Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 880
uiminniiiimnniNinnti
De Engelsche Enquête.
In Engeland is geruimen tijd een »Royal
Commission on Labour" werkzaam geweest,
die belast was met een onderzoek omtrent
den toestand der arbeidende klasse. Zij
'?bestond uit 26 leden voorgezeten door den
Hertog van Devonshire, terwijl ook de bekende
socialistische leider Torn Mann er deel van
uitmaakte. Na het publiek te hebben overla
den met stapels verslagen, gevolgd door in
dexen om in den doolhof niet te verdwalen,
is het der Commissie thans eindelijk mogen
gelukken tot een eindrapport te geraken.
Waar een hertog met tal van andere hoog
geplaatste personen te zamen met iemand als
Torn Man n moet adviseeren in arbeiders-aan
gelegen heden was het reeds te voorzien dat men
niet licht tot overeenstemming zou geraken.
Inderdaad heeft de commissie zich dan ook
gesplitst in een meerderheid en een minderheid,
die elfchaar eigen rapport hebben uitgebracht.
G*lflk men kon verwachten was het punt,
waarop de commissie verdeeld geraakte de
kwestie der Staqtstusschenkomst.
De meerderheid verklaarde zich in 't alge
meen tegen de tusschenkomst van den Staat
in de verhoudingen tusschen patroon en
arbeider, map toch geeft haar rapport den
indruk dat dit standpunt niet dan met aarze
ling en weinig : consequent door haar wordt
volgehouden. Al dadelijk toch worden
ver-schillende uitzonderingen toegelaten niet
alleen voor vrouwen, jongelieden en kinderen
maar ook voor onderscheidene categoriën van
volwassen arbeiders, welke dan worden
verdpdigd of met een beroep op het algemeen
belang of met het oog op bizondere omstandig
heden die de hierbedoelde arbeiders zwakker
doen voerkomen dan de andere. Zoo bijv. zou
men Staatsbescherming tolereeren waar, hetzij
door gebrek aan vakkennis, hetzij door
groote armoede, hetzij door het verspreide
leven, zooals bij zeelieden en landbouwers,
de werklieden niet in de gelegenheid zijn
om krachtige vereenigingen te vormen ten
einde daardoor hunnen toestar d te ver
beteren. Voor hen zou dan
staatstusschenkomst kunnen worden toegelaten krachtens
het beginsel van 'bescherming der zwakken."
Het komt ons voor dat dit standpunt der
meerderheid ook niet tot de sterke behoort,
want, redeneerende zooals zij, zou het niet
moeielijk vallen voor elk vak een exceptie te
vinden, op grond waarvan staatsbemoeiing
zou kunnen worden verdedigd. In nog meer
dere mate is dit het geval met den anderen
grond waaropinterventie door haar aannemelijk
wordt geacht namelijk voor arbeiders bij spoor
wegen, zeevaart, mijnen, gas- en waterleiding
en bakkerijen, waar in het algemeen belang
de arbeid nimmer raag worden verstoord of
strenge discipline gebiedend wordt gevorderd
en conflicten dus moeten worden vermeden.
Nu zouden wij toch willen vragen of er wel
n tak van industrie te bedenken is, waar
van de ongestoorde uitoefening niet door het
algemeen belang wordt geëischt? Zulk een
nijverheid achten wij niet denkbaar want zij
zou in geen behoefte voorzien en dus spoedig
moeten verdwijnen.
Even halfslachtig is de houding der meer
derheid ten aanzien van de wettelijke verkor
ting van den arbeidstijd. Zij is tegen een
wettelijken achturendag zelfs voor mijnwerkers,
maar vindt er toch wat op om den wetgever
ook hier door een achterdeuntje weer binnen
i . _
WIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
daan heb. Nu, dan zult u ze morgen ook
moeten spelen, maar 'k waarschuw u, dat
uw rol ernstig en 't succes moeilijk te be
halen zal zijn.
Veel hangt van de medespelers en 't
publiek af.
Ik zal meespelen ...
Ik ken uw
kracht.In 't veinzen ?
In 't komedie spelen. Is 't een proverbe ?
Ja, maar zonder zedelesje in de twee
laatste regels. En toch is de moraal 't
doel van de voorstelling. Het is een vroom
werk,
Natuurlijk, als 't van u uitgaat, zeide
Guido met een zweem van ironie.
Dat wil zeggen?
; U is immers vroom, maar ik begrijp
nog niet...
Een oogenblik. Zeg mij ... correspon
deert u nog altijd met mijn vader?
Zeker .. . maar, 't zal wel veertien dagen
geleden zijn, sedert hij mij den laatsten keer
schreef.
Daarentegen heb ik gisteren 'n brief
van hem ontvangen. Hij schrijft me, dat hij
gezond is en plan heeft morgen te Milaan
te komen, met den trein van 10.20.
Ditmaal achtte Guido 't niet noodig, zijn
verbazing te verbergen.
Morgen?
Ja, morgen.
Uw vader, die nooit reist?
Hij is op weg naar Napels en maakt
een kleinen omweg om ...
Zijn dochter te zien.
En zijn schoonzoon, zooals hij schrijft.
Zoodat?
Zoodat wij in een dwaze positie zijn,
antwoordde Emma, haar voet op een fluweelen
'bankje uitstrekkend.
Dat noemt u dwaas?
Ik ben niet gewoon groote woorden te
gebruiken, maar wij moeten een redmiddel
zoeken.
te laten- Volgens de bestaande iactory and
Work shop Act namelijk heeft de betrokken
minister de bevoegdheid om speciale rege
lingen te treffen voor werkzaamheden die
gevaarlijk of nadeelig zijn voor de gezondheid.
En nu »3chijnt (!) het, volgens de meerder
heid der Commissie, een feit te zijn, dat
lichamelijke overspanning het gevaar voor
ongelukken of de vatbaarheid voor ziekte in
sommige bedrijven vermeerdert", zoodat dan
de Minister zou kunnen tusschenbeide treden
door verkorting van arbeidstijd voor te schrij
ven bij wijze van gezondheidsmaatregel. Ook
hier dus weer toelating van interventie langs
een omweg en eigenlijk voor alle bedrij
ven, want het zal voor de gezondheid
toch vrij wel op hetzelfde neerkomen of
de overspanning is ontstaan door te veel
timmeren of door te veel metselen of door
te veel schrijven! Over 't algemeen is overi
gens ook de meerderheid nog al vrijgevig
wat betreft de aanbeveling van maatre
gelen in het belang van de gezondheid der
werklieden. Zij wenscht dat krachtig worde op
getreden ten einde te komen tot verbetering
of geleidelijke uitroeiing van de slechte werk
plaatsen, waar het »zweetstelsel" wordt toe
gepast en dat wettelijke bepalingen worden
gemaakt, die aan de gebruikers van werk
plaatsen en misschien ook van fabrieken, de
verplichting opleggen om bij de bevoegde
autoriteit een certificaat aan te vragen, ge
tuigende dat hunne localen in voldoenden
sanitairen staat verkeeren en ruimte genoeg
bevatten voor het aantal daar werkzame ar
beiders. Bovendien zouden alle contractanten
en winkeliers, die buitenshuis laten werken,
er verantwoordelijk voor moeten worden ge
steld, dat hun werk, als het in winkels ge
schiedt, slechts wordt verricht in de zoodanige
als waarvoor een bovenbedoeld certificaat
kon worden afgegeven.
Voorts is de meerderheid der Commissie
ook niet afkeerig van wettelijde of adminis
tratieve maatregelen ter verbetering van de
woningen der landbouwende bevolking. Daar
entegen acht zij weer niet aanbevelenswaar
dig de instelling van speciale rechtbanken
voor de beslechting van geschillen tusschen
patroon en werkman. Wél acht zij het moge
lijk aan gemeente en graafschapsradan de
bevoegdheid te geven tot het nemen van het
initiatief' voor scheidsgerechten in den geest
van de Fransche Conseils de Pmdhommes
en hecht zij hare goedkeuring aan de bepa
ling van de thans aanhangige Conciliation
Bil! waarbij de Board of' Trade wordt ge
machtigd tot tusschenUomst in gevallen van
geschil. Ook hier dus weer een zekere half
slachtigheid, een zeker zweven tusschen be
moeiing en onthouding, waaruit blijkt, dat de
non-interventie-mannen niet recht meer we
ten wat zij willen, misschien wel omdat ze,
evenals het publiek, zelf' in de war zijn ge
maakt door de stapels rapporten, die van
haar zijn uitgegaan.
Het rapport der minderheid geteekend door
Torn Mann, James ^Lawdslcij en Michael Awstin
maakt althans in dit opzicht een beteren in
druk. Terecht velt het een streng oordeel over
de vage beschouwingen die de meerderheid
ten beste geeft om daarna op zijne beurt een
zwerm van door de wet te scheppen middelen
aan de hand te doen die naar de meening
der minderheid de maatschappij zouden kun
nen verbeteren. Uitvoerig wordt stilgestaan
bij den omvang van het pauperisme en be
weerd dat minstens vijf millioen van Harer
Majesteits onderdanen niet in staat zijn een
mensonwaardig bestaan te vinden.
Wij beschouwen zegt dan verder de
UIIUIIlmlIlllllllmtllllllltlllltltmillUllllllllllllllimmilllllWIIIIIIIIIIIHUUi
Ik weet er geen.
En u is nogal een staatsman, een man
van geest! Wat baat u dan de kunst der
fijne uitvluchten, der delicate onderhande
lingen, der loyale en diplomatieke frases?
Als u zoo doorgaat, zal ik hoe langer
hoe minder een uitweg vinden.
Die is al gevonden.
Dat dacht ik wel.
U is te beleefd.
Voor u kan men niet te beleefd zijn!
Dus, ik zei, dat er een middel is ... ik
wil natuurlijk in geen geval mijn vader de
waarheid bekennen ...
De treurige waarheid.
Dat is eeu onnoodig toevoegsel, 't Zou
mijn vader te veel verdriet doen, en dat wil
ik niet op mijn geweten hebben. De schuld
der kinderen mag niet aan de ouders gewro
ken worden. Tot nu toe is hem door uw
en mijn zorg, door den verren afstand en
omdat hij hier te Milaan geen kennissen heeft,
deze ellende bespaard. Maar morgen kan
dat geheele gebouw van vrome leugens ineen
storten, en God weet, met welke gevolgen!
Dat wil ik verhinderen, maar daartoe heb
ik uw hulp noodig. Hij moet ons hier zamen
vinden, zooals hij ons verlaten heeft; geen
woord, geen teekeii mag den waren toestand
verraden .... dat is wat ons te doen staat.
Dit alles was met ernstige, rustige stem
gezegd, en Guido had 't ook ernstig aange
hoord. Toch antwoordde hij niet dadelijk, hij
dacht na.
Emma werd ongeduldig.
Dat is de komedie, zooals u ziet. E'i
die liefdadigheidsvoorstelling zal u toch zooveel
moeite niet kosten?
Ik ben bereid, maar is u niet bang dat
de een of andere vergissing alles zal verraden ?
Welke?
Do bedienden .. .
Morgen moet u den nieuwen knecht,
dien ik vandaag gezien heb, vrijaf geven.
Met Giuseppo zal ik wel alles
afsprekenminderheid de onbevredigende verhouding
tusschen patroon en arbeider als een der on
vermijdelijke gevolgen van de tegenwoordige
industrieele anarchie en meenen dat de eenige
oplossing van het vraagstuk ligt in den voort
gang van de evolutie die zoowel aan de
«captains of industry ' als aan de arbeiders
hun plaats zal aanwijzen als dienaren der
gemeenschap.
De slechte invloed van het zweetstelsel, de
demoraliseerende ongeregeldheid van den
arbeid, de ongezondheid van werkplaatsen en
woningen, de ongeëvenredigde loonen en de
buitensporige arbeidstijd, zijn alle zaken, die
onmiddellijke voorziening eischen, een voor
ziening die beschouwd moet worden als de
eerste en voornaamste taak der nationale en
locale regeering. Als niet aan de orde daar
latende principieele kwesties zooals de
nationalisatie van den grond en de verzwaring van
de belasting der n iet-verdiende inkomens,
geeft daarop de minderheid de volgende her
vormingen in overweging als onmiddelijk uit
voerbaar en geschikt om de bestaande ver
bittering tusschen de standen eenigszins te
verzachten:
a. de uitvoering van publieke werken in
eigen beheer met den achturendag, minimum
loon en op trade-unions voorwaarden ;
b- de uitbreiding van de fabrieks- en der
gelijke wetgeving tot alle werklieden en eene
zóó krachtige uitvoering daarvan dat huis
werk zooveel doenlijk onmogelijk wordt ge
maakt ;
c. de invoering bij de wet van een achturigen
werkdag voor alle werklieden;
d. een grondig onderzoek en krachtige maat
regelen ter bestrijding van het euvel der
werkloosheid ;
e. het voorzien in de behoorlijke huisvesting
van het geheele volk en in een mensonwaardig
bestaan voor de bejaarde werklieden.
Al deze maatregelen zouden dan ten slotte
moeten worden gesteund door een ingrijpende
hervorming der fabrieksinspectie en door de
instelling van een afzonderlijk Ministerie van
Arbeid.
Uit eene vergelijking der beide hierboven
kortelijk besproken rapporten schijnt te
mogen worden afgeleid dat in Engeland
de conservatieven niet zoo star conserva
tief en de socialisten niet zoo schreeuwerig
revolutionair"' zijn als bij ons te lande.
Misschien dat men het daarom ginds Jangs
den geleidelijken weg iets verder zal brengen
dan nier. Dit was trouwens een feit dat be
kend was ook zonder de uitkomsten der laatste
enquête. Over 't algemeen brengen zulke
enquêtes weinig nieuws en nog minder ver
andering in de eenmaal opgevatte denkbeelden
omtrent de sociale kwestie. Zonder ze nu met
den redacteur van Patrimonium bepaald als
boeren bedrog" te beschouwen, kunnen wij er,
vooral in landen met een beperkt kiesrecht, wei
nig anders in zien dan een blijk van gemoede
lijke maar weinig energieke belangstelling in
het lot der arbeidende klasse. Wij zeggen weinig
energieke belangstelling*, omdat als het onderzoek
is afgeloopen en het hercormiiujswerk dus
eigenlijk pas moest beginnen, men de zaak als
afgeloopen beschouwt en de rapporten bijzet
in de archieven om daar te verouderen en
dus zelfs voor den wetgever der toekomst on
bruikbaar te worden. Enquêtes zijn bovendien
het beste bewijs van de onkunde en de on
macht der regeerende klasse om den toestand
der arbeiders te verbeteren. Hoe welgemeend
ook, wil het besluit tot het instellen eeneren
quête toch eigenlijk weinig anders zeggen dan:
wij weten van deze dingen niets af, maar willen
er graag iets over leeren! Wie het daarom met
mmnumteunmmtimHiitHHiiiimtiiiiiimiuMimiHmmuutuii
Goed .... maar als er eens een lastige
kennis kwam?
Ontvang morgen niemand.
Maar wij zullen uw vader toch aan
't station dienen af te halen en er weer heen
te brengen . . . wat zullen de menschen zeg
gen, als zij ons samen zien?
Niemand zal ons zien. Wij zullen in
een dicht rijiuig gaan en in draf.
Uw vader blijft hier een dag. Zal hij
niet, merken, dat hij in het huis van een vrij
gezel is ?
Van avond zal ik mijn werktafeltje,
mijn boeken en muziek hier laten brengen;
dat is de mise-en-scène.
Maar ....
Is er misschien aan de kamers iets
veranderd ?
Niets ! .. . . antwoordde Guido met ern
stige stem. Uw kamer is precies .. . zooals u
haar verlaten hebt.
Heel goed; .. . . heeft u nog andere be
zwaren ?
Geen enkel. Wij moeten nu zien of wij
in staat zullen zijn, dien besten meneer
Giorsi'iauni te bedriegen.
Door liefhebbende echtgenooten voor
te stellen. Wij zullen ons vroegere tijden
herinneren, de dwaasheden van ons eerste
huwelijks j aar, zeide Emma sarcastisch.
Die ben ik vergeten, antwoordde haar
echtgenoot snel.
Zij zagen elkaar in de oo^en als twee
duellislen, die merken dat /ij van gelijke
kracht zijn.
Maar misschien ben ik een egoïste, dat; ik
u een heelen dag van de wereld wil afzonde
ren. Heeft u morgen geen andere bezigheden?
Neen .... en als ik ze had, zou ik ze
in den steek laten.
Nogmaals, dank u. Van avond is u
geheel vrij, ik heb geen gezelschap noodig.
Hoe .... gezelschap ?
Ja, ik blijf hier vandaag. Ik wacht
mijn goed, zooals ik u gezegd heb en dan
maatschappelijke hervormingen werkelijk erns
tig meent, handele zooals een ieder handelt
die een goed en degelijk stuk werk verlangt:
hij ontbiede een deskundige, dat wil hier zeggen:
hij roepe de arbeiders dat zijn ^belangheb
benden en de deskundigen tevens zelf tot
de taak der weteeving. Zy weten het best
waar de schoen hem wringt en wat er moet
gebeuren om verlichtingaan te brengen. Heeren
rechts- of wetgeleerden kunnen zich hierbij
gerust bepalen tot het behoorlijk registreeren
van wat de arbeiders verlangen.
Socius.
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIHIMIIHIflIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIlUftnmittllllllll
Uit Utrecht
DOOK
JAN VAN 'T STICHT.
De eed.
Men moet, zooals schrijver dezes in den laat
sten tijd heeft gedaan, de zittingen van een kan
tongerecht of een rechtbank herhaaldelijk bijwo
nen, om tot eenig besef te komen van den
demoraliseerenden invloed, dien het opvolgen van deze
formaliteit onvermijdelijk op het grootste deel
van hen, die om eenige rede met den rechter in
aanraking komen, hebben w-oef. Mij dunkt, zelfs
de grootste voorstander van den eed, die meent
dat door het aanroepen van den heiligen naam van
het Opperwezen, eenige zekerheid wordt ver
kregen, dat een getuige de waarheid spreken zal,
zou al spoedig van dien waan genezen worden,
wanneer hij zag, hoe dikwyls, alleen maar het
afleggen van den eed, aanleiding tot lachwek
kende tooneelen geeft, en de lachlust onder de
toehoorders dan ook niet zelden slechts met
moeite wordt onderdrukt. Dat de rechters zelve
vaak hunnen ernst kunnen bewaren, verdient
bewondering, evenzeer als men eerbied moet
hebben, voor het geduld dat zij aan den dag
leggen, om in zaken, die men in 't gewone leven
haast te gering zou achten om zich mede bezig
te houden,, door vragen en nog eens vragen, achter
de kleinste bijzonderheden te komen, die zij be
hoedzaam en angstvallig overwegen, alvorens zij
hunnen medeburgers eene geld- of vrijheidstraf
opleggen.
Dat geduld wordt al dadelijk op de proef ge
steld bij den eerste getuige den besten en ik
woon telkens zittingen bij, waarin het getal
van i) bereikt of overschreden weid. Als zoo
iemand voor de groene tafel verschijnt, dan zegt
de voorzitter hem, na de gewone vragen omtrent
leeftijd, beroep, verhouding tot den beklaagde,
enz.: gij zijt hier in zijne zaak als getuige ge
dagvaard en als zoodanig verplicht de geheele
waarheid en niets dan de waarheid te zeggen eu
vooraf den eed af te leggen, zijt gij daartoe be
reid V' Kn als dan de getuige bevestigend knikt
of antwoordt, dan begint de penitentie. »Steek
dan op de beide voorste vingers van de rechterhand
en zeg mij met eerbied na:"
In negen van de tien gevallen moet de rechter
nog eens herhalen : »steek de vingers op." En
als dat dan geschiedt, dan komt het niet zelden
voor dat een groote, door werken verstijfde hand
plat in de hoogte wordt gestoken met alle vier
de vingers dicht nevens elkaar. Dan moet vaak
de linkerhand te hulp komen om op de herhaalde
aanmaning: »twee vingers!" den weerspannigen
pink en den ringvinger naar beneden in de palm
van de hand te duwen. Daarna spreekt de rechter
den getuige de woorden van het eedt', rmulier
voor, en door langdurige ervaring van het ge
heugen van ons volk wordt dat slechts bij twee
woorden tegelijk voorgezegd. Zoo hoort men dan
achtereenvolgens : zoo waarlijk ... uit den mond
van den president en daarna van den getuige:
hierop volgt dan op dezelfde wijze: helpe mij,
amiuiiiiiiHiiiiiiiniiiHiiiiiiiiiiiHiiimniimiiiimtiimiimiiimtmiii
x.al ik 't zóó rangschikken, dat 't lijkt of 't
hier nooit vandaan is geweest. Maar u wil
ik niet, nog mér last aandoen. Ga uit en
kom t'huis, zoo laat als u verkiest. Tot
morgenochtend tien uur is u vrij man.
NVel.... ik moest eigenlijk naar een
bal.... maar .... als u wilt.... zal ik t'huis
blijven.
Waarom? We zouden met elkaar moeten
praten, en wij beiden hebben elkaar niets
meer te zeggen.
Of te veel. U hebt gelijk. Ik vraag
daarom verlof mij te gaan kleeden.
Emma boog even en Guido ging heen,
als een man zonder zorgen en vrij van geest;
maar innerlijk was hij toch een beetje in de
war. Inderdaad, 't was een wonderlijk avon
tuur en hij peinsde en tobde er zóó over,
dat hij op 't bal in een treurigen graad van
verstrooidheid verkeerde. Barones S t lan ie
wierp hem toornige blikken toe, die hij
onbeschaamd genoeg niet eens opmerkte.
Ja, hij maakte zelfs gebruik van een quadrille,
die de heele zaal bezighield, om te vertrekken,
zonder iemand te groeten.
En t'huis vond hij de omgeving veranderd,
vreemd, nieuw, en toch bekend. Do groote
zaal, zoolang gesloten, werd gelucht, de kasten
stonden open, een zachte geur van viooltjes
kwam hem te gemoet. Op den lezenaar der
piano, in de huiskamer, lag muziek, de vazen
waren vol versche bloemen, en de meubelen
anders gerangschikt, terwijl Emma zich op
de teenen verhief om een beeldje op een
ótagère te zetten.
Was 't een droom? Emma in huis? Emma
verwachtte hem.... De driejaren van af
wezigheid vergeten, uitgewisch't die droeve
dag der scheiding:'
(roeden avond, zei Guido, in het voor
bijgaan.
Goeden avond, antwoordde zij, zonder
om te zien.
(Sht volgt).