De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 13 mei pagina 7

13 mei 1894 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 881 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Mr. Pierson's afscheid. Mr. PIERSOX: Ik laat een pand u na.... DE NEDERLAXDSCHK MAA<;I>: Een dubbel souveniertje!! minimi MEI Julius Prattelman Brommeijer. Dat was een aller liefste attentie. Sprenger van Eyk heeft me de portret ten van het achttal gestuurd met een zinrijk woord onder ieders handteekening, en met een opdracht in den trant van dat vers van het Haaqsehe Dat/blad, dat Thérèse al meermalen heeft moeten opzeggen bij wijze van een toost aan het dessert. Je moest dat kunnen hooren, 't klinkt als een psalm zooals Böhringer gewoon was den GSsten vers 10 voor te lezen bij de bevestiging van ouderlingen, en je moest die flikkerende oogjes kunnen zien, waarmee ze dan naar me kijkt, als ze begint met Brommeijer lof, de troon gered en 't Vaderland"; je kunt dan zoo merken hoe het kind gevoelt dat ik haar eigen vader ben. Maar ik laat het haar niet meer doen. 't Grijpt haar te veel aan. De laatste keer was zij er zoo zenuwachtig van, dat zij eindigde met een onbedaarlijken lachtbui. Aardig evenwel die bijschriftjes. Zoo bij HOKLL : In 't formeeren nummer n, In 't regeeren nummer lest, Ben ik weinig meer dan geen, 't Slechtst en toch het best. Bij v. HOÜTEXS portret: Draaien, draaien is mijn lust, Draaien, draaien zonder rust, Draaien is mijn leven. Draaien tot ik me dronken draai, En al draaiend nederzwaai, Naast nog andre zeven. Dat op luitenant-generaal SCHXEIDER vind ik ook niet kwaad: Zie hier nu onzen homme-canon, Gekropen uit een buskruitton, Het is een zeer brisante man. Die 't sterkste fort forceeren kan. Nu legt hij op 's lands schatkist aan En poef t millioenen naar de maan! Bij v. D KAAY: Uit Alkmaar komt de oude, Die 't recht hier wikt en weegt; Zie hem de weegschaal houden En 't zwaard, zoo scherp geveegd! Reeds in zijn kinderjaren, Bij kaasjes geel als goud, Zag hij zich loon vergaren Wie veel van wikken houdt. Dus opgevoed bij 't wegen Werd Kaay »man van gewicht', En heeft tot loon gekregen Zoo'n deftig aangezicht. Bij zijn eigen portret schrijft hij: De Tak Brak ; Maar ik Eyk Wijk noch bezwijk! Ik Eyk weer minister.. . . ! Wat zegt nu die beroemdheid van gister, Pierson, zoo'n phillstery Een man vervangen door t lïpgititrr.' ' Bij het portret van Jhr. v. i> cretaris ijencraai van marine : Dit is de schipper onversaagd, Die op den Ilaegschen vijver. Zoo meen'gen zeeslag heeft gewaagd, Vol moed, beleid en ijver. Een die op zee zijn weerga vraagt, En toch een generaal als .vA/'//V<v.' Bij v. D. SLEUDKX, die nog geen leeuw'' heeft: Bij zeven leeuwen in een nest Gevoelt dit mensch zich opperbest. Toch, zoo hij wil met ons verkeeren Moet hij een beetj(! 't brullen Iceren, Want in een Leeuwen-kabinet Wordt wie niet brult op zij gezet. Bij BKHOSMA alleen ontving ik geen bij schrift... Waarom werd niet gezegd... Ik denk voor 't naast, dat SPRICXGHR het niet goed vindt, dat ze hem bij de statistiek van daan gehaald hebben, waar hij nu eindelijk van het klimmen langs de. ambtenaarsladder een weinig mocht uitblazen. Want met pot lood vond ik aan den achterkant geschreven, twaalf ambten en dertien gelukken, 't veer tiende kon weieens een ongeluk zijn.'' Nu het is al wel zoo, een gegeven paard zie je niet in den bek, en ik kreeg nu toch zeven verzen meer dan waarop ik gerekend had. En verzen van Sprenger van EyK, dat was wel het laatst waar ik op had durven hopen. Ik wist wel dat hij mij genegen was, want na zijn mededeelingen omtrent de verschillende wijzen, waarop de vermogensbelasting ontdoken kan worden, had ik hem mijn sympathie betuigd en had hij dit blijk van hoogachting nog beloond met ecnige opmerkingen omtrent soortgelijke mogelijkheden, die men bij de aan gifte voor de bedrijfsbelasting niet uit het oog mocht verliezen?ik verwonderde mij dus niet over de toezending van dat achttal portretten, maar, om de waarheid te zeggen, die rijmpjes durfde ik hem niet toeschrijven. Bij mijn be dankje dat ik per keerende post verzond, gaf ik dan ook te kennen, dat ik wel begreep hoe de vork aan den steel zat. Je bent nu weer als hoofd van het departement van finan ciën, een heel dozijn schrijvers rij k,en daaronder zal je al dadelijk een dichter aan het werk heb ben gezet om mij eens een pleiziertje te doen maar direct volgde een antwoord,dat zoo al niet van geraaktheid, zeker van teleurstelling ge tuigde. Ik begrijp, zoo schreef hij, dat u. ge lijk de meesten, u moeielijk kunt voorstellen, dat mijne notarieele en fiscale studiën, alsmede mijne bel as tin g werkzaam heden m i j gelegenheid hebben gelaten, mijn dichterlijk talent tot eenige ontwikkeling te brengen. Toch bleef mij dit niet ontzegd. Sedert Isss toen ik uit het Ministerie Heemskerk was getreden, heb ik met mijn tocnmaligen chef, me meer bijzonder op het verzenmaken toegelegd, en ik verzeker u, dat hij die liefst in de klastieke rich ting zich bewoog en graag een Latijnsch poëem vervaardigde, mij kostelijke wenken heeft gegeven. liet Notariaat PU de Registra tie, het belastingbillet t;ii de waarschuwingen, het goudgeld en het zilver, de muntjes en de bankjes zelfs missen volstrekt niet alle inspi reerend vermogen op iemand met een eenigszins ontvankelijk gemoed. Kn nu zal het u ook niet verwonderen, dat ik mot Heemskerk Az. in mijn en zijn snipperuren een hveie reeks sonnetten voor de Rekenkamer heb ge dicht, die alleen nog maar niet in druk" zijn verschenen, omdat. Heemskerk er op staat die aan het Hij k te legutecron. als een kleine vergoeding voor alle nadeel, dat wij samen aan den Staat berokkend mochten hebben, vóór onzen dood. 't Is een standpunt, dat ik eerbiedigen moet, waarvoor ik /eil's ge voel dat iets te /.eggen valt Eniin, na deze pertinente verklaring twij felde ik natuurlijk niet meer. Ivi bij mijn tweede dankbetuiging heb ik mijn bewonde ring gevoegd Alleen meen ik, dat v. K\ k. nu hem de dichtkunst z< o eigen Is. /.ijn versjes niet zoo op raadsels moest doen gelijken. Waarom als je nu toch rijmen kunt, het dan niet wat duidelijker gedaan, wat meer op den man af? Van dat op van Houten b.v. begrijp ik geen woord. Maar dat schijnt tegenwoordig ge woonte. Thérèse zegt dat zij in de Xtcince fii/l.f het ook zoo doen. En dat is toch, naar ik hoor, het beste model. Een auto-da-fe van antecedenten. Mr. RoëLL. Hoe nu vrienden, nóg aan 't stoken? Na de schoonmaak nóg zoo'n vuur? 'k Zag uw schoorsteen buiten rooken: Wat beduidt dat op dit uur? Mr. VAX HorTEX. Waarde kabinetsf'ormeerder, Wijd met ons den plecht'gen stond: Loof de vlam als al verteerder! Zie, wij hangen aan uw mond. Mr. Sl'RKN'GKR V. El.) K. Wat er door ons hoofd nog gonze, LI we wijsheid wordt thans de onze. Directeur van ons orkest. (iij weet alles thans het best. Mr. VAX DER KAAY. Waarom hebt ge, vriend van Houten, Toch niet beter opgepast? 't Was bij u steeds schrijven, kouten, En het endje draagt den last. Voor een luttel wierookdampje Pendet ge als een ander Sampje, l) En ten koste van uw merg.... Sampje. dat was al te erg! Mr. HoëLL. Vriend van Eyk, ik zie met vreugde Je bekcorinir, je berouw. Pierson zei. dat je niet deugde, Maar ik hoop, je blijft ons trouw. Hoor, je mooul skaal voor twee zijn, Maar je moet vooral gedwee zijn. En je Xdlrrhnil, wel, man, Dien negeer je, waar 't maar kan. Mr. VAX DI;R KAAY. Neemt Rocll en mij tot voorbeeld, Houdt je van dien ballast vrij. Waarom word l, je thans veroordeeld? Om die krantenschrijverij! Al.I.KX TIC /AMK.N. Zoo, zoo zien wij d' eenheid komen. Mér nog koom' zij eiken dag. 't Klinkt in onze zoete droomen: Kom. ja kom, o blijde dag! Dat de liberale macht Weder word' bijeengebracht! 1) llmijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl