Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 878"
Sociale
Ons Armwezen.
Het zal onzen lezers vermoedelijk niet on
welkom zijn eens te hooren wat het onlangs
verschenen Regeeringsverslag te vertellen
heeft omtrent het armwezen of, zooals het in
vrij leelijk Hollandsen officieel heet, omtrent
de verrichtingen aangaande het armbestuur".
Dat de mededeelingen die wij te doen hebben,
althans wat betreft den tijd, waarover zij
loopen, niet op bijzondere nieuwheid kunnen
bogen, is onze schuld niet, maar ligt aan de
Regeering die met haar jaarlijksch rapport
geregeld eenige jaren ten achter is en eerst
dezer dagen hare mededeelingen publiceerde
over hec jaar 1891! Dit neemt echter niet
weg dat er nog dingen genoeg in voorkomen
die wel de moeite waard zijn om ons een
oogenblik mede bezig te houden.
Wij zullen allereerst trachten een overzicht
te geven van den omvang der armenzöfg
in ons vaderland.
In 1891 werd die uitgeoefend dipr verschil
lende gemeentebesturen rechtstreeks en voorts
door niet minder dan 5570 colleges van al
lerlei aard, als:
4225 armbesturen voor huiszittende armen.
255 genootschappen voor schamele armen.
7CO godshuizen.
86 ziekenhuizen.
112 commissiën voor uitdeeling van levens
middelen en brandstoffen.
55 genootsch. tot ondersteuning van be
hoeftige kraamvrouwen.
77 commissiën tot werkverschaffing.
Deze verschillende lichamen strekken hunne
zorg uit over het hieronder genoemde aantal
personen:
Gezins- Eenloop.
hoofden, personen.
de gemeentebesturen over. . 6531 7056
» arm best. (huiszittende) . 139138 62529
» genootschappen voor scha
mele armen 25254 8243
» godshuizen 30382=)
» ziekenhuizen 34192
» commissiën voor levens
middelen ?
» genootsch. voor kraamvr- 4701
» comm. voor werkversch. 4884
170923 151987"
Daar volgens de laatste volkstelling een
gezin gemiddeld bestaat uit 5 personen verte
genwoordigen de 170.923 gezinshoofden, 854.615
zielen. Dit in aanmerking genomen, bedraagt
dus het aantal ondersteunden ruim l millioen
personen.
Volgens de telling op 31 December 1891
bedraagt de bevolking des Rijks 4,621.744,
zoodat lu a l/s gedeelte of bijna 22 pCt van
ons volk nu en dan op eenio;erlei wijze tot de
bedeeling zou vervallen. Men dient echter bij
het trekken van conclusiën uit deze cijfers
behoedzaam te werk te gaan omdaV dezelfde
ersonen van meer dan n genootschap
onersteuning kunnen hebben ontvangen en dus
dubbel kunnen voorkomen.Daartegenover staat
echter, dat in den regel slechts hulp wordt ver
leend ingevalvan onvermijdelijke noodzakelijk
heid en dat er nog veel armoede wordt geleden
door niemand gezien of gelenigd. Alles
tezamen genomen schijnt dus de conclusie
niet te kennen worden ontweken, dat een be
denkelijk groot gedeelte der bevolking zich
beweegt op en beneden de grens der hulpbe
hoevendheid.
Wat de kosten der armenzorg, wegens
on
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUUIIIIIIIIIIIHtUIIIUIIIIIIIIIIIIIIUIIMIItlUIIIIIIIIIUIIMMI
plicht hen te waarschuwen op hun hoede te
zijn. Ik dronk nog een paar glazen wijn en
slenterde naar het dek, besloten mijn geheim
voor mij te houden.
Het was een prachtige avond. Hoe geagi
teerd ook, ik genoot, tegen de verschansing
leunend, van den lekkeren zeewind. In het
westen teekende zich een enkel wit zeil scherp
af tegen den rooden gloed der ondergaande
zon. Een rilling voer mij door de leden toen
ik er naar keek. Het scheen mij als zag ik
een zee van bloed. Een enkel sterretje kwam
reeds flauw kijken, maar bij iederen slag van
de schroef schitterden duizenden in het water
beneden ons. Het eenige wat de reine schoon
heid van zee en lucht ontsierde, was de lange
zwarte rookkolom, die we, als een vuile veeg
op een helrood doek, achter ons lieten. Het
was haast niet denkbaar dat die grootsche
vrede in de Natuur door een enkel ontaard
menschenkind verstoord worden kon.
»Enfin," dacht ik, turend in het blauwe
water beneden mij, »als het ergste gebeuren
moet ... 't is beter hier te sterven dan
een lang ziekbed aan den wal.1' Het leven
van een mensch schijnt o zoo klein on onbe
duidend te midden der groote natuurmachten.
Doch al mijn filosopheeren verhinderde niet
dat ik even trilde toen ik, het hoofd
omkeerend, tegenover mij op het dek, twee ge
stalten onderscheidde, die ik terstond her
kende. Zij schenen in een ernstig gesprek
gewikkeld, maar ik stond te ver af om hen
te kunnen verstaan, ik stelde mij dus tevre
den een wakend oogje op hen te houden
terwijl ik op en neer liep.
Het was mij eene verluchting dat ook Dick
aan dek kwam. Zelfs een ongeloovige ver
trouwde is beter dan in 't geheel geen.
»Wel, ouwe jongen," zei hij, met een
stevigen por tusschen mijn ribben, »we zijn tot
nog toe niet in de lucht gevlogen, hè?"
»Neen, nog niet, maar dat is geen bewijs
dat 't niet gebeuren zal."
derstand van allerlei aard aangaat, deze be
droegen in totaal circa 13 millioen Q1A ton,
waarvan in ronde cijfers werden besteed door de
gemeentebesturen recht
streeks f 1846 000 of 13.3 pCt.
burgerlijke instellingen. 4,000,000 28.7
kerkelijke . 6,100,060 44.0
particuliere . 1,812,< 00 131
gemengde . 125,000 0.9
Hieruit blijkt dus dat in de hier bedoelde
uitgaven door de openbare (de gemeentebe
sturen, burgelijke en een deel der gemengde
instellingen) en de kerkelijke liefdadigheid tot
ongeveer gelijke sommen wordt bijgedragen.
De middelen waardoor de verschillende in
stellingen in deze uitgaven voorzien, worden
gevonden door:
collecten voor _. . ?4,269,000 of 35.5 pCt.
subsidiën (hoofdzakelijk
uit de openbare kas)
?voor 3,206 000 26.7
eigen inkomsten voor . 4,537,000 37.8
Met behulp van deze laatste cijfers kan een
oordeel worden gevormd over de liefdadigheid
ten onzent. Aangezien dit nog al uiteen zal
loopen, laten wij het maar .aan onze lezers
over dit elk voor zich te doen.
Behalve rechtstreekschen onderstand aan
de armen geven de gemeentebesturen ook nog
subsidiën aan instellingen van weldadigheid
tot een totaal bedrag van ongeveer 3 millioen.
Hierdoor stijgen de uitgaven der burgerlijke
gemeenten, na aftrek van enkele
restitutieposten, tot een bedrag van f 4 366.000.
Gemiddeld maakt dit per inwoner ? 0.94.
Wanneer wij echter de gemeenten naar hare
bevolking in groepen verdeelen, dan komen
wij tot zeer afwijkende cijfers. Zoo bedraagt
het gemiddeld cijfer voor de gemeenten van:
3000 en minder zielen / 0.49
3001 tot 10000 0.81
10001 tot 20000 1.16
meer dan 200,10
1.30
Men ziet hieruit dat de druk dezer uitgaven
zeer ongelijk is; verwacht mag worden dat die
ongelijkheid voor de verschillende gemeenten,
stuk voor stuk, nog meer in het oogvallend
zou zijn.
Uit de hierboven medegedeelde gegevens
zal men ontwaren dat de instellingen voor
huiszittende armen verreweg de belangrijkste
zijn Haar aantal bedraagt 4225 en hare zorg
strekt zich uit over 139000 gezinnen en 62500
eenloopende personen, dus over een armen
bevolking van 757000 zielen. Wij willen daar
om deze instellingen nog eenigzins nader
beschouwen.
Het aantal
burger], instell. van dezen aard bedroeg . 1077
kerkelijke 2920
particuliere 205
gemengde 17
De burgerlijke en gemengde, die men tezamen
mag beschouwen als uitmakende de openbare
instellingen van dezen aard, bed^LJÊn circa
53000 hoofden van gezinnen e£
1^500'eenloopende personen, terwijl deze cijfers voo-1 de
kerkelijkeintellingen respectievelijk bedroegen
78260 en 35270 en voor de particuliere 7900
en 1700.
Trots het voorschrift der wet dat het
bedeelen aan de kerkelijke en de bizondere liefda
digheid moet worden overgelaten heeft blijkens
deze cijfers de publieke armenzorg toch nog
een grooten omvang. In 't oog loopend groot
was het aantal gezinshoofden dat door deze
instellingen in friesland werd bedeeld. Het
bedroeg daar 12177, meer dan tweemaal zoo
veel als in de bijna driemaal sterker bevolkte
provincie Zuid-Holland. !
niitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMmiiiiiili
iiillllMiiiiniiiililliiiiiiiiiiiin
«Gekheid, ik begrijp niet waar je dien
onzin vandaan haalt! Ik heb juist een praatje
gemaakt met een van je zoogenaamde moorde
naars, 't lijkt me een jolige vent; een
sportlief hebber, zou ik denken, naar 't geen hij zei."
»öick," betoogde ik ernstig, »ik weet het
zeker dat die kerels een helsche machine bij
zich hebben en dat we op den rand der eeuwig
heid staan; 't is zoo goed alsof ik ze de
lont zie aansteken."
»Nu, als je dat zeker weet . . ." zei Dick,
die een oogenblik schrikte van mijn ernst,
»dan is het je plicht den kapitein te waar
schuwen !"
»Daar heb je gelijk in," zei ik. »Ik zal
het doen ook. Mijn dwaze tirniditeit heeft
me tot nog toe weerhouden. Ik geloof dat
de eenige manier om ons leven te redden is
hem alles te vertellen."
»Dan zou ik 't maar dadelijk waarnemen,"
zei Dick, »maar laat mij er in 's hemels naam
buiten!"
»Ik zal 't hem zeggen, zoodra hij van de
brug komt, tot zoolang houd ik die twee wel
in 't oog."
»Later hoor ik wel hoe 't afgeloopen is,"
zei mijn vriend, en met een vluchtigen hoofd
knik verliet hij mij, ik denk om zijn
dischgenoote op te zoeken.
Aan mijzelf overgelaten, dacht ik aan mijn
schuilplaats van dien morgen. Ik klom weer
via de verschansing in de sloep, en ging daar
wat liggen peinzen. Daar kon ik overleggen
wat mij te doen stond, en, door het hoofd
even op te heffen, alle bewegingen van mijn
gehate medereizigers volgen.
Een uur verliep; de kapitein was nog op
de brug. Hij was in druk gesprek met een
der passagiers, een gepensioneerd zee-officier.
Duidelijk zag ik uit mijn boot de roode stippen
van hun sigaar. Het was nu donker zoo
donker, dat ik de gestalten van Flannigan
en zijn handlanger nauwelijks kon onder
scheiden. Zij stonden nog op hetzelfde plekje.
Het bedrag door de instellingen voor
huiszittende armen gezamenlijk uitgegeven
voor de ondersteuning van behoeftigen beliep
de ronde som van f 6.600.000.
Van dit bedrag werd verstrekt door de
burgerlijke bijna ........ 35 pCt.
kerkelijke ........ 61
particuliere ruim ........ 3
gemengde bijna ........ l
In de verschillende provinciën bedroeg dit
percentage :
openb. kerkel.
Noordbrabant 65 pCt. 33 pCt.
partic. gemengde
Gelderland 17
Zuidholland 22
Noordholland 24
Zeeland
Utrecht
Friesland
Overijssel
Groningen
Drenthe
Limburg
43
10
66
12
62
13
77
74
74
75
55
84
31
66
36
87
16
IpCt.
8 »
1 %
2 »
6 »
3
11
l
l
l
0,3
0,3
11
l
pCt.
Hieruit blijkt dat in Noordbrabant en Lim
burg de zorg voor de huiszittende armen het
meest wordt overgelaten aan de openbare kas,
terwijl de kerkelijke en particuliere liefdadig
heid zich binnen zeer enge grenzen beperkt.
Interessant is ook eene berekening der
uitgaven per hoofd in de verschillende pro
vinciën. Men komt dan tot het resultaat dat
dat het gemiddeld bedrag per hoofd voor
ondersteuning van huiszittende armen be
droeg voor:
Noordbrabant ? 0.92 Friesland f 2.79K
Gelderland 1.41 Overijsel 1.03
Z.-Holland 1.48^ Groningen , 1.53
N.-Holland 1-46^ Drente 036
Zeeland 188 Limburg 0.52
Utrecht .. 1.88
De druk in Friesland is dus ruim MJYmaal
zoo zwaar als in Limburg, bijna ac/^rnaal zoo
zwaar als in Drenthe!
Het is onze bedoeling niet de ruimte
zou ons daartoe ditmaal ook ontbreken om
in uitvoerige beschouwingen te treden over
onze armenwetgeving. Wij deden dit trou
wens reeds vroeger en de thans gegeven cij
fers hebben wij bovendien zóó gegroepeerd
dat zij spreken voor zichzelf.
Dat de armoede in ons vaderland groote
afmetingen heeft aangenomen is zeker wel
het meest bedroevende feit dat uit deze cijfers
tot ons spreekt. Haast niet minder bedroevend
echter is het te zien hoe weinig stelsel matig en
hoe weinig solidair men tegen den grooten vijand
der armoede in ons vaderland te velde trekt.
Vijf duizend vijf honderd zeventig instellingen
in ons kleine landje van hoeveel gebrek
aan organisatie, aan samenwerking getuigt
niet dit ne cijfer reeds ! Hoeveel moeite, tijd
en administratiekosten wordt door deze ver
snippering van krachten niet verspild! Hoe
weinig waarborg bestaat er bij zulk stelselloos
en onsamenhangend werken dat de gelden op
de meest doeltreffende wijze worden besteed, dat
de bescheiden armoede niet wordt voorbijgegaan
en dat de bedelaars van professie niet dubbel
worden bedacht! Hoe verbazend ongelijk ook is
de druk door de armenzorg in de verschillende
deelen des lands op de openbare en particu
liere kassen uitgeoefend, een ongelijkheid te
bedenkelijker waar juist in de armste streken
elke last het zwaarste wordt gevoeld ! En dan
eindelijk dat algeheeJe gebrek van overheids
toezicht op het lot van het meerendeel van
die duizenden ongelukkigen en verlatenen die
in de verschillende gestichten worden ver
pleegd ! Wat dunkt u, lezers, kunnen wij,
na al hetgeen we in den laatsten tijd over
Eenige passagiers waren hier en daar op het
dek verspreid, de meesten echter hadden de
kajuit op hun hut opgezocht. Er heerschte
een eigenaardige stilte. De stemmen van de
wacht, het dreunen der schroeven waren de
eenige geluiden, die men hoorde.
Weer ging een half uur voorbij. De kapi
tein stond nug op de brug. Zou hij dan nooit
aan dek komen? Mijn zenuwen waren onna
tuurlijk gespannen, zelfs het geluid van voet
stappen deed mij over al mijn leden beven
en overeind springen. Ik gluurde over den
kant van de boot en zag dat onze verdachte
medereizigers waren overgeloopen tot dicht
bij mij. Het licht eener lantaarn viel vlak op
de boeventronie van Flannigan. Die vluchtige
blik was genoeg om mij te doen zien dat
Muller den bekenden ulster over zijn arm
had hangen. Met een kermenden zucht zonk
ik weer achterover. Dat vervloekte aarzelen
zo u aan twee honderd menschen het leven.
kosten.
Ik heb eens gelezen van de duivelsche
wraak, die een spion wacht. Ik wist dat een
man, als zijn leven hem onverschillig is voor
niets terugdeinst. Het eenige wat ik doen
kon was mij zooveel mogelijk in de sloep
aan hun aandacht te ontrekken en rustig te
luisteren naar hun fluisterend gevoerd gesprek.
»Hier is 't een goed plaatsje," zeide een.
»Ja, te lijwaart is 't beste.''
»'t Zal me benieuwen of' 't lukt."
»O, zeker!"
»Hebben we niet afgesproken tot tien uur
te wachten?"
»Juist, precies om tien uur. We hebben
nog acht minuten." Er volgde een oogenblik
stilte. Toen hernam dezelfde stem:
»Ze zullen het toch eindelijk wel in de
kijkers krijgen."
»Enfin, dat komt er niet op aan. 't Is dan
toch te laat om tusschen beiden te komen."
»Dat 's waar. 't Zal heel wat opschudding
maken onder de lui aan wal, hè?"
deze dingen hebben gehoord en gelezen, ge
rust zijn dat de ruim 64000 oudjes, weezen en
kranken die in onze gods- en ziekenhuizen
verblijven de liefdevolle behandeling genieten
waarop hunne hulpbehoevende positie hun
aanspraak geeft? Wij kunnen het slechts
hopen- zekerheid dienaangaande hebben wij niet.
En bij dit alles hebben wij dan een Grond
wet die zeer ondubbelzinnig voorschrijft dat
het armbestuur moet zijn een onderwerp van
de aanhoudende zorg der Regeering!
Maar van dit grondwettelijk voorschrift
was de eenige vrucht eene armenwet die juist
de zorg voor de armen zoo veel mogelijk vau
de overheid tracht afteschuiven !
Wij hooren in den laatsten tijd veel van
grondwettelijke bezwaren, maar is er n wet
te bedenken die onze grondwet meer geweld
aandoet dan onze tegenwoordige wet op het
armbestuur ?
Zonderling toch dat die ongrondwettige
armenwet, wel verre van een steen des aan
stoots, juist het kruidje-roer-me-niet, het troe
telkind is van hen die zich door Tak's kies
wet zoo bizonder ernstig grondwettelijk be
zwaard gevoelen!
Dat ligt 'm ongetwijfeld aan hunne
plutocratische" denkbeelden zou van Houten
vroeger gezegd hebben.
Socius.
1) Wij brachten de vijf volgende groepen
gemakshalve onder de eenloopende personen
omdat zij of geen gezin tot hun last hebben
of omdat het verslag de onderscheiding niet
aangeeft.
2) Het aantal van deze ondersteunde per
sonen kon niet worden opgegeven.
(?mnmiMiniitiiiiniimiiiiiniiHmiiMiummiiiiimiiiiliiiiii
Signalementen nit den Utrechtsehen
Gemeenteraad
DOOR
JAN VAN 'T STICHT.
Jan Kol.
Hoe kan iemand nu Jan Kol heeten ? ! En dat
maar niet iemand, de eerste de beste, maar een
groot en voornaam bankier en bovendien een
edelachtbare heer, een lid van den Gemeenteraad
der hoofdstad van het Sticht. En zoo iemand
heet Jan van voren en Kol van achteren! Ik heb
nog nooit zoo'n sociaal-democratischer! naam
gehoord l
't Is waar, ik heet zelf ook Jan, maar dat
ergert me ook genoeg en ik geef dadelijk toe, dat
»Aannemer" of »Kellner" veel voornamer klinken,
zoodat ik volkomen verklaarbaar vind dat onze
voormalige Jan's, indertijd met een benijdens
waardig esprit de corps besloten hebben, om
zonder koninklijke goedkeuring van naam te
veranderen en eenvoudig maar niet meer naar
het verafschuwde Jan te luisteren.
Nu, zoo gemakkelijk zou nu de heer Jan Kol
zich niet kunnen laten herdoopen. Het zou,
integendeel, »heel wat voeten in de aard" hebben
om dien naam in liet vergeetboek te doen geraken.
Als de wisselljes van Jan van 't Sticht allang
voor onderpapier van het behangsel in oen of
anderen rijkelui's salon zullen gebruikt zijn
zij het dan ook maar als curiosum dan zullen
die, waaronder de naam van Jan Kol prijkt, nog
op de minuut at' gehonoreerd worden, in l'trecht
niet beter dan in l'etersburg of Constantinopel!
Als een bewijs wanneer dit voor iemand
soms nog bewijs noodig had dat, zoomin als de
kleeren het doen, ook de naam den man maakt,
kan wel ons geacht raadslid, de drager van den
eenvoudigen, echt Ilollandschen naam Jan Kol
strekken. Maar toch, ofschoon het van algemeeno
bekendheid mag geacht worden, dat hij en zijne
iiiiiiiniiintiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiniiiiiuiiiiiiiinmiimiiiiiiiiiiiiimnimiiHiH
»0f het! Hoe lang denk gij dat het duurt
eer ze 't bericht krijgen?"
»IIm, het eerste denk ik over een vier en
twintig uur."
»Dat zal de mijne zijn."
»Neen neen, de mijne!''
»Ha ha ha! we zullen zien!"
Wederom stilte. Daarop hoorde ik Muller's
stem, fluisterend. Nog vijf minuten."
O, hoe langzaam kropen de minuten om.
Ik kon ze tellen aan het kloppen van mijn
hart.
»'t Zal aan land vrij wat sensatie maken."
»l)at begrijp je! De couranten zullen er
vol van zijn!"
Ik lichte het hoofd op en keek voorzichtig
over het randje van de boot. Er was geeu
hoop, geen hulp. De dood staarde mij in
het gelaat, hetzij ik alarm sloeg of niet. De
kapitein had eindelijk de brug verlaten. Het
geheele dek was leeg, behalve de twee donkere
gestalten in de schaduw der boot.
Flannigan hield zijn horloge in de hand.
»Nog drie minuten, zet het ding op't dek."
»Neen; liever op de verschansing!"
Het was het vierkante kistje. Ik kon aan
het geluid hooren dat ze het tegen den david
gezet hadden vlak onder mijn hoofd.^
Ik keek nogmaals. Flannigan liet iets uit
een papieren zakje in zijn hand rollen Het
waren witte korrels dezelfde die ik 's mor
gens gezien had. Zeker was dit het ontplof
fingsmiddel, want hij liet ze in het doosje
rollen en ik hoorde hetzelfde vreemde geluid
van 's morgens.
»Nog anderhalve minuut," zei hij, »zal ik
of jij het touwtje optrekken ?"
ȕk," zei Muller.
Hij lag op het dek geknield, met het touwtje
in de hand. Flannigan stond achter hem, de
armen over elkaar, een vastberaden trek op
het gelaat.
Ik ken het niet langer uithouden. Mijn
zenuwen lieten me in de steek, met n