De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 15 april pagina 1

15 april 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°, 877 DE AMSTEEDAMMER A°. 1894WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 15 April Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post/7 1.65 Voor Indie per jaar n n mail,, 9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12S Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O 1T Di VAN VERRE EN VAN NABIJ. Twee Leidsche professoren over Tak, door Dr. D. C. Nijhoff. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De ontwikkeling der Samenleving, door Socius. FEUILLETON: Het vierkante kistje, naar het Engelsch van A. Conan Doyle. II. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Laurent Tailhade. - Een weinig opgemerkte moderne kunstenaarsroman, door Pol de Mont. ? Buitenlandsche Hibliographie, door B. A. H. en F. C. Jr. SCHETSJES: Een lente in Italië, door M. W. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. - UIT Dr. GANNEF'S STUDEER KAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVBRTENTIËN. lllllllllllllimillllllllllllHIIIIIMIIIMIIIIIIlllltlMIIMIMIIIIIIIIimilllllf Voor den ondernemenden en volhardenden interviewer is niets meer heilig en niemand meer veilig; toch behoort het tot de zeld zame uitzonderingen, dat gekroonde hoofden hun hart uitstorten voor een vertegenwoor diger van de pers, al moge die pers dan ook door hen tot de groote mogendheden worden gerekend. Koning IJmberto van Italiëheeft van den macht en den invloed der pers geen gering denkbeeld. »Het is meestal de hartstocht der dagbladen," zoo verklaarde hij in zijn onderhoud met den heer Gaston Chalmette, den bekenden medewerker van den Figaro »die de verschillen tusschen de volken in het leven roept; in elk geval zijn zij het, die deze verschillen dieper, pijnlijker, scher per en gevaarlijker maken. Zoodra men dit zal willen erkennen, zal het kwaad reeds voor de helft zijn weggenomen. De aanvallen (op Italië) komen bijna alle van de zijde der Parijsche pers. En in de pers moet men on gelukkig, naar het schijnt, rekening houden met het temperament van elk der schrijvers; met de vurige overtuiging van enkelen, met de meer of minder onwillekeurige dwalingen van anderen. Ook moet men de rol niet ver geten, die in politieke vraagstukken wordt gespeeld door financieele combinatiën, welke den krachtigsten goeden wil tot onmacht doemen. Uit dit samenstel vau tegenstrijdigiiHitiiiipmtiimiii oF&uill&ion. HtwinwifiuMiiMMiiiHtwmnitmiM HET VIERKANTE KISTJE. 2 Naar het Engelsch, van A. COXAX DOYLE. Ik heb reeds gezegd, dat ik, physiek, een lafaard ben, moreel ben ik het ook. Men zal die zwakheden zelden in zoo hevige mate bij n persoon aantreffen. Ik heb vele menschen gekend, doodsbang voor lichamelijke pijn, en die toch bekend waren door hun krachtigen, onafhankelijke!! geest. In mijn geval het spijt mij het te moeten be kennen had mijn rustige, afgezonderde levenswijze voedsel gegeven aan een over dreven angst om iets te doen, Jat eenigszins afweek van het gewone of de aandacht op mij te vestigen, zoo mogelijk vreesde ik dit nog meer dan mij met mijn lichaam in ge vaar te begeven. Ieder ander zou, in mijne omstandigheden, onmiddellijk naar den kommandant van het schip gegaan zijn, en na mededecling van 't geen hij gehoord en gezien had, de zaak in zijn handen gesteld hebben. Doch ik, zenuwachtig en schuw als ik ben, kon daar 'niet aan denken! Het denkbeeld dat ik aller oogen tot mij trekken zou, dat vreemden mij allerlei vragen doen zouden, en ik als ver klikker zou staan tegen twee conspirateurs neen, dat nooit! Was het toch ook niet moge lijk dat ik mij vergiste! Hoe zou ik mij wel gevoelen, als het blijken mocht dat mijn be schuldiging geen grond had ? Neen, ik zou een afwachtende houding aannemen, ik zou heden en manoeuvres komen al de moeilijk heden, elk misverstand, waaronder wij lijden." Misverstand, ziedaar volgens den koning alles, wat eene goede verstandhouding tus schen Frankrijk en Italiëin den weg staat. Een misverstand is de oorzaak van Frankrijk's protectionistische politiek, welke na tuurlijkdoor Italiëmet represaille-maatregelen wordt beantwoord. Dat de beide natiën in dit opzicht elkanders belangen als tegenstrij dig beschouwen, is des te meer te betreuren, omdat boven dat alles, volgens Umberto, eene innige sympathie tusschen die natiën bestaat. »Ik weet het wel,'' zoo ging hij voort »dat men bij u slechts over oorlog spreekt: men beweert, dat ik den oorlog wil! En men be weert, dat het de Italiaansche natie is, die de lont in het kruit zal werpen. Dat is onge rijmd ! Niets veroorlooft ons een oorlog : noch ons budget, dat helaas een deficit aanwijst, noch onze wil, noch onze begeerte, noch ons verstand! Italiëis te jong, om zulke avon turen te wagen. Wij hebben alles opgeofferd om onze nationale eenheid te veroveren ; die eenheid is nauwelijks eene kwart eeuw oud, en wij zullen haar niet op het spel gaan zetten in een strijd, waarvan de uitslag voor alle volkeren twijfelachtig zou wezen. Dat zou eene dwaasheid zijn! Men moet ons al zeer slecht kennen om ons zulke plannen toe te schrijven. Neen, wij hebben sedert vier-entvvintig jaar te veel vorderingen gemaakt, om al onze vreedzame veroveringen in een enkelen dag in de waagschaal te stellen. Wij bezitten helaas niet een budget als dat van Frankrijk, dat u alle uitgaven veroorlooft en dat u misschien, omdat uw leger grooter en uwe bewapening sterker is, zal medesleopen tot oorlogszuchtige aspiratiën, die wij niet kunnen hebben en zeker ook niet hebben. Wij hebben integendeel behoefte aan ernstige bezuinigingen, en wij trachten op het oogen blik die, zoo loyaal en zoo flink mogelijk, overal aan te brengen, waar de eer en de waardigheid van het vaderland het maar eenigszins gedoogon. Wij leveren dus geen gevaar op voor den oorlog, maar integendeel een waarborg voor den vrede. Daarvan kunt gij verzekerd zijn. En ik weet, dat <le vrede lievende gevoelens, welke ik hier uitspreek, worden gedeeld door den keizer van Oosten rijk en door den Duitschen Keizer evenals door den Ciar. » Welke souverein in Europa" zoo besloot koning Umberto - - »zou daarenboven in de IHUIMHIItmilllltllllIinittllllHIIIHIIIMimitlimilMlllllsmtlllll gegeven omstandigheden, met de tegenwoor dige bewapening, bij de onophoudelijke vor deringen der artillerie, zijn volk in een oorlog willen verwikkelen? Zelfs eene overwinning zou zoo vreeselijk zijn, zij zou vergezeld gaan van zulke hekatornben van slachtoffers en van zulke stroomen bloeds, dat geen koning of keizer daaraan kan denken zonder te sid deren voor zijne legers. Men bedriegt dus Frankrijk, wanneer men spreekt over onze bedreigingen, en de pers gaat hierin, evenals in vele andere opzichten, de grenzen te buiten, die aan de verbeelding geoorloofd zijn." Daar de koning van Italiëzich door middel van den heer Chalmette tot de Fransche pers heeft gewend, moet men het antwoord op zijne verklaringen in de Fransche bladen zoeken. Ongelukkig is het van dien aard, dat het den koning weinig zal bevredigen. Natuurlijk worden de goede bedoelingen van Umberto met een paar hoffelijke woorden gewaardeerd. Dat kon ook moeielijk anders: Ks ist gar hübsch von einern grossen Herrn, So menschlich mit Reportern selbst zu sprechen; maar het slot blijft: Laat Italiëzich eerst losmaken van Uuitschland... en dan zullen wij zien. «Italië" schrijft de royalistische Gaulois »is door een verdrag nauw met Duitschland verbonden en genoodzaakt, zijne toe rustingen voort te zetten en tegen ons front te maken. Dat is de voornaamste hinderpaal voor het hervatten der handelsbetrekkingen met Frankrijk. De vredelievende verklarin gen van koning Umberto verkrijgen eerst waarde, wanneer Italiëde juistheid daarvan war»i borgt door zijne oorlogstoerustingen te staken.'' Een ander royalistisch blad, de SoIcil, wijst op de verklaringen van Crispi in de financieele commissie en noemt het ge makkelijk in te zien, wien men bedriegt en wien men wil bedriegen. »Wij, die niet zoo als onze collega (Chalmette) onderden invloed zijn gekomen van koning Umberto's betoovcrende, groote, zwarte oogen, wij vertrouwen de zaak niet." Cassagnac/.egt in de Atdori.lt':, dat woorden, al zijn ze zoo officieel moge lijk, niets aan den feitelijken toestand kun nen veranderen. Het Jouninl drs Dcbals verklaart: »Geen onpartijdig man zal Frank rijk beschuldigen van vijandige bedoelingen jegens Italië. Maar de politiek, eene poli tiek, die de onze niet is, heeft tusschen de beide landen een kunstmatigen slagboom opde schurken in het oog houden en overal volgen. Alles was beter dan de mogelijkheid dat ik ongelijk had. Op eens viel mij in dat zich misschien op j ditzelfde oogenblik een nieuwe fase der samen- ! zwering ontwikkelde. De zenuwachtige over spanning scheen mijn lichten aanval van zeeziekte verdreven te hebben, althans ik kon opstaan en mij uit de sloep op het dek neer laten zonder er iets vau te gevoelen. Met onzekeren gang liep ik het dek over, met plan in de kajuit te gaan zien wat de vrien den van dien morgen nu uitvoerden. Juist legde ik de hand op de koperen leuning van de trap, toen ik tot mijn verbazing een Hinken klap op mijn rug voelde, die mij bijna met meer snelheid dan bij mijn waardigheid passen zou, naar beneden gestuurd had. i »Hammond, ben jij dat, kerel!" riep een ' stem, die mij bekend voorkwam. »(ioeie hemel!'' ik keerde mij om | »Dick Merton! Dat doet me plezier', hoe maak je 't';" i Welk een onverwachte uitkomst! Dick was juist degeen, dien ik noodig had; hij, zoo zoo scherpzinnig, welwillend, Hink, doortas tend, hém durfde ik mijn vermoedens meedeelen, en hij zou wel weten wat, mij te doen '. stond. Reeds toen ik een kleine jongen was j in de tweede klasse, was Dick mijn rauds- : man en beschermer. Hij zag dan ook onmid dellijk dat er iets niet in den h.rak was, en vroeg, op zijn trouwhartige manier: »Maar hoe heb ik't nou met. je Hammond? , Je bent zoo wit als een doek. Een bedje mal de mar *" \ »O, neen, in 't geheel niet. Loop even een eindje mee, Dick, ik moet jo wat vertellen. : Laat mij je een arm geven." Zoo sukkelde ik, op Dick's stevigen arm geleund, met hem het dek weer op, maar ' het duurde eenigen tijd vóór ik spreken kon. »Hteek eens op," zei hij, de stilte verbrekend. »Neen, dank je. Zeg Dick, van avond zijn we allemaal een lijk." »Dat's geen reden waarom je nu niet een sigaar zou opsteken," zei Dick, op zijn leuke manier, maar terwijl hij sprak, keek hij mij van onder zijn borstelige wenkbrauwen scherp aan. Hij dacht zeker dat het niet pluis met mij was. sNeen," vervolgde ik. »'t is niet om over te lachen, en ik meen het in ernst, geloof me. Ik heb een afschuwelijk complot ont dekt, Dick, om dit schip niet man en muis in de lucht te laten springen," en systema tisch, alles ordelijk, zooals het zich had toe gedragen, vertelde ik hem welke bewijzen ik had en besloot met de vraag: »Nu, wat zegje daarvan. Dick? En wat moet ik doen ?" Tot mijn verbazing' barstte hij uit in een schaterend gelach. Ik zou waarachtig een beetje bang wor den als een ander dan jij dat alles vertelde," was zijn antwoord. »Je hebt altijd van die wonderlijke fantaisieën gehad, Hammond! 'k Bon blij dat je nog de/elfde ben! ! Weet je wol hoe je ons op school met allerlei eeden bezwoer dat er een spook op de slaapzaal was en het de rellectie bleek te zijn van je zelf in den spiegel:' ^u vraag ik je: welk doel zou iemand ter wereld er mcc kun nen hebbeu deze boot in de lucht te laten vliegen? We hebben geen groote hansen aan boord. Integendeel, de meeste passagiers zijn Amerikanen. Bovendien in deze nuchtere negentiende eeuw, bedanken de sluipmoor denaars er voor zelf naar de maan te gaan te gelijk met hun slachtoffers. Geloof me Dick, je hebt hen verkeerd verstaan, en een photographietoestel of iets van dien aard. gericht. Zoolang die slagboom niet is weg genomen, zal er tusschen hen sprake kunnen zijn van wederzijdsche achting, van leedwe zen en van hoop, maar niet van innige en vertrouwende vriendschap." De Temps vindt, dat de verzekeringen van koning Umberto, als men ze op den keper beschouwt, al heel weinig beteekenen, en vraagt zich af, of het niet de eigenlijke en eenige bedoeling van den monarch is geweest, de positie van Crispi in Italiëzelf te bevestigen. Veel scherper is de Rappd, die beweert: »Wij hebben an dere waarborgen noodig dan woorden om onze meening te veranderen over een vorst, die zijn zoon bij de manoeuvres in Lotharin gen achter den Duitschen keizer liet para deeren en onze bloeiende provinciën met voeten liet treden." »O n z e provinciën"... Dat is en blijft het gevoelige punt. Men is in Frankrijk overtuigd, dat Italiëaan Duitschland het bezit van Elzas en Lotharingen heeft ge waarborgd. Is dit niet het geval, zoo rede neert men, waarom zou dan het verdrag tusschen Duitschland en Italiëniet openbaar gemaakt zijn, zooals reeds voor jaren met het alliantie-traktaat tusschen Oostenrijk en Duitschland geschiedde? In elk geval laat het antwoord der Fran sche bladen aan duidelijkheid niets te wenschen over. Jammer voor de beide betrok ken landen, die beiden onder de gespannen verhouding ernstig lijden. MU'iiiiiiiiiimiiiiMmiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiu Twee Leidsche professoren over Tak. Mijn artikel in uw Mud (van S April') was reeds ter perse en verschenen, toen mijn aar.daclit viel op twee professorale politieke stukken, een van den heer Van dor Vlugt (A'. R C. van 7 April II Blad B.), en een tweede van den heer Kruin (N R. C. van S April II Blad C). Had ik die beide stukken van te voren gele zen, mijn artikel (de politieke crisis in het licht der historie) zou zonder twijfel eenige wijziging hebben ondergaan. Hot eerste (van prof. Van der Vlugt) zou mij waarschijnlijk enkele dingen nog krasser hebben doen xeggen; het tweede (van prof. Kruin) mijne woorden eenigszins gematigd hebben, liet na genoeg gelijktijdig verschijnen van mijn artikel in het \Veeklilixl en de beide genoemde in de A'. R. C., verplicht mij thans met een woord daarop terug te komen, om den schijn van onbillijkbeid te vermijden vooral tegenover een man als den hoogleeraar Kruin. iiiiiiimniijMjiiiiii aangezien voor een helsche machine." Dat heb ik niet," hernam ik, ietwat ge raakt. ->,Te zult, vrees ik, tot je eigen schade ondervinden, dat ik geen woord overdreven of' verkeerd verstaan heb. Wat het doosje betreft, dat weet ik wel: nooit heb ik er een in dien vorm gezien. Er is een of ander fijn werktuig in verborgen; hiervan ben ik overtuigd, door de manier, waarop de kerels er méomgingen en er over spraken." Nou, als dat je eenig bewijs is, kun je van iedere rol bagage wel een torpedo maken,5' zei Dick. »T)c man heet Fannigan,'' vervolgde ik. Ik denk dat dit er voor de rechtbank weinig toe doen kfin,;' hernam Dick, -maar kom, mijn sigaar is op. Als we in do kajuit eens een flesch wijn gingen drinken ? Je kunt me dan meteen die twee On-mi's wijzen, als ze er nog zijn." Mij goed, ik heb me vast voorgenomen ze den geheelen dag niet uit het oog te ver liezen- Maar kijk ze niet te veel aan; ik wou niet graag dat ze er de snuf van kregen dat '/e bespied worden," Wees niet bang; ik zal zoo'n onschuldig gezicht hebben als een argeloos lam ; en. te zamen begaven we ons in het salon. Om de groote tafel, midden in de kajuit /alen een menigte passagiers, sommigen wor stelend met te zwaar gepakte valiezen of met onhandelbare linltl-aUx, anderen een lunch gebruikend, eenigen waren in een courant verdiept of hielden zich op andere wijze bezig. De personen, die wij zochten, waren er niet. Wij liepen de kajuit uit, wierpen een blik in iedere hut; er was geen spoor van hen te ontdekken. «Hemelsehe goedheid !" dacht ik :>misschien zijn ze op 't oogenblik beneden ons, in het ruim of in de machinekamer bezig hun helsche machine in orde te brengen !'' Liever wilde ik het ergste weten dan langer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl