Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 874.
recht der democratie in ons volk. Voor- en
tegenstanders, uw hartstocht is onvermijdelijk!
De latere geschiedenis van ons volksleven
zal dien hartstocht verklaren, begrijpen en
wettigen.
Dr. D. C. NIJHOFF.
(1) N. Rotl. Ct. 25 Maart Tweede Blad A,
2) Zie mijne Staatk. Gesch. van Nederland
II bl. 130, bl. 484 enz.
3) Zie mijn Staatk. Gesch. van Ned. p.
275 vlgd.
(4) Zie mijne Staatk. Gesch. van Neder
land II, blz. 290: De grootste uitkomsten
zijn steeds geweest de prijs van den heftigsten
partijstrijd" (Thorbecke). »Gulden woorden
voor den al te gemoedelijken beschouwer of
beschrijver der geschiedenis, die wel zou
wenschen, dat alle verbetering tot stand kwam
zonder dat de fakkel van tweedracht en haat
zijn droefrood schijnsel rond zich wierp. Het
is nu eenmaal in de wereld niet anders, dan
dat er niets groots tot stand kan komen zon
der de ergernissen, zonder de vlammen van
twist en haat, daaraan noodzakelijk ver
bonden."
(5) Einleitung in die Geschichte der Jahr.
S. 172
6) S. 177.
7) Eene onweerstaanbaarheid, waarvoor zelfs
Dr. Schaepman, blijkens zijn houding tegen
over het manifest van alle katholieke leden
der Tweede Kamer, is bezweken. Eere hebbe
zijn koninklijk gemoed!
8) Spectator 24 Maart, Vlugraaren.
llMliiilliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
<m
iiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiitiiMMiiHHiiiiiMn
Maarten Maartens.
Wat Europeesche faam betreft, zyn wij in een
gelukkig stadium. De Nederlandsche schilder
kunst trekt weer voor de eerste maal na
Rembrandt de aandacht; onze zangers, zangeressen
en instrumentisten maken met voldoening kunst
reizen; de roeier Ooms, de schaatsenrijder Jaap
Eden, onze sottile economista en een aantal
geleerden doen ons, ieder in hun vak, eer aan.
Met de litteratuur is het nog niet zoover geko
men, dat Europa er, naar de stoutmoedige voor
spelling van een onzer jongere letterkundigen,
Hollandsen voor gaat leeren, maar in vertalingen
wordt zij reeds geapprecieerd, en wat meer zegt,
een Hollander, die eene vreemde taal als voertuig
voor zijne fantasie gekozen heeft, Maarten
Maartens, is bezig voor al de millioenen die Engelsen
lezen, de romancier van den dag te woiden.
sMaarten Maartens" heet Van Der Poorten
Schwartz, hij heeft een broeder die rector is
aan een onzer gymnasia; maar in zijn jeugd is
h\j lang in Engeland geweest, een deel van zyne
opvoeding heeft h\j in Duitschland ontvangen en
als knaap dweepte hij met de Duitsche en
Fransche litteratuur van de laatste eeuw. Deze
cosmopolitiscbe opvoeding heeft zeker niet weinig
bijgedragen tot zijn succes in Engeland; van de
romanschrijvers en vogue daar, hebben toch ver
scheidene, Bulwer, Thackeray, Ouida, een zeer
gemengde cultuur genoten, en evenals deze allen,
kiest ook Maarten Maartens zijne helden en
heldinnen vaak in zeer internationale omgeving.IIoe
hy op dit oogenblik gewaardeerd wordt, blijkt
uit een artikel in The Review of Reviews.
«Maarten Maartens heeft reeds een Europeesche,
zoowel als een Transatlantische reputatie gewon
nen met zijn Sin of Joost Aveling, Gods fooi,
en An Old Maids Love : maar The Greater Glory
zal deze reputatie verhoogen gelijk nog geen
vroeger werk gedaan heeft, want het is in ieder
opzicht het fraaiste, meest dramatische en tevens
hoogst spiritueele werk, dat hij aan de wereld
heeft gegeven. Maarten Maartens is vóór alles
artist; niet een van die vervelende moderne
romanschrijvers, die hun verhaal schrijven om een
moraal aantekleeden. maar een die genot heeft in
een mooie intrige.
Die van The Greater Glory is zelfs heel ge
compliceerd. Bizarre toestanden en humoristische
details worden ook met genot door hem uitge
plozen, en zijn Pater Bulbius en de huishoud
ster Veronica, ofschoon betrekkelijk van weinig
belang voor het verhaal, zijn karakters waarmede
het iemand goed doet, kennis te maken. De
jonge aristocraat, die socialist wordt, de trotsche
beroofde erfdochter, die ondanks haar zelve door
een anonieme correspondentie, zijn genie be
zielt, zijn de twee figuren waaromheen de
belangstelling zich voornamelijk concentreert.
Maarten Maartens is er wel eens van beschul
digd, dat hij onbillijk was voor de vrouw. Maar
dat is hij niet. Hij toont de maatschappij zooals
zij is, met mannen en vrouwen, goed, slecht en
tusschenbeiden, en hij is eerlijk genoeg tegen
over de vrouwen om aan te nemen, dat zij
menschelijk zijn, en geen zwakkelijke, vlougellooze
engelen. Maar als hij een werkelijk goede vrouw
teekent, is zij prachtig; een moeder als mevrouw
Morel is een Juno up to da'e, zooveel waard
als een paar dozijn engelachtige of student!
kooze heldinnen. Maartens is een realist, maar
een christelijke, die uit de dingen zooals zij
zijn, niet het onreine en enerveerende, maar al
wat kan veredelen en versterken, zoekt te trekken.
Hollander als hij is, staan de frischheid, be
koorlijkheid en kracht van zijn Engelsch bij dat
van geen levend schrijver ten achter, en hij heeft
moeite gehad om het publiek te overtuigen, dat
zijn romans geen vertalingen zijn. Als kind is
hij lang in Engeland geweest en heeft zoo die
wonderlijke gemakkelijkheid in onze moedertaal
verkregen. Hij is van een heel goede familie,
maar houdt zijne identiteit zoo streng geheim,
dat weinigen van zijn naaste buren en vrienden
in den romanschrijver met socialistische neigingen
den vriendelijken landeigenaar herkennen, die zijn
buitengoed, zijn mooie koeien en zijn kippen
bestiert, zoodat de streek er grootsch op kan
zijn. Hij brengt een groot deel van zijn tijd op
reis door, met zijn vrouw en zijn dochtertje ge
zonde plaatsen opzoekend, nu te Wieshaden, dan
te Florence, of weer in de hooge Alpen, en daar
ontstaan dan zijn verhalen.
Soms ligt zijn geest lang braak, maar als een
denkbeeld hem eenmaal héft aangegrepen, werkt
hij het met haast uit."
Ook de Neue Freie Pi-esse had dezer dagen
een artikel over Maarten Maartens, »die zoo plot
seling in de voorste rij der Engelsche roman
schrijvers is komen te staan."
»Toen de naam Maarten Maartens voor het
eerst op het titelblad van den roman The Sin of
Joost Avelinglt, verscheen, beschouwde men het als
iets dat van zelf sprak, dat de auteur het werk
in het Hollandsen geschreven had, maar een
buitengewoon goeden vertaler had gevonden.
Alleen verwonderde men zich, dat een man,
zoo goed vertrouwd met alle geheimen der
Engelsche taal, als deze vertaler, het ver
smaadde, zijn naam onder het meesterstuk te zetten.
Nu kwamen, snel na elkaar, An Old Maid's Love
eu God's Fooi, meesterstukken van Engelsch proza,
nog altoos zonder vertalersnaam, en toen de
kritiek al te dikwijls van den »vertaler" sprak,
maakte de gelukkige uitgever bekend, dat Maarten
Maartens wel een Hollander uit Holland was,
maar geen vertaler er op na hield, omdat hij zijn
romans zelf in het Engelsch schreef.
Dit klonk eenvoudig ongeloofelijk, en men
verklaarde de mededeeling van de firma Bentley
voor eene mystificatie. Verleden zomer
intusschen verscheen Maarten Maartens in levenden
lijve midden onder de verbaasde letterkundigen
van Londen; de Pall MaU Gasette bracht een
lang bericht uit de pen van een interviewer, en
het feit staat historisch vast: Maarten Maartens
is een Hollander, ofschoon zijn volmaakt, oor
spronkelijk Engelsch uit de pen van een Thackeray
of Dickens niet echter kon vloeien.
Maar met dit taaigenie van den Hollander
gaat een novellistische scheppingskracht van den
eersten rang hand aan hand. /ooals Rudyard
Kipling met zijn brutale vertellingen den
Engelschen Indiëin een geheel nieuw, onvermoed
licht heeft doen zien, heeft Maarten Maarten
met zijn drie romans uit het >kikkerland", omtrent
de »mijnheers" en »mevrouws" een nieuwe hoogst
interessante wereld van de diepste levenswaar
heid en de schoonste poëzie ontsloten."
De nieuwe roman nu, The Greater Glory, is
een »story of high life", maar die zoowel aristo
cratie als socialisme behandelt. De auteur zegt
zelf ervan: »Dit is een ware geschiedenis. Het
is wat zij noemen eene geschiedenis van het high
life. Maar het bevat ook eene geschiedenis van
het leven dat nog hooger is. There be climbings
which descend to depths of infamy; there be also,
God is merci f ui! most infamous fallinys
into heaven."
MammitmnHiiniiiiniiiitiiiitHiiiHtnitnuiiiniuHmimmmiiiuumHMB
Kunst te Berlg'n.
In de groote vestibule van het
KunstindustrieMuseum zijn de voorwerpen tentoongesteld, door
Pruisen verleden jaar in verschillende steden van
Amerika aangekocht. Deze zeer interessante ten
toonstelling, welke voor het publiek gedurende
eenige weken geopend blijft, werd ingeleid door
een voordracht van prof. dr. Julius Lessing,
.lirekteur van dit museum. Hij gaf hierin zijne
indrukken over de verschillende takken der kunst
industrie aldaar, verzuimde echter zijn oordeel
en zijn beschouwingen mede te deelen over de
tentoongestelde stukken. En juist deze boeien in
hooge mate door practische samenstelling, oor
spronkelijkheid van gedachte en door een bijzon
der cachet, dat ongetwijfeld voor het grooter deel
uit een hoog ontwikkeld gevoel van eer in het
handwerk ontstaat. Een ieder die den moed heeft
op het gebied der kunstindustrie de zwakheden,
waaraan wij in Europa lijden, niet te overzien,
zal toegeven, dat juist het gemis aan dit eerge
voel de struikelblok is om ons kunsthandwerk
wederom op te heffen, en de vraag rijst: kan
dit geschieden door alle mogelijke
ambauhtsscholen, kunstindustrie-musea en alle dergelijke in
richtingen ? Neen. De sociale toestanden moeten
eerst veranderen. Even zooals het een droombeeld
blijven zal, de godsdienstige gewaarwording
bij het volk te versterken en te verlevendigen
zoolang het volk veelal gebrek lijdt, evenzoo kan
het kunsthandwerk geen gezonde, oorspronkelijke
vlucht nemen, zoolang de allereerste behoeiten
voor een waardig bestaan van den mensch zoo
zeer op losse schroeven staan. Evenmin als de
locomotief, de telephoon, de telegraaf niet uit
de komende tijden kan, noch zal verdwijnen, zoo
zal. ook de kuituur der lagere klassen niet meer
afnemen en de in verband met deze bereikte gees
telijke ontwikkeling gaat onherroepelijk hand in
hand geen plaag en geen angst /neer voor de
allereerste eischen van het bestaan. Een ieder
heeft niet slechts recht op werk, maar ook recht
op een den menscli waardig zijn. Deze gevoelens
en gedachten behecrschen ons bij het aanschou
wen van deze Amerikaansche tentoonstelling,waar
van elk stuk getuigt dat liet met waarachtigen
levenslust vervaardigd is. Wij hadden het voor
recht prof. Reuleaux te ontmoeten, die van uit
de voorlaatste Amerikaansche wereldtentoonstel
ling over den Oceaan naar Duitschland heen ba
zuinde »billig, aber schlecht", die woorden, welke
alhier zulk een grooten indruk maakten, waar
door hij den blijverulen haat van velen op zich
laadde, maar die gewis een invloed ten goede
hebben gehad. Och als men hier maar wilde
inzien hoe verblind wij zijn, hoe we niets kun
nen, hoe weinig oorspronkelijk wij zijn. Wij
moeten wederom aiu uit-i selber heraits $eint//t'n,
zooals deze Amerikanen." Ja, dat is alles heel
gemakkelijk uitgesproken, maar wat is er dan
noodig om aan dezen gewenschten eisch te vol
doen? Inkeer in zichzelf, oen bepaald
conceatreeren van alle gegevens waarover men beschikt,
en daarbij het vervoegen over eene bepaalde hoe
veelheid natuurlijken levenslust zonder dat alles
Juin geen kunsthandwerk ontstaan.
Doorloopen wij vluchtig de tentoonstelling, welke
natuurlijk een gebrekkig overzicht geven kan,
van dat wat de Amerikanen kunnen. Tot 1<SU<'
ongeveer heeft dit volk veelal handwerkers uit
alle landen laten overkomen; nadien zijn zij be
gonnen zelfstandig voor het grooter deel te den
ken en te werken. Wel zijn hunne salons veelal
opgepropt met Europeesche meubels en voorwer
pen, welke onze oudere stijlen vertegenwoordigen,
maar hunne eigenlijke woonkamers, enz. zijn
meestal naar eigen vinding gearrangeerd en ge
meubeld, Onder het zilverwerk vallen vooral op
de voortbrengselen der firma Whiting Mfg Co te
New-York, de meesten voorwerpen hebben een
oorspronkelijk type; zoo een sla- en olijfvork,
een sauslepel, een suikerstrooier, een kaas-, oes
ter-, gelei- en koekmes, enz. Zeer springt in
het oog een groote soeplepel om voor te dienen van
de firma Görham Mfg Co te New-York, een ge
schenk van den heer Horstmann te Berlijn. De
firma August Tifl'any te New-York, bekend over
de geheele wereld voor haar zilverwerk, levert
veel schoons; o a. een koftiekan, ongetwijfeld
het beste voorwerp der tentoonstelling. Deze kan
is geheel oorspronkelijk gecomponeerd, zoowel in
haar geheel als in alle onderdeelen. Van de vele
lepels, gecreëerd als herinnering aan de tentoon
stelling te Chicago, zijn hier eveneens twee schoone
exemplaren geëxposeerd. De verzameliug stoelen
is belangrijk; de Amerikaan is ongemeen rijk aan
vinding in deze voorwerpen, waarvan de meesten
aan de eerste voorwaarde voldoen van gemak.
Alle zijn ingenieus en bepaald juist naar den
vorm van ons lichaam gewerkt en geconstrueerd.
Ook heeft men het schoone mahoniehout, dat
sinds 1860 bij ons zoo weinig gebruikt wordt,
wederom gekozen, een hout dat zoo gemakkelijk
bewerkt kan worden, weinig aan weersgesteld
heid onderhevig is en door warmen gloed der
tinten veel aantrekkelijkheid heeft. Uiterst oor
spronkelijk van vinding is een speeltafeltje met
4 stoelen. Wordt het meubel niet als speeltafel
gebruikt, dan worden de 4 stoelen onder de tafel
geschoven en het geheel heeft de vorm van eene
etagère. Een ieder zoude meenen dat door deze
vormverandering een wanstaltig gedrocht ont
staat; het tegendeel is het geval het
saamgeschoven toestel heeft een behagelijken vorm. Om
zoo iets te componeeren is gepeinsd en nogmaals
gepeinsd gewordeu, vele uren maar rnen lijdt
geen gebrek en de lust en de vreugde tot dus
danige inspanning ontwaakt en geeft scheppings
kracht. Een tal van hamers en bijlen versterken
in ons den indruk van het zooeven aangehaalde.
Maar nu nog een oogenblik stilgestaan bij de
twee merkwaardigste afdeelingen het glas en
de verlichtingstoestellen. Glazen om uit te drinken,
potten, enz. missen wij hier, maar een groot
aantal geribd glazen platen, voor decoratieve
doeleinden, treffen ons. Hierin produceeren de
Amerikanen uiterst schoone stukken, welke met
de Europeesche kuituur niets gemeen hebben.
Wel zijn zij oorspronkelijk van Engelsche voor
beelden uitgegaan, maar weldra treden zij hierin
geheel zelfstandig op. Vooreerst boeit ons het
materiaal; men gebruikt meestal halfdoorzichtige
glasmassa's, die de verschillendste kleureft'ekten
door het doorvallende licht doen ontstaan. Op
een en dezelfde glasplaat worden verschillende
kleuren door elkaar aangebracht, zoo kwistig en
met zooveel smaak, dat de werking ten halve
van edelsteenen ons wordt voorgetooverd. Ver
hoogd wordt de werking doordat glassoorten van
verschillende kleuren op elkaar worden gelegd.
Ons melkglas is dood, het hunne leeft. Ongeveer
50 glasplaten zijn geëxposeerd, waarin de schoon
ste tinten van den hemel zich weer .piegelen. Hoe
interessant, levendig, vroolijk en aantrekkelijk
moeten in Amerika alle deze gangen en ruimten
er uitzien, die door zulke glasplaten hun licht
ontvangen. De verlichtingstoestellen, kronen en
vele andere lampen, bieden de meeste verschei
denheid en oefenen op het publiek eene groote
aantrekkingskracht. De tirma Siemens en Ilalske
heeft ze aangesloten en zoo waren alle deze ver
schillende lichtgevende lichamen reeds tweemaal
's avonds te zien. Hoewel ook de Amerikanen
den juisten artistieken grondvorm voor verlichting
door electrisch licht nog niet gevonden hebben.
zijn deze verschillende lampen, door hunne oor
spronkelijkheid van vorm en variatie van kleur
zeer bezienswaard. Ook hier is te leeren. Een
dier verlichtende lichamen van de firma
liergmann Glass and Electric Kicture Co te New-York
stippen wij vanwege des/elfs eigenaardigheid hier
aan. liet is een verlicht rechthoek (lang ongeveer
30, hoog !50 duim, uitstekend van den wand aan
de kanten met .'! in het midden uiet 7 duim),
dat overal, waar aan licht behoefte is, bijv. in
gangen, in eene donkeren hoek eener kamer, enz.
op den wand op de hoogte onzer oogcn ongeveer
kan worden aangebracht, liet licht is zacht, de
geheele vorm van deze rechthoekige vlakte, welke
naar het midden convex toeloopt, uiterst aan
trekkelijk, daar vooral de kleuren en de geheele
indeeling zeer smaakvol zijn. De versiering is
sober, maar goed gekozen. Twee groote schelpen,
karig met metaaldraad versierd, vormen op het
midden, en dus het hoogste punt der vlakte, de
hoofdversieriiig; om deze scharen zich
oesterschelpen, het overige is met stukjes bergkristal
bezet, liet geheele rechthoek is door metaal
draad omlijst. Nog l dergelijke lichtende vlak
ten zijn aanwezig, ook eene van de beroemde
lirma Tiftïmy Glass tt Decorating New-York,
echter is do zooeven omschrevene de schoonste.
liij do kleinere toestelletjes, die in hoeken of
midden in de kamer opgehangen worden, is na
tuurlijk het juiste beginsel gevolgd, dat bij ver
mijding van de stijf uitziende rechte stang,
het geheel aan een draad hangt, waardoor of waar
langs tevens de eloctrische stroom wordt gevoerd.
Ken zeer sierlijk toestelletje in den vorm van een
halven bal (firma Tiffany, New-Vork), doorbroken
en saamgesteld uit figuren van telkens 5 te saam
gearrangeerde bloembollen, van verschillende
kleur, wordt niet recht zeer bewonderd. De halve
holle bol, waarin het electrische licht geleid is,
hangt aan S draden. Door en tusschen de bladen
gloeit het licht een klein kunstwerk. Ken
groote kroon met dertig lichten, doet ietwat den
ken aan de westgotische kronen, maar het kleu
rige lichaam heeft toch ook wederom zooveel
oorspronkolijks, dat het mede een der punten van
aantrekking blijft dezer kleine maar bezienswaar
dige tentoonstelling. Echter, waar veel licht
is, is veelal veel schaduw, en zoo verhengen wij
ons. dat wij bij de Europeesche haardstede toe
vend, van Amerika mogen en kunnen proüteeren.
nillllltUllllllllllllllllllllHllllliiiiiilHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHlIlHHIIIin
Geachte Redactie!
In de beoordeeling van mijn «Beroepskeuze
der Vrouw" nummer van l April ? richt de
schrijfster een vraag tot mij, die ik in het open
baar wensch te beantwoorden. Dewijl ik tegelij
kertijd een paar ophelderingen wil geven, volg
ik liefst de orde van het artikel.
Ik lees: »Het is waar, verstandige ouders, die
de noodige moeite willen doen, energieke
menschen, kunnen ook zonder de voorlichting en
aanwijzing der schr. bijna alles te weten komen,
wat er in het boekje staat." Bijna alles ? neen,
natuurlijk heelemaal alles; ik alleen ben toch
stellig niet knapper dan «verstandige ouders",
d. i. twe* twee weten altijd meer dan n, zegt
immers het spreekwoord ? Maar in ernst. Ik heb
er in de verste verte niet aan gedacht
mededeelingen te doen, die een ander niet te weten
Icon komen: ik schreef voor hen, die zich bewust
zijn, hoe licht men op een beslissend oogenblik
vergeet aan alles te denken, ook aan datgene,
wat er van men later inziet, dat het 't dichtst
voor de hand ligt; en hoe meer teleurstelling
m\jn boekje voorkomt, hoe vollediger ik mijn
doel zal bereikt achten.
Er wordt mij een zeker verwyt van gemaakt,
dat ik in mijn inleiding gedacht heb aan den
«gegoeden middenstand" niet uitsluitend «koop
mansstand," jeugdige critica. Kon ik anders ?
In de lagere standen toch voorziet reeds sinds
jaar en dag de ongehuwde vrouw in eigen
onderhoud; voor den gegoeden middenstand is
het iets nieuws, en bestaat of bestond ? er
een vooroordeel te overwinnen.
»»De eerste sport op de onderwijs-ladder wordt
gevormd door de bewaarschoolhouderes," schijnt
mij een eenigszins barbaarsche uitdrukking." Ik
heb van onderste sport gesproken met het oog
op den graad van moeilijkheid der akte-examens;
voor bewaarschoolhouderes is zelfs geen bevoegd
heid noodig waar schuilt alzoo de
barbaarschheid V"
Nu de vraag: «Waarom gebruikt de S. als zij
van de fabriekarbeidster spreekt, den term deern ?
Er is iets minaehtends in, dat o. i. niet gerecht
vaardigd is." Ik antwoord: »Er is geen stand zoo
hoog, of zoo laag, dat ik hem als stand vereer
of minacht. Ik heb meermalen hooren spreken
van knappe deern, ferme deern, enz. En nu ik
er Van Dalen op nasla, lees ik: »Deernfe) ge
westelijk jonge dochter, vrijster (dikwijls ook
in verachtelijken zin)" Dus niet noodwendig ver
achtelijk, en het verachten was dan ook verre
van mij, maar de blijdschap nabij, dat ik eens
een ander woord dan: vrouw, dochter of meisje
kon gebruiken. Probeer eens 7cS blz. over de be
roepskeuze der trouw to schrijven, zonder u te
verheugen een vierde bruikbare uitdrukking ge
vonden te hebben ?
Ik blijf den dienstbodenstand benijdenswaard vin
den, gelij k ik allen b en ij d en s waard acht, die geen zorg
behoeven te koesteren voor den dag van morgen:
vele dienstboden behoeven zelfs den ouden dag niet
te vreezen, indien zij het verstandig aanleggen.
Ten slotte lo. Ilenriette Goudsmit gevraagd, of'
zij zich haar taak niet wat al te gemakkelijk heeft
gemaakt, door mijn boekje «belangrijk, lezens
waard, verdienstelijk, nuttig en de kennismaking
overwaard" te noemen, zonder haar lezers on
weerlegbaar duidelijk te verklaren, waarin bet be
langrijke, lezenswaardige, verdienstelijke, nuttige
en de kennismaking overwaardige van deze studie
toch wel schuilt? ~2o. mijn spijt uitgedrukt, dat
mijn lieve beoordeelaarster niet wat langer heeft
stil gestaan bij het merkwaardigste in het boekje,
o.a. bij de .zuivelbereidster." Het steekt mij de walg
om met onze voorouders te spreken dat de
Nederl. boerin niet meer de beste boter maakt. Ik
heb den weggezocht,waar langs zij zich op dehoogte
kan stellen van het beste fabrikaat, en haar dien
gewezen. Nu blijft mij slechts deze ne wensch,
dat mijn boekje de zuivelbereidster in handen
kome, en zij mijn raadgeving lezende haar over
peinst en volgt. Hoe echter mijn boekje onder
haar oog te brengen die vraag houdt mij
voortdurend bezig, en wie er mij een antwoord
op geven kan en wil, zal ik uit vaderlandstrots
hoogst erkentelijk wezen.
Met dankzegging voor de afgestane plaatsruimte,
Amst, Hoogachtend,
- April '!M. ELISK A. AUIUTOX.
In het Eijks-Museum.
De artikelen van den heer Veth onder
bovenstaanden titel zijn voorzeker door bijna iedereen
met instemming, wat de hoofdzaken betreft, ge
lezen en men mag dus aannemen dat de
algemeene opinie een verandering eischt in de wijze
waarop het Schuttorsstuk van Rembrandt thans
is tentoongesteld.
Het komt mij daarom voor, dat het thans de
tijd is om mede te deelen dat tijdens den bouw
van het Museum van zeer bevoegde zijde (doch
niet in het openbaar) het denkbeeld is geopperd :
\Yiiarom niet in het Museum een JJoelenzaal
ingericht 'f
Indien dit denkbeeld thans in overweging kan
komen, waarvoor alle reden is, dan acht ik het
tot aanbeveling daarvan niet ongepast de aan
dacht te vestigen op het navolgende:
1. Van de groote zaal van den
Kloveniersdoelon (waarvoor Rembrandt zijn schuttersstuk
schilderde) bestaat een afbeelding voldoende om
de inrichting te doen kennen. (Zie mijn artikel
over de schuttersstukken in Oud-Holland IVe
Jaarg. blz. ?>()?>?,'ÏO-l).
'2. Grondteekeningen die de afmetingen dier
zaal aangeven, zijn later door den heer de Roever
op 't Archief gevonden en ongetwijfeld nog daar
aanwezig.
',>. Alle schilderijen welke die zaal vulden zijn
nog voorhanden (ten deele in 't Museum, ten
deele op het Stadhuis).
Wanneer men dus wil, is het mogelijk het
Schuttersstuk van Rembrandt te exposeeren in
een localiteit, in een omgeving en (wat vooral
van groote waarde is) op liet licht, waarvoor hij
het heeft geschilderd.
D. C. MKUF.R Ju.
Amsterdam, April l Sul.