De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 29 april pagina 3

29 april 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ro. 879 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. noodzaakt mij aan dtt aangename onderhoud te ontrukken." Een moeder, trotsch op haar zoon, dien zij wil overtuigen, dat zijn liefde niet hopeloos is, kan overredend tot hem zeggen: E Ie sait ce que tu vaux," maar wordt onuitstaanbaar. als zij zegt: »zy weet wat je waard bent." Ook verzet niets er zich tegen dat een schrander jong meisje, wie het leven geleerd heeft goed uit haar oogen te zien, van een ouden sul in haar om geving zegt: »Sa destinée eta.it d'être mangé" ; evenwel verraadt ze een bedenkelijke neiging tot gallicismen, als ze orakelt: zijn lot is opgepeu zeld te worden." Den dag daarop zal dezelfde jonge dame met ontzetting bespeuren, dat een laster met duizend tongen bezig is haar eenig goed, haar ongerepten naam aan te randen en in het besef dat een hooghartig stilzwijgen haar eenig antwoord mag zijn, zegt zij : »Uit ne discute |>as avec la calomnte" ; maar hoor den vertaler: »Mew twist niet met den laster", wat heeft die persoonsverbeelding een zonderling aanzien ge kregen in haar Hollandsen gewaad ! Een jonkman, zoo juist thuisgekomen van een duel, zegt tot lof van de strijdvaardigheid zijner tegenpartij: *qu'il ne s'est pas fait tirer les oreilles," maar die lof wordt wel wat verwaterd als wij hooren »dat hij zich niet bij de ooren laat trekken." Ik blijf luisteren naar diezelfde jonge dame die zoo wreed in opspraak werd gebracht. Maakt iemand haar opmerkzaam op haar ongedwongen levenswijze, dan is haar verontschuldiging, althans haar verklaring: »J'aiétélévée dans la tibertécréole doublée de la hbertéanglaise". Hier is de natuur onnatuur geworden als wij haar hooren zeggen : »Ifc ben in de vrijheid der Creolen en bovendien in die van Engeland opgevoed". Den baron, zwierig hoveling van buiten, kleingeestig krui denier van binnen, doorziet zij alras en haar oordeel is: »Trop de panache" ! Waarom moest deze precieze opinie worden aangelengd tot een nietszeggend : »Te veel beweging .'" 's Mans zoon is reeds de bruigom van haar jonge vrien din en vraagt men haar hoe het zoover kon komen, dan zegt zij : »0w a fait miroiter la baronie a ses yeux". Men denkt hierbij aan de arme zwaluwen die met glinsterende spiegels verbasterd en bedwelmd en gevangen worden, maar onzichtbaar worden die achtergronden der verbeelding als zij zegt: »Men heeft den naam van barones voor haar laten klinken." Ter elfder ure komt het bruidje tot inkeer en zelfs al mocht mama niet willen afzien van de schitterende partij, haar voornemen staat vast: »Je me laisve tranifuillement trainer a l'autel" . . . Wat hierin teekenachtigs mag liggen, is volkomen zoek als zij zegt: »Ik laat mij naar het altaar voeren." En den moed tot haar verzet vindt zij in de herinnering aan een vriend harer jeugd, sinds lang vertrokken naar een ander werelddeel. Mama neemt het niet ernstig met wat zij als een gril van de kinderkamer beschouwt en zegt: »Blanchi a eu un moment de révasserie a non endroit," wederom is de poëzie weggevaagd als wij hooren: »Blanc/ie heeft een ojgenblik, aan hem gedacht." Straks komen andere zorgen het hoofd dezer wereldwijze vrouw vervullen. Haar man is op n na failliet, tenware zij bereid mocht zijn haar persoonlijk vermogen op te offeren. Les conseillews ne sont pas les payiurf," zegt zij en slaat af. Dat is zelfzuchtig gedacht en nauw keurig gezegd, maar buiten alle verband zegt zij in het hollandsch: »De beste stuw lui staan aan wal." Wij volgen haar op bezoek bij de andere moeder en zien haar heengaan verwonderd dat zy een beschaafde vrouw heeft aangetroffen: »C'esi une femme tres comme il faut! " maar de uitroep: Het is een allerliefste vrouw!" staat weer geheel en al buiten het geval. Wat dunkt u van een vader, die de toene mende huiselijkheid van zijn zoon op rekening schrijft van een schuldigen minnehandel met zijn logee en spreekt van »se« liaison die onzen zoon op den beteren weg brengt". Maar wees gerust, het staat er niet, de oude heer had het over tune liaison qui range notre ftls". W\j wonen een onder houd bij, waarin de vader tot den zoon zegt: »/« connais ton scepticisme a l'endroit des femmes" en wij weten waaraan wy ons te houden hebben. Maar als hij zegt: »Ifc weet hoe je over de vrouwen denkt" dan blijft het mogelijk dat Leopold een straatje omloopt als hij een rok ziet aankomen. Gelukkig komen wij dienaangaande tot zekerheid als wij hem op bedekte wijze aan de jonge gast oneerbare voorstellen hooren doen, hij vraagt en dringt aan en eindigt met de gelofte: .... .et ma uie est a voun". Gemeend of gemeen, die betuiging klinkt als een klok, wordt zij intusschen niet bjjpa het tegendeel van wat bedoeld is, als hij zegt: »en ik zal voor mijn leven aan je gebon den zijn\'' Dezelfde vrouw, die der mondaine van zoo even niet gansch en al misviel, vreemdelinge in de wereld, maar sinds jaar en dag gemeen zaam met 's werelds leed, zegt tot haar zoon in een oogenblik van zeldzame vertrouwelijkheid: »Le malheur m'a trans/ormée" eii wij voelen iets van wat moet zijn voorafgegaan, eer zij dit zon der aanmatiging zeggen mocht. Grafschrift op vervlogen illusies, waarvoor een ernstige, onver wachte werkelijkheid in de plaats trad, trage die in drie woorden, aandoenlijker dan menig j weidsch treurspel, bewustzijn van een inwen- ' digen rijkdom, benijdenswaardig en eerbiedwaar dig tevens, waar mag dit alles gebleven zijn, zijn, als zij zegt: >Het ongeluk heeft mij veran derd". Nu het eenmaal onvermijdelijk schijnt, dat iedere première van de Koninklijke Vereenigir.g gelijk staat met een oorlogsverklaiing aan de literaire ' beschaving onzer dagen, zal een ieder die het wel meent met deze instelling, haar den raad moeten geven voortaan de drama's van haar keuze als : pantomimes op te voeren. Niemand zal er bij ! verliezen en er zal een ergernis te minder zijn in het land. De bestuurders dezer vereeniging kunnen weten dat er een proza is dat draagt ea verheft en een proza dat omlaag trekt en verlamt en vele malen in n jaar maken zij hun wansmaak openbaar door zeer beslist voor de laatste soort partij te kiezen. Men zou kunnen volstaan met dezen zonderlingen voorkeur eenvoudig te rangschikken onder de curieuze neigingen der inenschelyke natuur, ware het niet dat althans een enkele van de acteurs te goed is om daarvan het slachtoffer te worden. Louis Bouwmeester als Bernard te zien in het drama waarvan ik sprak, het is een sterk en onuitsprekelijk medelijden in zich te voelen op komen met dezen tooneelspeler, naar wien men bij zulke voorstellingen natuurlijk niet luisteren kan, maar het licht van wiens talent toch nu en dan door de nevelen ook van den gebrekkigsten tekst henenschiet. Op het zinkende schip staat hij daar in eenzame grootheid; al de anderen hebben de jenevervaten stuk geslagen en gaan in een roes onbewust en onbeweend de eeuwig heid in, maar hij staat daar als een man en blijft daar staan tot de golven zich sluiten boven zijn hoofd, den blik onveranderlijk gericht op de kusten van een beter land dat zijne voeten nim mer betreden zullen. C. F. VAX DEH IIoliST. lltllllllllllllllUIIIIIIIMIIIHIIHIIIMIIIIIIIltlltll Muziek in de Hoofdstad. Hoe meer moderne neigingen men in een tijd perk ontwaart, hoe meer liet streven aan liet licht komt, in het vergeetbock of verloren geraakte oudere weikeu op te sporen en in eerc te herstellen. Dit is natuurlijk. Ik heb reeds meer m het licht gesteld dat, om te kunnen voortbouwen, men het bestaande als basis in zich moet hebben opgenomen. Hoeveel moeite hebben Mendelssoliu en Schumann (in hun tijd de vooruitstreveuden) zich niet voor de waardeermg van de werken van Ikeh gegeven ! Ook wij mogen in de laatste twintig jaren op heel wat ontdekkingen wijzen. Het is nier de plaats niet nog eens na te gaan dat buitenlanders ons (helaas !) eerst op de beteekenis van onze oude coutrapuntisten moesten wijzen, alvorens wij zelf de handen aan het werk sloegen, doch nu dit een maal geschied is mag men dankbaar erkennen dat er heel wat gedaan is, vooral wanneer men nagaat dat de meeste werken in buitenlandsche bibliothe ken diep onder het stof begraven lagen. Vooral ryi in de laatste jaren, dauk zij de opgerichte a capptllakoren, vele werken ook uitgevoerd zijn, hebben wij de beteekenis van onze grootc componisten loeren waardeereu. Als componist van geestelijke werken was Orlando Lasso ons betrekkelijk het minst bekend ; beter waren wij reeds op de hoogte vau zijne wereldlijke zangen. (CluntsoiHs en Mmlrigali) Verbazend is het liet aantal zijner compositiën in allerlei genre waar van men bij i'étis een uitvoerige opgave kan vinden. Den naam vau Lassus vindt men in verschillende landen vermeld, o. a. in verband met dun bloeitijd van de Ballets de Cour te i'rankrijk. Het is niet zonder reden da', zijn naam thans ook genoemd wordt, want II Juni zal liet 300jaar geleden zijn, dat hij stierf. Nu is 1-1 Juni j;eeu concert-seisoen meer, en daarom heeft men hem thans bij anticipatie herdacht. Weinig componisten uit. dien tijd zijn zoo gevierd als hij. Niet alleen in Italië, doch ook te Munehen, waar hij hof kapelmeester was (er is thans in Duitschland een uitgebreid werk over zijn verbl f te Mimchen verschenen) en bij zijn korter verblijf te Parijs werd hij met eer en roem overladen. Zijn verblijf te München vooral, was een groote triomf. De dichters prezen hem luide en de toen zoo in trek zijnde zucht om de geheele mythologie bij die jubelzangen te pas te brengen, werd ook op hem toegepast. Sommigen openbaarden groote sjo itheid van vin ding in dit opzicht. Een dichter zegt o a. Orpheus heeft de bergen tot zich gelokt, doch Lassus weet Orpheus te lokken, lijkend is het distiuchon : Hic ille est Lassus, lassuin qui reereat orbem, Discordemque sua copulat hannonia. Men schreef aan de Motetten : Giistate et oidete wonderbare krachten toe, zelfs die om regen te verkrijgen. Minder gunstig oordeelt een Engelsch- | man, Burney, die twee eeuwen later over hem i schrijft. Hij stelt Lassus ver beneden Palestrina (zie Ambros) eu noemt zijne geestelijke werken, in plaats van verheven en plechtig, zwaar en ver velend. Hij scheldt onzen landgenoot uit voor: een dwerg op stelten Nu dit is voor rekening vau den schrijver. De Eiigelschen waren op dit punt wel een beetje eenzijdig, zij schijnen liet niet goed te hebbeu kunnen vergeven, dat hot 200 weinig bekend is dat het Eugelsche lied een bloeitijdpcrk heeft gehad en dat die liederen naar andere 'landen zijn overgebracht en daar als volksliederen en gees telijke liedereu zeer gezocht, waren. (Ook ouder onze Geuzeiiliedereu zijn er eenigen van Eugelscheu oorsprong). Doch gelukkig hebben andereu waardeerender over hem gesproken en men behoeft, slec'jts een blik in zijne werken te slaan om hem als een der begaafdsten vau de Ned. school te herkennen. Het door het kleine koor a cappella van Anton Averkamp samengestelde programma gat' natuurlijk slechts een eenzijdig beeld van den componist, om dat het eene kerkuitvoering was, doch ook hier (wanneer men ten minste ie/Ier >iu/,iuiijr op zii'liZi'lf ieschoiaci) toont zich deze meester in al zijn groot heid. Terecht leest men iu de met, zorg bc\verkte notities van het tekstboekje, dat sommige gedeelten getuigen van dramatischer! zin, eu dat andere uit munten door contrasten en kleiirschakeeringcn. Hebben de vele boetpsalmen, kort na elkander ten gchoore gebracht, schade gedaan aan deu in druk? of was de uitvoering ditmaal niet, zoo ge lukkig als anders het geval was: Jk voor mij geloof zoowel het een als liet ander. ! Ditmaal scheen het koor niet voltallig te zijn, althans de sopraan eu tenorpartijen waren zwakker bezet, bovendien hadden de sopranen nog wel eens | met onzuiverheid en onzekere attaques te worstelen. ! Doch de gelijkvormigheid van de boetpsalmen heeft Orlando Lasso evenmin iu liet gunstigste licht gesteld. Na met belangstelling de fragmenten van twee psalmen gehoord te hebben, kon de in zijn j geheel uitgevoerdeu psalm l.'ïO mij niet sterk meer i boeien. Dit geheele werk werd als boetpsalm ; opgevat, zelfs het Gloria l'atri enz. behield eene gedrukte stemming. Ik zou er alles voor gegeven hebben, hier eens een juichkreet te hooreu. (Ik herinner mij nog altijd dat, toen te Rotterdam voor het eerst de : Maltliens Pit*sinn werd ten gehoore gebracht, ik Verhuist, op zijne eigenaar dige wijze hoorde zeggen : Ué! line kleurtjes coor tin troiitjietlooii. Dit werk werd toen nog zonder orgel uitgevoerd, waardoor de indruk bepaald minder groot was.) Bij het slotnummer : Hegina Coeli, van Sweelinck, was het mij alsof er een zonnestraal in de kerk viel. Dat kan aan uwe stemming gelegen hebben! zal men mij misschien toevoegen. Het is mogelijk, doch ik wensch mijne indrukken alleen als indrukken opgevat te zien. De motieven die ik daarvoor aan voer, laat ik aan de beoordeeling van de lezers over. Ik mag de bespreking van deze uitvoering echter niet besluiten zonder als mijn totaal-indruk te heb ben medegedeeld', dat alles met zorg was ingestu deerd eu op intelligente wijze werd vertolkt. # * * Dit concert had Zondagmiddag plaats. Zaterdag avond togen wij in grooteu getale naar de zevende (laatste) soiree voor kamermuziek, waar behalve een Trio vau liöntgen en een Sextet voor strijkin strumenten van -Bralnns, door de bekende instru mentalisten (plus de heeren vau AdelbergeuMeerloo) uitgevoerd, de lieer Messchaert als liederzanger optrad, zooals hij ieder jaar in drie van de zeven soirees doet. De lezer weet reeds lang dat, Mes schaert een meester in de voordrachtkunst is eu zoo hij dit niet wist, zou ik alle gelegenheid heb ben dit nog eens te releveeren, want vooral in Die iïeii/:<;tiii<iiriic/teiil Ballade van Löwe (een werk dat echt'T niet zoo recht in het kader van dit programma paste, doch een uitbundig succes had) gaf hij i en merkwaardig staaltje van zijne kunst. Doch ik wil vooral over twee werken vau in Nederland wonende componisten spreken die dien avond werden ten gehoore gebracht, nl. het Trio van Ivo tgcn en de Serenade van Malhil/Je van Hiisro Nolthenius (opgedragen aan Messchaert.) Het Trio komt. mij voor niet ouder de beste werken van Röntgen te behooren, doch dit neemt niet weg, dat men op veel plaatsen de meesterhaud herkent, liet tweede deel, dat een zeer poëtische kleur heeft, en waaraan een (naar ik meen) Zwcedsch motief ten grondslag ligt, acht ik het schoonste, waarna liet Hctierzo door de lichte gratie en soms verrassende kleur eveneens boeit. Het eerste deel is meer moeilijk dan effectvol; er is zelfs eene minder praktische behandeling van de strijkinstru menten in op te merken. Wij kennen Röntgeu als componist reeds te goed, om niet overtuigd te ziju, dat, hij zelf dit Trio niet oudir zijne beste werken zal rangschikken. De Si'renai/e van Nolthenius is gecomponeerd op een gedicht, van Jacqnes Perk. Ik heb in dit blad reeds meermalen onder de rubriek Mn:ikala Kritiekt:». liederen van dezen com ponist besproken. De lezer weet dus reeds, met hoeveel belangetellins ik zijne talentvolle schep pingen heb gevolgd. Ook dit lied getuigt zeer gun stig voor zijne gaven, m.i. is hij in de schildering en expositie van zijn onderwerp vaak bijzonder ge lukkig geweest. Hel motief dat de Oerte-stroom karakteriseert en dat, bijna onafgebroken door het geheele lied als cm draad loont, zoowel daar waar de stroom wild bruist, als waar de dichter spreekt, vau het eentonig voortzingcn is gelukkig getroffen evenals het aan het slot, van ieder couplet terugkeereude. Ijiiik //' oi'f/eii, sluimer in, Mttthilde, -te a ut (f Oer/e ;ii//// <'fii!<>/iïij rooii Is <!>; klavirrbegeleidiii'.^ karakteristiek bewerkt, nut iniml'T is dit liet geval met de zangpartij (door Messehai r t zoo tot zijne volle recht gebracht) al leen vond ik het gedeelte Reetls :i)t gij dodr uu; iniori! ge/if.ji'lpH. zwakker van uitdrukking: daarin was iets traditioneels na liet sprekende van het voorafgaande, ook heb ik geen vrede met het, accent bij de woorden: dat samen met de liefde ontwaakt. Dit, vooral doet aan ouderen operastijl denken. Ik beschouw dit, lied als een groote aanwinst voor onze zangliteratuur, en vestig er dus met nadruk de ?landacht op. Het muzikale seizoen nadert het einde. Nog enkele uitvoeringen (en wellicht nog enkele waarop wij niet, gerekend hebben) en de zomerrust na deze buitengewoon drukke winertcampagne dubbel noodig zal intreden. De kamerniuziek-soirées zijn met dit, concert eveneens besloten, eu dus zij aan de uitvoerders een woord van dauk voor het genotcne gebracht. Het tii'.rtrt waa. in de heer Hofmeester bijzonder uitmuntte met de vertolking van de eerste alt partij (eene partij waaraan het publiek niet altijd de aandacht schenkt die het, verdient) was ecu schoon besluit. Ik releveer de schoonc vertolking van den heer Hofmeester, omdat, het bij kamermuziek van zoo veel belang is dat alle kunstenaars op grootc ar tistieke hoogte staan. Het is onjuist dat de eene partij gewichtiger is dan een andere, liet kan geen kwaad dit nog eens iu het licht te stellen. Ten slotte zij vermeld dat het zangkoor van de \rijc Gemeente eene goed geslaagde uitvoering gaf, waar tevens feestelijk herdacht werd dat, de ijverige en taktvolle directeur J. L. van den Broekc reeds tien jaar het directeurschap heeft waargenomen. Op dit concert traden Mej. Gateau Loman (zang) en Auton Tirie (orgel) met veel succes als solis ten op. VAX MlLLlGEN. A'erdi s Fihtaf} is te Parijs een reusachtig succos geweest, ofschoon men eigenlijk naar den eersten avond niet rekenen kan, omdat de plaatsen wel tegen betaling, maar tocli nog als gunst wegge schonken waren. In het parket zag men alle celebriteitcu, in de loges alle schoonheden van l'arijs. Toch wns de indruk inderdaad verrassend, zoowel wat zang als orkest betreft; een indruk vooral van frischheid en gracieuze scherts. Vau de uit voerenden was Maurel als Falstatt', die ook de opera te Milaan creëerde, de schitterendste; een lied (,|iiaud j'i'-tais page du sire Norfolk", dat het publiek in verrukking bracht, trof misschien nog meer door zijn voordracht, dan door eigen waarde. Om hem heen bewogen zich de vier bekoorlijke vrouwenfiguren, van welke Mlle Delna als .Mrs. (^uickly'' bijzonder behaagde, /ij heeft binnen kort twee belangrijke rollen gecreëerd, do Dido in IJKS Troyens van Berlioz, en de oude moeder Marcellino in L'attaque du moulin van Brunoau. Nu komt er de Mrs. Quickly bij, waarin zij zich een volleerde komische actrice toonde. De directeur der Comédic Francaise, Jules Chv retie, zal met den architect van het gebouw, binnen kort naar Orangc vertrekken, om de noodzakelijke maatregelen te nemen voor de op voering van de Antigone en den Oedipe-roi, die dezen zomer in het antieke theater der stad zullen plaats hebben. iimiiiiimiiniHtimMmiHiiiititiititiiHiimtiitHMMitiMiiHif immuun Over Puvis de Chavannes. De afzonderlijke nummers en de artikelseriën die de Fransche bladen aan den jaarlijkschen lentebloei van nieuwe schilderijen wijden, zijn in vollen gang van verschijnen, eu de besprekingen der dit jaar voorlijke expositie in het Champ de Mars, doen iu ongenietbaarheid voor die van vroeger jaren al niet onder. De schrijvers vervelen zich voor die hopelooze pakkelage in geschilder en gebeeldhouw, maar het valt op te merken hoe tusschcn al die kunstig waardeerende zinnetjes, en dat lusteloos catalogiseerende gekritizeer, de hulde gemeend is die door enkele, de besten, gebracht wordt aan het koninklijke talent van den ouverzwakten Puvis de Chavannes. Door de beschikkingen der inrichters van de tentoonstelling, zoo schrijft Yriarte in deu Figaro, laat de belangwekkende schepping van Puvis, de trapdekoratie van het stadhuis, zich voordeelig kennen. Men heeft den meester een kolossalen wand ingeruimd, en daarop in het midden het plafondstuk, de Hulde van Victor Hugo aan de Stad Parijs aangebracht, omlijst door ziju dekoratieve omgeving, eu geflankeerd door de zes tympans met elk een allegorische figuur: de schoon heid, de Fantazie, het Verstand, de eeredienst voor het Verleden, de Lrbaniteit eu de Onversaagdheid, en door de vier welfstukkcu; de Haard, de Lief dadigheid, het Kunstvuur en de Vaderlandsliefde. De artist, is er voornamelijk op uit geweest iu het verband der architectuur te blijven, door het niet door sterke kleuren te onderbreken, maar met de steentonen in harmonie te komen, en hij heeft al die symbolische figuren in een zachtblauwe tona liteit gevat, luchtig als email, en met de nuances j van gebroken wit als de overheerschende lichtnoot. De sterkste schaduwen ziju van een blauwachtig violet. De figuren spreken vooral door de sil houet, de allegorieën zijn van grootcn eenvoud, zonder iets vaags, eu haar heele partij die zeer in harmonie is- mot vormen en toon van de ar chitectuur, doet voor het oog aan de grootc emailbekleedingeu der Perzen deuken. Elk der samenstellingen, verzekert, Michel in de Débats, rezumeert iu eenvoudige synthetische lijnen, iu kalme en expressieve gebaren, in klare en diepe symbolen, de er boven aangegeven idee ; de kleu ringen blijven met de heerlijke modulaties in een groote eenheid van lichtblauw, en 'iet geheel is van groote majesteit eu tegelijk vol innigheid, van een edel-kalme, dekoratieve en geestelijke waar digheid. Eeu beter schrijver dan de beide geciteerde jouri nalisten, Gustave Gefïroy van de Justice, getuigt l verder: Niettegenstaande alle tegenwoordige mocielijkheden, de vijandigheid van de architektuur, de afwezigheid van stijl, het verbrokkelende der po gingen, de misse smaak der liefhebbers, en de nog niet gevormde der demokratie, is de wil van een kunstenaar geslaagd iu wat onmogelijk scheen, en Puvis de Chavannes heeft onzen tijd met een dekoratieve kunst begiftigd. Dank zij hem, zal van Amieus tot, Marseille, van Lyou tot, Rouaan en binnen Parijs, het, begrip, dat de ceslaclit.cn van de groote dingen hebben gehad, op de muren geschreven zijn in ontroerende beelden, die men voor definitief mag houden. Onze landstreken verschijnen in hun eigendommelijke lijnen eu kleuren. Wijzen van voelen en begrijpen rezumeeren zich door uitdrukkingen en gebaren. Ideeën-orden verklaren zich door kalme groepee ringen. Het is door de abstraktic, die er in gelegd is, door dit vatten van de werkelijkheid in deko ratieve vormen, dat enkele van hen, die deelnemen aan het mystieke carnaval, op Puvis beslag hebben willen leggen. Maar er behoorde niet veel inzicht toe, om te begrijpen, dat de kunstenaar zou wei geren, zich in die impasse te begeven, om de groote wegen eu de ruimte te blijven verkiezen. I)e kunstenaar heeft, zoo gaat, Gefl'roy over Pu vis' stadhuisdecoraties voort, aan zijn werk een jeugd geschonken, die een verkwikking is voor den geest. Er is in die geëquilibreerde samenstelling een logische ontwikkeling, waarin alle lijuen mee stemmen. Er is een lichtbron, die de gansche com positie voedt, met atmosfeer, om die uitgestrektheden van mauve, die achtergronden van azuur, aan dien zachtgroeneu hemel en dat diepe landschap te bin den. In geen ander werk van Puvis de Chavannes had nog de kleur zoo hooge en klare taal gesproken, maar die taal is harmonieus en blijft alles zijn waarde geven. Het is in waarheid een bewonderenswaardige on beteekeuisvolle arbeid, zeer schoon, zeer sereen, en waarmee men evenwel spoedig op voet van vertrouwen geraakt. Want de bekoring der natuur gaat er door alles heen. Puvis de Chavanues, in gemeenschap als hij leeft met de meesterstukken der verleden schilder- en beeldhouwkunst, eu in kontakt met de pracht van het moderne landschap, is niettemin een onbevangen kunstenaar, verrukt van de natuur, die hij zonder ophouden bestu deert. En ditmaal heeft hij meer dan ooit zich. verlustigd in het licht,, was hij sterker dan iu een zijner werken dronken van ruimte, hij heeft de bevalligheid gezien der levensvolle silhouetten, de schoonheid der jonge aangezichten, het verrassende der aarzelende en heimelijke gebaren, en uit heel dat voorbijffuande leven was het dat hij onsterfe lijke gestalten schiep. Een nieuwe Dürer. Uit Wicsbaden wordt gemeld, dat er een nieuwe Dürer ontdekt is, of althans een schilderij, dat daarvoor wordt uitgegeven. Het is te zien in den kunsthandel van Mcrkel Hcinc aldaar. , Het i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl