De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 22 april pagina 0

22 april 1894 – pagina 0

Dit is een ingescande tekst.

HtTSJES Indische Warongpraatjes. (Particuliere correspondentie). III. Tong! Wordt bij deze bekend gemaakt dat er morgen vendutie zal worden gehouden ten huize van den Weledelgestrengen Heer N. N., controleur, ten 10 ure precies aanvangende. Er zullen worden verkocht: lampen, spiegels, meubelen, servies en glaswerk, en voorts goederen van allerlei aard, alles behoorende tot Z. W. Edgestr.'s inboedel. Zij die zich willen overtuigen van de goede hoe danigheid van een en ander, worden in de gelegen heid gesteld heden avond tusschen 8 en 10 ure de goederen te bezichtigen. Tong ! Ongeveer aldus is de vertaling van de Maleisehe speech, die de omroeper, een oude inlander met grijze sik, door de districtshoofdplaats rondbazuint met luide en duidelijke stem, terwijl hij voor ieder huis een oogenblik blijft staan en telkens door een flinken slag op den breng-breng aan zijne woorden kracht bijzet. De vendutie is in Indiëeen noodzakelijk kwaad. Terwijl in het Westen een jong paar dat het hu welijksbootje instapt zich voorziet van meubelen, die niet onder den hamer worden gebracht dan alleen na herhaalde bezoeken van een deurwaarder of wel na eenige even onaangename bezoeken van Magere Hein. . . . brengt in Indiëverandering van domicilie bijna altijd het aan den man brengen van den geheelen inboedel mee. Verandering van domicilie nu heeft, voornamelijk voor gouvernements-ambtenaren en officieren, om de haverklap plaats; het gevolg is eene voortdurende mutatie van roerende goederen. Een goede maatregel is de bemoeiing van het gouvernement, dat den verkooper in de gelegenheid stelt onmiddellijk na de vendutie de schijven te doen rammelen. De staat betaalt contant en treedt dan verder zelf als schuldeischer op van degenen die op de vendutie hebben gekocht; voorzeker een meer respectabel sohuldeischer dan iemand, die naar 't andere einde van den Archipel vertrekt. . . Doch de staat doet zulks niet voor niets, even min als de andere hulpvaardige zielen bij eene vendutie. Alles bij elkaar bedragen de kosten tot 13 percent toe. Het oud-Hollandsche spreekwoord: ,zeven keer verhuizen is evengoed als eens af branden" heeft hier dus ongeveer zijne mathema tische bevestiging. Door ongelijke verhouding van vraag en aanbod kan de verkooper voorts soms leelijke bankroetjes maken, als zijne vendutie b. v. juist valt in een tijd, dat niemand zich behoeft in te richten. Reeds dagen van te voren zijn eenige koelies bezig met het wrijven of vernissen der meubels, het witten en teeren der bloempotten, het verven van allerlei andere voorwerpen, enz. Mevrouw heeft het druk met koffers pakken en beweegt zich bedrijvig door het huis in hare heerlijke morgenkleeding : sarong en kabaai. Na te hebben ingepakt wat mee genomen wordt, rangschikt zij alles wat overblijft zóó dat het zoo voordeelig mogelijk uitkomt. Den avond vóór den bepaalden dag is er volle verlichting. De hanglampen verteren tot groot ver maak van Devoe & Co. kolossale hoeveelheden petroleum, en de kooplustigen komen met hunne dames kijken. 't Is n.l. in Indiëeen vaste regel dat op venduties de dames ontbreken, 't Eenige wat dus kan leiden tot bevrediging harer wenschen is dat zij met manlief naar den kijkavond" gaan en hem met zachten dwang de noodige instructies geven. Langzamerhand komen den volgenden morgen de koopers op het vastgestelde uur het huis vullen en verspreiden zich door de verschillende vertrekken, wachtende op de dingen die zullen komen. Is in t vaderland het publiek op eene verkooping ge woonlijk gemêleerd, in Indiëis het dat niet min der. Men ziet er een bont mengelmoes van : Euro peanen in een wit pakje, officieren in uniform, sinjo's in een lusteren jasje, chineezen in luch tige, practische kleeding en met lange hinderlijke staarten, inlandsche bestuursambtenaren met hunne elegante, doch verre van practische sarongs. Alles beweegt zich kris en kras door elkaar, met inacht neming natuurlijk van den eerbied, dien men ver schuldigd is aan hoogeren. De koelies zitten gehurkt op het erf en wachten onderdanig op een vrachtje. Ongeveer een half uur nadat de eerste bezoekers zijn gekomen verschijnt de vendu-meester met zijn personeel, bestaande uit een afslager en een schrijver. Deze vendu-meester (in de binnenlanden fungeeren de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur als zoodanig) waakt voor de goede orde bij de vendutie en beslecht eventueele geschillen, 't Is eene ver velende betrekking, wel is waar emolumenten mee brengende, maar deze houden op den arbeid te verzoeten, waar zij om zoo te zeggen n worden met de andere inkomsten aan eeue betrekking ver bonden.. Tegelijkertijd komt een persoon, wiens gewichtig ambt door iedereen wordt erkend : Van hem hangt alles af, hij is de hoop van de vendutie. Met een air van kolossaal gewicht prijst hij eene ouden wrakken stoel aan als een meubelstuk van buitengewone waarde. Het is zaak dezen man ge durende het verblijf in eene plaats tot vriend te houden, want degene, die zich zijn ongenoegen op den hals haalt, wordt daarvoor op zijn vendutie onverbiddelijk gestraft. Daar hij in deu regel een meubelmagazijn als depot heeft, kan hij veilig opbieden en voor zichzelf houden wat hij later denkt met Indische winst weer van de hand te kunnen zetten. Heeft hij eene toko dan is de vendutie het Zwaard van Damocles, waarmede hij degenen be dreigt, die zich zouden durven vermeten bij den Chinees te koopen, waar zij dezelfde waren goedkooper en vaak beter kunnen krijgen. De omroeper, die zijn breng-breng voor het huis aan een boom gebonden heeft en den gansenen morgen de buren tot wanhoop heeft gebracht door zijn getong, begint nu op vervaarlijke wijze te slaan, waarna de vendu-houder roept: Heeren, de vendutie begint!" De afslager noemt in het Hollandsch (wij spreken hier altijd van Holland) en daarna in het Maleisch den aard van het te verkoopen voorwerp. Het opbieden geschiedt echter uitsluitend in het Maleisch. Zes wipstoelen, wie n koopt, koopt zes! Anam Krossi gojang, sapa bli satoe, bli anam-anam!" Niemand zegt iets. Degene, die ze koopeu wil, is wel zoo politiek niet dadelijk te bieden. Einde lijk roept de vendu-houder: Doewa roepiah!" (twee gulden). De Chinees, zijn concurrent, die bang is, dat hij zoo goedkoop aan dat gewilde artikel zal komen, roept met een bescheiden stemmetje (Chineezen zijn altijd be scheiden) : Stali!" (een kwartje) waarop de venduhouder een verachtend gezicht trekt, naar de zijde vanwaar de bekende stem komt en onverstaanbaar zegt: //Tiga (drie) roepiah." De Chinees zwijgt verschrikt. Een officier, die zich moet inrichten doet er nog een stali bij, waarop de vendu-houder nog n stali geeft. Maar hij moet voorzichtig zijn, want het animo is voorloopig nog niet groot. Reeds zwijgt iedereen. //Kom heeren! die mooie wipstoelen, ze bennen amper nieuw, ze hebben zes gulden gekost..." //Stali," zegt eindelijk de officier. //Tiga toepiah, tiga talen! Sapa lebit deri tiga roepiah, tiga talen ? Satoe kali.... doewa kali tiga kali." Voor meneer X" zegt de vendu-houder. De schrijver noteert zes maal ? 3.75 en de heer X doet de stoelen door eenige koelies naar zijn huis brengen. Een luiaardstoel, satoe krossi malas!" roept nu weder de afslager. Met wat er opzit," voegt de venduhouder er aan toe, hiermede den dikken tokohouder, zijn concurrent bedoelende, die zich welbehagclijk er in heeft uitgestrekt. ,/Ik geef er niet meer voor dan een stali." De concurrent moet lachen, ofschoon hij de aardig heid eigenlijk ongepast vindt. Nijdig antwoordde hij; Ik geef voor jouw nog geen stali, al krijg ik je heelen toko op den koop toe." Algemeene hilariteit. Op deze wijze wordt het aangename met het nuttige vereenigd en gaat de vendutie, indien de vendu-houder er slag van heeft" .voorbij, zonder dat iemand zich verveelt. Ieder is tot lachen ge stemd, het animo, waardoor het bieden eene attrac tie krijgt, wordt door de opgewektheid van den vendu-houder verhoogd. Intusschen ziet men de kooplustigen n voor n naar de achtergalerij gaan, waar de bediende van den eigenaar, die natuurlijk zelf afwezig is, gratis aan de bezoekers de overgeschoten dranken biedt. Ofschoon de royaliteit eene typisch Indische deugd is, bestaat hierbij ook wel eenigszins een bijoogmerk. Ik heb wel eens opgemerkt dat het animo bij het bieden crescendo ging naarmate de inhoud der bitterflesschen verminderde. Zooals op iedere verkooping lieden gevonden worden die op de koopjes azen, is ook de Indische vendutie door parasieten overstroomt. Er is dan ook in den regel van alles te krijgen. Al wat maar eenige waarde kan hebben gaat op de veudutie, van valsche schaamte is daarbij geen sprake. Heeft de verkooper b.v. eene collectie oude kleederen of schoenen, hij laat ze verkoopen en is zeker dat de Chineezen, die elkaar de koopjes misgunnen, er een behoorlijken prijs voor betalen, evenals voor oude stopflessohen met allerlei restantjes; gebroken servies en glaswerk, vuile potten en pannen, ge scheurde gordijnen, enz. enz. Ook zijn er vaak boekeu te koop, die wegens het gering aantal liefhebbers voor een prikje weg gaan. Op deze wijze heeft zekere Europeaan lang zamerhand eene bibliotheek bij elkander gekregen, die eene groote verscheidenheid bezit en vele zeld zaam geworden boeken bevat. Hij vervult daarnaast, in navolging van zijn voorvader Hans Sachs, het eerzaam ambt van schoenmaker, terwijl hij natuur lijk ook, zooals bijna alle volbloed Europeanen van zijn stand, gedurende twaalf jaren in het leger heeft gediend. Dat toekennen van waarde aan alles heeft ech ter ook zijne schaduwzijde. Door uit alles munt te willen slaan gebeurt het vaak dat men zijn eigen comfort uit het oog verliest. Een droevig beeld daarvan vormen in den regel onze Indische erven. We spreken n.l. niet van tuin, maar noemen het lapje grond, dat bij ieder huis behoort ons erf, en terecht. Want ofschoon bijna ieder er een afzonderlijke tuinman op na houdt, gebeurt het slechts hoogst zelden dat een erf den naam tuin verdient, 't Is in den regel eene plaats, waarop eenige vruchtboomcn staan, zonder eenigen aanleg. Eene eigenaardigheid, die op enkele vcnduties ingang vindt, is het geven van geschenken in geld, zeer slecht bedekt door het bieden op een bittertje of op een brandy soda, soms zelfs op een glas champagne. Is dit nu een middel om een algemeen bemind persoon, die in finautieele moeielijk'lieden verkeert. te helpen, dan verdient liet toejuiching, als getui gende van belangelooze hulpvaardigheid. I let geeft echter ook aanleiding tot misbruiken, wanneer lie den, die 't volstrekt niet, noodig hebben, den ven du-houder influisteren, dat hij 't wel eens kon probeeren. Zoo gebeurt liet wel eens dat inland sche hoofden op eene vendutie hunne eerste zonde tegen liet verbod van den islam plegen, door voor eem'ge klinkende speciën een sopie te koopeu. Laat ik echter eindigen niet het opnoemen van een groot voordeel, dat aan het vcndutic-systccm is verbonden. Het werkt n.l. mee tot verkrijging' van het resultaat dat Indië, vooral in den tegenwoordigen tijd, een Eldorado doet zijn voor lieden met beperkte financiën, 't Is hier niet, zooals in de stroeve westerschc maatschappij, waar zoo vaak levensvreugd en energie door linantiëcle zorgen worden geknakt. De tering naar de nering te zet ten is men verplicht, omdat anders na eene vol gende vendutie de gelegenheid wel eens kon ont breken zich opnieuw in te richten. En ten andere beschikt ieder bij zijne overplaatsing over een con tant sommetje, waarmede hij eeu lastigen kleer maker of tokohouder kai( bevredigen. ,/De vendutie is afgeloopen, en de heeren wor den bedankt." F \BIAN. Pascheii in den Jodenhoek. Een kijkje in de Jodenbnurt is altijd interes sant, doch nooit belangwekkender dan op den avond voor 't begin van 't Jodenpaaschfeest. Zooals de meesten weten, gelden bij de Israëlie ten voor de Paaschdagen bijzondere spijswetten, die zelfs zoo streng zijn, dat het voedsel niet uit het gewone gerei genuttigd mag worden. Van daar een handel in glas en aardewerk en in vaat werk, zooals de Nieuwmarkt zelfs in haar groot ste glorie niet te aanschouwen geeft. Oud en jong, mannen en vrouwen, allen zijn in de weer. Terzijde van de straten die van de Joden Breestraat naar Marken en Uilenburg voeren, staan karren met kopjes en schoteltjes en glazen; met potten en pannen; met messen, lepels en vorken; met lampeglazen; mannen met gore, gebruinde gezichten schreeuwen luid den naam en den prijs hunner koopwaren uit, daarin geaccompagneerd door vrouwen die uit een Bedouïnenkamp schenen weggeloopen, de slordig gekamde haren onbedekt, of half geborgen onder een vuile muts. Kinderen van vijf en zes jaren mengen hunne stemmen in het marktgeschreeuw en verraden hun talent voor het latere beroep door geestdriftige aan prijzing der koopwaren; zoek maar uit G stuivers, beste pannen ! Ginds zit eene dikke, jonge vrouw met een kind aan de borst; zij heeft een grooten pot met gekookte eieren voor zich; want in deze buurt doen vele lieden hun maal op straat. Hier een paar eieren, ginds wat zuur gekocht en klaar zijn ze. Een klein jongetje met een test met vuur dringt door de menigte ; zijne moeder, die op een paar pas afstand achter een kar met sinaasappels zes om een dubbeltje staat, heeft hem gelast het fornuis aan te maken; over een half uur denkt ze tehuis te komen en dan wil ze nog een kop koffie drinken. Koffie en brood is in deze buurten vooral in drukke dagen het hoofdvoedsel. Denkt vooral niet, dat de menschen hier eiken dag warm eten krijgen. Wie bereddert in de gezinnen van deze lieden die den ganschen dag op straat zijn, de huis houding? Wie zorgt binnenshuis voor orde en reinheid; wie voor 't verstellen der kleederen 'l Mogelijk een half blinde grootmoeder; als die althans niet met de overige familie bij eene kar zit en toezicht houdt op de kleine Rosalientje of Arontje die op een pijpje suikergoed of een vijg sabbelt. Vele van deze gezinnen ver wonder u niet lezer houden er evenwel eene dienstbode op na, geen net dienstmeisje met helder gesteven bonte jurk en een wit musje op de mooie, blonde haren, maar een meisje, meer in uiterlijk op de straatmeiden gelijkende, zooals men ze wel eens bij de orgels ziet dansen, dat voor een gering loon op de kleine kinderen past en, zoo goed en kwaad als 't kan, voor de huis houding zorgt, onderwijl moeder de vrouw en haar man de zaken der firma op straat be hartigen. Wat ons treft, bij al dit rumoer, bij al die drukte is de innigheid van 't familieleven; om sommige karren ziet men eene gansche familie geschaard, drie geslachten van de tandelooze grootmoeder met een gezicht, geschrompeld als een uitgedroogde appel, tot het anderhalfjarig kindje met heldere kijkers en men kan het den menschen allen aanzien, dat ze aan elkaar ge hecht zijn. O zeker, de verschillende gezinnen leven ook lang uiet altijd in harmonie; afgunst en nijd is misschien nergens zoo sterk als tus schen Joodache gezinnen van denzelfden stand, maar tusschen de leden van hetzelfde gezin heerscht de meest volkomen eendracht. Er be staat bijna geen mijn en dijn; wat vader en moe der toebehoort, behoort ook aan de kinderen; en de oude grootmoeder of grootvader, die als lid van 't gezin is opgenomen, wordt zoo hartelijk behandeld als was er eene groote erfenis van hem of haar te wachten en moesten kinde ren en kleinkinderen van het karige brood nog niet een deel te hunnen behoeve afstaan. En broers en zusters, ze deelen eikaars lief en leed en helpen elkaar met eene onbaatzuchtigheid, die eerbied afdwingt. Deze zin voor 't familieleven doet ons enkele min prijzenswaardige eigenaar digheden gaarne over 't hoofd zien. De petroleumlampjes en fakkels spreiden een weifelend, phantastisch licht over de dicht opeen gepakte menigte die zich als oen eindelooze menschenstroom tusschen de schreeuwende koop lieden en koopvrouwen voortbeweegt. Gij oude grootmoeder met uw taankleurig, ver magerd gezicht, daar dommelend nederzittcnd achter uw mand met sinaasappelen, waarover peinst gijV Treurigheid is op uw gelaat geschreven. Gij denkt terug aan uwe jonge jaren, toen gij, nog slank van lijf en leden, vioolijk hetPaaschfeestmedevierdet. Niet waar, vroeger toen de Joden nog meer een Ghetto-leven leidden, werd het Paaschfeest veel opgewekter gevierd. Toen voelde men zoo diep de herinnering aan de bevrijding uit het slavenhuis van ./Egypte; want, of men miste zelf nog een deel der vrijheid, of men herinnerde zich nog den tijd, dat men dagelijks aan ver drukking blootstond. Arme grootmoeder; uw oogen zijn nu beneveld; liet paasehfeest mist nu voor u zijn glans en bekooring van vroeger. En ook misschien doemen ze voor u op, de verhalen van mo vader en moeder, arme vluchtelingen uit Duitschland, die u vertelden van de moordtooneelen, waaraan de Joden dikwijls ten tijde van het I'aaschfeest waren blootgesteld. Want o bit tere ironie, juist in de dagen als de Joden hun feest der bevrijding vierden, stonden ze blootaande vreeselijkste aanvallen. Juist in de I'aasclidagen verbreidde zich vaak door de christenbuurten liet vloekwaardige verhaal van een kindermoord. door de Joden gepleegd, om bloed voor bun l'aaschbrood te krijgen. En dan verhief zich in het Ghetto het moordgetier en deed de Paaschzangen dei' ongelukkige Joden verstommen, /ijn het zulke schrikbeelden uit het verleden die den smartolijken trek om uw ingevallen mond groe ven, arme, oude vrouw, dio in de gure avond lucht ter neder zit, gelijk eene arme balling aan de beken van Babyion '! ? Mhore, inhore !" krijscht een man die de wacht heeft liij een kar met mierikwortels en eene soort groente, veel op peterselie gelijkende. Op den eersten en tweeden paaschavond eten de ortho doxe Joden kleine stukjes bittere mierikwortel bij hun pwc.hbrood, als een symbool van hun bitter leven, volgens de overlevering door hen in Aegypte geleid. Het woord »mhore" is een verbastering van een Hebreeuwsch woord dat bittere kruiden of bitterheid beteekent. Men herinnere zich maar eens de woorden door de schoonmoeder van Ruth gesproken, toen zij te Bethlehem kwam: »Noemt mij niet Naomi (genoegen)" maar Mara (bitter heid) in 't Hebreeuwsch: moroh. Verkoop g\j maar uw mierikwortels, arme, on wetende man. U wensch ik toe, dat gij als Naomi kunt zeggen: Vol ging ik heen en ledig ben ik teruggekomen. Dan viert gij mogelijk een genoeglyk paasehfeest; dit wensch ik u en al uw geloofsgenooten! Een van het oude volk. niinniiuiiinuiiiimiii iluiiniillilHUuiiiiililiiiiniiilinnniiiiin vo DAMES. Mode. Eet wit. Op het Elysée. Een welkomstgroet. Nadat het wit gedurende eenige jaren scheen te verdwijnen onder crème, cru en ivoortinten, komt het nu in al zijn hardheid terug. Wit is aan de orde van den dag, satijn, fluweel, moiré, smal lint, hoog centuur, faille, mousseline, leder. Revers van \yit moiré, ceintures van wit leder met drie vergulde gespen, witte lisérés op alle naden, wit zijden stiksels op kaneelkleurige en bruingele japonnen, versieren de ochtendtoiletten. En wat den avond betreft, men draagt boléros van wit bengaline met staalborduursel, van wit satijn met groote gouden knoopen, bij rokken van fijne lichte wollen stof, die men met wit satijnen choux aan beide kanten even opneemt; dit even opnemen op de heup geeft een heel gracieusen val aan de japon, maar hij moet er op gemaakt zijn. Daarentegen maakt men de oude kanten donkerder en geler dan ze waren. Men kleurt ze zelfs rosbruin, en mengt ze dan met goudbruine of gitten knopjes; dit op een transparant van kleurige zijde, lila, chaudron, warm rood, geeft een prachtig effect, bv. als garnituur op een zwart zijden kleed. Het ouderwetsche piqué, met kleine bloempjes, stippelt j es, streepjes, of geheel wit, komt weer in de mode. (Indertijd verwekte keizerin Eugénie ergernis, door in een amazone van wit piquéde revue te helpen inspecteeren). Dit piquévereenigt men nu met donker rluweel, bv. als blouse met groen fluweelen of zwart fluweelen rok of ook met een nieuwe Engelsche stof, wol met heel kleine ruitjes, die plotseling in de mode gekomen is. Men draagt dan over de piquó blouse een effen kort buisje, een omgeslagen kraag, zijden das en desverkiezende piquó revers op het buisje. Gouden knoopjes, hetzij als manchetknoopen in de blouse, hetzij van voren of op de revers, be ginnen ook in de mode te komen. De zomermantels zullen niet duur zijn, en toch duur, want combinaties van geplisseerde tulle, crêpeline, zijden mousseline, zoo wolkachtig en licht mogelijk, die door de voornaamste faiseuses geleverd worden, houden het geen derde van den zomer uit. * Hoe bet wit den boventoon krijgt, bleek onder anderen uit de heel mooie toiletten die de vorige week in Ie Pflerinage, het nieuwe stuk in het Gymnase te Parijs, gedragen werden. Mlle Cerny heeft reeds een reputatie voor haar smaak; zij droeg: 1ste acte. Als rok een zeer dicht geplooideu volant van witte kant; ceintuur van een Oostersche stof met witten grond, met franje van witte paarlen; bolero van dezelfde stof met dezelfde franje; ballonmouwen van witte kant. 2de acte. Reiscostuum van peau de Suède stof gevoerd met rose; ceintuur van wit leder met drie gouden gespen; toque van rood fluweel met een aantal groene vleugels. ? Déshabillé, van rose-thécrêpon, met strepen wit fluweel. 3de acte. Iluistoilet van stroogeel linon, met witte strepen belegd; blauw fluweelen buisje; breed ceintuur van zwart surah, met lange uitgerafelde franje. 4de acte. Heismantel van lichtgrijs laken; gele schoenen; tulle hoedje met viooltjes. Gostuum van donker blauw, bijna overdekt met geborduurde roode anjelieren; buisje van rood, met rood satijnen revers; rond ceintuur van wit satijn. Mlle Yahne is eerst in het wit, met drie niches van wit satijn vlak naast elkander onder aan den rok; corsage met geborduurd stuk, van voren recht, van achteren en V; lang ceintuur vanicit satijn, eindigend in passement. Later in liet geel, met witte pailletten on witte tulle. 5ff Op het Elysée te Parijs zullen de feesten waar schijnlijk tot de aanstaande presidentsverkiezing gestaakt worden. Madame Garnot is ernstig ziek geweest en wordt maar heel langzaam beter, /ij heeft zes jaren achtereen een zware taak vervuld; overal zijn, altoos ontvangen, eene vorstelijke gastvrijheid oefenen, schitterend toilet maken, zich aan het hoofd stellen van liefdadigheid en kunst bescherming, en met dat alles een groot, maav niet onuitputtelijk fortuin zuinig behandelen. J)e inrichting van het Elysée onder haar bestuur heeft altoos den indruk gegeven van vorstelijkheid ; men kon zien dat het de vertegenwoordigers van eene grooten staat waren, die er ontvingen. Noch de buitenlanders, noch de spottende bladen die den adel vleien, hebben kunnen nalaten Madame Carnot in alle opzichten te prijzen. In het begin was er eene fout begaan; maar had, evenals Waddington in het ministerie van buitenlandsche zaken deed, (en evenals te St. Peters burg en te Weenon geschiedt), wanneer er zeer hooge personnages kwamen, voor deze l,ij de groote receptiën een afzonderlijken salon bestemd, zoodat degenen naar wie men het meest nieuws gierig was, maar door heel weinigen gezien werden. Noch Madame Thiers, noch de maréchale Mac Mahon, hoe aristocratisch zij ook was, noch Madame Grévy had dit gedaan, en ook onder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl