Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEBDAMMEB, WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND.
No. 880
Uit Dr. GAJSTNEF's Studeerkamer.
(Het auteursrecht voor den inhoud van deze bladzijde wordt verzekerd volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Waarheen de anarchie leidt.
(Triboukt). '
I.
De anarchie is geen
doel. Zij is een middel.
De anarchie leidt tot
(f««
alles: tot het tuchthuis
eu het schavot, zoowel als
tot de hoogste waardig
heden.
II.
De gelukkige anarchist
wordt lid van den ge
meenteraad, de eerste
schrede naar zijne toe
komstige grootheid. Daar
zijne nieuwe functiën hem
een zeker decorum op
leggen, noemt hij zich
socialist, wordt spraak
zaam, koopt een
wortel
houten pijp en een
cos
tuum dat niet van den
uitdrager komt.
III.
Thans komt hij in den
Conseil General. Het be
sef van zindelijkheid en
van eigendom ontwikkelt
zich bij hem. Hij koopt
een horloge, een parapluie
en handschoenen. De
lorgnet en de cigaretten
vervangen de bril en de
pijp. Hij is radicaal ge
worden.
IV.
Hij is députégewor
den, en te gelegener tijd
opportunist. De fatsoen
lijke kleermaker heeft
voor hem geen geheimen
meer. In zijn knoopsgat
prijkt het lint van het
Legioen van Eer. Hij
draagt een gouden lor
gnet en rookt cigaren
van l fr. 25.
Minister, wel zeker !
En officier van het Le
gioen van Eer. En con
servatief ! Hij krijgt zijn
costuum en zijn linnen
uit Engeland, draagt een
schildpadden lorgnon en
rookt niet meer.
VI.
Hij wordt hinderlijk
voor de regeering, die,
om van hem af te zijn,
hem benoemt tot gou
verneur-generaal van...
Nu is hij satraap, koning,
despoot, tyran enz, Groot
kruis van verschillende
orden, commandeur van
het Legioen van Eer.
Schitterende uniform;
galons.juweelen, een degen.
Zendt ieder jaar 25 fr.
aan het
liefdadigheidgenootschap, want hij ver
geet niet, dat hij beschei
den begonnen is.
HtmiiiimiiiiiiimimiiimiiiiimiiiiiiiniHiiiiiiimiiiiiinMiiiiiiiiiiimiiiuini
Joséen Josette,
naar Remy de GOUKMONT.
Joséwas nog heel klein. Hij ging naar school,
langs de holle wegen; de hekjes overspringende,
tusschen de hagen doorsluipend, slenterend, nestjes
uithalend, aardbeien of hazelnoten plukkend, of
wat wilde zuring en pimpernel. Het was een
zachte en gehoorzame jongen, maar zoodra hij
alleen was werd hij een natuurkind, schuw als
een wezel of als een spitsmuis. Niet meer dan
andere menschelijke wezens was hij geboren om
te gehoorzamen, toch kon oog of woord hem be
dwingen. Zoolang de indruk duurde boog hij
zich nederig, onder den wil van den sterkste.
Eens dan, toen hij naar school ging, met den zak
waarin zijn moeder hem een stuk brood en een
appel had mede gegeven, slingerende, ontmoette
hij Josette, die even als Josénaar school ging.
Josette schreide. Zij bekende dat zij slaag ge
had had en dat zij in woede was weggeloopen,
zonder haar pap op te eten. Xu had ze honger,
Joségaf haar zijn brood en zijn appel en de
kleine gaf hem een zoen om hem te bedanken.
Zij schreide niet meer, zij had nu lust om te
spelen. Zij spélden hinkebeentje, zij liepen op
hun knieën om 't hardst en gingen in het gras
liggen.
De schoolmeester, die voor de les wandelde,
ontmoette hen en zeide op strengen toon;
Jelui bent twee kleine ondeugden! Is dat
nu spelen ? Jelui moet degelijker spelletjes spe
len. Waarom spelen jelui niet wie de meeste
namen van arrondissementen weet, of de namen
van de takken der Loire of de indeelingen van
het metrieke stelsel? Het zal slecht met je
afloopen, vrees ik.... (Hij schudde het hoofd).
En dan, en dan... . Wat? Een jongen en een
meisje! Kleine jongens moeten den eenen kant
uitloopen en kleine meisjes den anderen kant.
José, loop jij hier, en jij, Josette, daar."
Toen hernam hij voldaan den weg naar school;
maar langzamerhand begonnen hem de haren te
berge te rijzen toen hij het rampzalig lot begon
in te zien, dat deze kinderen bedreigde.
Hij mompelde:
»Gezag, tucht, aardrijkskunde, meetkunde,
gezag, tucht...."
** *
Het was kermis in 't dorp. Toen het avond was
werden er kaarsen aangestoken en er werd gedanst.
José, die achttien jaar was, en Josette, die vijf
tien was, waren er in hun zondagspak, en bij
de eerste tonen van de viool hadden ze elkaar
beet gepakt en een dansje gemaakt onder het
oog van de oude lui, die appelwijn dronken en
van den ouden tijd spraken, van den aanstaanden
oogst en van de belastingen, die nog erger waren
dan hagelslag.
Toen de eerste dans gedaan was, ging Josette,
op een wenk, naar haar moeder terug:
»Josette, lieve kind, dans alstjeblieft niet
meer met José. Zijn vader is geruïneerd en hem
schiet niets over, dan een arme kleine
boerenknecht te worden. Laat je het hof niet maken
door dien jongen, want je moogt niet met hem
trouwen, wij zullen het niet toestaan. Ja! geld
heeft geld noodig, en jij hebt geld, Josette, en
Joséniet".
Die avond dansten zij niet meer te zamen.
Josémoest loten en liij werd soldaat. In dien
tijd leerde hij ernstig, wat men doen moet en
wat laten. Op het einde van de vier jaar had
hij een volkomen en eerbiedige moraal onder de
knie; hij wist dat er twee klassen van menschen zijn,
de meerderen en de minderen, en dat men de
meerderen kent aan de hoeveelheid goud dat op
hun mouwen geborduurd is. Deze kennis kwam
hem ook nog te pas toen hij de kazerne verliet;
want in het gewone leven zijn ook twee soorten
van menschen, de meerderen en de minderen,
z\j die werken en zij die er naar kijken hoe do
anderen werken. Daar hij deze onderscheiding
zeer natuurlijk vond, zonder twijfel dank aan
zijn instinktmatige philosophie, ging Joséwerken.
Josette was niet getrouwd. Hare ouders hadden
alles verloren in een slecht proces, en nu een
arme koemeid geworden, ging zij 's morgens in
den dauw de koeien melken en er over peinzen,
dat het voor een meisje wel eentonig is, geen
vrijer te hebben.
Joséwas blijde toen hij dit nieuwtje hoorde.
Hij ging naar zijn vader, om hem in vertrouwen
van zijn vroegere liefde en zijn voornemen te
vertellen.
»Josette trouwen l"' zei de oude boer, --een
meisje dat misschien geen drie hemden bezit en
dat zich kousenbanden maakt van oen handvol
hennep? Je bent ook niet rijk, dat is waar, maar
wij hebben een kleine erfenis gekregen en bet
koren heeft goed opgebracht van 't jaar. Ik zal
je genoeg geven om een huishouden op te zetten,
als je me een schoondochter thuis brengt, die
geen dienstmeid is. Geld vraagt naar geld, jon
gen; men moet het zijn zin geven."
Jaren verliepen er. Joséverloor zy'ne ouders
en vond, in plaats van een aardigen spaarpot,
niets dan schulden. Alle moed en alle zwaar wer
ken was nutteloos. Als muizen knaagden de man
nen der wet aan het vaderlek erfgoed, en Jos
nam op een morgen toen zijn huis verkocht werd,
een stok en ging weg zoover hij gaan kon, om
zijn kost te zoeken. Maar naarmate hij liep,
vluchtte zijn kost voor hem uit; hij liep zoo
hard en zoo lang dat toen hij de wereld rond
geweest was, hij weder in het veld aan den kant
van den weg kwam waar hij voor de eerste keer
indertijd Josette had ontmoet.
Hij legde zijn stok neer en zette zich aan den
kant van de sloot; hij nam uit zijn knapzak een
brood en een appel. Voordat hij die ging eten,
dacht hij zoo droevig na, zoo droevig dat zijn
honger er van over ging en het stuk brood en
de appel voor zijne voeten vielen.
Het was koud, zelfs waar men voor den wind
beschut was; hij trok den grooten gescheurden
mantel over zijn knieën en kroop met zijn hals
in den grooten grijzen baard, die de kleine meisjes
in de dorpen dikwijls schrik had aangejaagd.
Terwijl hij daaraan dacht, hoorde hij schelle
stemmen en zie, daar kwamen de kinderen uit
school, juist zooals hij was, meer dan zestig jaar
geleden. Terstond begreep hij, hoe nutteloos alles
is, hoe afschuwelijk onnoozel het leven. Hij stond
op en, den ledigen zak als een slinger zwaaiend,
liep hij verscheidene malen het land rond, als
iemand die aan zinsverbijstering lijdt.
Bij den derden omgang viel hij in ,een groot
gat vol dorre bladeren; hij bleef er liggen en
daar het nacht werd, maakte hij zich gereed om
er te gaan slapen.
Intusschen kwam een oude bedelaarster al
brommende aan.
»Zeg! oude, je moogt hier niet blijven; dat is
mijne plaats, ik slaap er alle nachten. Die kuil
is van mij, van mij, hoor je?"
En, terwijl de oude man gedwee gehoorzaamde,
keek de oude vrouw hem onderzoekend aan en
vroeg:
Waar ben je vandaan? Ik ken je niet?
Hoe heet je ?
Ze noemen mij den ouden José.
En ik heet de oude Josette.
Zij keken elkander stil aan; zij herinnerden
zich iets.
Maar zij hadden zooveel geleden en hunne har
ten waren zoo dor geworden, zoo gelijk aan deze
doode bladeren, die ze elkaar in hun ellende
benijdden, dat zij niets konden zeggen.
De oude Josette kroop in den kuil en naakte
zich daarin een plekje als een dier, terwijl de
oude José, zijn stok opnemende, verder ging.
De kleine rekening.
JOHN Brij.: -Xu, als het moet dienen om de
vloot te verbeteren, wil ik wel betalen, maar
pas op, dat het niet voor wat anders wordt ge
bruikt l
mwiinfinimiitm
IMIIIIIIiniMlllllllllllllllMIIIIIIIIMIIHIIIIlftll
Een lief land.
(Forain in den Figaro).
Ook een mooie »geste"!
Enchenbach worden opgevoerd. Het werd ge
schreven door Paul Heyse, die "Wolfram tot den
dappersten, teedersten en dichterlijksten ridder
maakte; hij wisselt met zijn dame den
onschuldigsten verlovingskus. Hiertegen kwam
echter de geestelijkheid op ; kussen op bet
tooneel mocht niet. Paul Heyse moest zijn werk
corrigeeren. Hij weigerde echter en Eschenhach
werd innerlijk verdeeld, zoodat er dit jaar van
de feesten niets komen kan. 'De burgemeester
intusschen heeft besloten, dat de feesten in 1895
zullen doorgaan, dat het stuk van Paul Ileyse
onveranderd zal opgevoerd worden, en dat Wol
fram zijne bruid zal kussen.
Advertentiën.
Amerikaansche bladen zijn bekend om hun
zonderlinge advertentiën, maar ook Europa heeft
wel eens iets wonderlijks. In een Duitsch blad
stond dezer dagen :
»Ken jonge dame van aanzienlijke familie, van
adel, schoon als Helena, huishoudelijk
alsl'enelope, zuinig als de keurvorstin Marianne van
Brandenburg, geestig als madame de Stael, zan
geres als Jenny Lind, de »/weedsche nachtegaal",
danseres als La Cerrito, pianiste als Theresia
Milanollo, beeldhouwster als prinses Marie van
Orleans, deugdzaam als Lucretia, enz., over een
groot fortuin beschikkend, zoekt bij gebrek aan
heerenkennissen, langs dezen meer en meer
gebruikelijken weg een man. Brieven aan de
redactie."
Ook in Engeland heeft men wel eens iets
opmerkelijks in dat genre :
»Te koop, een aap, een kat en een papegaai.
Te bevragen hij mr. Brownson Davis L. Square,
die na zijn huwelijk deze dieren niet meer noodia:
heeft."
Levenswijsheid.
In de restaurants in Amerika lokt men den
voorbijganger door wijsgeerige spreuken, op de
matglazen ruiten gegrift, bv.:
Eating and drinking is supplying the Lamp of
Life with Cotton and Oil.
Drink to-day and drown all sorrow,
You shall not do it to-morrow;
Best while you have it use your breath;
There is no drinking after death.
We may live without poetry, music and art,
We may live without conscience, and live wit
hout heart.
We may live without friends, we may live
without books,
But civilised man cannot live without cooks.
He may live without books what is
knowledge but grieving?
He may live without hope what is hope
but deceiving?
He may live without love what is passion
bnt pining,
But where is the man that can live without
dining ?,
mitttttttitnttiliHiiitiiiiiiiuiiitiiiiiiiiiMtiiiiiiiiiininiiitnitiuiliiintllilHUHl
Het toppunt van verlegenheid.
(Judge).
Chineesche Acteurs.
Xaar aan de Out. Lloyïgemeld wordt, worden
de keizerlijke tooneelspelers te Peking nog niet
zoo grenzeloos bedorven als Sarah Bernhardt of
Possart. Een beroemd Chineesch acteur moest
voor den keizer drie stukken spelen, op hoog
bevel. Hij het tweede bleek hij ziek te zijn en
het stuk kon niet gegeven worden. Zijne
Majesteit was hiermede echter niet tevreden, en ]
beval, dat al de leden van den troep wegens
luiheid'' veertig stokslagen zouden ontvangen.
Dit hal een goed gevolg; het stuk dat daarna
gespeeld werd, voldeed uitstekend.
Men weet niet waar Wolfram von Eschcnbach,
die den Titurd en den Pur3ir.nl naar Fransche
bronnen bewerkte en door Wagner een nieuwe
beroemdheid heeft gekregen, geboren is. Kr zijn
vijf dorpjes Escbenbacb in lieieren ; allen maken
o]) dien roem aanspraak. Aanzienlijker dan deze
allen is Eschenbach in den Boven-Palz, dat bij
gebreke aan historische documenten, door ijver
zijn aanspraak wil doen gelden.
liet wil grooto feesten, minnespelen geven, en l ONTIKTIIOOVDK OOM. --Lieve hemel, wat zou bet
er zou ook dit jaar een drama. Wolfram von l kind nu nog willen hebben!?"