De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 13 mei pagina 3

13 mei 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 881 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zoodra ontwaart hij een goeden vriend of kennis, of diezelfde oogen flikkeren als die van een jon geling en met zijn rechterhand uw dito drukkende ?en de linkerhand op uw schouder leggende, zegt Lij op warmen toon, met zijne eigenaardige wijze van spreken: Wel! mijn beste***, hoe gaat het je? De jaren hebben bij Heinze den glans van zijne pogen, de warmte van hart en ziel niet kunnen uitdooven en hoewel hij officieel voor ruste is, bespeurt men aan alles dat die rust maar in de leus is, want waar goede muziek te hooren valt, is hij tegenwoordig; het componeeren kan hij nog maar altijd niet laten en men behoeft hem slechts gade te slaan op eene uitvoering die hem interesseert, om te bespeuren, dat hij dolgaarne den dirigeerstaf weer in handen zou nemen. Hij is een van die gelukkige naturen, die in voor- en tegenspoed altijd opgewektheid en moed heb ben kunnen bewaren, en wie hem heeft gadegeslagen in de eerste jaren die hij te Amsterdam doorbracht, jaren die voor hem alles behalve rooskleurig waren, weet ook te verhalen dat al had hij het alles behalve ruim wanneer er nog iets op zijn tafel en iets in zija beurs was, die altijd open stonden voor een kunstbroeder die het, dank zij de insoliditeit van zijn opera-directeur, nog slechter had dan hij. Tal van staaltjes weet Heinze te verhalen van den tijd uit die veelbewogen operaperiode. Ik heb, meen ik, vroeger wel eens verhaald hoe de direc teur hem dwong den Propfiet 1e schrijven met weg lating van al de scènes waarin de drie wederdoopers voorkomen, die er een uur voor de voorstelling «van door" waren gegaan. De operatoestanden waren trouwens in die dagen heel wat primitiever. Er moet zoo ia of om dien tijd een Hollandtch operagezelschap geweest, zijn waarvan onze oudste rnusisi zicli nog een tenorzanger Voet herinneren, voor welk gezelschap toen enkele oorspronkelijk opera's zijn gecomponeerd, doch die vooral ook de meest geliefde buitenlandsche opera's gaven. Die vertalingen moeten veel slechter geweest zijn dan het slechst vertaalde libretto (Faust) bij onze Ned. Opera, en dat wil nog al wat zeggen! Indien ik niet over Heinze te spreken had zou ik daar eenige zeer curieuse staaltjes van kunnen aanhalen. Het is reeds 47 jaar geleden dat Heinze naar Holland kwam, na te Breslau als kapelmeester van de opera te hebben gefungeerd. De positie die hij in onze stad heeft weten in te nemen heeft hij dus geheel van meet af aan moeten veroveren, ?want na het teniet gaan van de Amsterdamsche Duitsche Opera moest Heinze door les geven in zijn onderhoud trachten te voorzien. Voor eenige jaren heeft hij zicli teruggetrokken, en thans kan hij des zomers te Muiderberg en des winters te Amsterdam wonende, terugzien op een welbesteed, werkzaam leven, waarin hij getoond heeft niet alleen den naam Nederlander door de ?wet te hebben verkregen, doch dien ook ten volle te hebben verdiend. Hij was het toch die het initiatief nam voor de oprichting van de Ned. Toonkunstenaars-vereeniging ! Evenals zijne gade droeg hij zoowel onze letterkundige als onze mu zikale voortbrengselen een warm hart toe en hij was mede een dergenen die het vroeger sterk heerschende wanbegrip door zijn voorbeeld bestreed dat onze schoone taal voor muzikale compositie ongeschikt zou zijn. Ik herdenk Heinze heden, omdat men dat deze week te Amsterdam ook gedaan heeft. De Liedertafel Apollo gaf een Heinze-avond waarop natuurlijk uitsluitend zijne compositiën werden ten gehoore gebracht. Er was een uit gebreide keus uit zijne soli en mannenkoren ge daan. Het laagste opusgetal was 34 en liet hoogste 80; wij kregen dus werken te hooren uit ver schillende perioden en in verschillenden stijl. Het spreekt van zelf dat de dire.teur Loots MIIIIIIIIIIIIHIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIfl maand overkomen. Van Napels naar Rome is maar een kort en makkelijk reisje, maar van Napels naar Milaan, dan moet je er aan gelooven. Maar in Rome zullen we elkaar dikwijls zien IV. Toen de twee echtgenooten hun vader naar 't station hadden gebracht en in de coupéterugreden, toen zij alleen waren, slaakten beiden een diepen zucht van ver lichting, 't was eindelijk voorbij. Hun leven zou weer zijn regelmatigen gang gaan. Zij spraken niet. Emma keek naar de regendroppels, die tegen de glazen van 't rijtuig sloe gen. Guido gaf geen teeken van leven. Zij waren weer vreemdelingen geworden. Guido bewoog zich even en raakte den arm van zijn vrouw aan. Neem mij niet kwalijk, zei hij. 't Is niets. Vreemdelingen, ja. En toch in dat zwij gen doorleefden zij nog eens de gebeurte nissen van dien dag; zij herinnerden zich de minste indrukken, voelden ze opnieuw. Gaat u naar uw huis ? vroeg Guido op een zeker punt van den weg. Neen, ik ga naar u. Ik moet voor mijn goed zorgen, aan mijn kamenier durf ik dat niet overlaten. Als dat in orde is, ga ik naar huis. Heel goed. T'huisgekomen, ging zij dadelijk naar haar kamer. Guido wierp zich op een sofa in het kleine salon en veinsde een courant te lezen. Maar inderdaad hoorde hij haar komen en gaan met langzame schreden. Hij zag haar ook twee of drie keer voorbijgaan. Wordt u niet moe? vroeg hij. Kan ik ook helpen? Neen, dank u, ik ben dadelijk klaar. En werkelijk, een oogenblik later ging zij ook zitten. Zij zag er zeer vermoeid uit. De inspanning van dien dag had haar uitgeput. met zijne beperkte krachten zich bijzonder inge spannen had voor deze uitvoering, en het spreekt ook vanzelf dat de zangers zich met zooveel ernst en toewijding weerden als eenigzins mogelijk was. Het resultaat was dan ook een in vele opzichten zeer geslaagde ui'voering, waartoe de solisten de heer en mevrouw Haverman?Post en Stachelhausen veel bijdroegen. Ik vind in die hulde avonds iets goeds, in weer wil van het feit, dat zulk een opeenstapeling van compositicu van n componist (het programma was wel wat lang) de werken niet altijd in het guns tigste licht stellen; ook moet men om een geheelen avond te vullen, wel eens werken er tusschen kiezen die de componist zelf als een overwonnen standpunt" beschouwt; doch het heeft vooral dit goede dat de tijdgenooten er weer eens aan her innerd worden, wat men aan zulk een man te danken heeft, opdat velen in den grooten, soms alles overweldigenden en verdringenden stroom van nieuwe werken niet vergeten, hoe krachtig en veel onze oudere kunstenaars gestreefd en wat zij gewrocht hebben. Het is vooral ook om die reden dat ik zulke avonden zoo van harte toejuich. Het waren en zijn krachtige figuren, de manuen uit dat tijdperk van ons muziekleven.- Verhulst, Boers, Hemze, Hol, Nicolaï, e. a., zij hebben de jongeren tot een voorbeeld gestrekt, om er meer en meer naar te streven, dat wij Nederlanders, die geloof en vertrouwen behooren te hebben in onze eigen kracht, ook aau den vreemdeling kun nen toonen, dat wij naast hen een waardige plaats in de kunstwereld innemen, en nu wij gezien hebben, dat de aunexatievrees, die vroeger zoo sterk heerschte, zich werkelijk heeft bewaarheid, niet op politiek- doch op kunstgebied, (van hoeveel talentvolle Nedcrlaudsche toonkunstenaars heeft Duitschland zich reeds meester gemaakt) dan spreekt daaruit tevens, dat de Nederlanders in den vreemde als kunstenaars zeer gerespecteerd worden. Zonder die phalanx van oudere kunstenaars, zou de muzikale oogst van heden heel wat minder groot geweest zijn. * * Onze tijd is een tijd van vereenigingen, genoot schappen en clubs; zij zijn evenals de examens in de handwerken in nuttiye en aangename (fraaie) verdeeld. Wat de nuttige vereenigingen betreft, die heb ben aan nut werkelijk gewonueii, daarom worden er ook tegenwoordig maar zelden parodieën opge maakt, zooals Dickens en de oude heer Smits vroeger zoo gaarne deden wanneer zij spreken van de christelijke vereeniging die voor de Afri kanen wollen sokjes zou breien of van de Protestantsche Kindervereeuiging tot bekeering van den Paus. In onzen tijd van strijd en emotie is dan ook geen plaats meer voor vereeuigingen die gesticht worden door mensch»n, die, omdat zij te veel leegcu tijd hadden, gaarne een paar avonden iii de week met vergaderen zoek brachten. Het gevoel, dat samenwerking en eendracht, machl maakt in den vaak zoo zwaren strijd, brengt de geesten en de menschen tot elkander. Dit heeft de Ned. Toonfcuustenaarsvereeiiiging (waarvan ik hierboven sprak) ruimschoots onder vonden, en dit zal ook de jeugdige Ned. Orgauistenvereeuiging ondervinden, wanneer zij er in slaagt haar ideaal steeds nader te komen. Deze vereeniging gaf deze week een concert, waarvan de opbrengst bestemd was ten voordeele vau het ondersteuningsfonds van die vereeniging. De jongere organisten hebbeu gevoeld, dat hunne positie tegenover liet kunstleven nog niet is wat het zijn moest, geen wonder dat zij zich vercenigen tot een bond om krachtiger te worden. Reeds al leen liet stichten van een ondersteuiiingsfonds wet tigt liet bestaan van die vereeiiiging, doch ook illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIM Zij keek rond, alsof zij iets zocht, dat ver geten was. 't Schijnt niet meer zoo erg te regenen, zei ze tot Guido, die zijn courant had laten varen. ??'t Regent nog altijd. Is 't rijtuig nog niet klaar? 'k Weet 't niet, ik zal dadelijk gaan zien. 't Rijtuig zou binnen tien minuten vóór zijn. Zal ik met u meegaan? Dat is niet noodig, dank u. Schenen die tien minuten een eeuwigheid of een oogenblik? Misschien uu 't een n 't ander. Toeu de knecht binnenkwam om te zeg gen, dat alles in orde was, stond Emma niet een vastberaden gelaat op en ging voor den spiegel haar hoed opzetten, 't Duurde een poosje voor zij de linten had vastgestrikt, want haar vingers beefden. Daarop trok zij langzaam haar handschoenen aan, knoopte ze dicht, schikte een paar plooien van haar japon terecht en naderde, om hem vaarwel te zeggen. Guido was opgestaan, zeer bleek. Adieu, zei ze. Hij antwoordde niet. Zij wendde zich om en liep 't salon door, rechtop, trotsch, zonder aarzelen, met een vasten, gelijken tred. En toch voelde zij zeer wel, dat haar man haar volgde. Bij de deur gekomen, wilde zij de portière oplichten, en raakte de hand van haar man aan, die haar vóór was. Je vergeet mij te vergeven, Emma, zei hij, met een stem, waarin smart en hartstocht . om den voorrang streden. i Plotseling keerde zij zich om en sloeg haar armen om zijn hals, overwonnen door de liefde, die tusschen hen weer opleefde, krachtig als een reus! En je gaat niet meer weg, nooit weer, liefste ? Neen, neen laat het portret van mama hier halen, Guido. bestaat er een Maandblad Het Orgel, aan de belangen van het orgelspel en de organisten gewijd. Het is mijn doel thans niet, een kritiek te geven van de uitvoering, want ik wil alleen krachtige sympathie betuigen met het streven van deze jonge vereeniging en waardeeren wat zij reeds gedaan heeft, doch het komt mij voor, dat men met con certen in dezen vorm niet op den goeden weg is. Er was zeer veel afwisseling in het programma gebracht: een organist, twee solozangers, een vio list en een gemengd koor deden zich afwisselend hooren) doch hoewel natuurlijk bijna alle nummers door orgel werden begeleid, had het orgel een te ondergeschikte plaats op dit programma. Hoe interessant zou het geweest zijn verschil lende organisten te hooreu! Wanner zij dan ieder eenmaal optraden, zou er nog plaats geweest zijn voor een viertal andere nummers. Het is dunkt mij ook de plicht van de Organisten-vereeuiging liet publiek te laten hooren op welke hoogte onze organisten staan, evenals de Ned.ïoonkunsteuaars-vereeniging begreep in hoofd zaak Ned. compositiëte moeten uitvoeren, ten einde de toonwerken te doen kennen en ook het scheppen van nieuwe werken aan te moedigen. Ik vrees wel een beetje dat deze vereeniging de weinige belar, gstelliug van het publiek voor orgelspel vroeger heeft ondervonden, en in het belang vau haar fonds aldus heeft moeten hande len. Doch hoe het ook zij, ik wensch deze ver eeniging een krachtig leven en goede resultaten toe, doch spreek vooral de hoop uit, dat de artis tieke vraagstukken (en hierin is ook voor organisten heel wat te arbeiden) in dezen kring met vrucht moge worden behandeld en dat de ontwikkeling van het orgelspel in ons land meer en meer moge worden gewaardeerd, dank zij ook eene krachtige ontwikkeling van deze vereeniging. VAN MlLI.IGEN. Onze landgenoote, Mej. Cornélie van Oosterzee, die te Berlijn hare studiën in de compositieleer voortzet, heeft een dramatisch werk Jolanthe ge schreven, waarvan bet Vorspiel op een derComponisten-Abende in het Concerthaus te Berlijn is opgevoerd. De kritiek laat zich zeer gunstig over dit werk uit. Prof. Tappert in het Kleines Journal, het Fi emdenblatt en de Reichzanseiger (Prof. Pfeiffer) roemen de begaafdheid en kennis van deze dame componiste. Waarschijnlijk zal Prof. Mannstaedt dit «Vor spiel" dezen zomer te Scheveningen ten gehoore brengen. Te Hamburg wil men een gedenksteen voor Hans von Bülow oprichten. Onder de leden der commissie behooren: II. v. Helmholtz, Joseph Joacbim, Adolph Menzel, Fr. Spielhagen, Felix Weingartner, ugen d'Albert. Klaus Groth, F. Moll, P. Ileyse, Franz Lenbach und Joh. Brahms. liet gezelschap der Ileeren de Vos & Van Korlaar komt heden, Zaterdag, een reeks voor stellingen in het Grand TliöAtre in de Amstelstraat geven ; Zaterdag: »De Tante van Charley;" Zondag en volgende avonden: »De Onder-Prefect van Chateau-Buzard". De voorstellingen van »l!oze Kate", met Mejuffrouw Julia Cuypers, zullen daarom met Zaterdag te beginnen, gege ven worden in den schouwburg Van Lier, Plan tage Fransche laan. IIIIIIIIIIllllltHIUI Hollandsche Teekeningen. Ter gelegenheid der opening van het Neder landsch (iastkuis voor ooglijders te Utrecht, is in de ruime zalen van het nieuwe gebouw, voor eenige dagen een tentoonstelling van aquarellen gearrangeerd, die ook nog andere aandacht ver diende dan de plaatselijke fancy- fair -belang stelling voor ecu licfdadigheidsgeval. Kr was een zaal door de tinna liutt'a gevuld, daaronder fraaie zaken, in het bizonder van belang de Voer mans, en een kolleküe van een rtrechtsch verza melaar bood onder veel bonts ook wei enkele goede nummers. Maar van buitengewone waarde was een klein zaaltje waar een viercntwintigtal teekeningen van iaagsche meesters waren gehangen, waaronder werkelijk iets van het allerpuikste der moderne Hollandsche aquarellecrkunst, waar men eigenlijk in Holland zoo zelden wat van ziet. Deze door den heer Staats Forbes te Lon den uit zijn rijke verzameling welwillend afgestane keur, bevat, behalve een kostelijke Bosboom, een paar belangrijke Mauve's zooals men ze niet vaak aantreft, zeer mooie aquarellen van Willom Claris, en een aantal van de beste specimens van Jacob Maris o. a. een fameus exemplaar van liet bet zoo dikwijls door liem verwerkte motief De lirug, waarvan de heer Forbes ook het heerlijke schil derij bezit onder eenige minder krachtige staaltjes van zijn kunst twee zulke mooie teekeningon van Israëls als men steeds voor oogen zou willen hebben om den grooten schil der naar waarde te blijven schatten. Kr is in die van bewerking zoo wonder rijpe en rijke uit liet raam turende jonge vrouw, er is in die door het open lijnblonde veld drentelende jongen en meid zulk een wereld van eenvoudig gevoel als weinig anderen van dezen tijd in hun werk hebben mogen zeggen, eu met niet meer dat die twee teekeningen al zou den heer Israël s een eenige plaats in de kunst van zijn tijd verzekerd mogen blijven. Het is verkwikkend en goed zulke dingen weer eens te mogen zien, en jam mer was bet daarom eigenlijk dat deze kleine keuzeicntoonstelling onder zooveel storende drukte en voor zoo korten tijd maar in ons land was te zien. Met ingenomenheid daarom vernam ik, dat het Genootschap Kunstliefde" te Utrecht pogingen aanwendt in hare zalen de kollektie ook de volgende week nog eens rustig tentoontestellen. Ook voor uict-Utrechtenarcn zij, wanneer, en wij twijfelen daar niet aan, deze poging met goeden uitslag wordt bekroond, een tocht naar de zalen van Kunstliefde ten zeerste aanbevolen. Terzelfder tijd waren, en blijven tot en met Zondag den dertienden, in de verbeterde groote zaal van bet verbouwde Arti een aantal teekeningen te zien, die bij de Forbes-kollektie in Utrecht zich opmerkelijk aansluiten. Want be halve eenige Fransche krijtteekeningen, van Daubigny (wiens forsche doch rauwe krabbels ik den forsch-gevoeligen schilder Daubigny nooit geheel waard kan vinden) en van Jacque, en van Millet vooral, en behalve een Segantini op krabpapier en eenige voorstudietjes voor portretten die hier niet best bij hooren, zijn het hier ook alles Hol landsche aquarellen van de bovenste planken. Het zijn wel is waar niet zulke museum-exemplaren als de twee groote Israëlsen in Utrecht, maar als representatie is dit geheel naar een andere kant toch weer kompleter. Onder de zeven Bosbooms zijn er van zijn allermooiste, en van de Mauve's is die eene herder met zijn kudde op den rug gezien, al zoo puur en luchtig als er mij een van hem bekend is. Ook de Jaap Marissen zijn van de goede soort, terwijl hier mede Neuhuijs vertegenwoordigd is. En dan komen in het gevolg van de oudere Hage naars de jonge Israëls, van wien men niet zeggen kan dat hij gemakkelijk leert op ket bereikte van de school, en wiens pittige café-studies vol zijn van on rustig willen en kunnen, al zijn mij de kleine krijtstadsgezichtjes waar ik hier onlangs van sprak toch veel liever, en nog volkomener, Breitner, met vooral die Stadspoort van een diep doorluidende romantiesche teederheid, een aquarel waar men den bezitter mee gelukwenschen mag. Zooals die teekening daar nu met onder scheiding naast den fraaien Dijsselhof is ge plaatst, bleef zij toch gansch dezelfde, en zegt ze mij nog hetzelfde als toen zij, nu acht jaar geleden, in ditzelfde Arti maar in de kleine zaal hoog in een hoekje was gestopt. En dat men hier dus aan echte kunst meer recht gaat doen dan vroeger, schijnt mij beter teeken van eenige voor uitgang in Arti's beheer, dat ik zien kan in het ijdele banketteeren van welks geruchten het ge bouw nog amper schijnt schoongewaaid. V. Schilderijenprijzen. Sinds lang is in Engeland niet zooveel geld voor een landschap gegeven als dezer dagen voor Constable's Gezicht aan de ririer de Stoïir; het bracht 0200 guinjes op, 74,400 gulden. Op dezelfde auctie bracht een Gainsborough 3(100, Landseer's Ckenj ,'!7r>0, Ary Scheft'ers Dante, en Seati-ice 4GO, Alma Tadema's Jaargetijden 1100 guinjes het stel. Ook aquarellen gingen hoog, Sidon van Turner 2(>0, twee Venetiaansche schotsen van J. Holland .'!()() en :!!"> guinjes, en osn serie van Sir K. Burne Jones, St. George met den draak, zeven stuks, 2000 guinjes. Bij de beeren Preyer & Cie., locaal Pictura, is geëxposeerd een schilderij van mcj. G. A. v. d. Sande Bakhuyzen, »Kozen". ?nauimHiiiimiiiiiuHmipiiiiiiMMiiiiiiimiiiimtiiMimmiiiiiiiiiiii ~ De Nieuwe Gids. Dr. Ch. M. van Deventer verzoekt ons mede te deelen, dat het artikel over Plato's Symposion, in de laatst verschenen Nieuwe Gids-aflevering gepubliceerd, zonder voorkennis van den schrijver is geplaatst. Reeds verscheiden maanden geleden buil de schrijver aan den heer Kloos te kennen gegeven, dat bij zijn betrekking tot hem als ver broken beschouwde. Het thans verschenen stuk is bet tweede ge deelte van een artikel door den schrijver in zijn gelteel aan den toenmaligen redakteur-secretaris, W. Kloos, aangeboden, nadat hem door dezen de formeele toezegging was gedaan, dat de bij drage in huar geheel zou geplaatst worden. Een tweede protest is dat van den heer Jac. van Looy. Mijnheer de Redacteur! Naar aanleiding van bot ve-soiiijneii van mijn verk in de aflevering Mei 1*04 van de Nieuwe, Gids, verzoek ik u bijgaande brieven te publiceeren. U bij voorbaat dankzeggend : Uw dienstwillige : JAC. VAN Luov. Soest, s Mei '04. Soest, l Mei '04. Aan den heer P. L. TIDKMAN. Zooeven krijg ik het bericht dat u u weder rechtelijk de copie beUt toegeëigend die ik op verzoek van den heer Versluys heb afgestaan voor een N. G.-aflevering uit te geven door de eigenaars en niet voor eene door u geredigeerd. Mag ik u vriendelijk verzoeken mij die p. o. terug te zenden. JAC. VAX Looy. No. L'. Donderdagmiddag IJ uur. Aan dot lieef \'. L. TII.KMAX. Hot verschijnen van mijn werk in de eerst daags te verschijnen aflevering onder uw secre tariaat verbied ik ten stelligste. U weet mijn wil. H. Boeken die mij zooeven bezocht, vertelde mij dat dit gebeuren zal, omdat het reeds is afgedrukt. Herhaaldelijk heb ik hem gezegd dat dit niet mag. Tegelijk nu schrijf ik den lieer Clausen om zoo mogelijk de daad ongedaan te maken. No. 3. <; Mei '01. Aan den heer P. L. TIHKMAX. Ik ontving zooeven een briefkaart van Kloos. waarop bij mij mededeelde dat er zeven pagina's van mijn stuk waren afgedrukt. Ik heb over dit onaangenaam geval niets meer te melden dan nog, dat ik ook gisteren den beer Versluys deze uitgave tegen mijn wil verbood. JAC. v. LOOY. No. 4, 8 Mei ''J L Aan den lieer T. L. TIDKMAX. Nu hot feit gebeurd is, verzoek ik u nog eens de copie terug, volledig, ook wat nog niet is af gedrukt. Tengevolge van liet nare geval, waar door het noodzakelijkste nazien van mijn werk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl