De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 6 mei pagina 4

6 mei 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 880 P ^ J; p In bet tweede stadium: dat van de stofliefde, vermengt zich de dogmatische beweging met de beweging der stof zelf. Hoewel ook hier de over macht der stof zoodanig is dat de schouwende vol komen wordt uitgesloten, laat toch de eerste zich hier en daar nog even voelen. Het begrijpen van den toeschouwer keert eerst weer, wanneer door het derde heen, in het vierde stadium de beweging traditioneel manierismus geworden is. Deze gang is waarneembaar op de reeks schilderingen de An nunciatie voorstellende in het terugtrekkende ge baar van Maria. (1) Dat in Fra Filippo Lippi en Sandro Botticelli de ontaarding het duidelijkst zichtbaar is, heeft nog een eigenaardige reden. De stof, door hen lief gehad, heeft een bizondere bewerking ondergaan. Ze is als een preparaat waarvan de merkwaardige deelen met een of andere kleurstof zijn aangegeven. Dit maakt dat zij als afzonderlijk tweetal een dui delijker voorbeeld zijn, dan Perugino en Rafaël in welker gang, ergens men ziet niet waar het volkomen loslaten der Hiërarchie moet te vinden zijn. Deze kleurstof is, wat ik de droom" noem in het laatst der Middeleeuwen. Deze droom heeft geen eigen uitingen gehad, maar heeft zich in ver scheiden bestaande dingen ingedrongen; de essentie der Hiërarchische kunst heeft zij niet kunnen berei ken, maar met de stof heeft zij zich in vele gevallen vereend. Zij is het misschien geweest die, van de Troubadours komend, zich in het Mysteriespel wrong en daar den doodeudans vormde; (2) die zich in Alchimie liet voelen, zoowel in de droomen van Bernardus Trevisanus b.v. (Groene droom en Bron. parabool) en de Allegorie van Merlijn, als in de geheele Palingenesie en Gemmen-vereering. Tot nachtmerrie verzwart, is zij later van oneiudigen invloed geweest op den uiterlijken satan-cultus en het heksen-wezen. Blijer was de droom in welke de draden waar van' Filippo en Botticelli hun schilderingen weef den, gedrenkt waren. In de goud-groene landen, waarin Lippi's Madonnas knielen, licht purper ge kleed, komen uit den bestraalden Hemel boven absurde boomgroeiingen handen te voorschijn, niet goddelijk zegenend, maar zoo positief rood en blank gestrekt, als alleen met gesloten oogen kunnengezien worden. Bij de kroning der Maagd staan kinder-Engelen met romantische lelies, in rijen om , Haar, die vaag aan een geliefde herinnerend, in een gedroomd Paradijs, niet in den Hemel troont, en de schilder zelf rijst als uit den kelder van het werkelijke, onder deze rustig fantastische groepen. Botticelli zich zelf plaatsende op zijn Drie-Konin gen voorstelling schijnt, het hoofd afwendend, zich een oogenblik in de waarheid te brengen om ver volgens zich weer te voldoen in den doorwierookten schat van edelsteen, goud en wijsheid. Onder de kerkelijke Poëten Conradus Gemnicensis de maker van het: Annulus Beatae Virginis Mariae, Hortulus B. V. M., etc. de eenige die als werker inet dezen te vergelijken is. De raadselachtige Sinnonetta-Venus, 3) wordt uit de zee geboren en gaat dan droomend door de Lente met haar bloemen strooiende en bloemen ademende vrouwen, langs de onder bloemengeboomt cierlijk gegroepeerde gratiën in hun luchtig gewolkte kleedijen. Botticelli was juist, er is een Lente in de kunst gekomen, voorheen boven strooming van jaarge tijden verheven, er is Lente en Zomer zal moeten volgen, maar men ziet nu het onvruchtbare van dit steeds op en neer gaan. De hardtongige Savonarola, meer stijfhoofdig dan mystiek wellicht, wetend, niet voelend de verkeerdheden, tracht met zware woorden weeke tijden te sterken en Botticelli zoekt tot het achter hem liggende terug te keeren, doch blijft vast verward in zijn droomstof. Het zal den schilder verder onmogelijk zijn voor zijn zelf geschilderden Christus te, bidden, hij zelf parodieert dit Allerhoogste in een brutaal Pygmalionisme. De simonie is in kunst, wat zij in de kerk is een molensteen aan den hals van wie haar bedrijft. Misschien is er een zelf bestaand Individualisme in de 16e en 17e eeuw, het schijnt mij jiietig bij het groot kunst-beginsel van voor 1400. Wél heeft Sint Franciscus armoede als zuiverheid mogen prediken. Florence. ANDRÉJOLLES. (1) Deze twee voorbeelden (Johannes en Maria) werden mij aan de hand gedaan door den heer A. Warburg, Phil. Doet. schrijver eeuer studie over Botticelli, waarin hij in tegenstelling met deze theorie de invloed der klassieke beweging op Botticelli tracht te bewijzen. (2) Het oudste mij bekende Doodendans H. S. is dat van den Troubadour Thibaud de Marly (Xlle eeuw). Het idee van de vereeniging van M.-spel en doodendans werd aangegeven door den heer I. F. Moraaz. 3) Hoofdpersoon in de schilderijen : Allegorie der Lente en geboorte van Venus. Gladstone en Horatius. Het nieuwe nummer van de Nineteenth Century bevat vijf oden van Horatius, met vertalingen van Gladstone. H\j noemt ze Horatius' lief de-oden en de vertalingen worden als specimens gegeven. Hij begint met Ode I 23, waarvan de laatste strophe is: Atqui non ego te tigris ut aspera Gaetulusve leo frangere persequor, Tandem desine matrem Tempestiva sequi viro. waarvan de vertaling is: 3. I no tigress at thy back, No Gïietulian lion I: Ripe for mates, no more be shy, Tread no more thy mother's track.' Ode III, welke begint: "Extremum Tanain si biberes, Lyce, Saevo nupta viro, me tamen asperas Porrectum ante fores bjicere incolis Plorares Aquilonibus. wordt vertaald: To Lyce : in Bloom. 1. Hadst thou a savage mate, a home upon The farthest banks of Don, Thou couldst not tearless leave me, pin ing sore, To shiver at thy door. De laatste is Ode III 15, die begint: Uxor pauperis Ibyci, Tandem nequitiae fige modum tuae Famosisque laboribus; Maturo propior desine funeri Intert ludere virgines, Et stellis nebulam spargere candidis. en wordt vertaald: To Chloris, a Crone. Wife of Ibycus the poor, Play thy knavish tricks no more. All thy plots new scandal make. Thou art near thy funeral wake. Cease to sport with girls at all, Cast not o'er the stars a pall. Sacher Masoch. De vrouw van Sacher Masoch zendt aan de bladen het volgende, waarin de toon van geraaktheid onmiskenbaar is. »Daar het mij onmogelijk is, by het gelukkig niet plaats gegrepen hebbend overlijden van mijnen man, Dr. Leopold von Sacher Masoch, al de talrijke aan mij gezondene condoleantiebrieven en telegrammen persoonlijk te beant woorden, dank ik bij deze voor de innige deel neming, die ik bij deze treurige gebeurtenis heb ondervonden, in bet bijzonder echter die heeren journalisten die vol christelijk-moreel zelotisme zoo ver verwijderd zijn van de zachte en ver zoenende oudheidensche opvatting. De mortuis nil nise bene. Frau Hulda Edle von SacherMasoch. Ik denk wel, dat die bladen die er zoo op uit waren de nekrologie van mijn man te ver breiden, nu ook mijn bedankje in hunne ko lommen een plaatsje zullen geven." Heine. Nu de gemeenteraad van Mainz besloten heeft, toch het monument van Heine in die stad te laten oprichten, is er een verzoekschrift van de vereeniging van leeraren bij den burgemeester in gekomen, om het plein vóór het Gymnasium niet als plaats voor de oprichting ervan aan te wijzen, »alleen uit paedagogiscbe beweegredenen." Methode Gouin. Eerstdaags, in ieder geval vóór bet begin van den nieuwen cursus, zal bij de firma Allert de Lange verschenen bet eerste deeltje van een leercursus voor het Fransch, het Engelsch en het Hoogduitsch, bewerkt door de heeren C. A. Hof man, L. P. H. Eykman en dr. J. J. A. A. Frantzen, naar de nieuwe methode van F. Gouin, ter wijl voor het tydig verschijnen van de volgende deeltjes zal worden zorg gedragen. Uit de voordracht daarover door den heer Eyk man in de afdeeling Amsterdam II van het Ned. Ond. Gen. gehouden, blijkt, dat deze nieuwe me thode, wat den grondslag betreft, geheel verschilt van de tot nu toe gevolgde leerwijzen. Zij leert niet onsamenhangende woorden, maar steeds ge heele zinnen. Zij neemt het werkwoord aan als de as, waarom de taal draait, en niet het zelf standig naamwoord, zooals de bestaande methoden doen. De leerboeken zijn zoo ingericht, dat de leerlingen langzamerhand hun eigen persoonlijk heid in de vreemde taal opbouwen, dat zij dus in die taal leeren denken. De heer Eykman heeft de methode Gouin se dert Sept. 1.1. op de H. B. S. te Amsterdam met veel succes toegepast en daarom niet geaarzeld ze in wijder kring bekend te maken. De Natuurkundige sectie van het Genootschap tot bevordering van natuur-, genees- en heel kunde te Amsterdam, zal op 8 Mei in de Ko ningszaal van Artis een bijeenkomst met genoodigden ter herdenking van Lavoisier houden. Het programma omvat eene gedenkrede van Prof. J. W. Gunning, en eene demonstratie van de schei kundige instrumenten van Marum uit Teyler's Genootschap te Haarlem, door Dr. Ch. M. van Deventer. Secretaris der Commissie is Dr. C. A. Lobry de Bruyn; voor d,ames kunnen kaarten worden aangevraagd bij den conciërge van het Chemisch Laboratorium. De Mei-aflevering van Nederland bevat: P. A. M. Boele van Hensbroek, Gedichten (met portret van den dichter); L. van Deyssel, Apokalyps; Emile Seipgens, Madlte ioMi'se;"Edw. B. Koster, Fransche Chansonmeis; M. A. Perk Aan den overkant van Echternach; Jac. Risch, Avond; P. A. Schroot, Dri. liedekens van Smerte. iiituuiuimniiiiiuiiiiiiiiiimiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiluiiiiHiMi HELTSJES Indische Warongpraatjes. (Particuliere correxpondentie.} V. Hoe 't toch wel komt, dat zelden twee oud-gas ten conform zijn in hunne opiuie over Indiër1 Deze schildert de Oost af als een Eldorado, gene als een' hel, de een raadt een ieder aan, zich maar zoo spoedig mogelijk in te schepen, de ander waar schuwt er tegeu, als zijnde het ecu onherstelbare misstap. Wien moet mcr. geloovcu? Laat ons daartoe een greep doen uit het rijk der gelijkenissen. Degene, die zich inscheept naar de Oost, is ge lijk aan een jongeling, die opsiii"; naar den tempel om te treden in het huwelijk u>et een. beeldschooiie jonkvrouw. Want evenals het huwelijksgeluk afhankelijk is van overeenkomst iu karakter en zienswijze, zoo is ook het geluk van den Europeaan in Indiövoor een groot deel afhankelijk van zijn accomodatievermogen met de eigenaardige Indische toestanden. En even als soms achter den sluier van het lieftalligste bruidjc eene toekomstige Imisplaag is ver borgen, zoo kan ook het lokkend lusuliude voor de vol illusie, //uitkomende" eene voortdurende plaag worden tengevolge van déveine in allerlei omstan digheden. Menigeen, die celibatair had moeten blijven, stapt in een onberaden oogenblik in het huwelijksbootje, zoo ging ook menigeen naar Indië, wien het beter geweest ware, nimmer een palm te aanschouwen. Doch wie weet zijn gelukster te ontdekken aan het uitspansel bij een helderen nacht? Is het de poolster, die nimmer verschijnt aan den tropischen hemel? Bevindt zij zich wellicht in den Grooten Beer, die er beurtelings wordt aanschouwd om weer weg te zinken aan den noordelijken horizon? Of is het een sterretje van het Zuiderkruis, dat nog nooit een blik wierp in de weiden en heiden van het vaderland? Niemand kan het vooruit zeggen. Wel is bij het zoeken naar zijne ster, de ondervinding van anderen een leidende hand, indien het tenminste waar is dat men zich aan een ander spiegelt, maar voorzichtigheid is ook de moeder van de porceleinkast. Indien Indiëzijne schaduwzijden niet had (Heere bewaar me, 't is er nu al zoo warm I), dan zou men niet meer behoeven te sterven om den hemel binnen te gaan. Welnu, laat ons de gebreken van het land der gitzwarte oogen eens aan eene algemeene beschouwing onderwerpen. Vooreerst, chique lezer, die meent u niet anders in 't openbaar te mogen vertoonen dan met een hoogen hoed, kies tusschen Indiëen uw kachelpijp! Het zou u zeer kwalijk worden genomen, indien ge dit artikel niet nakwaamt, uw leven zou onhoud baar zijn, ge zoudt ijlings moeten repatrieeren. Ik noem dit als voorbeeld. Maar zoo zijn er legio toestanden, waaraan men zich moet onder werpen. Indiëis in vele opzichten eenkennig, mopperaars noemen dit sleur. Hebt ge nu als raadsman iemand, die nog onder liet oude régime heeft gezucht, hij zal u. allerlei bezwaren en bedenkingen opsommen, die den Indi schen sleur u doet toeschijnen als een hydra, die alle menscheu met eigen inzichten verslindt. Maak u dan echter niet al te bevreesd. De tijd is voorbij, las ik onlangs, dat een vergeten scheeps jongen het bracht tot resident. En al is op deze vergelijking wel iets aan te merkeu, haar doel is en blijft juist: Meer en meer zijn degenen, die de hoogere sporten van den Indischen ladder beklim men, mannen van ontwikkeling en tact. De zeker heid wordt steeds grooter, dat men zal komen te staan onder lieden, die begrijpelijk zijn voor recht, zoowel als voor plicht en die het recht ook eer biedigen van hen, op wie zij een schier onbeperkt maatschappelijk overwicht hebben. Al blijft ludiënog een ruim veld van ontgin ning voor kuipers en oogendienaars, zoo ziet men toch het bescheiden karakter in den regel vroeg of laat zegevieren. En in welke maatschappij ziet men geen vleiers, 't Is zoo zoet zich een halfgod te wanen! Wees echter gerust, de eerlijke, ongekunstelde opvatting van eigenwaarde, naast die van plichts besef, wordt in Indiëheden ten dage even goed geëerbiedigd als elders. Een tweede punt van overweging is de wijze, waarop liet land van belofte wordt bestuurd. Iemand, die de werken van Multatuli, maar vooral de za kelijke Memorie over den toestand in ludië" van Mr. P. Brooshooft heeft gelezen, moet, dunkt, mij, wel een oogenblik nadenken of het wel met zijn gevoel van rechtschapenheid is overeen te brengen, de vruchten eener dusdanige zaak te gaan genieten, of, wat mij erger is, deze zaak te gaan dienen. Vooreerst moet, ge dan echter deze vraag toetsen aan eeue eventueele .Memorie over den toestand in Nederland" met zijn vele partijschappen, zijne werkeloosheid, om tot de overtuiging te komen, dat het vaderland zelf, evenmin als trouwens de andere Europeesche staten, ideaal wordt bestuurd. Maar behalve dat, moet gij indachtig zijn dat de schooiiklinkende, vaak herhaalde kreet van Mul tatuli ; //Nederlanders, de Javaan is een mensch !" een, ik^ zou haast, zeggen oneerlijke coup de thé/Ure is. Want de inlander verschilt ais mensch zoo hemels breed van zijn natuurgenooten in Nederland, dat ten laatste schier alleen de naam overblijft. 7.ijn karakter, neigingen, behoeften en zeden zijn totaal anders, hij heeft andere rechtsbegrippen dan wij, kent, geen koude, voedt zich ruimschoots met een handvol rijst, gaat schier naakt langs den weg en slaapt als een roos met liet hoofd op een stuk hout. Voorwaar, indien er dan geen plagen waren, die in onze westersche oogen grievend onrecht schij nen, dan zou men meenen dat Pandora's doos de bewoners van den Indischen archipel had vergeten. En bestaan er dan ook misbruiken, die den bes ten stuurman, aan wal staande, ten hemel doen schreien, wij behoeven slechts te overwegen dat ofücieel voorgeschreven en door de wet beschermde toestanden in Europa, als kapitaalvorming, gedwon gen dienstplicht, pachtstelsel, enz. evenzeer inbreuk maken op het, heilig recht van den naar eigenbelang strevenden staatsburger. Er blijft dan voor den rechtschapene in Indi evengoed als iu zijn eigen land eene heilige roe ping over om misbruiken tegen te gaan, blinde willekeur te knotten, toestanden te verbeteren en, iu 't kort, mede te werken tot het heil en het geluk van het menschdom. En om nu weder af te dalen tot het vuig eigen belang-, zouden we kunnen spreken van het doodcnde" klimaat. Ach gij, die in uw land van mest en mist. in uw doorsijpeld stuksko grond sukkelt aan eindelooze verkoudheden, influenza, koortsen en andere kwalen, terwijl als een onzichtbaar mon ster de tering rondwaart door uwe dreven, spreek toch niet van de oil'ers, die het Indische klimaat vordert! Spreek jammeren klimaat. . . Laat ons liever overgaan tot een ander punt: Iu Indiëis gebrek aan hoogere aspiraties. De temperatuur maakt den mensch loom, er is gebrek aan geestelijk voedsel, men leidt, een plantenleven, ja, in de binnenlanden wordt men menschcnschuw en vergeet langzamerhand al wat zweemt naar poëzie. Er is veel waars in deze bewering. Werkelijk wijst, het algemeen maatschappelijk leven op eene zeer geringe zin voor het innerlijk leven ; proza woont in het, land, waar iedere boom ecu sprookje is. Doch zoo erg ver staan wij op geestelijk gebied iu de Oost niet achter. Opera's, concerten, kunstcr niet van, of doe het alleen om te over de ellende van het vaderlaudsche tentoonstellingen, tot zelfs de winkelétalages noem ik, zijn ons in den regel niet gegund. Maar we worden daarentegen OOK niet geplaagd door rol lende equipages, die ons bespatten, als we buiten de deur staan te luisteren omdat we geen geld hebben om naar binnen te gaan. Leesgezelschappen zijn in Indiëover 't algemeen veel beter dan in de kleinere steden in Nederland, couranten en tijdschriften verspreiden den toorts der beschaving tot de verst afgelegen oorden van den archipel. Het gebrek aan zin voor poëzie kan niet aan het klimaat liggen, maar moet een gevolg zijn van de gezindheden, die de meesten uit het vaderland importeerden. Anders toch zou ik niet kunnen wijzen op het landskind, dat juist voor hoogere inspiraties in hooge mate vatbaar is, wiens fana tisme geen grenzen kent, wien het droomen en fantaseeren is aangeboren! Indiëheeft zijn schaduwen. Doch ik schrijf dit niet voor u, bevoorrechten, wier middelen u veroorloven te genieten van alles, wat door de fijnere beschaving in het westen wordt aangeboden. Neem gij slechts een retourtje op een mailsteamer en kom kijken, wanneer ge genoeg hebt van uwe reizen naar Parijs, langs den Rijn in Zwitserland, Italië, Noorwegen en Schotland. Het zal u niet berouwen. Maar gij, minder gezegende met aardsche goe deren, gij, werkeloozen, gij, wien het westen een huwelijk onmogelijk maakt; gij, die zwoegt en tobt in uw overbevolkt land, voor u is Indiëwat het voor mij is: eene maatschappelijke redding. Komt, de palmen wuiven u van verre reeds hun welkom toe, als ambtenaar, als officier, als han delsman, als werkman verdient gij ruim uw brood met vrouw en kroost en gaat gij met de uwen een onbezorgde toekomst tegemoet. Hier woont niet de stille armoede, die zoovelen teistert in het vaderland, verborgen achter gekleede jassen met glimmende knoopen, ja zelfs onder hooge hoeden! En moge de balling dan ook nu en dan een zucbt slaken over al wat hij achterliet, zij wordt in evenwicht gehouden, vernietigd schier, door de zucht van verlichting, die opwelt uit het hart bij de gedachte aan eventueele kommer en kwalijk verborgen ellende in het moeielijke, veeleischende westen. Nederlanders, komt in uwe overzeesehe bezit tingen, koloniseert, verplaatst uwe huisgoden en houdt op te weeklagen over werkeloosheid of stille armoede. Geniet van de heerlijke natuur, die u toelacht. Er is hier plaats voor energieke menschen. FAEIAN. ?nuiiiiiiiiiuiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiftiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiuiMiiHiitnut vo Zomerxloffen. Ken modekoiiiiii/ia. Kapsel en liatifkleur. Dassen en baarJ. Oude recepten. Het moirézal dit jaar tot de oudere dames terugkeeren, waar het vroeger bij behoorde; het geeft iets statigs, waardigs. De jeugd vindt baaikeus in zooveel kleurigs, gechineerd en ge bloemd, taf, faille, liberty silk, surah, dat zij voor het moirégeen oog meer heeft. Ook alleen in deze dunne stoffen zal het mogelijk zijn, zonder sleep de groote ellenmaat te verbruiken, die winstgrage winkeliers gaarne voor een costuum verkoopen. De vorm van den rok wijzigt zich nu in dien zin, dat hij van voren glad wordt, maar van achteren in vijf zware plooien gevat wordt, die men stijf voert; de afscheiding tusschen het gladde en het geplooide gedeelte gaat mea aanduiden door twee breed uitloopendo, liefst zeer versierde revers, die met de revers op het corsage overeenkomen. De mouw wordt meer met twee dan met n ballon versierd, tusschen de beide neemt men de stof wel in staande plooien, die dicht om den arm sluiten ; de hoogste dof houdt dan de schouderkappen, den cape-kraag en de revers omhoog, de bene denste ligt om den elleboog. De onderrok, hetzij men hem met een rand van de stof van het kleed neemt of een werkelijke onderrok, wordt ook van achteren in de vijf bewuste p!o)ien gelegd, zoodat het effect van de tournure weer haast bereikt wordt. De manteltjes worden zoo wolkachtig en vaporeus mogelijk genomen; tulle, point d'esprit en kant. De modistes zien kans om op een kleine cape of kraag 4ömeter tulle of kant in den vorm van ruches en volants te verplooien; drie ruches om den hals, van voren een j:ü:ot van zes ruches, drie ruches op het manteltje zelf; alles moet licht, doorzichtig en elegant zijn. Voorloopig ziet men dit alles nog meest in het zware, maar tegen de helft van den zomer zal men nieuwe soorten exposeeren, bourdon kant met gekleurde tulle oplegsels, breede fantasie-guipu re.* met iriscerende kralen erdoor, chantilly in groote patronen met goud en zilverdraad doorwerkt, zwart en crème genuanceerde mousquetaire kanten, of ook gekleurde tulle met een andere kleur van bloemp jes, me op bleekblauw, crème op blauw, olijfgroen op roso, brons op marino grond. Het pa troon met spitse punten vindt hierin veel bijval; men hoopt op de badplaatsen deze gekleurde fantasieën in de mode te brengen. Mooie echte kanten, historische, waren dezer dagen te "\Veenen te zien, waar de trousseau van prinses Isaljella van Wurtemberg tentoongesteld werd. liet bruidskleed van wit rnoiréantiquo had een volant van echte oude kant, 40 centimeter breed. Iets nieuws aan dat bruidsklced was geheel tegen de hecrscheiide gewoonte, dat bet rond gedecolleteerd en met korte mouwen was. Ook werd opgemerkt, dat bijna al het ondergoed bij den trous;eau van zijde was. *** Kene eigenlijke koningin der mode, zooals er nu een dan gedurende een of meer seizoenen den scepter zwaaide, telde Frankrijk in den laatsten tijd niet. De mari|uise d'Harcourt en eenige anderen van haar kring beheerschten te weinig de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl