De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 22 april pagina 2

22 april 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 878" Sociale Ons Armwezen. Het zal onzen lezers vermoedelijk niet on welkom zijn eens te hooren wat het onlangs verschenen Regeeringsverslag te vertellen heeft omtrent het armwezen of, zooals het in vrij leelijk Hollandsen officieel heet, omtrent de verrichtingen aangaande het armbestuur". Dat de mededeelingen die wij te doen hebben, althans wat betreft den tijd, waarover zij loopen, niet op bijzondere nieuwheid kunnen bogen, is onze schuld niet, maar ligt aan de Regeering die met haar jaarlijksch rapport geregeld eenige jaren ten achter is en eerst dezer dagen hare mededeelingen publiceerde over hec jaar 1891! Dit neemt echter niet weg dat er nog dingen genoeg in voorkomen die wel de moeite waard zijn om ons een oogenblik mede bezig te houden. Wij zullen allereerst trachten een overzicht te geven van den omvang der armenzöfg in ons vaderland. In 1891 werd die uitgeoefend dipr verschil lende gemeentebesturen rechtstreeks en voorts door niet minder dan 5570 colleges van al lerlei aard, als: 4225 armbesturen voor huiszittende armen. 255 genootschappen voor schamele armen. 7CO godshuizen. 86 ziekenhuizen. 112 commissiën voor uitdeeling van levens middelen en brandstoffen. 55 genootsch. tot ondersteuning van be hoeftige kraamvrouwen. 77 commissiën tot werkverschaffing. Deze verschillende lichamen strekken hunne zorg uit over het hieronder genoemde aantal personen: Gezins- Eenloop. hoofden, personen. de gemeentebesturen over. . 6531 7056 » arm best. (huiszittende) . 139138 62529 » genootschappen voor scha mele armen 25254 8243 » godshuizen 30382=) » ziekenhuizen 34192 » commissiën voor levens middelen ? » genootsch. voor kraamvr- 4701 » comm. voor werkversch. 4884 170923 151987" Daar volgens de laatste volkstelling een gezin gemiddeld bestaat uit 5 personen verte genwoordigen de 170.923 gezinshoofden, 854.615 zielen. Dit in aanmerking genomen, bedraagt dus het aantal ondersteunden ruim l millioen personen. Volgens de telling op 31 December 1891 bedraagt de bevolking des Rijks 4,621.744, zoodat lu a l/s gedeelte of bijna 22 pCt van ons volk nu en dan op eenio;erlei wijze tot de bedeeling zou vervallen. Men dient echter bij het trekken van conclusiën uit deze cijfers behoedzaam te werk te gaan omdaV dezelfde ersonen van meer dan n genootschap onersteuning kunnen hebben ontvangen en dus dubbel kunnen voorkomen.Daartegenover staat echter, dat in den regel slechts hulp wordt ver leend ingevalvan onvermijdelijke noodzakelijk heid en dat er nog veel armoede wordt geleden door niemand gezien of gelenigd. Alles tezamen genomen schijnt dus de conclusie niet te kennen worden ontweken, dat een be denkelijk groot gedeelte der bevolking zich beweegt op en beneden de grens der hulpbe hoevendheid. Wat de kosten der armenzorg, wegens on IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUUIIIIIIIIIIIHtUIIIUIIIIIIIIIIIIIIUIIMIItlUIIIIIIIIIUIIMMI plicht hen te waarschuwen op hun hoede te zijn. Ik dronk nog een paar glazen wijn en slenterde naar het dek, besloten mijn geheim voor mij te houden. Het was een prachtige avond. Hoe geagi teerd ook, ik genoot, tegen de verschansing leunend, van den lekkeren zeewind. In het westen teekende zich een enkel wit zeil scherp af tegen den rooden gloed der ondergaande zon. Een rilling voer mij door de leden toen ik er naar keek. Het scheen mij als zag ik een zee van bloed. Een enkel sterretje kwam reeds flauw kijken, maar bij iederen slag van de schroef schitterden duizenden in het water beneden ons. Het eenige wat de reine schoon heid van zee en lucht ontsierde, was de lange zwarte rookkolom, die we, als een vuile veeg op een helrood doek, achter ons lieten. Het was haast niet denkbaar dat die grootsche vrede in de Natuur door een enkel ontaard menschenkind verstoord worden kon. »Enfin," dacht ik, turend in het blauwe water beneden mij, »als het ergste gebeuren moet ... 't is beter hier te sterven dan een lang ziekbed aan den wal.1' Het leven van een mensch schijnt o zoo klein on onbe duidend te midden der groote natuurmachten. Doch al mijn filosopheeren verhinderde niet dat ik even trilde toen ik, het hoofd omkeerend, tegenover mij op het dek, twee ge stalten onderscheidde, die ik terstond her kende. Zij schenen in een ernstig gesprek gewikkeld, maar ik stond te ver af om hen te kunnen verstaan, ik stelde mij dus tevre den een wakend oogje op hen te houden terwijl ik op en neer liep. Het was mij eene verluchting dat ook Dick aan dek kwam. Zelfs een ongeloovige ver trouwde is beter dan in 't geheel geen. »Wel, ouwe jongen," zei hij, met een stevigen por tusschen mijn ribben, »we zijn tot nog toe niet in de lucht gevlogen, hè?" »Neen, nog niet, maar dat is geen bewijs dat 't niet gebeuren zal." derstand van allerlei aard aangaat, deze be droegen in totaal circa 13 millioen Q1A ton, waarvan in ronde cijfers werden besteed door de gemeentebesturen recht streeks f 1846 000 of 13.3 pCt. burgerlijke instellingen. 4,000,000 28.7 kerkelijke . 6,100,060 44.0 particuliere . 1,812,< 00 131 gemengde . 125,000 0.9 Hieruit blijkt dus dat in de hier bedoelde uitgaven door de openbare (de gemeentebe sturen, burgelijke en een deel der gemengde instellingen) en de kerkelijke liefdadigheid tot ongeveer gelijke sommen wordt bijgedragen. De middelen waardoor de verschillende in stellingen in deze uitgaven voorzien, worden gevonden door: collecten voor _. . ?4,269,000 of 35.5 pCt. subsidiën (hoofdzakelijk uit de openbare kas) ?voor 3,206 000 26.7 eigen inkomsten voor . 4,537,000 37.8 Met behulp van deze laatste cijfers kan een oordeel worden gevormd over de liefdadigheid ten onzent. Aangezien dit nog al uiteen zal loopen, laten wij het maar .aan onze lezers over dit elk voor zich te doen. Behalve rechtstreekschen onderstand aan de armen geven de gemeentebesturen ook nog subsidiën aan instellingen van weldadigheid tot een totaal bedrag van ongeveer 3 millioen. Hierdoor stijgen de uitgaven der burgerlijke gemeenten, na aftrek van enkele restitutieposten, tot een bedrag van f 4 366.000. Gemiddeld maakt dit per inwoner ? 0.94. Wanneer wij echter de gemeenten naar hare bevolking in groepen verdeelen, dan komen wij tot zeer afwijkende cijfers. Zoo bedraagt het gemiddeld cijfer voor de gemeenten van: 3000 en minder zielen / 0.49 3001 tot 10000 0.81 10001 tot 20000 1.16 meer dan 200,10 1.30 Men ziet hieruit dat de druk dezer uitgaven zeer ongelijk is; verwacht mag worden dat die ongelijkheid voor de verschillende gemeenten, stuk voor stuk, nog meer in het oogvallend zou zijn. Uit de hierboven medegedeelde gegevens zal men ontwaren dat de instellingen voor huiszittende armen verreweg de belangrijkste zijn Haar aantal bedraagt 4225 en hare zorg strekt zich uit over 139000 gezinnen en 62500 eenloopende personen, dus over een armen bevolking van 757000 zielen. Wij willen daar om deze instellingen nog eenigzins nader beschouwen. Het aantal burger], instell. van dezen aard bedroeg . 1077 kerkelijke 2920 particuliere 205 gemengde 17 De burgerlijke en gemengde, die men tezamen mag beschouwen als uitmakende de openbare instellingen van dezen aard, bed^LJÊn circa 53000 hoofden van gezinnen e£ 1^500'eenloopende personen, terwijl deze cijfers voo-1 de kerkelijkeintellingen respectievelijk bedroegen 78260 en 35270 en voor de particuliere 7900 en 1700. Trots het voorschrift der wet dat het bedeelen aan de kerkelijke en de bizondere liefda digheid moet worden overgelaten heeft blijkens deze cijfers de publieke armenzorg toch nog een grooten omvang. In 't oog loopend groot was het aantal gezinshoofden dat door deze instellingen in friesland werd bedeeld. Het bedroeg daar 12177, meer dan tweemaal zoo veel als in de bijna driemaal sterker bevolkte provincie Zuid-Holland. ! niitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMmiiiiiili iiillllMiiiiniiiililliiiiiiiiiiiin «Gekheid, ik begrijp niet waar je dien onzin vandaan haalt! Ik heb juist een praatje gemaakt met een van je zoogenaamde moorde naars, 't lijkt me een jolige vent; een sportlief hebber, zou ik denken, naar 't geen hij zei." »öick," betoogde ik ernstig, »ik weet het zeker dat die kerels een helsche machine bij zich hebben en dat we op den rand der eeuwig heid staan; 't is zoo goed alsof ik ze de lont zie aansteken." »Nu, als je dat zeker weet . . ." zei Dick, die een oogenblik schrikte van mijn ernst, »dan is het je plicht den kapitein te waar schuwen !" »Daar heb je gelijk in," zei ik. »Ik zal het doen ook. Mijn dwaze tirniditeit heeft me tot nog toe weerhouden. Ik geloof dat de eenige manier om ons leven te redden is hem alles te vertellen." »Dan zou ik 't maar dadelijk waarnemen," zei Dick, »maar laat mij er in 's hemels naam buiten!" »Ik zal 't hem zeggen, zoodra hij van de brug komt, tot zoolang houd ik die twee wel in 't oog." »Later hoor ik wel hoe 't afgeloopen is," zei mijn vriend, en met een vluchtigen hoofd knik verliet hij mij, ik denk om zijn dischgenoote op te zoeken. Aan mijzelf overgelaten, dacht ik aan mijn schuilplaats van dien morgen. Ik klom weer via de verschansing in de sloep, en ging daar wat liggen peinzen. Daar kon ik overleggen wat mij te doen stond, en, door het hoofd even op te heffen, alle bewegingen van mijn gehate medereizigers volgen. Een uur verliep; de kapitein was nog op de brug. Hij was in druk gesprek met een der passagiers, een gepensioneerd zee-officier. Duidelijk zag ik uit mijn boot de roode stippen van hun sigaar. Het was nu donker zoo donker, dat ik de gestalten van Flannigan en zijn handlanger nauwelijks kon onder scheiden. Zij stonden nog op hetzelfde plekje. Het bedrag door de instellingen voor huiszittende armen gezamenlijk uitgegeven voor de ondersteuning van behoeftigen beliep de ronde som van f 6.600.000. Van dit bedrag werd verstrekt door de burgerlijke bijna ........ 35 pCt. kerkelijke ........ 61 particuliere ruim ........ 3 gemengde bijna ........ l In de verschillende provinciën bedroeg dit percentage : openb. kerkel. Noordbrabant 65 pCt. 33 pCt. partic. gemengde Gelderland 17 Zuidholland 22 Noordholland 24 Zeeland Utrecht Friesland Overijssel Groningen Drenthe Limburg 43 10 66 12 62 13 77 74 74 75 55 84 31 66 36 87 16 IpCt. 8 » 1 % 2 » 6 » 3 11 l l l 0,3 0,3 11 l pCt. Hieruit blijkt dat in Noordbrabant en Lim burg de zorg voor de huiszittende armen het meest wordt overgelaten aan de openbare kas, terwijl de kerkelijke en particuliere liefdadig heid zich binnen zeer enge grenzen beperkt. Interessant is ook eene berekening der uitgaven per hoofd in de verschillende pro vinciën. Men komt dan tot het resultaat dat dat het gemiddeld bedrag per hoofd voor ondersteuning van huiszittende armen be droeg voor: Noordbrabant ? 0.92 Friesland f 2.79K Gelderland 1.41 Overijsel 1.03 Z.-Holland 1.48^ Groningen , 1.53 N.-Holland 1-46^ Drente 036 Zeeland 188 Limburg 0.52 Utrecht .. 1.88 De druk in Friesland is dus ruim MJYmaal zoo zwaar als in Limburg, bijna ac/^rnaal zoo zwaar als in Drenthe! Het is onze bedoeling niet de ruimte zou ons daartoe ditmaal ook ontbreken om in uitvoerige beschouwingen te treden over onze armenwetgeving. Wij deden dit trou wens reeds vroeger en de thans gegeven cij fers hebben wij bovendien zóó gegroepeerd dat zij spreken voor zichzelf. Dat de armoede in ons vaderland groote afmetingen heeft aangenomen is zeker wel het meest bedroevende feit dat uit deze cijfers tot ons spreekt. Haast niet minder bedroevend echter is het te zien hoe weinig stelsel matig en hoe weinig solidair men tegen den grooten vijand der armoede in ons vaderland te velde trekt. Vijf duizend vijf honderd zeventig instellingen in ons kleine landje van hoeveel gebrek aan organisatie, aan samenwerking getuigt niet dit ne cijfer reeds ! Hoeveel moeite, tijd en administratiekosten wordt door deze ver snippering van krachten niet verspild! Hoe weinig waarborg bestaat er bij zulk stelselloos en onsamenhangend werken dat de gelden op de meest doeltreffende wijze worden besteed, dat de bescheiden armoede niet wordt voorbijgegaan en dat de bedelaars van professie niet dubbel worden bedacht! Hoe verbazend ongelijk ook is de druk door de armenzorg in de verschillende deelen des lands op de openbare en particu liere kassen uitgeoefend, een ongelijkheid te bedenkelijker waar juist in de armste streken elke last het zwaarste wordt gevoeld ! En dan eindelijk dat algeheeJe gebrek van overheids toezicht op het lot van het meerendeel van die duizenden ongelukkigen en verlatenen die in de verschillende gestichten worden ver pleegd ! Wat dunkt u, lezers, kunnen wij, na al hetgeen we in den laatsten tijd over Eenige passagiers waren hier en daar op het dek verspreid, de meesten echter hadden de kajuit op hun hut opgezocht. Er heerschte een eigenaardige stilte. De stemmen van de wacht, het dreunen der schroeven waren de eenige geluiden, die men hoorde. Weer ging een half uur voorbij. De kapi tein stond nug op de brug. Zou hij dan nooit aan dek komen? Mijn zenuwen waren onna tuurlijk gespannen, zelfs het geluid van voet stappen deed mij over al mijn leden beven en overeind springen. Ik gluurde over den kant van de boot en zag dat onze verdachte medereizigers waren overgeloopen tot dicht bij mij. Het licht eener lantaarn viel vlak op de boeventronie van Flannigan. Die vluchtige blik was genoeg om mij te doen zien dat Muller den bekenden ulster over zijn arm had hangen. Met een kermenden zucht zonk ik weer achterover. Dat vervloekte aarzelen zo u aan twee honderd menschen het leven. kosten. Ik heb eens gelezen van de duivelsche wraak, die een spion wacht. Ik wist dat een man, als zijn leven hem onverschillig is voor niets terugdeinst. Het eenige wat ik doen kon was mij zooveel mogelijk in de sloep aan hun aandacht te ontrekken en rustig te luisteren naar hun fluisterend gevoerd gesprek. »Hier is 't een goed plaatsje," zeide een. »Ja, te lijwaart is 't beste.'' »'t Zal me benieuwen of' 't lukt." »O, zeker!" »Hebben we niet afgesproken tot tien uur te wachten?" »Juist, precies om tien uur. We hebben nog acht minuten." Er volgde een oogenblik stilte. Toen hernam dezelfde stem: »Ze zullen het toch eindelijk wel in de kijkers krijgen." »Enfin, dat komt er niet op aan. 't Is dan toch te laat om tusschen beiden te komen." »Dat 's waar. 't Zal heel wat opschudding maken onder de lui aan wal, hè?" deze dingen hebben gehoord en gelezen, ge rust zijn dat de ruim 64000 oudjes, weezen en kranken die in onze gods- en ziekenhuizen verblijven de liefdevolle behandeling genieten waarop hunne hulpbehoevende positie hun aanspraak geeft? Wij kunnen het slechts hopen- zekerheid dienaangaande hebben wij niet. En bij dit alles hebben wij dan een Grond wet die zeer ondubbelzinnig voorschrijft dat het armbestuur moet zijn een onderwerp van de aanhoudende zorg der Regeering! Maar van dit grondwettelijk voorschrift was de eenige vrucht eene armenwet die juist de zorg voor de armen zoo veel mogelijk vau de overheid tracht afteschuiven ! Wij hooren in den laatsten tijd veel van grondwettelijke bezwaren, maar is er n wet te bedenken die onze grondwet meer geweld aandoet dan onze tegenwoordige wet op het armbestuur ? Zonderling toch dat die ongrondwettige armenwet, wel verre van een steen des aan stoots, juist het kruidje-roer-me-niet, het troe telkind is van hen die zich door Tak's kies wet zoo bizonder ernstig grondwettelijk be zwaard gevoelen! Dat ligt 'm ongetwijfeld aan hunne plutocratische" denkbeelden zou van Houten vroeger gezegd hebben. Socius. 1) Wij brachten de vijf volgende groepen gemakshalve onder de eenloopende personen omdat zij of geen gezin tot hun last hebben of omdat het verslag de onderscheiding niet aangeeft. 2) Het aantal van deze ondersteunde per sonen kon niet worden opgegeven. (?mnmiMiniitiiiiniimiiiiiniiHmiiMiummiiiiimiiiiliiiiii Signalementen nit den Utrechtsehen Gemeenteraad DOOR JAN VAN 'T STICHT. Jan Kol. Hoe kan iemand nu Jan Kol heeten ? ! En dat maar niet iemand, de eerste de beste, maar een groot en voornaam bankier en bovendien een edelachtbare heer, een lid van den Gemeenteraad der hoofdstad van het Sticht. En zoo iemand heet Jan van voren en Kol van achteren! Ik heb nog nooit zoo'n sociaal-democratischer! naam gehoord l 't Is waar, ik heet zelf ook Jan, maar dat ergert me ook genoeg en ik geef dadelijk toe, dat »Aannemer" of »Kellner" veel voornamer klinken, zoodat ik volkomen verklaarbaar vind dat onze voormalige Jan's, indertijd met een benijdens waardig esprit de corps besloten hebben, om zonder koninklijke goedkeuring van naam te veranderen en eenvoudig maar niet meer naar het verafschuwde Jan te luisteren. Nu, zoo gemakkelijk zou nu de heer Jan Kol zich niet kunnen laten herdoopen. Het zou, integendeel, »heel wat voeten in de aard" hebben om dien naam in liet vergeetboek te doen geraken. Als de wisselljes van Jan van 't Sticht allang voor onderpapier van het behangsel in oen of anderen rijkelui's salon zullen gebruikt zijn zij het dan ook maar als curiosum dan zullen die, waaronder de naam van Jan Kol prijkt, nog op de minuut at' gehonoreerd worden, in l'trecht niet beter dan in l'etersburg of Constantinopel! Als een bewijs wanneer dit voor iemand soms nog bewijs noodig had dat, zoomin als de kleeren het doen, ook de naam den man maakt, kan wel ons geacht raadslid, de drager van den eenvoudigen, echt Ilollandschen naam Jan Kol strekken. Maar toch, ofschoon het van algemeeno bekendheid mag geacht worden, dat hij en zijne iiiiiiiniiintiiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiniiiiiuiiiiiiiinmiimiiiiiiiiiiiiimnimiiHiH »0f het! Hoe lang denk gij dat het duurt eer ze 't bericht krijgen?" »IIm, het eerste denk ik over een vier en twintig uur." »Dat zal de mijne zijn." »Neen neen, de mijne!'' »Ha ha ha! we zullen zien!" Wederom stilte. Daarop hoorde ik Muller's stem, fluisterend. Nog vijf minuten." O, hoe langzaam kropen de minuten om. Ik kon ze tellen aan het kloppen van mijn hart. »'t Zal aan land vrij wat sensatie maken." »l)at begrijp je! De couranten zullen er vol van zijn!" Ik lichte het hoofd op en keek voorzichtig over het randje van de boot. Er was geeu hoop, geen hulp. De dood staarde mij in het gelaat, hetzij ik alarm sloeg of niet. De kapitein had eindelijk de brug verlaten. Het geheele dek was leeg, behalve de twee donkere gestalten in de schaduw der boot. Flannigan hield zijn horloge in de hand. »Nog drie minuten, zet het ding op't dek." »Neen; liever op de verschansing!" Het was het vierkante kistje. Ik kon aan het geluid hooren dat ze het tegen den david gezet hadden vlak onder mijn hoofd.^ Ik keek nogmaals. Flannigan liet iets uit een papieren zakje in zijn hand rollen Het waren witte korrels dezelfde die ik 's mor gens gezien had. Zeker was dit het ontplof fingsmiddel, want hij liet ze in het doosje rollen en ik hoorde hetzelfde vreemde geluid van 's morgens. »Nog anderhalve minuut," zei hij, »zal ik of jij het touwtje optrekken ?" »ïk," zei Muller. Hij lag op het dek geknield, met het touwtje in de hand. Flannigan stond achter hem, de armen over elkaar, een vastberaden trek op het gelaat. Ik ken het niet langer uithouden. Mijn zenuwen lieten me in de steek, met n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl