Historisch Archief 1877-1940
Ro. 879
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
noodzaakt mij aan dtt aangename onderhoud te
ontrukken." Een moeder, trotsch op haar zoon, dien
zij wil overtuigen, dat zijn liefde niet hopeloos
is, kan overredend tot hem zeggen: E Ie sait
ce que tu vaux," maar wordt onuitstaanbaar.
als zij zegt: »zy weet wat je waard bent." Ook
verzet niets er zich tegen dat een schrander jong
meisje, wie het leven geleerd heeft goed uit haar
oogen te zien, van een ouden sul in haar om
geving zegt: »Sa destinée eta.it d'être mangé" ;
evenwel verraadt ze een bedenkelijke neiging tot
gallicismen, als ze orakelt: zijn lot is opgepeu
zeld te worden." Den dag daarop zal dezelfde
jonge dame met ontzetting bespeuren, dat een
laster met duizend tongen bezig is haar eenig
goed, haar ongerepten naam aan te randen en in
het besef dat een hooghartig stilzwijgen haar
eenig antwoord mag zijn, zegt zij : »Uit ne discute
|>as avec la calomnte" ; maar hoor den vertaler:
»Mew twist niet met den laster", wat heeft die
persoonsverbeelding een zonderling aanzien ge
kregen in haar Hollandsen gewaad ! Een jonkman,
zoo juist thuisgekomen van een duel, zegt tot
lof van de strijdvaardigheid zijner tegenpartij:
*qu'il ne s'est pas fait tirer les oreilles," maar die
lof wordt wel wat verwaterd als wij hooren »dat
hij zich niet bij de ooren laat trekken."
Ik blijf luisteren naar diezelfde jonge dame
die zoo wreed in opspraak werd gebracht. Maakt
iemand haar opmerkzaam op haar ongedwongen
levenswijze, dan is haar verontschuldiging, althans
haar verklaring: »J'aiétélévée dans la tibertécréole
doublée de la hbertéanglaise". Hier is de natuur
onnatuur geworden als wij haar hooren zeggen :
»Ifc ben in de vrijheid der Creolen en bovendien
in die van Engeland opgevoed". Den baron,
zwierig hoveling van buiten, kleingeestig krui
denier van binnen, doorziet zij alras en haar
oordeel is: »Trop de panache" ! Waarom moest
deze precieze opinie worden aangelengd tot een
nietszeggend : »Te veel beweging .'" 's Mans zoon
is reeds de bruigom van haar jonge vrien
din en vraagt men haar hoe het zoover kon
komen, dan zegt zij : »0w a fait miroiter la
baronie a ses yeux". Men denkt hierbij aan de
arme zwaluwen die met glinsterende spiegels
verbasterd en bedwelmd en gevangen worden,
maar onzichtbaar worden die achtergronden der
verbeelding als zij zegt: »Men heeft den naam van
barones voor haar laten klinken." Ter elfder
ure komt het bruidje tot inkeer en zelfs al mocht
mama niet willen afzien van de schitterende
partij, haar voornemen staat vast: »Je me laisve
tranifuillement trainer a l'autel" . . . Wat hierin
teekenachtigs mag liggen, is volkomen zoek als
zij zegt: »Ik laat mij naar het altaar voeren."
En den moed tot haar verzet vindt zij in de
herinnering aan een vriend harer jeugd, sinds
lang vertrokken naar een ander werelddeel.
Mama neemt het niet ernstig met wat zij als een
gril van de kinderkamer beschouwt en zegt:
»Blanchi a eu un moment de révasserie a non
endroit," wederom is de poëzie weggevaagd als
wij hooren: »Blanc/ie heeft een ojgenblik, aan
hem gedacht."
Straks komen andere zorgen het hoofd dezer
wereldwijze vrouw vervullen. Haar man is op
n na failliet, tenware zij bereid mocht zijn haar
persoonlijk vermogen op te offeren. Les
conseillews ne sont pas les payiurf," zegt zij en
slaat af. Dat is zelfzuchtig gedacht en nauw
keurig gezegd, maar buiten alle verband zegt zij
in het hollandsch: »De beste stuw lui staan aan
wal." Wij volgen haar op bezoek bij de andere
moeder en zien haar heengaan verwonderd dat
zy een beschaafde vrouw heeft aangetroffen: »C'esi
une femme tres comme il faut! " maar de uitroep:
Het is een allerliefste vrouw!" staat weer geheel
en al buiten het geval.
Wat dunkt u van een vader, die de toene
mende huiselijkheid van zijn zoon op rekening
schrijft van een schuldigen minnehandel met zijn
logee en spreekt van »se« liaison die onzen zoon op
den beteren weg brengt". Maar wees gerust, het
staat er niet, de oude heer had het over tune
liaison qui range notre ftls". W\j wonen een onder
houd bij, waarin de vader tot den zoon zegt: »/«
connais ton scepticisme a l'endroit des femmes" en
wij weten waaraan wy ons te houden hebben.
Maar als hij zegt: »Ifc weet hoe je over de vrouwen
denkt" dan blijft het mogelijk dat Leopold een
straatje omloopt als hij een rok ziet aankomen.
Gelukkig komen wij dienaangaande tot zekerheid
als wij hem op bedekte wijze aan de jonge gast
oneerbare voorstellen hooren doen, hij vraagt en
dringt aan en eindigt met de gelofte: .... .et ma
uie est a voun". Gemeend of gemeen, die betuiging
klinkt als een klok, wordt zij intusschen niet
bjjpa het tegendeel van wat bedoeld is, als hij
zegt: »en ik zal voor mijn leven aan je gebon
den zijn\''
Dezelfde vrouw, die der mondaine van zoo
even niet gansch en al misviel, vreemdelinge
in de wereld, maar sinds jaar en dag gemeen
zaam met 's werelds leed, zegt tot haar zoon
in een oogenblik van zeldzame vertrouwelijkheid:
»Le malheur m'a trans/ormée" eii wij voelen iets
van wat moet zijn voorafgegaan, eer zij dit zon
der aanmatiging zeggen mocht. Grafschrift op
vervlogen illusies, waarvoor een ernstige, onver
wachte werkelijkheid in de plaats trad, trage
die in drie woorden, aandoenlijker dan menig j
weidsch treurspel, bewustzijn van een inwen- '
digen rijkdom, benijdenswaardig en eerbiedwaar
dig tevens, waar mag dit alles gebleven zijn,
zijn, als zij zegt: >Het ongeluk heeft mij veran
derd".
Nu het eenmaal onvermijdelijk schijnt, dat iedere
première van de Koninklijke Vereenigir.g gelijk
staat met een oorlogsverklaiing aan de literaire '
beschaving onzer dagen, zal een ieder die het wel
meent met deze instelling, haar den raad moeten
geven voortaan de drama's van haar keuze als :
pantomimes op te voeren. Niemand zal er bij !
verliezen en er zal een ergernis te minder zijn
in het land.
De bestuurders dezer vereeniging kunnen weten
dat er een proza is dat draagt ea verheft en een
proza dat omlaag trekt en verlamt en vele malen
in n jaar maken zij hun wansmaak openbaar
door zeer beslist voor de laatste soort partij te
kiezen. Men zou kunnen volstaan met dezen
zonderlingen voorkeur eenvoudig te rangschikken
onder de curieuze neigingen der inenschelyke
natuur, ware het niet dat althans een enkele van
de acteurs te goed is om daarvan het slachtoffer
te worden.
Louis Bouwmeester als Bernard te zien in het
drama waarvan ik sprak, het is een sterk en
onuitsprekelijk medelijden in zich te voelen op
komen met dezen tooneelspeler, naar wien men
bij zulke voorstellingen natuurlijk niet luisteren
kan, maar het licht van wiens talent toch nu en
dan door de nevelen ook van den gebrekkigsten
tekst henenschiet. Op het zinkende schip staat
hij daar in eenzame grootheid; al de anderen
hebben de jenevervaten stuk geslagen en gaan
in een roes onbewust en onbeweend de eeuwig
heid in, maar hij staat daar als een man en blijft
daar staan tot de golven zich sluiten boven zijn
hoofd, den blik onveranderlijk gericht op de
kusten van een beter land dat zijne voeten nim
mer betreden zullen.
C. F. VAX DEH IIoliST.
lltllllllllllllllUIIIIIIIMIIIHIIHIIIMIIIIIIIltlltll
Muziek in de Hoofdstad.
Hoe meer moderne neigingen men in een tijd
perk ontwaart, hoe meer liet streven aan liet licht
komt, in het vergeetbock of verloren geraakte oudere
weikeu op te sporen en in eerc te herstellen.
Dit is natuurlijk. Ik heb reeds meer m het licht
gesteld dat, om te kunnen voortbouwen, men het
bestaande als basis in zich moet hebben opgenomen.
Hoeveel moeite hebben Mendelssoliu en Schumann
(in hun tijd de vooruitstreveuden) zich niet voor
de waardeermg van de werken van Ikeh gegeven !
Ook wij mogen in de laatste twintig jaren op heel
wat ontdekkingen wijzen. Het is nier de plaats
niet nog eens na te gaan dat buitenlanders ons
(helaas !) eerst op de beteekenis van onze oude
coutrapuntisten moesten wijzen, alvorens wij zelf
de handen aan het werk sloegen, doch nu dit een
maal geschied is mag men dankbaar erkennen dat
er heel wat gedaan is, vooral wanneer men nagaat
dat de meeste werken in buitenlandsche bibliothe
ken diep onder het stof begraven lagen. Vooral ryi
in de laatste jaren, dauk zij de opgerichte a
capptllakoren, vele werken ook uitgevoerd zijn, hebben
wij de beteekenis van onze grootc componisten
loeren waardeereu.
Als componist van geestelijke werken was Orlando
Lasso ons betrekkelijk het minst bekend ; beter
waren wij reeds op de hoogte vau zijne wereldlijke
zangen. (CluntsoiHs en Mmlrigali) Verbazend is het
liet aantal zijner compositiën in allerlei genre waar
van men bij i'étis een uitvoerige opgave kan vinden.
Den naam vau Lassus vindt men in verschillende
landen vermeld, o. a. in verband met dun bloeitijd
van de Ballets de Cour te i'rankrijk.
Het is niet zonder reden da', zijn naam thans
ook genoemd wordt, want II Juni zal liet 300jaar
geleden zijn, dat hij stierf. Nu is 1-1 Juni j;eeu
concert-seisoen meer, en daarom heeft men hem
thans bij anticipatie herdacht.
Weinig componisten uit. dien tijd zijn zoo gevierd
als hij. Niet alleen in Italië, doch ook te Munehen,
waar hij hof kapelmeester was (er is thans in
Duitschland een uitgebreid werk over zijn verbl f te
Mimchen verschenen) en bij zijn korter verblijf
te Parijs werd hij met eer en roem overladen. Zijn
verblijf te München vooral, was een groote triomf.
De dichters prezen hem luide en de toen zoo
in trek zijnde zucht om de geheele mythologie bij
die jubelzangen te pas te brengen, werd ook op
hem toegepast.
Sommigen openbaarden groote sjo itheid van vin
ding in dit opzicht. Een dichter zegt o a. Orpheus
heeft de bergen tot zich gelokt, doch Lassus weet
Orpheus te lokken, lijkend is het distiuchon :
Hic ille est Lassus, lassuin qui reereat orbem,
Discordemque sua copulat hannonia.
Men schreef aan de Motetten : Giistate et oidete
wonderbare krachten toe, zelfs die om regen te
verkrijgen. Minder gunstig oordeelt een Engelsch- |
man, Burney, die twee eeuwen later over hem i
schrijft. Hij stelt Lassus ver beneden Palestrina
(zie Ambros) eu noemt zijne geestelijke werken,
in plaats van verheven en plechtig, zwaar en ver
velend. Hij scheldt onzen landgenoot uit voor:
een dwerg op stelten Nu dit is voor rekening vau
den schrijver. De Eiigelschen waren op dit punt
wel een beetje eenzijdig, zij schijnen liet niet goed
te hebbeu kunnen vergeven, dat hot 200 weinig
bekend is dat het Eugelsche lied een bloeitijdpcrk
heeft gehad en dat die liederen naar andere 'landen
zijn overgebracht en daar als volksliederen en gees
telijke liedereu zeer gezocht, waren. (Ook ouder
onze Geuzeiiliedereu zijn er eenigen van Eugelscheu
oorsprong).
Doch gelukkig hebben andereu waardeerender
over hem gesproken en men behoeft, slec'jts een
blik in zijne werken te slaan om hem als een der
begaafdsten vau de Ned. school te herkennen.
Het door het kleine koor a cappella van Anton
Averkamp samengestelde programma gat' natuurlijk
slechts een eenzijdig beeld van den componist, om
dat het eene kerkuitvoering was, doch ook hier
(wanneer men ten minste ie/Ier >iu/,iuiijr op zii'liZi'lf
ieschoiaci) toont zich deze meester in al zijn groot
heid. Terecht leest men iu de met, zorg bc\verkte
notities van het tekstboekje, dat sommige gedeelten
getuigen van dramatischer! zin, eu dat andere uit
munten door contrasten en kleiirschakeeringcn.
Hebben de vele boetpsalmen, kort na elkander
ten gchoore gebracht, schade gedaan aan deu in
druk? of was de uitvoering ditmaal niet, zoo ge
lukkig als anders het geval was: Jk voor mij
geloof zoowel het een als liet ander. !
Ditmaal scheen het koor niet voltallig te zijn,
althans de sopraan eu tenorpartijen waren zwakker
bezet, bovendien hadden de sopranen nog wel eens |
met onzuiverheid en onzekere attaques te worstelen. !
Doch de gelijkvormigheid van de boetpsalmen heeft
Orlando Lasso evenmin iu liet gunstigste licht
gesteld. Na met belangstelling de fragmenten van
twee psalmen gehoord te hebben, kon de in zijn j
geheel uitgevoerdeu psalm l.'ïO mij niet sterk meer i
boeien. Dit geheele werk werd als boetpsalm ;
opgevat, zelfs het Gloria l'atri enz. behield eene
gedrukte stemming. Ik zou er alles voor gegeven
hebben, hier eens een juichkreet te hooreu.
(Ik herinner mij nog altijd dat, toen te
Rotterdam voor het eerst de : Maltliens Pit*sinn werd ten
gehoore gebracht, ik Verhuist, op zijne eigenaar
dige wijze hoorde zeggen :
Ué! line kleurtjes coor tin troiitjietlooii.
Dit werk werd toen nog zonder orgel uitgevoerd,
waardoor de indruk bepaald minder groot was.)
Bij het slotnummer : Hegina Coeli, van Sweelinck,
was het mij alsof er een zonnestraal in de kerk viel.
Dat kan aan uwe stemming gelegen hebben! zal
men mij misschien toevoegen. Het is mogelijk, doch
ik wensch mijne indrukken alleen als indrukken
opgevat te zien. De motieven die ik daarvoor aan
voer, laat ik aan de beoordeeling van de lezers over.
Ik mag de bespreking van deze uitvoering echter
niet besluiten zonder als mijn totaal-indruk te heb
ben medegedeeld', dat alles met zorg was ingestu
deerd eu op intelligente wijze werd vertolkt.
# *
*
Dit concert had Zondagmiddag plaats. Zaterdag
avond togen wij in grooteu getale naar de zevende
(laatste) soiree voor kamermuziek, waar behalve
een Trio vau liöntgen en een Sextet voor strijkin
strumenten van -Bralnns, door de bekende instru
mentalisten (plus de heeren vau AdelbergeuMeerloo)
uitgevoerd, de lieer Messchaert als liederzanger
optrad, zooals hij ieder jaar in drie van de zeven
soirees doet. De lezer weet reeds lang dat, Mes
schaert een meester in de voordrachtkunst is eu
zoo hij dit niet wist, zou ik alle gelegenheid heb
ben dit nog eens te releveeren, want vooral in
Die iïeii/:<;tiii<iiriic/teiil Ballade van Löwe (een werk
dat echt'T niet zoo recht in het kader van dit
programma paste, doch een uitbundig succes had)
gaf hij i en merkwaardig staaltje van zijne kunst.
Doch ik wil vooral over twee werken vau in
Nederland wonende componisten spreken die dien
avond werden ten gehoore gebracht, nl. het Trio
van Ivo tgcn en de Serenade van Malhil/Je van
Hiisro Nolthenius (opgedragen aan Messchaert.)
Het Trio komt. mij voor niet ouder de beste
werken van Röntgen te behooren, doch dit neemt
niet weg, dat men op veel plaatsen de meesterhaud
herkent, liet tweede deel, dat een zeer poëtische
kleur heeft, en waaraan een (naar ik meen) Zwcedsch
motief ten grondslag ligt, acht ik het schoonste,
waarna liet Hctierzo door de lichte gratie en soms
verrassende kleur eveneens boeit. Het eerste deel
is meer moeilijk dan effectvol; er is zelfs eene
minder praktische behandeling van de strijkinstru
menten in op te merken. Wij kennen Röntgeu als
componist reeds te goed, om niet overtuigd te ziju,
dat, hij zelf dit Trio niet oudir zijne beste werken
zal rangschikken.
De Si'renai/e van Nolthenius is gecomponeerd op
een gedicht, van Jacqnes Perk.
Ik heb in dit blad reeds meermalen onder de
rubriek Mn:ikala Kritiekt:». liederen van dezen com
ponist besproken. De lezer weet dus reeds, met
hoeveel belangetellins ik zijne talentvolle schep
pingen heb gevolgd. Ook dit lied getuigt zeer gun
stig voor zijne gaven, m.i. is hij in de schildering
en expositie van zijn onderwerp vaak bijzonder ge
lukkig geweest.
Hel motief dat de Oerte-stroom karakteriseert
en dat, bijna onafgebroken door het geheele lied
als cm draad loont, zoowel daar waar de stroom
wild bruist, als waar de dichter spreekt, vau het
eentonig voortzingcn is gelukkig getroffen evenals
het aan het slot, van ieder couplet terugkeereude.
Ijiiik //' oi'f/eii, sluimer in, Mttthilde, -te a ut (f Oer/e
;ii//// <'fii!<>/iïij rooii
Is <!>; klavirrbegeleidiii'.^ karakteristiek bewerkt,
nut iniml'T is dit liet geval met de zangpartij (door
Messehai r t zoo tot zijne volle recht gebracht) al
leen vond ik het gedeelte Reetls :i)t gij dodr uu;
iniori! ge/if.ji'lpH. zwakker van uitdrukking: daarin
was iets traditioneels na liet sprekende van het
voorafgaande, ook heb ik geen vrede met het, accent
bij de woorden: dat samen met de liefde ontwaakt.
Dit, vooral doet aan ouderen operastijl denken. Ik
beschouw dit, lied als een groote aanwinst voor onze
zangliteratuur, en vestig er dus met nadruk de
?landacht op.
Het muzikale seizoen nadert het einde. Nog
enkele uitvoeringen (en wellicht nog enkele waarop
wij niet, gerekend hebben) en de zomerrust na
deze buitengewoon drukke winertcampagne dubbel
noodig zal intreden. De kamerniuziek-soirées
zijn met dit, concert eveneens besloten, eu dus
zij aan de uitvoerders een woord van dauk voor
het genotcne gebracht.
Het tii'.rtrt waa. in de heer Hofmeester bijzonder
uitmuntte met de vertolking van de eerste alt
partij (eene partij waaraan het publiek niet altijd
de aandacht schenkt die het, verdient) was ecu
schoon besluit.
Ik releveer de schoonc vertolking van den heer
Hofmeester, omdat, het bij kamermuziek van zoo
veel belang is dat alle kunstenaars op grootc ar
tistieke hoogte staan. Het is onjuist dat de eene
partij gewichtiger is dan een andere, liet kan geen
kwaad dit nog eens iu het licht te stellen.
Ten slotte zij vermeld dat het zangkoor van de
\rijc Gemeente eene goed geslaagde uitvoering gaf,
waar tevens feestelijk herdacht werd dat, de ijverige
en taktvolle directeur J. L. van den Broekc reeds
tien jaar het directeurschap heeft waargenomen.
Op dit concert traden Mej. Gateau Loman (zang)
en Auton Tirie (orgel) met veel succes als solis
ten op.
VAX MlLLlGEN.
A'erdi s Fihtaf} is te Parijs een reusachtig succos
geweest, ofschoon men eigenlijk naar den eersten
avond niet rekenen kan, omdat de plaatsen wel
tegen betaling, maar tocli nog als gunst wegge
schonken waren. In het parket zag men alle
celebriteitcu, in de loges alle schoonheden van l'arijs.
Toch wns de indruk inderdaad verrassend, zoowel
wat zang als orkest betreft; een indruk vooral
van frischheid en gracieuze scherts. Vau de uit
voerenden was Maurel als Falstatt', die ook de
opera te Milaan creëerde, de schitterendste; een
lied (,|iiaud j'i'-tais page du sire Norfolk", dat
het publiek in verrukking bracht, trof misschien
nog meer door zijn voordracht, dan door eigen
waarde. Om hem heen bewogen zich de vier
bekoorlijke vrouwenfiguren, van welke Mlle Delna
als .Mrs. (^uickly'' bijzonder behaagde, /ij heeft
binnen kort twee belangrijke rollen gecreëerd,
do Dido in IJKS Troyens van Berlioz, en de oude
moeder Marcellino in L'attaque du moulin van
Brunoau. Nu komt er de Mrs. Quickly bij, waarin
zij zich een volleerde komische actrice toonde.
De directeur der Comédic Francaise, Jules Chv
retie, zal met den architect van het gebouw,
binnen kort naar Orangc vertrekken, om de
noodzakelijke maatregelen te nemen voor de op
voering van de Antigone en den Oedipe-roi,
die dezen zomer in het antieke theater der stad
zullen plaats hebben.
iimiiiiimiiniHtimMmiHiiiititiititiiHiimtiitHMMitiMiiHif immuun
Over Puvis de Chavannes.
De afzonderlijke nummers en de artikelseriën
die de Fransche bladen aan den jaarlijkschen
lentebloei van nieuwe schilderijen wijden, zijn in vollen
gang van verschijnen, eu de besprekingen der dit
jaar voorlijke expositie in het Champ de Mars,
doen iu ongenietbaarheid voor die van vroeger jaren
al niet onder. De schrijvers vervelen zich voor die
hopelooze pakkelage in geschilder en gebeeldhouw,
maar het valt op te merken hoe tusschcn al die
kunstig waardeerende zinnetjes, en dat lusteloos
catalogiseerende gekritizeer, de hulde gemeend is
die door enkele, de besten, gebracht wordt aan het
koninklijke talent van den ouverzwakten Puvis de
Chavannes.
Door de beschikkingen der inrichters van de
tentoonstelling, zoo schrijft Yriarte in deu Figaro,
laat de belangwekkende schepping van Puvis, de
trapdekoratie van het stadhuis, zich voordeelig
kennen. Men heeft den meester een kolossalen
wand ingeruimd, en daarop in het midden het
plafondstuk, de Hulde van Victor Hugo aan de
Stad Parijs aangebracht, omlijst door ziju
dekoratieve omgeving, eu geflankeerd door de zes
tympans met elk een allegorische figuur: de schoon
heid, de Fantazie, het Verstand, de eeredienst voor
het Verleden, de Lrbaniteit eu de Onversaagdheid,
en door de vier welfstukkcu; de Haard, de Lief
dadigheid, het Kunstvuur en de Vaderlandsliefde.
De artist, is er voornamelijk op uit geweest iu het
verband der architectuur te blijven, door het niet
door sterke kleuren te onderbreken, maar met de
steentonen in harmonie te komen, en hij heeft al
die symbolische figuren in een zachtblauwe tona
liteit gevat, luchtig als email, en met de nuances
j van gebroken wit als de overheerschende lichtnoot.
De sterkste schaduwen ziju van een blauwachtig
violet. De figuren spreken vooral door de sil
houet, de allegorieën zijn van grootcn eenvoud,
zonder iets vaags, eu haar heele partij die zeer
in harmonie is- mot vormen en toon van de ar
chitectuur, doet voor het oog aan de grootc
emailbekleedingeu der Perzen deuken.
Elk der samenstellingen, verzekert, Michel in de
Débats, rezumeert iu eenvoudige synthetische lijnen,
iu kalme en expressieve gebaren, in klare en diepe
symbolen, de er boven aangegeven idee ; de kleu
ringen blijven met de heerlijke modulaties in een
groote eenheid van lichtblauw, en 'iet geheel is
van groote majesteit eu tegelijk vol innigheid, van
een edel-kalme, dekoratieve en geestelijke waar
digheid.
Eeu beter schrijver dan de beide geciteerde
jouri nalisten, Gustave Gefïroy van de Justice, getuigt
l verder:
Niettegenstaande alle tegenwoordige
mocielijkheden, de vijandigheid van de architektuur, de
afwezigheid van stijl, het verbrokkelende der po
gingen, de misse smaak der liefhebbers, en de nog
niet gevormde der demokratie, is de wil van een
kunstenaar geslaagd iu wat onmogelijk scheen, en
Puvis de Chavannes heeft onzen tijd met een
dekoratieve kunst begiftigd.
Dank zij hem, zal van Amieus tot, Marseille,
van Lyou tot, Rouaan en binnen Parijs, het, begrip,
dat de ceslaclit.cn van de groote dingen hebben
gehad, op de muren geschreven zijn in ontroerende
beelden, die men voor definitief mag houden. Onze
landstreken verschijnen in hun eigendommelijke
lijnen eu kleuren. Wijzen van voelen en begrijpen
rezumeeren zich door uitdrukkingen en gebaren.
Ideeën-orden verklaren zich door kalme groepee
ringen. Het is door de abstraktic, die er in gelegd
is, door dit vatten van de werkelijkheid in deko
ratieve vormen, dat enkele van hen, die deelnemen
aan het mystieke carnaval, op Puvis beslag hebben
willen leggen. Maar er behoorde niet veel inzicht
toe, om te begrijpen, dat de kunstenaar zou wei
geren, zich in die impasse te begeven, om de groote
wegen eu de ruimte te blijven verkiezen.
I)e kunstenaar heeft, zoo gaat, Gefl'roy over Pu
vis' stadhuisdecoraties voort, aan zijn werk een
jeugd geschonken, die een verkwikking is voor den
geest. Er is in die geëquilibreerde samenstelling
een logische ontwikkeling, waarin alle lijuen mee
stemmen. Er is een lichtbron, die de gansche com
positie voedt, met atmosfeer, om die uitgestrektheden
van mauve, die achtergronden van azuur, aan dien
zachtgroeneu hemel en dat diepe landschap te bin
den. In geen ander werk van Puvis de Chavannes
had nog de kleur zoo hooge en klare taal gesproken,
maar die taal is harmonieus en blijft alles zijn
waarde geven.
Het is in waarheid een bewonderenswaardige on
beteekeuisvolle arbeid, zeer schoon, zeer sereen,
en waarmee men evenwel spoedig op voet van
vertrouwen geraakt. Want de bekoring der natuur
gaat er door alles heen. Puvis de Chavanues, in
gemeenschap als hij leeft met de meesterstukken
der verleden schilder- en beeldhouwkunst, eu in
kontakt met de pracht van het moderne landschap,
is niettemin een onbevangen kunstenaar, verrukt
van de natuur, die hij zonder ophouden bestu
deert. En ditmaal heeft hij meer dan ooit zich.
verlustigd in het licht,, was hij sterker dan iu een
zijner werken dronken van ruimte, hij heeft de
bevalligheid gezien der levensvolle silhouetten, de
schoonheid der jonge aangezichten, het verrassende
der aarzelende en heimelijke gebaren, en uit heel
dat voorbijffuande leven was het dat hij onsterfe
lijke gestalten schiep.
Een nieuwe Dürer.
Uit Wicsbaden wordt gemeld, dat er een nieuwe
Dürer ontdekt is, of althans een schilderij, dat
daarvoor wordt uitgegeven. Het is te zien in
den kunsthandel van Mcrkel Hcinc aldaar. , Het
i