinke kist geborgen.
De deputatie, 14 dames, werd door dr.
Chrysander van het station gehaald, in vijf rijtuigen van
Bismarck; de vorst ontving hen in een
benedenkamer, en nadat de kist was binnengebracht, begon
juffr. Boeking het adres, dat op rijm was,
voor'te dragen. Bij de laatste regels :
»Zur frohen Wiederkehr von neuen Lenzen,
Lass dir, o Fürst, den Ehrentrunk kredenzen",
werd een groote bokaal te voorschijn gebracht,
met kunstbloemen eu linten omwonden en voor
de helft met 187 ter Liebfraumilch gevuld. Een
andere dame reikte hem den vorst, maar deze
zeide galant: »Erst credenzen !" De dame maakte
een buiging en dronk, en Bismarck nam den beker
over en ledigde hem in drie teugen; »Wunderbar
ist Bacchus Gabe!" zeide hij toen, en begon nu
een politieke rede, waarin hij uiteenzette, hoe
Duitschland's eenheid eerst door de vrouwen
hare bevestiging had gekregen.
Na het eind der rede kwam ieder der dames
met een bouquet naar voren om dien Bismarck
aantebieden en hem de hand te kussen, maar
de vorst zeide : »dat is de verkeerde wereld !"
en daar het hem niet gelukte de handkussen
afteweren, beantwoordde hij ze met kussen op
mond ea wangen. Toen inspecteerde hij de kist,
en noodigde de dames aan het familie-dejeuner,
dat reeds gereed stond. Hij bood de
naastbijstaande dame den arm, zeide: »Bitte, ohne
Riicksicht auf Rangordnung" en geleidde ze naar tafel.
*
* *
Een oude kennis van de mode begint weer op
te duiken, namelijk de tournure. Niet intusschen
in den vorm van het bekende kussentje, maar
een paardeharen verhevenheid, in den rok ge
hecht, wanneer deze ook van onderen een paar
deharen rand heeft. Men maakt namelijk de
rokken hoe langer hoe wijder aan den zoom;
vijf ii zes meter is thans het vereischte, on van
boven sluit de rok om de heupen. Wanneer nu
deze massa, liefst in breede staande plooien van
achteren, van stevige stof is, moiré, fluweel, bro
che, geeft dit geen bezwaren; maar bij de vele
weeke souple zijdenstoft'en is het bijna onmoge
lijk, hierbij een goed snit te houden, wanneer
de japon van achteren niet gesteund wordt; hier
voor nu dient de paardeharen tournure, een
weinig gecompliceerder dan de vroegere; men
zal ze weldra algemeen zien aanraden.
* *
*
Een oud Weener geeft in de Ncue Freie Presse
zijne opmerkingen over de vóórnamen in onze
dagen : ?De mooie naam Marie is nergens meer
te lezen. Daarentegen wemelt het van Mizzi's.
Onlangs las ik eene lijst van jonge dames, die
het comitévormden van een elite-bal. Het was
een heele bloemlezing van kindernamen : Mizzi,
Elly, Lotti, Jenny, Lili, Lory, Greti, Dolfi, Dolly,
Tildi, Poldi, enz.... Dit klinkt wel aardig. Maar
het maakt toch op mij den indruk, dat de namen
voor huiselijkheid en liefkoozing bestemd, niet
goed staan op zoo'n publieke jst. Er is niet
zoo'n intimiteit tusschen liet meisje en al die
lezers. En dan, wat staat het komisch, als men
op den jour fix", een teere blonde Mizzi in den
salon verwacht en plotseling treedt een dame
binnen als een boom, bovenmenschelijk mager,
en tracht met de hooggekapte kruin den zolder
te doorboren. . . Maar wat belooft in deze ons
de toekomst ? Al de Elsa's zijn we zeker aan
Loliengrin verschuldigd; zoo zullen we zeker
vooreerst Lola's. Santuzza's en Nedda's zien: en
wat daarna V"
*
* *
Een Duitsche dame, die te Menton vertoeft,
beweert dat keizerin Eugénie nog heden ten
dage door kunstmiddelen beproeft, er op een
afstand nog jeugdig en bekoorlijk uit te zien.
Dit klinkt verwonderlijk, omdat eenige jaren
geleden, toen de keizerin te Amsterdam was (en
uit Engeland verneemt men hetzelfde) zij eene
elegante oude dame scheen, knap en voornaam,
maar volstrekt niet jeugdig. Naar de
bericht