De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 6 mei pagina 2

6 mei 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 880 uiminniiiimnniNinnti De Engelsche Enquête. In Engeland is geruimen tijd een »Royal Commission on Labour" werkzaam geweest, die belast was met een onderzoek omtrent den toestand der arbeidende klasse. Zij '?bestond uit 26 leden voorgezeten door den Hertog van Devonshire, terwijl ook de bekende socialistische leider Torn Mann er deel van uitmaakte. Na het publiek te hebben overla den met stapels verslagen, gevolgd door in dexen om in den doolhof niet te verdwalen, is het der Commissie thans eindelijk mogen gelukken tot een eindrapport te geraken. Waar een hertog met tal van andere hoog geplaatste personen te zamen met iemand als Torn Man n moet adviseeren in arbeiders-aan gelegen heden was het reeds te voorzien dat men niet licht tot overeenstemming zou geraken. Inderdaad heeft de commissie zich dan ook gesplitst in een meerderheid en een minderheid, die elfchaar eigen rapport hebben uitgebracht. G*lflk men kon verwachten was het punt, waarop de commissie verdeeld geraakte de kwestie der Staqtstusschenkomst. De meerderheid verklaarde zich in 't alge meen tegen de tusschenkomst van den Staat in de verhoudingen tusschen patroon en arbeider, map toch geeft haar rapport den indruk dat dit standpunt niet dan met aarze ling en weinig : consequent door haar wordt volgehouden. Al dadelijk toch worden ver-schillende uitzonderingen toegelaten niet alleen voor vrouwen, jongelieden en kinderen maar ook voor onderscheidene categoriën van volwassen arbeiders, welke dan worden verdpdigd of met een beroep op het algemeen belang of met het oog op bizondere omstandig heden die de hierbedoelde arbeiders zwakker doen voerkomen dan de andere. Zoo bijv. zou men Staatsbescherming tolereeren waar, hetzij door gebrek aan vakkennis, hetzij door groote armoede, hetzij door het verspreide leven, zooals bij zeelieden en landbouwers, de werklieden niet in de gelegenheid zijn om krachtige vereenigingen te vormen ten einde daardoor hunnen toestar d te ver beteren. Voor hen zou dan staatstusschenkomst kunnen worden toegelaten krachtens het beginsel van 'bescherming der zwakken." Het komt ons voor dat dit standpunt der meerderheid ook niet tot de sterke behoort, want, redeneerende zooals zij, zou het niet moeielijk vallen voor elk vak een exceptie te vinden, op grond waarvan staatsbemoeiing zou kunnen worden verdedigd. In nog meer dere mate is dit het geval met den anderen grond waaropinterventie door haar aannemelijk wordt geacht namelijk voor arbeiders bij spoor wegen, zeevaart, mijnen, gas- en waterleiding en bakkerijen, waar in het algemeen belang de arbeid nimmer raag worden verstoord of strenge discipline gebiedend wordt gevorderd en conflicten dus moeten worden vermeden. Nu zouden wij toch willen vragen of er wel n tak van industrie te bedenken is, waar van de ongestoorde uitoefening niet door het algemeen belang wordt geëischt? Zulk een nijverheid achten wij niet denkbaar want zij zou in geen behoefte voorzien en dus spoedig moeten verdwijnen. Even halfslachtig is de houding der meer derheid ten aanzien van de wettelijke verkor ting van den arbeidstijd. Zij is tegen een wettelijken achturendag zelfs voor mijnwerkers, maar vindt er toch wat op om den wetgever ook hier door een achterdeuntje weer binnen i . _ WIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII daan heb. Nu, dan zult u ze morgen ook moeten spelen, maar 'k waarschuw u, dat uw rol ernstig en 't succes moeilijk te be halen zal zijn. Veel hangt van de medespelers en 't publiek af. Ik zal meespelen ... Ik ken uw kracht.In 't veinzen ? In 't komedie spelen. Is 't een proverbe ? Ja, maar zonder zedelesje in de twee laatste regels. En toch is de moraal 't doel van de voorstelling. Het is een vroom werk, Natuurlijk, als 't van u uitgaat, zeide Guido met een zweem van ironie. Dat wil zeggen? ; U is immers vroom, maar ik begrijp nog niet... Een oogenblik. Zeg mij ... correspon deert u nog altijd met mijn vader? Zeker .. . maar, 't zal wel veertien dagen geleden zijn, sedert hij mij den laatsten keer schreef. Daarentegen heb ik gisteren 'n brief van hem ontvangen. Hij schrijft me, dat hij gezond is en plan heeft morgen te Milaan te komen, met den trein van 10.20. Ditmaal achtte Guido 't niet noodig, zijn verbazing te verbergen. Morgen? Ja, morgen. Uw vader, die nooit reist? Hij is op weg naar Napels en maakt een kleinen omweg om ... Zijn dochter te zien. En zijn schoonzoon, zooals hij schrijft. Zoodat? Zoodat wij in een dwaze positie zijn, antwoordde Emma, haar voet op een fluweelen 'bankje uitstrekkend. Dat noemt u dwaas? Ik ben niet gewoon groote woorden te gebruiken, maar wij moeten een redmiddel zoeken. te laten- Volgens de bestaande iactory and Work shop Act namelijk heeft de betrokken minister de bevoegdheid om speciale rege lingen te treffen voor werkzaamheden die gevaarlijk of nadeelig zijn voor de gezondheid. En nu »3chijnt (!) het, volgens de meerder heid der Commissie, een feit te zijn, dat lichamelijke overspanning het gevaar voor ongelukken of de vatbaarheid voor ziekte in sommige bedrijven vermeerdert", zoodat dan de Minister zou kunnen tusschenbeide treden door verkorting van arbeidstijd voor te schrij ven bij wijze van gezondheidsmaatregel. Ook hier dus weer toelating van interventie langs een omweg en eigenlijk voor alle bedrij ven, want het zal voor de gezondheid toch vrij wel op hetzelfde neerkomen of de overspanning is ontstaan door te veel timmeren of door te veel metselen of door te veel schrijven! Over 't algemeen is overi gens ook de meerderheid nog al vrijgevig wat betreft de aanbeveling van maatre gelen in het belang van de gezondheid der werklieden. Zij wenscht dat krachtig worde op getreden ten einde te komen tot verbetering of geleidelijke uitroeiing van de slechte werk plaatsen, waar het »zweetstelsel" wordt toe gepast en dat wettelijke bepalingen worden gemaakt, die aan de gebruikers van werk plaatsen en misschien ook van fabrieken, de verplichting opleggen om bij de bevoegde autoriteit een certificaat aan te vragen, ge tuigende dat hunne localen in voldoenden sanitairen staat verkeeren en ruimte genoeg bevatten voor het aantal daar werkzame ar beiders. Bovendien zouden alle contractanten en winkeliers, die buitenshuis laten werken, er verantwoordelijk voor moeten worden ge steld, dat hun werk, als het in winkels ge schiedt, slechts wordt verricht in de zoodanige als waarvoor een bovenbedoeld certificaat kon worden afgegeven. Voorts is de meerderheid der Commissie ook niet afkeerig van wettelijde of adminis tratieve maatregelen ter verbetering van de woningen der landbouwende bevolking. Daar entegen acht zij weer niet aanbevelenswaar dig de instelling van speciale rechtbanken voor de beslechting van geschillen tusschen patroon en werkman. Wél acht zij het moge lijk aan gemeente en graafschapsradan de bevoegdheid te geven tot het nemen van het initiatief' voor scheidsgerechten in den geest van de Fransche Conseils de Pmdhommes en hecht zij hare goedkeuring aan de bepa ling van de thans aanhangige Conciliation Bil! waarbij de Board of' Trade wordt ge machtigd tot tusschenUomst in gevallen van geschil. Ook hier dus weer een zekere half slachtigheid, een zeker zweven tusschen be moeiing en onthouding, waaruit blijkt, dat de non-interventie-mannen niet recht meer we ten wat zij willen, misschien wel omdat ze, evenals het publiek, zelf' in de war zijn ge maakt door de stapels rapporten, die van haar zijn uitgegaan. Het rapport der minderheid geteekend door Torn Mann, James ^Lawdslcij en Michael Awstin maakt althans in dit opzicht een beteren in druk. Terecht velt het een streng oordeel over de vage beschouwingen die de meerderheid ten beste geeft om daarna op zijne beurt een zwerm van door de wet te scheppen middelen aan de hand te doen die naar de meening der minderheid de maatschappij zouden kun nen verbeteren. Uitvoerig wordt stilgestaan bij den omvang van het pauperisme en be weerd dat minstens vijf millioen van Harer Majesteits onderdanen niet in staat zijn een mensonwaardig bestaan te vinden. Wij beschouwen zegt dan verder de UIIUIIlmlIlllllllmtllllllltlllltltmillUllllllllllllllimmilllllWIIIIIIIIIIIHUUi Ik weet er geen. En u is nogal een staatsman, een man van geest! Wat baat u dan de kunst der fijne uitvluchten, der delicate onderhande lingen, der loyale en diplomatieke frases? Als u zoo doorgaat, zal ik hoe langer hoe minder een uitweg vinden. Die is al gevonden. Dat dacht ik wel. U is te beleefd. Voor u kan men niet te beleefd zijn! Dus, ik zei, dat er een middel is ... ik wil natuurlijk in geen geval mijn vader de waarheid bekennen ... De treurige waarheid. Dat is eeu onnoodig toevoegsel, 't Zou mijn vader te veel verdriet doen, en dat wil ik niet op mijn geweten hebben. De schuld der kinderen mag niet aan de ouders gewro ken worden. Tot nu toe is hem door uw en mijn zorg, door den verren afstand en omdat hij hier te Milaan geen kennissen heeft, deze ellende bespaard. Maar morgen kan dat geheele gebouw van vrome leugens ineen storten, en God weet, met welke gevolgen! Dat wil ik verhinderen, maar daartoe heb ik uw hulp noodig. Hij moet ons hier zamen vinden, zooals hij ons verlaten heeft; geen woord, geen teekeii mag den waren toestand verraden .... dat is wat ons te doen staat. Dit alles was met ernstige, rustige stem gezegd, en Guido had 't ook ernstig aange hoord. Toch antwoordde hij niet dadelijk, hij dacht na. Emma werd ongeduldig. Dat is de komedie, zooals u ziet. E'i die liefdadigheidsvoorstelling zal u toch zooveel moeite niet kosten? Ik ben bereid, maar is u niet bang dat de een of andere vergissing alles zal verraden ? Welke? Do bedienden .. . Morgen moet u den nieuwen knecht, dien ik vandaag gezien heb, vrijaf geven. Met Giuseppo zal ik wel alles afsprekenminderheid de onbevredigende verhouding tusschen patroon en arbeider als een der on vermijdelijke gevolgen van de tegenwoordige industrieele anarchie en meenen dat de eenige oplossing van het vraagstuk ligt in den voort gang van de evolutie die zoowel aan de «captains of industry ' als aan de arbeiders hun plaats zal aanwijzen als dienaren der gemeenschap. De slechte invloed van het zweetstelsel, de demoraliseerende ongeregeldheid van den arbeid, de ongezondheid van werkplaatsen en woningen, de ongeëvenredigde loonen en de buitensporige arbeidstijd, zijn alle zaken, die onmiddellijke voorziening eischen, een voor ziening die beschouwd moet worden als de eerste en voornaamste taak der nationale en locale regeering. Als niet aan de orde daar latende principieele kwesties zooals de nationalisatie van den grond en de verzwaring van de belasting der n iet-verdiende inkomens, geeft daarop de minderheid de volgende her vormingen in overweging als onmiddelijk uit voerbaar en geschikt om de bestaande ver bittering tusschen de standen eenigszins te verzachten: a. de uitvoering van publieke werken in eigen beheer met den achturendag, minimum loon en op trade-unions voorwaarden ; b- de uitbreiding van de fabrieks- en der gelijke wetgeving tot alle werklieden en eene zóó krachtige uitvoering daarvan dat huis werk zooveel doenlijk onmogelijk wordt ge maakt ; c. de invoering bij de wet van een achturigen werkdag voor alle werklieden; d. een grondig onderzoek en krachtige maat regelen ter bestrijding van het euvel der werkloosheid ; e. het voorzien in de behoorlijke huisvesting van het geheele volk en in een mensonwaardig bestaan voor de bejaarde werklieden. Al deze maatregelen zouden dan ten slotte moeten worden gesteund door een ingrijpende hervorming der fabrieksinspectie en door de instelling van een afzonderlijk Ministerie van Arbeid. Uit eene vergelijking der beide hierboven kortelijk besproken rapporten schijnt te mogen worden afgeleid dat in Engeland de conservatieven niet zoo star conserva tief en de socialisten niet zoo schreeuwerig revolutionair"' zijn als bij ons te lande. Misschien dat men het daarom ginds Jangs den geleidelijken weg iets verder zal brengen dan nier. Dit was trouwens een feit dat be kend was ook zonder de uitkomsten der laatste enquête. Over 't algemeen brengen zulke enquêtes weinig nieuws en nog minder ver andering in de eenmaal opgevatte denkbeelden omtrent de sociale kwestie. Zonder ze nu met den redacteur van Patrimonium bepaald als boeren bedrog" te beschouwen, kunnen wij er, vooral in landen met een beperkt kiesrecht, wei nig anders in zien dan een blijk van gemoede lijke maar weinig energieke belangstelling in het lot der arbeidende klasse. Wij zeggen weinig energieke belangstelling*, omdat als het onderzoek is afgeloopen en het hercormiiujswerk dus eigenlijk pas moest beginnen, men de zaak als afgeloopen beschouwt en de rapporten bijzet in de archieven om daar te verouderen en dus zelfs voor den wetgever der toekomst on bruikbaar te worden. Enquêtes zijn bovendien het beste bewijs van de onkunde en de on macht der regeerende klasse om den toestand der arbeiders te verbeteren. Hoe welgemeend ook, wil het besluit tot het instellen eeneren quête toch eigenlijk weinig anders zeggen dan: wij weten van deze dingen niets af, maar willen er graag iets over leeren! Wie het daarom met mmnumteunmmtimHiitHHiiiimtiiiiiimiuMimiHmmuutuii Goed .... maar als er eens een lastige kennis kwam? Ontvang morgen niemand. Maar wij zullen uw vader toch aan 't station dienen af te halen en er weer heen te brengen . . . wat zullen de menschen zeg gen, als zij ons samen zien? Niemand zal ons zien. Wij zullen in een dicht rijiuig gaan en in draf. Uw vader blijft hier een dag. Zal hij niet, merken, dat hij in het huis van een vrij gezel is ? Van avond zal ik mijn werktafeltje, mijn boeken en muziek hier laten brengen; dat is de mise-en-scène. Maar .... Is er misschien aan de kamers iets veranderd ? Niets ! .. . . antwoordde Guido met ern stige stem. Uw kamer is precies .. . zooals u haar verlaten hebt. Heel goed; .. . . heeft u nog andere be zwaren ? Geen enkel. Wij moeten nu zien of wij in staat zullen zijn, dien besten meneer Giorsi'iauni te bedriegen. Door liefhebbende echtgenooten voor te stellen. Wij zullen ons vroegere tijden herinneren, de dwaasheden van ons eerste huwelijks j aar, zeide Emma sarcastisch. Die ben ik vergeten, antwoordde haar echtgenoot snel. Zij zagen elkaar in de oo^en als twee duellislen, die merken dat /ij van gelijke kracht zijn. Maar misschien ben ik een egoïste, dat; ik u een heelen dag van de wereld wil afzonde ren. Heeft u morgen geen andere bezigheden? Neen .... en als ik ze had, zou ik ze in den steek laten. Nogmaals, dank u. Van avond is u geheel vrij, ik heb geen gezelschap noodig. Hoe .... gezelschap ? Ja, ik blijf hier vandaag. Ik wacht mijn goed, zooals ik u gezegd heb en dan maatschappelijke hervormingen werkelijk erns tig meent, handele zooals een ieder handelt die een goed en degelijk stuk werk verlangt: hij ontbiede een deskundige, dat wil hier zeggen: hij roepe de arbeiders dat zijn ^belangheb benden en de deskundigen tevens zelf tot de taak der weteeving. Zy weten het best waar de schoen hem wringt en wat er moet gebeuren om verlichtingaan te brengen. Heeren rechts- of wetgeleerden kunnen zich hierbij gerust bepalen tot het behoorlijk registreeren van wat de arbeiders verlangen. Socius. MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIHIMIIHIflIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIlUftnmittllllllll Uit Utrecht DOOK JAN VAN 'T STICHT. De eed. Men moet, zooals schrijver dezes in den laat sten tijd heeft gedaan, de zittingen van een kan tongerecht of een rechtbank herhaaldelijk bijwo nen, om tot eenig besef te komen van den demoraliseerenden invloed, dien het opvolgen van deze formaliteit onvermijdelijk op het grootste deel van hen, die om eenige rede met den rechter in aanraking komen, hebben w-oef. Mij dunkt, zelfs de grootste voorstander van den eed, die meent dat door het aanroepen van den heiligen naam van het Opperwezen, eenige zekerheid wordt ver kregen, dat een getuige de waarheid spreken zal, zou al spoedig van dien waan genezen worden, wanneer hij zag, hoe dikwyls, alleen maar het afleggen van den eed, aanleiding tot lachwek kende tooneelen geeft, en de lachlust onder de toehoorders dan ook niet zelden slechts met moeite wordt onderdrukt. Dat de rechters zelve vaak hunnen ernst kunnen bewaren, verdient bewondering, evenzeer als men eerbied moet hebben, voor het geduld dat zij aan den dag leggen, om in zaken, die men in 't gewone leven haast te gering zou achten om zich mede bezig te houden,, door vragen en nog eens vragen, achter de kleinste bijzonderheden te komen, die zij be hoedzaam en angstvallig overwegen, alvorens zij hunnen medeburgers eene geld- of vrijheidstraf opleggen. Dat geduld wordt al dadelijk op de proef ge steld bij den eerste getuige den besten en ik woon telkens zittingen bij, waarin het getal van i) bereikt of overschreden weid. Als zoo iemand voor de groene tafel verschijnt, dan zegt de voorzitter hem, na de gewone vragen omtrent leeftijd, beroep, verhouding tot den beklaagde, enz.: gij zijt hier in zijne zaak als getuige ge dagvaard en als zoodanig verplicht de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen eu vooraf den eed af te leggen, zijt gij daartoe be reid V' Kn als dan de getuige bevestigend knikt of antwoordt, dan begint de penitentie. »Steek dan op de beide voorste vingers van de rechterhand en zeg mij met eerbied na:" In negen van de tien gevallen moet de rechter nog eens herhalen : »steek de vingers op." En als dat dan geschiedt, dan komt het niet zelden voor dat een groote, door werken verstijfde hand plat in de hoogte wordt gestoken met alle vier de vingers dicht nevens elkaar. Dan moet vaak de linkerhand te hulp komen om op de herhaalde aanmaning: »twee vingers!" den weerspannigen pink en den ringvinger naar beneden in de palm van de hand te duwen. Daarna spreekt de rechter den getuige de woorden van het eedt', rmulier voor, en door langdurige ervaring van het ge heugen van ons volk wordt dat slechts bij twee woorden tegelijk voorgezegd. Zoo hoort men dan achtereenvolgens : zoo waarlijk ... uit den mond van den president en daarna van den getuige: hierop volgt dan op dezelfde wijze: helpe mij, amiuiiiiiiHiiiiiiiniiiHiiiiiiiiiiiHiiimniimiiiimtiimiimiiimtmiii x.al ik 't zóó rangschikken, dat 't lijkt of 't hier nooit vandaan is geweest. Maar u wil ik niet, nog mér last aandoen. Ga uit en kom t'huis, zoo laat als u verkiest. Tot morgenochtend tien uur is u vrij man. NVel.... ik moest eigenlijk naar een bal.... maar .... als u wilt.... zal ik t'huis blijven. Waarom? We zouden met elkaar moeten praten, en wij beiden hebben elkaar niets meer te zeggen. Of te veel. U hebt gelijk. Ik vraag daarom verlof mij te gaan kleeden. Emma boog even en Guido ging heen, als een man zonder zorgen en vrij van geest; maar innerlijk was hij toch een beetje in de war. Inderdaad, 't was een wonderlijk avon tuur en hij peinsde en tobde er zóó over, dat hij op 't bal in een treurigen graad van verstrooidheid verkeerde. Barones S t lan ie wierp hem toornige blikken toe, die hij onbeschaamd genoeg niet eens opmerkte. Ja, hij maakte zelfs gebruik van een quadrille, die de heele zaal bezighield, om te vertrekken, zonder iemand te groeten. En t'huis vond hij de omgeving veranderd, vreemd, nieuw, en toch bekend. Do groote zaal, zoolang gesloten, werd gelucht, de kasten stonden open, een zachte geur van viooltjes kwam hem te gemoet. Op den lezenaar der piano, in de huiskamer, lag muziek, de vazen waren vol versche bloemen, en de meubelen anders gerangschikt, terwijl Emma zich op de teenen verhief om een beeldje op een ótagère te zetten. Was 't een droom? Emma in huis? Emma verwachtte hem.... De driejaren van af wezigheid vergeten, uitgewisch't die droeve dag der scheiding:' (roeden avond, zei Guido, in het voor bijgaan. Goeden avond, antwoordde zij, zonder om te zien. (Sht volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl