De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 15 april pagina 7

15 april 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 877 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De opstand in Brazilië. DE KLEINE FAUST PEIXOTO: >Ziezoo, ingerekend, ingepakt en weggestuurd.... verdwenen. En we kunnen rustig eten." VALEXTIJN-DA GAMA: »Dat denk je maar!" ja, je kunt even goed als je tegen je zin op 't spoor zit op een spwrwegongeluk hopen, dat doet niemand. Verbeeld je dat de Eerste Kamer de Regeering eens dwong af te treden om dan een nieuw Kabinet met de minder heid in plaats van met de meerderheid te laten regeeren, zoodat ze mij of' Hartsen of' Heemskerk kwamen uitnoodigen om den boel te redderen, we zouden immers allemaal be danken, want je kunt nog wel op crediet koopen en in zaken speculeeren zonder 't noodige geld op zak, maar bij 't regeeren moet je om zoo te zeggen een meerderheid hebben die zoo reëel is_.als contanten die je in je brand kast hebt, is dat niet het geval dan kom je telkens tot schorsing van betaling en ben je vóór je het weet failliet. Het is waar, ik ben niet opgeleid in de regeeringskunst. Ik heb met Hartsen gemeen, dat ik van nature, door niets anders dan den koophandel gehol pen, dat frissche inzicht in Staatszaken gekre gen heb, waarvan de lui zoo versteld staan. Eigenlijk is er geen beter school voor de po litiek dan de Beurs en dat zit 'm, geloof ik, vooral hierin, dat je dagelijks omgaat met de slimste menschen, die er op do wereld zijn, en je van der jeugd af moet oefenen om nog slimmer dan die slimsten te wezen en hun een vlieg af te vangen. Aardig is het dan ook om te zien, hoe juist de ware geleerd heid het met mij eens is; in dezen geheelen verkiezingsstrijd vinden mijne principes en idees het meest bijval bij de pro/rsnorc>i:. Als om strijd schreven zij een verdedi ging van hetgeen ik wou. In particuliere correspondenties, waarvan ik inzage heb ge had, was het telkens, lees Bromrneijer toch getrouw; vraag het Brommeijer maar, ik ben het geheel eens met Brommeijer ten uwent nu eens was 't Fruin, dan weer d'Aulnis, Spruijt, of de Hartog, of Kuhii eens zag ik zelfs dat er stond: Kiesrechtsysteem-Brommeijer" en niemand zal mij kwalijk kunnen nemen, dat ik dan bij mij zelf' zeg, hoe is het toch mogelijk, dat je knapste koppen zooveel hebben moeten leeren, om eindelijk het zóó ver te brengen, dat zij in intellect op n lijn komen te staan met een koopman uit de Bocht, die ze, als hij wil, nog allemaal n voor n om zijn duim windt ? Er moet, dunkt me, aan de academische op leiding iets ontbreken, en in elk geval is het verkeer met die hooggeleerden lang niet zoo opvoedend, als de omgang met kooplui. Dat zie je onder anderen aan Sprayt. Sprayt be grijpt even goed als ik. dat hij en ik en ons gelijken wel kiesrecht moeten hebben en de mindere man, je koetsier en je palfrenier niet. Sprayt heeft, geloof ik, niet eens een koetsier en een palfrenier, maar hij heeft dan toch een barbier, en hij zou het een helsohe pnbillijkheid vinden, dat het product dat liern inzeepte de gelegenheid werd gegeven over candidaten een opinie uit te spreken tegen de zijne in. Spruyt is een degelijke kerel, heeft een extra rijk gemeubileerde boven verdie ping.en zal nietpermitteeren.datzoo'n individu, dat zijn baard schraapt, een stembillet in han den krijgt, om b. v. zijn collega v. Hamel goed of af' te keuren. In zoo verre valt er op hem niets te zeggen. Maar zie nu dienzolf'den Spruyt als politiek man. Toon in '91 de ver kiezingen werden gehouden en onder de negen candidaten van Hii>'//rrtil/nlit er vijf werden voorgesteld, die bij kris en kras zwoeren, dat de kieswet moest komen, waarmee we nu opgescheept zitten, hield hij zijn mond, en eerst nu het veel te laat is. gaat hij te keer als een dolleman, zoodat je zien kunt, hoe hij in April l-i!)l pas goed begrepen heeft, dat het Vaderland in gevaar is ! Natuurlijk beroemt hij er zich niet weinig op, dat hij het met Hartsen en Brommeijer eens is, en geeft zich alzoo het nir van een lijue kop te zijn, maar nu vraag ik tocli: was het bij al die fijnheid geen idiotenwerk om zulke lui als Kerdijk, Ilartogh enz. enz. naar Den Haag te helpen sturen 'J. En daar heli je nu het verschil tussclien de boekengeleerd heid en de wetenschap, die je op de Beurs opdoet. Zoo'n boekenman snapt de dingen als je ze hom duidelijk maakt ten slottc ook wel. maar altijd een jaar of wat te laat; hij heeft niet geleerd op tijd zijn slag te slaan, zooals wij. Ik geloof' dat als je zoo iemand toeroept, dat zijn onderhuis in brand staat, hij eerst nog een bladzijde of wat zal doorlezen, tot hij aan een geschikt punt gekomen is om zijn boek dicht te doen; terwijl wij beurslui, elk oogenblik klaar zijn om naar bevind van zaken te han delen. Wij denken altijd vooruit, trachtende toekomst te doorgronden, en laten ons niet ver rassen maarzij kijken bij voorkeur achter uit, tot de gebeurtenissen, die zij onmogelijk willen maken, hen in den nek grijpen. en dan is het te laat. Zoo kwam ik hem tegen verleden Donderdagochtend, en hij'zag er uit als een oorwurm, die uit een foliant was ge kropen. ... «Mijnheer Brommeijer riep hij me toe, wat zegt u er nu wel van I Hier er daar een winslje, maar over het algemeen een ver lies, dat we niet weer te boven zullen komen. Als Plato dit nu eens had moeten beleven !" Welke Plate bedoel je, vroeg ik, maar hij antwoordde me niet, hij schudde het hoofd want juist kwam Charles daar a i miren telen en o]) hem wijzende vervolgde hij: die is nu de personificatie van den afval, en met een soort van afschuw maakte hij rechtsomkeert, als of hij zeggen wilde: ik praat met dien kerel niet meer. Zoo zag ik op eens weer, dat ik met een prnfcxsor had te doen. Wat een gebrek aan takt, zei ik bij mij zelvcn. Als je nu nog iets 7.011 willen uit werken, moest je juist met, Charles spreken en met niemand anders. Dit is immers nog de eenige man, waar je land mee bezeilen kunt. Charles, ofschoon, voor koopman in de wieg gelegd, is veel te vroeg uit den handel gegaan en te laat in de boeken gekomen, om nu tot liet een of het andere gild te behooren. Voor den handel zou hij te veel boekeman zijn en voor boekeman is hij weer te veel koopman gebleven. Hij hoeft zoo'n tweeslachtige!) aard. Maar toch zitten er meer bearsfjualiteiten in hem dan in de meeste zijner collega's, en naast Spruyt ge plaatst gelijkt hij wel een Mercurius die in de politiek gestudeerd heeft,terwijl Spruijt datmaar als een gewoon meiisch heeft gedaan. Want het is waar, Charles heelt ons leeliik in den steek gelaten, toen hij zag, dat hij in de minder heid zou komen ; hij draaide zich met zijn blad om. hij gaf er de brui van met: zijn hoofd tegen den muur te loopen voor ons pleizier, maar daar zat dan toch koopmanschap in. Als ik een bod op een partij gedaan heb, en ik merk later, dat ik er een strop aan zou hebben, houd ik me ook van den domme als had ik geen woord gezegd. Dat kan ik ten minste nog waardeeren, daar kan ik respect voor hebben, daar neem ik desnoods mijn hoed voor af'. Maar zoo iets doet geen pro fessor hem na. Die begrijpt daar niets van. Voor Spruyt hebben ideeën geen handels waarde, en "ziet hij nu Charles, dan vindt hij dien zoo diep gezonken, dat hij zich te hoog acht om hem een vriendelijk woord toe te spreken. Zoo is het met mij niet. In mijn oog is (Jharles nog altijd wel een man. om zaken mee te doen. En ik wil wel bekennen, dat ik ze heel on langs met hem gedaan heb ook. Toen hij mij vertelde, dat zijn blad nu alleen voorstanders van Tak zou ivanbevelen, heb ik hem in een ommezientje er toe gekregen om toch niet heelcmaal ons af te vallen; ik zei tegen hem: weet wat je doet; Grondwet is nog zoo dood niet als je denkt; waarom zou je al je oude vrienden den bons geven, zoodat ze voor goed je den rug toekeeren ; vergeet niet, dat er na dezen weer een andere tijd komt... houd de relaties aan, al is het met n naam, zet althans n conservatief op 't lijstje. .. neem b.v. Kielstra onder je negen op... Maar dat kan ik niet. antwoordde Charles, die is immers een /ryrwstander en ik heb beloofd dat ik ondubbelzinnig, rond, alleen rowstanders zou kiezen.... !Nu. toen hij dat bezwaar noemde was 't eigenlijk al opgelost. Kom. zei ik, zoo onnoozei ben jij nu ook niet. Je hebt wel zoo iets geschreven, maar je weet dat is nog geen wet. Margarine mag je niet voor boter verkoopen, daar staat straf op. maar een candidaat. . . je merkt hem eenvoudig als '?'wslander en alles is in orde. Dit herinnerde ik me. en zoo kwam de vraag bij mij op, juist toen ik Spruyt zich zag omkceren. zou er met Charles niet nog iets meer zijn te doen? Zou hij bij de herstemming niet drio conservatieven kunnen aanbevelen door hen evenzoo onder de voorstanders in te schrijven V Dat kiesvolk is toch te dom om het te be merken. Het is met de candidaten die de groote hoop slikt, als met de hazen die hij eet. Daar zijn heihazen, woudhazen, zandhazen, dak hazen enz. en niet n op de duizend weet, aan welk soort hij smult. En dan behooren de hazeneters in den regel nog tot het nctia publiek!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl