Historisch Archief 1877-1940
HtTSJES
Indische
Warongpraatjes.
(Particuliere correspondentie).
III.
Tong!
Wordt bij deze bekend gemaakt dat er morgen
vendutie zal worden gehouden ten huize van den
Weledelgestrengen Heer N. N., controleur, ten
10 ure precies aanvangende.
Er zullen worden verkocht: lampen, spiegels,
meubelen, servies en glaswerk, en voorts goederen
van allerlei aard, alles behoorende tot Z. W.
Edgestr.'s inboedel.
Zij die zich willen overtuigen van de goede hoe
danigheid van een en ander, worden in de gelegen
heid gesteld heden avond tusschen 8 en 10 ure de
goederen te bezichtigen.
Tong !
Ongeveer aldus is de vertaling van de Maleisehe
speech, die de omroeper, een oude inlander met
grijze sik, door de districtshoofdplaats rondbazuint
met luide en duidelijke stem, terwijl hij voor ieder
huis een oogenblik blijft staan en telkens door een
flinken slag op den breng-breng aan zijne woorden
kracht bijzet.
De vendutie is in Indiëeen noodzakelijk kwaad.
Terwijl in het Westen een jong paar dat het hu
welijksbootje instapt zich voorziet van meubelen,
die niet onder den hamer worden gebracht dan
alleen na herhaalde bezoeken van een deurwaarder
of wel na eenige even onaangename bezoeken van
Magere Hein. . . . brengt in Indiëverandering van
domicilie bijna altijd het aan den man brengen van
den geheelen inboedel mee.
Verandering van domicilie nu heeft, voornamelijk
voor gouvernements-ambtenaren en officieren, om
de haverklap plaats; het gevolg is eene voortdurende
mutatie van roerende goederen.
Een goede maatregel is de bemoeiing van het
gouvernement, dat den verkooper in de gelegenheid
stelt onmiddellijk na de vendutie de schijven te
doen rammelen. De staat betaalt contant en treedt
dan verder zelf als schuldeischer op van degenen
die op de vendutie hebben gekocht; voorzeker een
meer respectabel sohuldeischer dan iemand, die naar
't andere einde van den Archipel vertrekt. . .
Doch de staat doet zulks niet voor niets, even
min als de andere hulpvaardige zielen bij eene
vendutie. Alles bij elkaar bedragen de kosten tot
13 percent toe. Het oud-Hollandsche spreekwoord:
,zeven keer verhuizen is evengoed als eens af
branden" heeft hier dus ongeveer zijne mathema
tische bevestiging.
Door ongelijke verhouding van vraag en aanbod
kan de verkooper voorts soms leelijke bankroetjes
maken, als zijne vendutie b. v. juist valt in een
tijd, dat niemand zich behoeft in te richten.
Reeds dagen van te voren zijn eenige koelies
bezig met het wrijven of vernissen der meubels,
het witten en teeren der bloempotten, het verven van
allerlei andere voorwerpen, enz. Mevrouw heeft het
druk met koffers pakken en beweegt zich bedrijvig
door het huis in hare heerlijke morgenkleeding :
sarong en kabaai. Na te hebben ingepakt wat mee
genomen wordt, rangschikt zij alles wat overblijft
zóó dat het zoo voordeelig mogelijk uitkomt.
Den avond vóór den bepaalden dag is er volle
verlichting. De hanglampen verteren tot groot ver
maak van Devoe & Co. kolossale hoeveelheden
petroleum, en de kooplustigen komen met hunne
dames kijken.
't Is n.l. in Indiëeen vaste regel dat op
venduties de dames ontbreken, 't Eenige wat dus kan
leiden tot bevrediging harer wenschen is dat zij
met manlief naar den kijkavond" gaan en hem
met zachten dwang de noodige instructies geven.
Langzamerhand komen den volgenden morgen de
koopers op het vastgestelde uur het huis vullen
en verspreiden zich door de verschillende vertrekken,
wachtende op de dingen die zullen komen. Is in
t vaderland het publiek op eene verkooping ge
woonlijk gemêleerd, in Indiëis het dat niet min
der. Men ziet er een bont mengelmoes van : Euro
peanen in een wit pakje, officieren in uniform,
sinjo's in een lusteren jasje, chineezen in luch
tige, practische kleeding en met lange hinderlijke
staarten, inlandsche bestuursambtenaren met hunne
elegante, doch verre van practische sarongs. Alles
beweegt zich kris en kras door elkaar, met inacht
neming natuurlijk van den eerbied, dien men ver
schuldigd is aan hoogeren. De koelies zitten gehurkt
op het erf en wachten onderdanig op een vrachtje.
Ongeveer een half uur nadat de eerste bezoekers
zijn gekomen verschijnt de vendu-meester met zijn
personeel, bestaande uit een afslager en een schrijver.
Deze vendu-meester (in de binnenlanden fungeeren
de ambtenaren van het binnenlandsch bestuur als
zoodanig) waakt voor de goede orde bij de vendutie
en beslecht eventueele geschillen, 't Is eene ver
velende betrekking, wel is waar emolumenten mee
brengende, maar deze houden op den arbeid te
verzoeten, waar zij om zoo te zeggen n worden
met de andere inkomsten aan eeue betrekking ver
bonden..
Tegelijkertijd komt een persoon, wiens gewichtig
ambt door iedereen wordt erkend :
Van hem hangt alles af, hij is de hoop van de
vendutie.
Met een air van kolossaal gewicht prijst hij eene
ouden wrakken stoel aan als een meubelstuk van
buitengewone waarde. Het is zaak dezen man ge
durende het verblijf in eene plaats tot vriend te
houden, want degene, die zich zijn ongenoegen op
den hals haalt, wordt daarvoor op zijn vendutie
onverbiddelijk gestraft. Daar hij in deu regel een
meubelmagazijn als depot heeft, kan hij veilig
opbieden en voor zichzelf houden wat hij later denkt
met Indische winst weer van de hand te kunnen
zetten. Heeft hij eene toko dan is de vendutie het
Zwaard van Damocles, waarmede hij degenen be
dreigt, die zich zouden durven vermeten bij den
Chinees te koopen, waar zij dezelfde waren
goedkooper en vaak beter kunnen krijgen.
De omroeper, die zijn breng-breng voor het huis
aan een boom gebonden heeft en den gansenen
morgen de buren tot wanhoop heeft gebracht door
zijn getong, begint nu op vervaarlijke wijze te slaan,
waarna de vendu-houder roept:
Heeren, de vendutie begint!"
De afslager noemt in het Hollandsch (wij spreken
hier altijd van Holland) en daarna in het Maleisch
den aard van het te verkoopen voorwerp. Het
opbieden geschiedt echter uitsluitend in het Maleisch.
Zes wipstoelen, wie n koopt, koopt zes! Anam
Krossi gojang, sapa bli satoe, bli anam-anam!"
Niemand zegt iets. Degene, die ze koopeu wil,
is wel zoo politiek niet dadelijk te bieden. Einde
lijk roept de vendu-houder:
Doewa roepiah!" (twee gulden). De Chinees,
zijn concurrent, die bang is, dat hij zoo goedkoop
aan dat gewilde artikel zal komen, roept met een
bescheiden stemmetje (Chineezen zijn altijd be
scheiden) :
Stali!" (een kwartje) waarop de venduhouder
een verachtend gezicht trekt, naar de zijde vanwaar
de bekende stem komt en onverstaanbaar zegt:
//Tiga (drie) roepiah."
De Chinees zwijgt verschrikt.
Een officier, die zich moet inrichten doet er
nog een stali bij, waarop de vendu-houder nog n
stali geeft.
Maar hij moet voorzichtig zijn, want het animo
is voorloopig nog niet groot. Reeds zwijgt iedereen.
//Kom heeren! die mooie wipstoelen, ze bennen
amper nieuw, ze hebben zes gulden gekost..."
//Stali," zegt eindelijk de officier.
//Tiga toepiah, tiga talen! Sapa lebit deri tiga
roepiah, tiga talen ? Satoe kali.... doewa kali
tiga kali."
Voor meneer X" zegt de vendu-houder. De
schrijver noteert zes maal ? 3.75 en de heer X
doet de stoelen door eenige koelies naar zijn huis
brengen.
Een luiaardstoel, satoe krossi malas!" roept nu
weder de afslager.
Met wat er opzit," voegt de venduhouder er
aan toe, hiermede den dikken tokohouder, zijn
concurrent bedoelende, die zich welbehagclijk er
in heeft uitgestrekt. ,/Ik geef er niet meer voor
dan een stali."
De concurrent moet lachen, ofschoon hij de aardig
heid eigenlijk ongepast vindt. Nijdig antwoordde hij;
Ik geef voor jouw nog geen stali, al krijg ik
je heelen toko op den koop toe."
Algemeene hilariteit.
Op deze wijze wordt het aangename met het
nuttige vereenigd en gaat de vendutie, indien de
vendu-houder er slag van heeft" .voorbij, zonder
dat iemand zich verveelt. Ieder is tot lachen ge
stemd, het animo, waardoor het bieden eene attrac
tie krijgt, wordt door de opgewektheid van den
vendu-houder verhoogd.
Intusschen ziet men de kooplustigen n voor
n naar de achtergalerij gaan, waar de bediende
van den eigenaar, die natuurlijk zelf afwezig is,
gratis aan de bezoekers de overgeschoten dranken
biedt. Ofschoon de royaliteit eene typisch Indische
deugd is, bestaat hierbij ook wel eenigszins een
bijoogmerk. Ik heb wel eens opgemerkt dat het
animo bij het bieden crescendo ging naarmate de
inhoud der bitterflesschen verminderde.
Zooals op iedere verkooping lieden gevonden
worden die op de koopjes azen, is ook de Indische
vendutie door parasieten overstroomt. Er is dan
ook in den regel van alles te krijgen. Al wat maar
eenige waarde kan hebben gaat op de veudutie,
van valsche schaamte is daarbij geen sprake. Heeft
de verkooper b.v. eene collectie oude kleederen of
schoenen, hij laat ze verkoopen en is zeker dat de
Chineezen, die elkaar de koopjes misgunnen, er
een behoorlijken prijs voor betalen, evenals voor
oude stopflessohen met allerlei restantjes; gebroken
servies en glaswerk, vuile potten en pannen, ge
scheurde gordijnen, enz. enz.
Ook zijn er vaak boekeu te koop, die wegens
het gering aantal liefhebbers voor een prikje weg
gaan. Op deze wijze heeft zekere Europeaan lang
zamerhand eene bibliotheek bij elkander gekregen,
die eene groote verscheidenheid bezit en vele zeld
zaam geworden boeken bevat. Hij vervult daarnaast,
in navolging van zijn voorvader Hans Sachs, het
eerzaam ambt van schoenmaker, terwijl hij natuur
lijk ook, zooals bijna alle volbloed Europeanen
van zijn stand, gedurende twaalf jaren in het leger
heeft gediend.
Dat toekennen van waarde aan alles heeft ech
ter ook zijne schaduwzijde. Door uit alles munt
te willen slaan gebeurt het vaak dat men zijn
eigen comfort uit het oog verliest.
Een droevig beeld daarvan vormen in den regel
onze Indische erven. We spreken n.l. niet van
tuin, maar noemen het lapje grond, dat bij ieder
huis behoort ons erf, en terecht. Want ofschoon
bijna ieder er een afzonderlijke tuinman op na
houdt, gebeurt het slechts hoogst zelden dat een
erf den naam tuin verdient, 't Is in den regel
eene plaats, waarop eenige vruchtboomcn staan,
zonder eenigen aanleg.
Eene eigenaardigheid, die op enkele vcnduties
ingang vindt, is het geven van geschenken in geld,
zeer slecht bedekt door het bieden op een bittertje
of op een brandy soda, soms zelfs op een glas
champagne.
Is dit nu een middel om een algemeen bemind
persoon, die in finautieele moeielijk'lieden verkeert.
te helpen, dan verdient liet toejuiching, als getui
gende van belangelooze hulpvaardigheid. I let geeft
echter ook aanleiding tot misbruiken, wanneer lie
den, die 't volstrekt niet, noodig hebben, den ven
du-houder influisteren, dat hij 't wel eens kon
probeeren. Zoo gebeurt liet wel eens dat inland
sche hoofden op eene vendutie hunne eerste zonde
tegen liet verbod van den islam plegen, door voor
eem'ge klinkende speciën een sopie te koopeu.
Laat ik echter eindigen niet het opnoemen van
een groot voordeel, dat aan het vcndutic-systccm
is verbonden. Het werkt n.l. mee tot verkrijging'
van het resultaat dat Indië, vooral in den
tegenwoordigen tijd, een Eldorado doet zijn voor lieden
met beperkte financiën, 't Is hier niet, zooals in
de stroeve westerschc maatschappij, waar zoo vaak
levensvreugd en energie door linantiëcle zorgen
worden geknakt. De tering naar de nering te zet
ten is men verplicht, omdat anders na eene vol
gende vendutie de gelegenheid wel eens kon ont
breken zich opnieuw in te richten. En ten andere
beschikt ieder bij zijne overplaatsing over een con
tant sommetje, waarmede hij eeu lastigen kleer
maker of tokohouder kai( bevredigen.
,/De vendutie is afgeloopen, en de heeren wor
den bedankt." F \BIAN.
Pascheii in den Jodenhoek.
Een kijkje in de Jodenbnurt is altijd interes
sant, doch nooit belangwekkender dan op den
avond voor 't begin van 't Jodenpaaschfeest.
Zooals de meesten weten, gelden bij de Israëlie
ten voor de Paaschdagen bijzondere spijswetten,
die zelfs zoo streng zijn, dat het voedsel niet uit
het gewone gerei genuttigd mag worden. Van
daar een handel in glas en aardewerk en in vaat
werk, zooals de Nieuwmarkt zelfs in haar groot
ste glorie niet te aanschouwen geeft. Oud en
jong, mannen en vrouwen, allen zijn in de weer.
Terzijde van de straten die van de Joden
Breestraat naar Marken en Uilenburg voeren, staan
karren met kopjes en schoteltjes en glazen; met
potten en pannen; met messen, lepels en vorken;
met lampeglazen; mannen met gore, gebruinde
gezichten schreeuwen luid den naam en den prijs
hunner koopwaren uit, daarin geaccompagneerd
door vrouwen die uit een Bedouïnenkamp schenen
weggeloopen, de slordig gekamde haren onbedekt, of
half geborgen onder een vuile muts. Kinderen
van vijf en zes jaren mengen hunne stemmen
in het marktgeschreeuw en verraden hun talent
voor het latere beroep door geestdriftige aan
prijzing der koopwaren; zoek maar uit G stuivers,
beste pannen ! Ginds zit eene dikke, jonge vrouw
met een kind aan de borst; zij heeft een grooten
pot met gekookte eieren voor zich; want in deze
buurt doen vele lieden hun maal op straat. Hier
een paar eieren, ginds wat zuur gekocht en klaar
zijn ze. Een klein jongetje met een test met
vuur dringt door de menigte ; zijne moeder, die
op een paar pas afstand achter een kar met
sinaasappels zes om een dubbeltje staat,
heeft hem gelast het fornuis aan te maken; over
een half uur denkt ze tehuis te komen en dan
wil ze nog een kop koffie drinken. Koffie en
brood is in deze buurten vooral in drukke dagen
het hoofdvoedsel. Denkt vooral niet, dat de
menschen hier eiken dag warm eten krijgen.
Wie bereddert in de gezinnen van deze lieden
die den ganschen dag op straat zijn, de huis
houding? Wie zorgt binnenshuis voor orde
en reinheid; wie voor 't verstellen der kleederen 'l
Mogelijk een half blinde grootmoeder; als die
althans niet met de overige familie bij eene kar
zit en toezicht houdt op de kleine Rosalientje
of Arontje die op een pijpje suikergoed of een
vijg sabbelt. Vele van deze gezinnen ver
wonder u niet lezer houden er evenwel eene
dienstbode op na, geen net dienstmeisje met helder
gesteven bonte jurk en een wit musje op de
mooie, blonde haren, maar een meisje, meer in
uiterlijk op de straatmeiden gelijkende, zooals
men ze wel eens bij de orgels ziet dansen, dat
voor een gering loon op de kleine kinderen past
en, zoo goed en kwaad als 't kan, voor de huis
houding zorgt, onderwijl moeder de vrouw en
haar man de zaken der firma op straat be
hartigen.
Wat ons treft, bij al dit rumoer, bij al die
drukte is de innigheid van 't familieleven; om
sommige karren ziet men eene gansche familie
geschaard, drie geslachten van de tandelooze
grootmoeder met een gezicht, geschrompeld als
een uitgedroogde appel, tot het anderhalfjarig
kindje met heldere kijkers en men kan het den
menschen allen aanzien, dat ze aan elkaar ge
hecht zijn. O zeker, de verschillende gezinnen
leven ook lang uiet altijd in harmonie; afgunst
en nijd is misschien nergens zoo sterk als tus
schen Joodache gezinnen van denzelfden stand,
maar tusschen de leden van hetzelfde gezin
heerscht de meest volkomen eendracht. Er be
staat bijna geen mijn en dijn; wat vader en moe
der toebehoort, behoort ook aan de kinderen; en
de oude grootmoeder of grootvader, die als lid
van 't gezin is opgenomen, wordt zoo hartelijk
behandeld als was er eene groote erfenis
van hem of haar te wachten en moesten kinde
ren en kleinkinderen van het karige brood nog
niet een deel te hunnen behoeve afstaan. En
broers en zusters, ze deelen eikaars lief en leed
en helpen elkaar met eene onbaatzuchtigheid, die
eerbied afdwingt. Deze zin voor 't familieleven
doet ons enkele min prijzenswaardige eigenaar
digheden gaarne over 't hoofd zien.
De petroleumlampjes en fakkels spreiden een
weifelend, phantastisch licht over de dicht opeen
gepakte menigte die zich als oen eindelooze
menschenstroom tusschen de schreeuwende koop
lieden en koopvrouwen voortbeweegt.
Gij oude grootmoeder met uw taankleurig, ver
magerd gezicht, daar dommelend nederzittcnd
achter uw mand met sinaasappelen, waarover peinst
gijV Treurigheid is op uw gelaat geschreven. Gij
denkt terug aan uwe jonge jaren, toen gij, nog slank
van lijf en leden, vioolijk
hetPaaschfeestmedevierdet. Niet waar, vroeger toen de Joden nog meer
een Ghetto-leven leidden, werd het Paaschfeest
veel opgewekter gevierd. Toen voelde men zoo
diep de herinnering aan de bevrijding uit het
slavenhuis van ./Egypte; want, of men miste zelf
nog een deel der vrijheid, of men herinnerde
zich nog den tijd, dat men dagelijks aan ver
drukking blootstond. Arme grootmoeder; uw
oogen zijn nu beneveld; liet paasehfeest mist nu
voor u zijn glans en bekooring van vroeger. En
ook misschien doemen ze voor u op, de verhalen
van mo vader en moeder, arme vluchtelingen uit
Duitschland, die u vertelden van de
moordtooneelen, waaraan de Joden dikwijls ten tijde van
het I'aaschfeest waren blootgesteld. Want o bit
tere ironie, juist in de dagen als de Joden hun feest
der bevrijding vierden, stonden ze blootaande
vreeselijkste aanvallen. Juist in de I'aasclidagen
verbreidde zich vaak door de christenbuurten liet
vloekwaardige verhaal van een kindermoord.
door de Joden gepleegd, om bloed voor bun
l'aaschbrood te krijgen. En dan verhief zich in
het Ghetto het moordgetier en deed de
Paaschzangen dei' ongelukkige Joden verstommen, /ijn
het zulke schrikbeelden uit het verleden die den
smartolijken trek om uw ingevallen mond groe
ven, arme, oude vrouw, dio in de gure avond
lucht ter neder zit, gelijk eene arme balling aan
de beken van Babyion '!
? Mhore, inhore !" krijscht een man die de wacht
heeft liij een kar met mierikwortels en eene soort
groente, veel op peterselie gelijkende. Op den
eersten en tweeden paaschavond eten de ortho
doxe Joden kleine stukjes bittere mierikwortel
bij hun pwc.hbrood, als een symbool van hun
bitter leven, volgens de overlevering door hen
in Aegypte geleid.
Het woord »mhore" is een verbastering van
een Hebreeuwsch woord dat bittere kruiden of
bitterheid beteekent. Men herinnere zich maar
eens de woorden door de schoonmoeder van Ruth
gesproken, toen zij te Bethlehem kwam: »Noemt
mij niet Naomi (genoegen)" maar Mara (bitter
heid) in 't Hebreeuwsch: moroh.
Verkoop g\j maar uw mierikwortels, arme, on
wetende man. U wensch ik toe, dat gij als
Naomi kunt zeggen: Vol ging ik heen en ledig
ben ik teruggekomen. Dan viert gij mogelijk een
genoeglyk paasehfeest; dit wensch ik u en al
uw geloofsgenooten!
Een van het oude volk.
niinniiuiiinuiiiimiii
iluiiniillilHUuiiiiililiiiiniiilinnniiiiin
vo
DAMES.
Mode. Eet wit. Op het Elysée.
Een welkomstgroet.
Nadat het wit gedurende eenige jaren scheen
te verdwijnen onder crème, cru en ivoortinten,
komt het nu in al zijn hardheid terug. Wit is
aan de orde van den dag, satijn, fluweel, moiré,
smal lint, hoog centuur, faille, mousseline, leder.
Revers van \yit moiré, ceintures van wit leder
met drie vergulde gespen, witte lisérés op alle
naden, wit zijden stiksels op kaneelkleurige en
bruingele japonnen, versieren de ochtendtoiletten.
En wat den avond betreft, men draagt boléros
van wit bengaline met staalborduursel, van wit
satijn met groote gouden knoopen, bij rokken
van fijne lichte wollen stof, die men met wit
satijnen choux aan beide kanten even opneemt;
dit even opnemen op de heup geeft een heel
gracieusen val aan de japon, maar hij moet er
op gemaakt zijn.
Daarentegen maakt men de oude kanten
donkerder en geler dan ze waren. Men kleurt
ze zelfs rosbruin, en mengt ze dan met
goudbruine of gitten knopjes; dit op een transparant
van kleurige zijde, lila, chaudron, warm rood,
geeft een prachtig effect, bv. als garnituur op
een zwart zijden kleed.
Het ouderwetsche piqué, met kleine bloempjes,
stippelt j es, streepjes, of geheel wit, komt weer
in de mode. (Indertijd verwekte keizerin Eugénie
ergernis, door in een amazone van wit piquéde
revue te helpen inspecteeren). Dit piquévereenigt
men nu met donker rluweel, bv. als blouse met
groen fluweelen of zwart fluweelen rok of ook
met een nieuwe Engelsche stof, wol met heel
kleine ruitjes, die plotseling in de mode gekomen
is. Men draagt dan over de piquó blouse een
effen kort buisje, een omgeslagen kraag, zijden
das en desverkiezende piquó revers op het buisje.
Gouden knoopjes, hetzij als manchetknoopen in
de blouse, hetzij van voren of op de revers, be
ginnen ook in de mode te komen.
De zomermantels zullen niet duur zijn, en toch
duur, want combinaties van geplisseerde tulle,
crêpeline, zijden mousseline, zoo wolkachtig en
licht mogelijk, die door de voornaamste faiseuses
geleverd worden, houden het geen derde van den
zomer uit.
*
Hoe bet wit den boventoon krijgt, bleek onder
anderen uit de heel mooie toiletten die de vorige
week in Ie Pflerinage, het nieuwe stuk in het
Gymnase te Parijs, gedragen werden. Mlle Cerny
heeft reeds een reputatie voor haar smaak; zij
droeg:
1ste acte. Als rok een zeer dicht geplooideu
volant van witte kant; ceintuur van een Oostersche
stof met witten grond, met franje van witte
paarlen; bolero van dezelfde stof met dezelfde
franje; ballonmouwen van witte kant.
2de acte. Reiscostuum van peau de Suède stof
gevoerd met rose; ceintuur van wit leder met
drie gouden gespen; toque van rood fluweel met
een aantal groene vleugels. ? Déshabillé, van
rose-thécrêpon, met strepen wit fluweel.
3de acte. Iluistoilet van stroogeel linon, met
witte strepen belegd; blauw fluweelen buisje;
breed ceintuur van zwart surah, met lange
uitgerafelde franje.
4de acte. Heismantel van lichtgrijs laken;
gele schoenen; tulle hoedje met viooltjes. Gostuum
van donker blauw, bijna overdekt met geborduurde
roode anjelieren; buisje van rood, met rood
satijnen revers; rond ceintuur van wit satijn.
Mlle Yahne is eerst in het wit, met drie niches
van wit satijn vlak naast elkander onder aan
den rok; corsage met geborduurd stuk, van voren
recht, van achteren en V; lang ceintuur vanicit
satijn, eindigend in passement. Later in liet
geel, met witte pailletten on witte tulle.
5ff
Op het Elysée te Parijs zullen de feesten waar
schijnlijk tot de aanstaande presidentsverkiezing
gestaakt worden. Madame Garnot is ernstig ziek
geweest en wordt maar heel langzaam beter, /ij
heeft zes jaren achtereen een zware taak vervuld;
overal zijn, altoos ontvangen, eene vorstelijke
gastvrijheid oefenen, schitterend toilet maken, zich
aan het hoofd stellen van liefdadigheid en kunst
bescherming, en met dat alles een groot, maav
niet onuitputtelijk fortuin zuinig behandelen.
J)e inrichting van het Elysée onder haar bestuur
heeft altoos den indruk gegeven van vorstelijkheid ;
men kon zien dat het de vertegenwoordigers van
eene grooten staat waren, die er ontvingen.
Noch de buitenlanders, noch de spottende bladen
die den adel vleien, hebben kunnen nalaten
Madame Carnot in alle opzichten te prijzen. In
het begin was er eene fout begaan; maar had,
evenals Waddington in het ministerie van
buitenlandsche zaken deed, (en evenals te St. Peters
burg en te Weenon geschiedt), wanneer er zeer
hooge personnages kwamen, voor deze l,ij de
groote receptiën een afzonderlijken salon bestemd,
zoodat degenen naar wie men het meest nieuws
gierig was, maar door heel weinigen gezien werden.
Noch Madame Thiers, noch de maréchale
Mac Mahon, hoe aristocratisch zij ook was, noch
Madame Grévy had dit gedaan, en ook onder