De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 15 april pagina 2

15 april 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 877 Beginnen wij met zijn ambtgenoot in de rech ten. Frappant is, gelijk al wat uit de pen van den heer van der Vlugt vloeit: De tweesprong, Aan fijne woordenkeus, aan welluidende zinnen, aan hoog-ernstige opvatting der hangende kwestie geen gebrek. En toch, dit schoon geschreven stuk is van het begin tot het eind een insinuatie, zooals niemand die van den hoog-ernstigen en diep religieuzen van der Vlugt had kunnen ver wachten. Zijn artikel komt toch kort en goed hierop neer; »De democratie kome, maar ze kome door andere mannen." En dan worden de mannen van heden uitgekleed en getoetst aan de ideale wyze, waarop van der Vlugt de democratie verwacht, dat er letterlijk niets van hen overblijft. Dat idea lisme heeft, evenals zijn kiezersijver, den professor hier leelijke parten gespeeld. Hij moge den standaard van zijne zedelijkheid nog zoo hoog stellen, als hij wil, prof. van der Vlugt weet toch even goed als ieder, die niet geheel vreemdeling is in de historie, dat nooit ter wereld eenige vordering, eenige vooruitgang is tot stand gekomen door volmaakte mannen. Zelfs een Willem van Oranje verwierp de hulp der Watergeuzen niet, om zijn politiek (de bevrijding der Nederlanden) te dienen. De mannen die Uwen democratischen droom, 6 hoogleeraar! zullen verwezenlijken, zullen even eens hunne gebreken hebben; misschien nog grooter dan die gij thans aan de Takpartij ver wijt. Een beroep doende op de hoogste zedelijke wet voor de vestiging der democratie, weet Prof. van der Vlu^t zeer goed, dat hij bij tallooze onnadenkenden ifkeer verwekt van Tak's onedel (!) drijven. Al wat in mij ie, verzet zich tegen zulk eene insinuatie. En ruiterl ,k spreek ik het uit tegenover hem: De tijd is gunstig, de democratie kome door deze mannen, trots hunne onvolkomen heden, die de hoogleeraar in zijn zedelijkheidsen kiezersijver als «satanische geschenken afmaait in de wieg der nog ongeboren democratie". En nu prof. Fruin ! Ik begin met te zeggen, om alle verwarring te voorkomen, dat mijn artikel een critiek is geweest van Fruin's artikel : Wat thans te doen? (N. E. Ct. '25 Maart) en dat zijn artikel: liet shMohth. gelijktijdig of liever een dag na het mijne (8 April) is verschenen. De geachte hoogleeraar scheen zelf te hebben begrepen, dat hij in zijn eerste artikel althans vrij onduidelijk zijne meening had uitge-proken. Nu komt hij echter voor den dag met deze na rede : «Gelooft toch niet, lieve vrienden, dat ik een anti-democraat ben. Door het aannemen van Art. 3 van Tak's kieswet heeft sedert 1887 de democratie een onmetelijk voordeel behaald, en ik verheug mij daarover oprecht. Het stemrecht van den welgestelden en zelfstandigen werkman is thans gewaarborgd !" Het verheugde mij innig, die- woorden van Prof. Fruin te lezen, en had de hoogleeraar slechts iets van dien aard in zijn eerste artikel gezegd, het zou volstrekt niet in mij opgekomen zijn,- hem van anti-democratische gezindheid te beschuldigen. En toch maakt hij ook in dit tweede artikel een onderscheid, dat ik hem niet kan gewonnen geven. Den gezeten werkman onder scheidt hij specifiek van den proletariër. »Den laatsten mag nooit of nimmer het stemrecht wor den toegekend; eerst inoet hij ophouden prole tariër te zijn." Ik zou vreezen, dat, indien het zoo werd ingericht alras de klacht zou worden gehoord, dat de vijfde stand (het proletariaat) niet mindor door den vierden werd ten onder gehouden, als nu sedert jaar en dag de vierde door den derden stand is onderdrukt. Mag de derde stand er aan medewerken, dat de onder drukking van een deel der menschheid eenvoudig wordt verplaatst ? of moet hij, bewust als hij zich is van zijn eigen groote tekortkomingen in het verle den, de handen uitstrekken over den vierden stand henen en den laagsten daardoor zooveel mogelijk vrywaren van die jammerlijke slavernij, waarin de vierde stand tot heden door de bourgeoisie werd gehouden ? Ik zou duchten dat de tijd der algemeene gelijkheid en broederschap nog ver te zoeiiiiHHiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiimiiiiii in die spanning blijven. «Hofmeester," zei Dick, zijn er nog meer passagiers?'' »Nog twee heeren in het rooksalon, Sir," was het antwoord. Het rooksalon was een allergczelligst in gericht vertrekje, naast de kombuis. We draaiden de kruk van de deur om en gingen binnen. Een zucht van verlichting ontsnapte mij. De eerste dien ik zag was de galgen tronie van Flannigen, met zijn opeen gekne pen lippen en loerenden blik. Zijn reisge noot zat tegenover hem. Beiden hadden een glas grog voor zich, een menigte kaarten lag op de tafel. Bij ons binnen treden waren zij zoozeer in hun spel verdiept dat zij er niets van merkten. Ik gaf Dick een wenk dat wij gevonden hadden die wij zochten, en wij namen zoo gewoon mogelijk plaats. De twee conspirateurs letten, niet op ons. Ik wel op hen; er ontging mij niets. Zij speelden «Napoleon." Beiden waren goede spelers; ik was in eene bewondering en ver bazing over de zenuwen van mannen, die, met zulk een geheim bezwaard, rustig konden zitten kaart spelen. Ze speelden vrij hoog; de geldstapeltjes verdwenen als sneeuw voor de zon, de grootste scheen de verliezende te zijn. Eindelijk wierp hij met een vloek de kaarten neer, en verklaarde dat hij niet verder spelen wilde. »Neen, 'k scheid er uit; 'k krijg geen kaart ia handen." »Wat kan 't je schelen," zei de ander, die zijn winst opstreek, »een paar dollars meer of minder zal er na ons plan van van avond niet veel op aankomen." Ik was verbaasd over een zoo verregaande brutaliteit, maar bleef strak naar den zolder kijken, en dronk met een gewoon gezicht mijn glas wijn. Ik voelde dat Flannigan's sluwe oogen mij monsterden om te zien of ik de j ken ware, indien door zulk een onbarmhartige scheiding van den laagsten stand het maatschap pelijk vraagstuk slechts werd verschoven ! Buitendien, wat is het geval ? De gezeten werk man vraagt niet zoo stormenderhand het kies recht, juist wel het proletariaat. En met het oog daarop herhaal ik Gervinus' woorden: »IIet is raadzaam zich daarvoor te buigen. De bevrijding van alle onderdrukten en lijdenden is de roep stem der eeuw". Eenige grenzen moeten gesteld. Doch in naam van het volk, van het gansche volk, van allen zonder onderscheid, roep ik: »Stel die grenzen zoover mogelijk." De hemel behoede ons voor een herhaling van dat onmogelijk zoeken naar die grenzen in de Tweede Kamer, waarvan het volk tot zijn groote ergernis is getuige geweest. Wij blijven met vertrouwen op Tak bezield, dat hij dat korte woord, dat kenteeken wel vinden zal. Geen vrees bekruipt mij voor de toekomst, in dien het kiesrecht zoover mogelijk wordt uitge breid. Daar zijn goddank! nog krachten genoeg in het land om den stroom in goede bedding te leiden. Onze liefde voor het huis van Oranje (als dit niet het voorbeeld volgt van een Willem V), de macht van den godsdienst en zijne dienaren, de invloed der rijken en verstandigen zullen wel de noodlottige gevolgen, die men vreest, keeren. Zelfs van de Calvinistische democratie vrees ik geen gevaar. Integendeel, zij kan in vereeniging met de radicale ons volk uit den slaap houden en op nieuwe banen leiden. ?v Dr. D. C. NUHOÏF. <J J De Ontwikkeling der Samenleving. (De liberale economie in de praktijk). Wij zouden ditmaal de liberaal-economische begrippen hun intrede zien doen in de praktijk. in Frankrijk ging dit niet zonder hevige schokken omdat de maatschappelijke toestand daar het meest achterlijk was. De hoerigheid van het land vol k was er tot aan de revolutie nog zeer inheemsch en de lasten die op den boerenstand drukten waren even talrijk als zwaar. Zoo had men de lodx et vents bij elke verwisseling van bezit; de cltantvart, de^eigen lijke cyns die tot de helft van de b'rutoopbrengst bedroeg; de algemeene tiend die van de rest aan de Kerk, en de taille of grondbelasting die aan den Staat moest worden betaald. Daarbij kwamen an nog allerlei heerlijke Techten die de boeren bijv. dwongen slechts te malen op de molen van den heer, slechts in zijn oven te bakken, alleen met zijn wijnpers te persen en andere derge lijke privilegies, waaronder het jaclitrceld zeker niet het minst gehate en schadelijke was. En aan al deze ongerechtigheden werd eindelijk de kroon opgezet door de heerlijke jurisdictie, die den boer elke hoop op een onpartijdige)! rechter ontnam. Geen wonder dat bij zulke verhou dingen de ellende en de ontevredenheid ook op het platteland van Frankrijk verschrik kelijk was en dat dientengevolge de opstand in Juli 1789 van Parijs onmiddellijk oversloeg naar de provincie, waar de boeren het op brengen van schatting weigerden, de kasteelen verbrandden en niet zelden op wreedaardige wijze wraak oefenden voor al hetgeen zij hadden te lijden gehad. Men mag over deze dingen overigens denken zooals men wil, zeker is het dat eerst onder de pressie liiliiiiiiiiiiitiiiiiHiniEiiiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiiiMliilifiMiiiiiiniiiiiimimiiiiimn toespeling begrepen had. Hij fluisterde zijn reisgenoot iets in het oor, dat ik niet verstond. Ik denk dat het eene waarschuwing was, want de ander snauwde terug: «Nonsens ! Waarom zou ik niet zeggen wat ik wil ? Al te groote voorzichtigheid zou ons juist schaden." »'"k Geloof dat jij er op uit beat het te doen mislukken," bromde Flanningan. »Dat geloof je niet," hernam de ander, snel en luid sprekende. »Je weet evengoed als ik. dat als het spel ernst is, ik graag win. Maar 'k heb niet graag dat jij of een ander ieder woord dat ik zeg, critiseer, of mij telkens in de rede valt; ik heb er evenveel belang bij dat we slagen als jij, meer, hoop ik." Hij animeerde zich vreeselijk sterk, en bleef eenige minuten met woede zitten dampen. De oogen van den anderen onver laat zwierven beurtelings van Dick Merton naar mij. Ik wist dat ik mij bevond in de nabijheid van iemand, die voor niets zou terug deinzen, dat n trilling vau mijn lip voor hem het toeken zou kunnen zijn om mij een dolk door het hart te stooten, maar ik wist mij meer te behecrscheii dan ik in dergelijke omstandigheden van mijzelven verwacht zou hebben. Wat Dick aangaat, hij was even kalm en trok er zich schijnbaar evenmin iets van aan ais een Egyptische sfinx. Eenigen tijd heerschte er stilte in het rook salon, alleen hoorde men het geschuifel der kaarten toen Muller ze, vóór hij ze in zijn zak stak, een paar maal flink schudde. Hij scheen nog opgewonden prikkelbaar. Hij wierp het eind van zijn sigaar in het spuwbakje, keek zijn reisgenoot met een uitdagenden blik aan, en wendde zich tot mij met de vraag: »Zoudt u mij kunnen zeggen, sir, wanneer men 't eerst van deze boot zal hooren?" Beiden keken mij aan; maar al was mijn gezicht misschien een beetje bleeker geworden, utiiltitiiiuiiiiuiitHitntimiiHmmiiiiMiiiiiiEiiNiiiuiiiiiiiiiimuiiiiimtti daarvan adel en geestelijkheid bereid be- | vonden werden van hunne voorrechten i afstand te doen, en dat onder den onmidde- j lijken indruk van den algemeenen volksop- | stand in de gedenkwaardige nachtzitting der j nationale vergadering van 4 Augustus 1789, binnen zes uren tijds het geheele gebouw van het middeleeuwsch feudalisme tot den grond toe werd geslecht. Sommige der heerlijke rechten werden aanvankelijk slechts afgeschaft tegen schadeloosstelling, maar in 1702 bij de overschrijding der Fransche grenzen door de hertog van Brunswijk werd het recht op schadeloosstelling opgeheven. Reeds een jaar vroeger was het manifest der uitgeweken prinsen beantwoord met de confiscatie der adellijke bezittingen, een lot dat den kerkelijken goederen al was beschoren 'iu 1889, toen zij als ..bruidschat der revolutie'' ter beschikking van de natie werden gesteld. Bij decreet van 1791 werd de vrijheid van testament des huisvaders opgeheven en de volstrekt gelijke verdeeling bij erfopvolging ingesteld. Hierdoor en door den verkoop in massader nationale goederen, de geconfisceerde bezittingen van adel en geestelijkheid, werd het kleingrondbezit in Frankrijk sterk in de hand gewerkt. Wat de gilden betreft, zij werden niet alleen van hunne privilegiën beroofd, maar geheel ontbonden, ja voor het vervolg zelfs verboden als samenspanning tegen het gemeene recht. Opmerkelijk is dat bij het verbreken al van deze banden, alleen het nieuwe Fransche tarief van in- en uitgaande rechten sterk pro tectionistisch werd gehouden. Dat al deze forsehe grepen in het maatschap pelijk leven, vooral bij den daarop gevolgden oorlogstoestand, in den aanvang tot groote ver warring en teleurstelling leidden, was te ver wachten, maar de tijd herstelde deze euvelen zeer spoedig en leverde het bewijs dat de revolutie een zegen was geweest voor-het volk. Over niets toch waren de later terugkeerende emigranten zóó verbaasd als over de verbetering van den toestand der boeren en zelfs het adres der Pairs aan Lodewijk XYIII (in Juli 1811) moet erkennen dat de bevrijding van het land van de lasten der tienden en feudale rechten, de opheffing der privilegie en van provinciën, steden en corporatiën, de vermeer dering der bczittenden, de schepping van nieuwe rijkdommen en de meer gemakkelijke beweging van het kapitaal, de winsten waren die het land bij den storm der revolutie had behaald." In Duitschland kwamen de hervormingen langs meer geleidelijker! weg tot stand onder de behoedzame leiding van staatslieden als Stein en Harden borg. Aan Sleiu komt de eer toe van het decreet van 1807 betreffende, de i'ei'i/oiiaL'kelij/.'iiiij n in bc\ il e», liet ri'i/e, ycbi'/itk mn den <jroiitle.i<ien,lmii en de persoon1 ijke rerhoudimjcn der laiidbctroners'. Behalve door een meer vrije verhandelbaarheid en een zekere deelbaarheid der landerijen met een vrijere beroepskeuze is dit decreet vooral van belang door de persoonlijke vrijmaking van den geheelen boerenstand. Tot dusver was de landman gebonden aan het goed waarop hij woonde: hij mocht het niet verlaten en werd er mee verkocht; zijn kinderen mochten zonder toestemming vau den lieer geen hu welijk aangaan en ook geen ander stedelijk beroep kiezen. Aan deze verhoudingen maakte het edict een einde door (ie bepaling dat met den Martinidag van 1810 (den l On November, Lutherdag) alle Gutsunterthauigkeit" in Pruisen een einde zou nemen. Het bleef aan Stein's opvolger, Hardenberg, voorbehouden, de maatschappelijke vrijmaking ook tot de stedelijke berolkiiiy uit te, stickkeii en die van het iandvolk te voltooien. Bij decreet van 20 November 1810 werd het gildewexen vervangen door algemeen e vrijheid van bedrijf. Voor de uitoefening van een bedrijf zou voortaan niets noqdig zijn dan een soort van patent, dat aan niemand geweigerd kon worden, die de daaraan verbonden belasting betaalde. Wat de landelijke bevolking aangaat, zag Hardenberg zeer juist in dat zij door de persoonlijke vrijmaking allén niet voldoende was geholpen. Die vrijmaking toch was ge schied behoudens de aan het bezit van een goed verbonden zakelijke lasten van dienst en cijns. Het stond den boer nu in 't ver volg wel vrij zijn onderdanige positie met al de daaraan verbonden plichten op te geven, maar dan verloor hij ook zijn op het land verkregen gebruiksrecht 1) en was hij zonder grond d. i. zonder brood. Aan dezen treurigeu tusschentoestand werd op onbekrompen wijze tegemoet gekomen door de wet van 14 Sept. 1811, waardoor de verhoudingen werden opgelost die tien eeuwen lang tusschen heer en boer als recht hadden gegolden. Van nu af aan zou de boer ook zelf eigenaar kunnen worden van het land dat hij bebouwde mits tegen schadeloosstelling van den grondheer voor het verlies zijner tot dusver uitgeoefende rechten. Men maakte den boer het betalen daarvan zoo gemakkelijk mogelijk, door, in aanmerking nemende de moeielijkheid om de vergoeding in geld te voldoen, hem toetestaan haar te kwijten met den afstand van een gedeelte van zijn erfelijk gebruiksrecht ten bedrage van een derde tot de helft der goe deren waarop hij zoodanig recht kon doen gelden. De boer kon dus nu eigenaar worden, maar hiermede was aan de liberale leer nog niet voldaan; ook de beschikking over het eigen dom moest vrij worden gemaakt, om het te kunnen doen overgaan in de meest geschikte handen en om ook den daglooner de moge lijkheid te openen door vlijt en spaarzaam heid een deel vau den grond in zijn bezit te krijgen. Gelijktijdig met de boven besproken wet werd daarom het zoogenaamde »Landes cullnrcdir.C afgekondigd, waarbij het recht van t-onbeperlde persoonlijke bcscl/ikkinrf' over den grond wordt ingesteld: elk eigenaar mag voortaan zijn goed naar goedvinden vorgrooten of verkleinen, het nalaten aan een of meer erfgenamen, het verruilen of wegschen ken, er op rechtmatige wijze mede handelen naar goedvinden evenals met zijn roerend vermogen. mijn stem klonk vast als altijd toen ik ant- j woorddc: j -Ik vermoed, sir, dat men de eerste be richten zal krijgen zoodra we de haven vau j (^ueenstown binnen!oopen.:' »Ha ha ha,'1 lachte het. nijdige kereltje, »ik wist wel dat u dit zeggen zoudt.! Flannigan, | scheid toch uit met dat schoppen onder de i tafel, ik verdraag het niet langer. Ik weet l zelf wat ik doe." En, zich tot mij keeremle, : vervolgde bij: »U hebt het mis, meneer, u hebt het totaal i mis." »Een schip dat we passceren, misschien ?..." opperde Dick. ->Neen, dat ook niet." »'t Is goed weer," hernam ik, -waarom zou men van do plaats onzer bestemming niet van ons hooren?" :>I)at zeg ik niet dat ze van de plaats onzer bestemming niet van on* hooren zullen, zonder twijfel gebeurt dat ook te zijner tijd, maar vandaar zal het ? n'n-t het eerst zijn." »Waar vandaan dan?" vroeg Dick. »l)at zult gij nimmer weten. Het zij u ge noeg dat een snelle, geheimzinnige bode de tijding zal brengen waar wij zijn, en wel vóór de dag om is. Ila, ha, ha !" en hij griunckte wederom. »Kom, ga liever mee naar het dek!" bromde zijn vriend, >je hebt: te veel grog gedronken, ze heeft je long losgemaakt. Allo, ga mee!" en hem bij den arm nemend, sleepte hij hem half het rooksalon uit. Wij hoorden hen samen de trap op gaan en over het dek sloilen. ;>Nti, wat zegje? Wat denk je er mivan?"... was het eenige dat ik kou uitbrengen, ter wijl ik Dick aanzag. Deze was even onver stoorbaar kalm als ooit. »Wai; ik denk? wel, ik denk precies als die andere dat we geluisterd hebben naar Sc» 'i 1) liet domiri'imi ui ik dat den boer erfelijk toekwam tegenover het doniinium 'lireriuni. het opper-eigendomsrecht vau den heer. ziek. IH de Hoofdstad. De roem is ecu grillig kind. Sommisten grijpen hot met liet grootste gemak en van anderen keert het zich hardnekkig af. De voorbeelden iu onze muziekgeschiedenis zijn vele, om dit te bewijzen. Doch ook evciisuel als iemand zich er van meester maakt, ontglipt het hem soms weer. lloj snel werd de jonge Mascagni beroemd! Het is waar, hij had reeds een leven van lijden achter zich, hij, tic jonge conservatorist te Milaan, die de afgedragen kleederen van zijne makkers droeg en die, om te kunnen blijven leven, zijne studie nuest KtuiiiintttWiiiitnimmiiimiimiHiiimiiiMiiittliiHmtitfniiitiiuimi de zottepraat van iemand die dronken is. De kerel stinkt naar de cognac." xOnzin, Dick ! je hebt zelf gezien dat de groote wou dat hij zijn mond hield." «Natuurlijk. Hij wou niet dat zijn vrind zich tegenover vreemden zoo bespottelijk aan stelde. Misschien is de kleine krankzinnig, en de ander zijn oppasser. Dat is best mogelijk." -,(), Dick, Diek!" riep ik, »hoc kun je zoo verblind zijn? Zie je dan niet dat ieder woord mijn vermoeden bevestigt'/" Malligheid!" lachte Dick, :je windt je zelf op tot allerlei divazc fantasieën. Maar wat duivel deuk jij dan vau dien onzin over een geheimzinnige!! bode die, bericht vau ons brengen zou ?" :;Goed, 'k zal je vertellen wat hij bedoelde, Dick,'' zei ik, voorover buigend en mijn vriend bij den arm grijpend. >Hij bedoelde; dat een visschcr, ergens op de kusten van Amerika, plotseling, ver iu zee, een hellen gloed zou zien en eeu gcilikker vau vlammen. Dat be doelde hij." »l\om, Hammond, ik dacht niet dat je zoo ounoozel waart!'' spotte Diek. :Als je al het gebazcl van een dronken man gelooven wilt, 'heb je geen oogenblik rust in je leven. Laat ons hun voorbeeld volgen, en aan dek gaan. Je hebt behoefte aan frissche lucht denk ik. Ik wed dat je lever niet in orde is. De zee reis zal je wel opknappen." »Nu, 'als deze reis goed ailoopt," zuchtte ik, >wect ik wel dat ik me nooit meer op zee waag. Kijk, ze zijn bezig de tafel te dek ken; 't is niet meer de moeite waard naar boven te gaan. Ik rook liever hier mijn sigaar uit." >;Nu, 'k hoop dat je tegen 'i eten in een vroolijker stemming komt," zei Dick, eu hij liet mij alleen met mijn gedachten, tot de gong alle passagiers in het salon bijeen riep. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl