De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 6 mei pagina 6

6 mei 1894 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEBDAMMEB, WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND. No. 880 Uit Dr. GAJSTNEF's Studeerkamer. (Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Waarheen de anarchie leidt. (Triboukt). ' I. De anarchie is geen doel. Zij is een middel. De anarchie leidt tot (f«« alles: tot het tuchthuis eu het schavot, zoowel als tot de hoogste waardig heden. II. De gelukkige anarchist wordt lid van den ge meenteraad, de eerste schrede naar zijne toe komstige grootheid. Daar zijne nieuwe functiën hem een zeker decorum op leggen, noemt hij zich socialist, wordt spraak zaam, koopt een wortel houten pijp en een cos tuum dat niet van den uitdrager komt. III. Thans komt hij in den Conseil General. Het be sef van zindelijkheid en van eigendom ontwikkelt zich bij hem. Hij koopt een horloge, een parapluie en handschoenen. De lorgnet en de cigaretten vervangen de bril en de pijp. Hij is radicaal ge worden. IV. Hij is députégewor den, en te gelegener tijd opportunist. De fatsoen lijke kleermaker heeft voor hem geen geheimen meer. In zijn knoopsgat prijkt het lint van het Legioen van Eer. Hij draagt een gouden lor gnet en rookt cigaren van l fr. 25. Minister, wel zeker ! En officier van het Le gioen van Eer. En con servatief ! Hij krijgt zijn costuum en zijn linnen uit Engeland, draagt een schildpadden lorgnon en rookt niet meer. VI. Hij wordt hinderlijk voor de regeering, die, om van hem af te zijn, hem benoemt tot gou verneur-generaal van... Nu is hij satraap, koning, despoot, tyran enz, Groot kruis van verschillende orden, commandeur van het Legioen van Eer. Schitterende uniform; galons.juweelen, een degen. Zendt ieder jaar 25 fr. aan het liefdadigheidgenootschap, want hij ver geet niet, dat hij beschei den begonnen is. HtmiiiimiiiiiiimimiiimiiiiimiiiiiiiniHiiiiiiimiiiiiinMiiiiiiiiiiimiiiuini Joséen Josette, naar Remy de GOUKMONT. Joséwas nog heel klein. Hij ging naar school, langs de holle wegen; de hekjes overspringende, tusschen de hagen doorsluipend, slenterend, nestjes uithalend, aardbeien of hazelnoten plukkend, of wat wilde zuring en pimpernel. Het was een zachte en gehoorzame jongen, maar zoodra hij alleen was werd hij een natuurkind, schuw als een wezel of als een spitsmuis. Niet meer dan andere menschelijke wezens was hij geboren om te gehoorzamen, toch kon oog of woord hem be dwingen. Zoolang de indruk duurde boog hij zich nederig, onder den wil van den sterkste. Eens dan, toen hij naar school ging, met den zak waarin zijn moeder hem een stuk brood en een appel had mede gegeven, slingerende, ontmoette hij Josette, die even als Josénaar school ging. Josette schreide. Zij bekende dat zij slaag ge had had en dat zij in woede was weggeloopen, zonder haar pap op te eten. Xu had ze honger, Joségaf haar zijn brood en zijn appel en de kleine gaf hem een zoen om hem te bedanken. Zij schreide niet meer, zij had nu lust om te spelen. Zij spélden hinkebeentje, zij liepen op hun knieën om 't hardst en gingen in het gras liggen. De schoolmeester, die voor de les wandelde, ontmoette hen en zeide op strengen toon; Jelui bent twee kleine ondeugden! Is dat nu spelen ? Jelui moet degelijker spelletjes spe len. Waarom spelen jelui niet wie de meeste namen van arrondissementen weet, of de namen van de takken der Loire of de indeelingen van het metrieke stelsel? Het zal slecht met je afloopen, vrees ik.... (Hij schudde het hoofd). En dan, en dan... . Wat? Een jongen en een meisje! Kleine jongens moeten den eenen kant uitloopen en kleine meisjes den anderen kant. José, loop jij hier, en jij, Josette, daar." Toen hernam hij voldaan den weg naar school; maar langzamerhand begonnen hem de haren te berge te rijzen toen hij het rampzalig lot begon in te zien, dat deze kinderen bedreigde. Hij mompelde: »Gezag, tucht, aardrijkskunde, meetkunde, gezag, tucht...." ** * Het was kermis in 't dorp. Toen het avond was werden er kaarsen aangestoken en er werd gedanst. José, die achttien jaar was, en Josette, die vijf tien was, waren er in hun zondagspak, en bij de eerste tonen van de viool hadden ze elkaar beet gepakt en een dansje gemaakt onder het oog van de oude lui, die appelwijn dronken en van den ouden tijd spraken, van den aanstaanden oogst en van de belastingen, die nog erger waren dan hagelslag. Toen de eerste dans gedaan was, ging Josette, op een wenk, naar haar moeder terug: »Josette, lieve kind, dans alstjeblieft niet meer met José. Zijn vader is geruïneerd en hem schiet niets over, dan een arme kleine boerenknecht te worden. Laat je het hof niet maken door dien jongen, want je moogt niet met hem trouwen, wij zullen het niet toestaan. Ja! geld heeft geld noodig, en jij hebt geld, Josette, en Joséniet". Die avond dansten zij niet meer te zamen. Josémoest loten en liij werd soldaat. In dien tijd leerde hij ernstig, wat men doen moet en wat laten. Op het einde van de vier jaar had hij een volkomen en eerbiedige moraal onder de knie; hij wist dat er twee klassen van menschen zijn, de meerderen en de minderen, en dat men de meerderen kent aan de hoeveelheid goud dat op hun mouwen geborduurd is. Deze kennis kwam hem ook nog te pas toen hij de kazerne verliet; want in het gewone leven zijn ook twee soorten van menschen, de meerderen en de minderen, z\j die werken en zij die er naar kijken hoe do anderen werken. Daar hij deze onderscheiding zeer natuurlijk vond, zonder twijfel dank aan zijn instinktmatige philosophie, ging Joséwerken. Josette was niet getrouwd. Hare ouders hadden alles verloren in een slecht proces, en nu een arme koemeid geworden, ging zij 's morgens in den dauw de koeien melken en er over peinzen, dat het voor een meisje wel eentonig is, geen vrijer te hebben. Joséwas blijde toen hij dit nieuwtje hoorde. Hij ging naar zijn vader, om hem in vertrouwen van zijn vroegere liefde en zijn voornemen te vertellen. »Josette trouwen l"' zei de oude boer, --een meisje dat misschien geen drie hemden bezit en dat zich kousenbanden maakt van oen handvol hennep? Je bent ook niet rijk, dat is waar, maar wij hebben een kleine erfenis gekregen en bet koren heeft goed opgebracht van 't jaar. Ik zal je genoeg geven om een huishouden op te zetten, als je me een schoondochter thuis brengt, die geen dienstmeid is. Geld vraagt naar geld, jon gen; men moet het zijn zin geven." Jaren verliepen er. Joséverloor zy'ne ouders en vond, in plaats van een aardigen spaarpot, niets dan schulden. Alle moed en alle zwaar wer ken was nutteloos. Als muizen knaagden de man nen der wet aan het vaderlek erfgoed, en Jos nam op een morgen toen zijn huis verkocht werd, een stok en ging weg zoover hij gaan kon, om zijn kost te zoeken. Maar naarmate hij liep, vluchtte zijn kost voor hem uit; hij liep zoo hard en zoo lang dat toen hij de wereld rond geweest was, hij weder in het veld aan den kant van den weg kwam waar hij voor de eerste keer indertijd Josette had ontmoet. Hij legde zijn stok neer en zette zich aan den kant van de sloot; hij nam uit zijn knapzak een brood en een appel. Voordat hij die ging eten, dacht hij zoo droevig na, zoo droevig dat zijn honger er van over ging en het stuk brood en de appel voor zijne voeten vielen. Het was koud, zelfs waar men voor den wind beschut was; hij trok den grooten gescheurden mantel over zijn knieën en kroop met zijn hals in den grooten grijzen baard, die de kleine meisjes in de dorpen dikwijls schrik had aangejaagd. Terwijl hij daaraan dacht, hoorde hij schelle stemmen en zie, daar kwamen de kinderen uit school, juist zooals hij was, meer dan zestig jaar geleden. Terstond begreep hij, hoe nutteloos alles is, hoe afschuwelijk onnoozel het leven. Hij stond op en, den ledigen zak als een slinger zwaaiend, liep hij verscheidene malen het land rond, als iemand die aan zinsverbijstering lijdt. Bij den derden omgang viel hij in ,een groot gat vol dorre bladeren; hij bleef er liggen en daar het nacht werd, maakte hij zich gereed om er te gaan slapen. Intusschen kwam een oude bedelaarster al brommende aan. »Zeg! oude, je moogt hier niet blijven; dat is mijne plaats, ik slaap er alle nachten. Die kuil is van mij, van mij, hoor je?" En, terwijl de oude man gedwee gehoorzaamde, keek de oude vrouw hem onderzoekend aan en vroeg: Waar ben je vandaan? Ik ken je niet? Hoe heet je ? Ze noemen mij den ouden José. En ik heet de oude Josette. Zij keken elkander stil aan; zij herinnerden zich iets. Maar zij hadden zooveel geleden en hunne har ten waren zoo dor geworden, zoo gelijk aan deze doode bladeren, die ze elkaar in hun ellende benijdden, dat zij niets konden zeggen. De oude Josette kroop in den kuil en naakte zich daarin een plekje als een dier, terwijl de oude José, zijn stok opnemende, verder ging. De kleine rekening. JOHN Brij.: -Xu, als het moet dienen om de vloot te verbeteren, wil ik wel betalen, maar pas op, dat het niet voor wat anders wordt ge bruikt l mwiinfinimiitm IMIIIIIIiniMlllllllllllllllMIIIIIIIIMIIHIIIIlftll Een lief land. (Forain in den Figaro). Ook een mooie »geste"! Enchenbach worden opgevoerd. Het werd ge schreven door Paul Heyse, die "Wolfram tot den dappersten, teedersten en dichterlijksten ridder maakte; hij wisselt met zijn dame den onschuldigsten verlovingskus. Hiertegen kwam echter de geestelijkheid op ; kussen op bet tooneel mocht niet. Paul Heyse moest zijn werk corrigeeren. Hij weigerde echter en Eschenhach werd innerlijk verdeeld, zoodat er dit jaar van de feesten niets komen kan. 'De burgemeester intusschen heeft besloten, dat de feesten in 1895 zullen doorgaan, dat het stuk van Paul Ileyse onveranderd zal opgevoerd worden, en dat Wol fram zijne bruid zal kussen. Advertentiën. Amerikaansche bladen zijn bekend om hun zonderlinge advertentiën, maar ook Europa heeft wel eens iets wonderlijks. In een Duitsch blad stond dezer dagen : »Ken jonge dame van aanzienlijke familie, van adel, schoon als Helena, huishoudelijk alsl'enelope, zuinig als de keurvorstin Marianne van Brandenburg, geestig als madame de Stael, zan geres als Jenny Lind, de »/weedsche nachtegaal", danseres als La Cerrito, pianiste als Theresia Milanollo, beeldhouwster als prinses Marie van Orleans, deugdzaam als Lucretia, enz., over een groot fortuin beschikkend, zoekt bij gebrek aan heerenkennissen, langs dezen meer en meer gebruikelijken weg een man. Brieven aan de redactie." Ook in Engeland heeft men wel eens iets opmerkelijks in dat genre : »Te koop, een aap, een kat en een papegaai. Te bevragen hij mr. Brownson Davis L. Square, die na zijn huwelijk deze dieren niet meer noodia: heeft." Levenswijsheid. In de restaurants in Amerika lokt men den voorbijganger door wijsgeerige spreuken, op de matglazen ruiten gegrift, bv.: Eating and drinking is supplying the Lamp of Life with Cotton and Oil. Drink to-day and drown all sorrow, You shall not do it to-morrow; Best while you have it use your breath; There is no drinking after death. We may live without poetry, music and art, We may live without conscience, and live wit hout heart. We may live without friends, we may live without books, But civilised man cannot live without cooks. He may live without books what is knowledge but grieving? He may live without hope what is hope but deceiving? He may live without love what is passion bnt pining, But where is the man that can live without dining ?, mitttttttitnttiliHiiitiiiiiiiuiiitiiiiiiiiiMtiiiiiiiiiininiiitnitiuiliiintllilHUHl Het toppunt van verlegenheid. (Judge). Chineesche Acteurs. Xaar aan de Out. Lloyïgemeld wordt, worden de keizerlijke tooneelspelers te Peking nog niet zoo grenzeloos bedorven als Sarah Bernhardt of Possart. Een beroemd Chineesch acteur moest voor den keizer drie stukken spelen, op hoog bevel. Hij het tweede bleek hij ziek te zijn en het stuk kon niet gegeven worden. Zijne Majesteit was hiermede echter niet tevreden, en ] beval, dat al de leden van den troep wegens luiheid'' veertig stokslagen zouden ontvangen. Dit hal een goed gevolg; het stuk dat daarna gespeeld werd, voldeed uitstekend. Men weet niet waar Wolfram von Eschcnbach, die den Titurd en den Pur3ir.nl naar Fransche bronnen bewerkte en door Wagner een nieuwe beroemdheid heeft gekregen, geboren is. Kr zijn vijf dorpjes Escbenbacb in lieieren ; allen maken o]) dien roem aanspraak. Aanzienlijker dan deze allen is Eschenbach in den Boven-Palz, dat bij gebreke aan historische documenten, door ijver zijn aanspraak wil doen gelden. liet wil grooto feesten, minnespelen geven, en l ONTIKTIIOOVDK OOM. --Lieve hemel, wat zou bet er zou ook dit jaar een drama. Wolfram von l kind nu nog willen hebben!?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl