De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 20 mei pagina 3

20 mei 1894 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 882 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. exemplaren van deze Shakespeare-vertaling opkoopen. Men zou er dan een onzer groote plas sen mee kunnen dempen en de Burgersdijksche polder zou den naam van den verdienstl^ken vaderlander op alleszins waardige wijze over dragen aan het nageslacht. Ver in de diepte als wy door den dichter van dezen droom worden omhoog gevoerd, zien wij de aarde liggen en van verre vangen wij haar geheimzinnige geluiden op. Nu hooren wij het lentelied dat blyde over de velden jubelt, straks de tonen en zuchten van menschelijk lief en leed. Als Hernia zich niet naar de keus van haar vader voegen wil en een anderen man begeert dan haar is toegedacht, herinnert Hertog Theseus haar, dat haar vader levenslang haar in een klooster kan doen opsluiten. Laat zij daarom toezien eer zij de onberouwelijke keuze doet en niet vergeten dat de vrede van de zelfverlooche ning met aardsch geluk niet samengaat. Thrice blessed they that master so their blood, To undergo such maiden pilgrimage; But earthïier happy is the rose distilled Than that which, withering on the virgin thorn, Grows, lives, and dies in single blessedness. Burgersdijk vertaalt: O driemaal zalig, die hun jeugdig bloed, Zoo meester zijn, dat dit hun wellust is; Doch 't roosjen, dat zijn geur genieten doet, Smaakt heil, schoon aardscher, dan dat op zijn struik Groeit, leeft n sterft in stille zaligheid, Dit nu vind ik ontrouw van tekst en afschuweljjk van toon. Die «wellust", die in de plaats is gekomen van de »maiden pilgrimage". dat »doen genieten van de geur" voor het eenvoudige »distilled", die «struik" in plaats van »virginthorn" en o jammer! «stille zaligheid" voor «single bledssedness", het is alles even onjuist als leelijk. Juist wat zulke verzen maakt tot wat ze zjjn, is onder de vertaling zoek geraakt en voor den zachten, pieuzen toon van menschelijk medevoelen is het nasale, onzekere geluid van een schoolmeester in de plaats gekomen. De hertog verdaagt zijn uitspraak tot the next new moon, The sealing day between my love and me For overlasting bond of fellowship Hoe weldadig en beminnelijk is die opwelling van liefde en trouw die zich niet opdringt en niet haar kracht in luidheid zoekt, die als een stille hartelijke handdruk niemands aandacht vraagt. In het Hollandsen evenwel gaat Theseus op denzelfden dorren, eigenwijzen toon voort: bij de eerste nieuwe maan, Den dag, die tusschen mijn geliefde en mij Den eeuw'gen band van trouw bezeeglen zal, Straks zijn Hermia en Lysander alleen en beider hart schiet vol als zij bedenken, hoe kortstondig het geluk van de liefde hier op aarde pleegt te zjjn, en zij eindigt: If then true lovers have been ever crossed, It stands as an edict in destiny: Then let us teach our trial patience, Because it is a customary cross As due to love as thoughts, and dreams,and sighs, Wishes, and tears, poor fancy's followers. Is er iemand die niet een vollen, zuiveren toon van geresigneerden weemoed, een van tranen vochtige stem en half onderdrukte snikken in deze verzen hoort, die met een serafijnen veder geschreven zijn. Zou men daarentegen niet meenen dat het volgende meteen zwavelstok geschreven is: Als leed dus altijd trouwe liefde trof, Zoo blijkt het, dat het noodlot dit besloot, En dan leer de beproeving ons geduld, W\jl immer bij de liefde leed behoort, Zooals ook mijmren, droomen, wenschen, zuchten En tranen vaste mintrawanten zijn. Aan Hermia's vriendin, aan Helena deelt Ly sander het plan mede van de beraamde vlucht Helen, to you our minds we will unfold : To-morrow night, when Phoebe doth behold Her silver visage in the watery glass .... Hier hebben wij een proefje hoe men met een b\jna letterlyke vertaling nochtans een gansch anderen toon in dezelfde gedachte kan leggen. Men hoore slechts: Ons plan zij, Helena, u toevertrouwd. Als morgennacht zich Phoebe weer beschouwt, Haar zilvren aanschijn spieglend in den vliet. Scherpzinnige onderzoekers hebben aan het Jicht gebracht, dat de Midsummer-nights Dream omstreeks 15114 moet geschreven zijn. De zomer van dat jaar toch heeft zich door koudo en regen beroemd gemaakt en ook in het drama wordt van deze onaangename verschijnselen gewaagd, die daar worden toegeschreven aan oneenigheden tusschen Oberon en Titania. And now they never meet in grove or green, By fountain clear or spangled starlight sheen, But they do square, that all their elves, for fear, Crup into acorn cups and hide thern there. Dat men ook met de pen een beeldenstormer kan zijn, bewijst de volgende vertaling: En waar hij nu bij 't sterrenlicht haar ziet, In veld of bosch, of aan een heldren vliet, Daar volgt een twist, die heel hun elfenstoet Verschrikt in eikelnapjens schuilen doet. Dat boschje en die weide, beschenen en vericht door do bron, hadden wij toch liever niet gemist. De twistenden ontmoeten elkander en Oberon groet: 111 met by moonlight, proud Titania! maar Burgersdijk laat hem een zonderlinge verwensching uiten: Boos maanlicht, hoofdige Titania! De twist loopt over een knaap, door Titania uit Indiëmeegebracht, dien Oberon van haar verlangt; maar zy weigert: Set your heart at rest.... Maar duldeloos gemeenzaam en akelig sarrend bovendien wordt dit in het Hollandsch: Vermoei u niet.... Oberon bedenkt een list, hij gaat Titania's oogen betooveren en Puck zal hem de bloem bezorgen die hij daarvoor behoeft. That very time I saw but thou couldst not Flying between the cold moon and the earth, Cupid all armed ; a certain aim hètook At a fair vestal throned by the west, And loosed his lo^e-shaft smartly from his bow As it should pierce a hunderd thousand hearts: But I might see young Cupid's fiery shaft Quenched in thechaste beams of the watery moon, And the imperial votaress passed on. In maiden meditation, fancyfree. Yet marked I where the bolt of Cupid feil: It feil upon a little western flower, Before milk-white, now purple with love's wound, And maidens call it Love-in-idleness. Drie eeuwen lang zijn alle Shakespeare-verklaarders het op goede gronden er over eens geweest, dat met die ^vorstelijke priesteres" nie mand minder dan koningin Elisabeth bedoeld is en in dat licht gezien zijn deze verzen een hooge hulde en gracelijke groet. Burgersdijk vertaalt hier: De hooge kluiz'naresse ging haar weg, hetgeen een zonderlinge titel is voor de koningin, wier hof wellicht het amusantste geweest is waarvan de historie spreekt. Nog erger maakt de vertaler het met den naam van de bloem : Door maagden «Liefde uit lediggang" genoemd. Zoo is het dus toch waar, vrienden, dat drie woorden schrifts voldoende kunnen zijn om iemand op het schavot te brengen, drie letters zelfs, zou men zeggen. Dat »uit" is droevig, onwel levend en nameloos grof en nog heden is het mij een onverklaarbaar raadsel, dat op dat oogenblik niet alle aanwezige vrouwen bij manier van spreken als n man zijn opgestaan. Oberon gaat naar het plekje waar Titania pleegt te rusten: There sleeps Titania, some time of the night, Als hij evenwel zegt: Daar zoekt Titania des nachts soms rust, dan wordt volkomen ten onrechte het vermoeden gewekt, dat zij aan slapeloosheid lijdt. Maar ondanks Dr. Burgersdijk slaapt zij in en Lysander en Hermia naderen. Fair love, you faint with wandering in the wood; And, to speak troth, I have forgot our way ! We'll rest us, Hermia, if you think it good And tarry for tho comfort of the day. Wat zegt men wel van de volgende onbeholpen rijmelarij : Mijn lief, dit dwalen heeft u afgemat; En ik erken, ik ben den weg hier kwijt; Vindt gij het goed, dan rusten wij, mijn schat, En wachten tot de daagraad ons verblijdt. Titania is betooverd en Bottom met den ezelskop heeft haar hart en zinnen vervoerd : And thy fair virtue's f'orce, perforce, doth move me, On the first view, to say to swear, I love thee. De grappige teederheid en dwaze plechtigheid, die uit geluid en maat en rijm van deze verzen spreken, zijn den vertaler blijkbaar ontgaan : En zoo nam uw waardij het hart mij in, Dat ik na de eersten blik u zweer : >;ik min." jeen zich in niets van het andere parlage onderscheidt. Titania gaat heen, zij ziet naar den hemel omhoog waar de maan vochtig glanst. The moon, methinks, looks with a watery eye; And when she weeps, weeps every little flower, Lamenting some enforced chastity. Kan het gevoel van kuischheid die teloorging, aandoenlijker in beeld worden gebracht dan door do bloemen der aarde te laten treuren zoo dikwijls een bruidskrans ontwijd wordt! Maar kan ook zoo vraagt men vorder ruwer schennis worden gepleegd aan den krans, die de slapen van den dichter siert, dan door deze vertaling: Ziet, 't is alsof de maan weemoedig blikt; Eri als die weent, weent iedre bloem, hoe kleen, Wijl ruw een maagdebloemken wordt geknikt. Zelden is, zelfs in ons land waar de reputaties tegeef zijn, onrechtmatiger roem verworven dan met deze Shakespeare-vertaling en de lof, dien dit werk heeft ingeoogst. doet een onloochenbaren maatstaf aan de hand voor de literaire wanbeschaving van het derde kwartaal dezer eeuw. Zelden is een kunstwerk au sérieux ge nomen dat op zoo grooten afstand bleef van wat het beweerde te wezen en onder de afgesproken stukjes die meer dan iets anders ons volksleven vergiftigen en de hoogere beschaving tegenhou den, is dit wel het vervaarlijkste monument van onze nationale schande. Waar men deze ver taling ook opslaat, overal valt ze uit de hand en aan de vingers van twee menschelijke handen kunnen ze worden opgeteld, de regels die ook maar in de verte naar verzen zweemon. Het is de buikloop van een literaire indigestie, het is het gebazel van het valetaille over wat zij van de gasten hebben opgevangen, het is een psalm op een draaiorgel, het is een koningskind in een narrenpak, het is Napoleon in het proveniershuis, het is de engel OJabriël op een stilletje, het is een epos op een kermispront, het is het enge lenlied van Kerstnacht in een tingeltangel, het is het diakenhuismannetje op de barrikade, het is de hoogtijd van de impotentie . .. God zij ons genadig ! (!. l1'. VAX DHR Hoitsr. MttlllllltMIIIIIIMIIIItlllllMIIIIMlinltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllf Muziek in de Hoofdstad. Er is reeds vroeger de vraag geopperd of het drama met begeleidende muziek, niet het muziek drama van de toekomst moest worden, omdat na Wagner geen nieuwe wegen meer bewandeld kon den worden op het gebied van het zangspel. Het komt mij niet waarschijnlijk voor, dat die vorm spoedig het burgerrecht zal verkrijgen, want iederen keer wanneer eene tragedie, blijspel of drama met muziek wordt opgevoerd, bespeurt men dat er altijd een wanverhouding blijft tusschen de muziek en de monologen. Het is waar, de dramatische muziek heeft groote vorderingen gemaakt, en dat zou ook die drama's te goede komen, doch zoolang de tooneelspelers niet de studies maken die ieder zanger moet ma ken en bij eene opvoering van zulk een werk zij zich niet evenzeer met de muziek vertrouwd maken als met hun rol, is er niet veel heil van dat genre (althans in ons land niet) te verwachten. In het Buitenland hoort men echter ook nog wel eens vreemde dingen in dit opzicht. Zoo maakte onlangs Mounet-Sully den componist SaintSaöns eene aanmerking omdat de muziek hen be lette een of ander effect te weeg te brengen. Saint-Saëns zeide eenvoudig: Un acteur qui critique ma musique? Moi, je in'en vais. Bij ons durft men weliswaar niet zoo autoritair als Mounet-Sully te spreken, doch de tooneelspe lers nemen er soms in het geheel geen kennis van, wat nog veel erger is. Ik sta daarom het meest aan de zijde van hen, die zich bij de muzikale illustratie van tooueelstukken bepalen tot eene inleiding, entre-acte mu ziek (die een beeld kan geven van de hoofdper sonen in de hoofd-toestanden), en de gedeelten, die de dichter voorschrijft te zingen; doch al die kleine brokstukjes van twee maten, waarna de spreker of spreekster invalt, zonder dat men tracht in den toon van de muziek te blijven, verstoren hoe karakteristiek die momenten ook zijn mogen of kunnen den indruk, en omgekeerd doen de sprekers dit na de muziek. Dit weusch ik in het midden te brengen naar aanleiding van Een Midzomernuchtsijroom, van Shakespeare, dezer dagen in den Parkschouwburg ten gehoore gebracht, onder leiding van de lieeren Saalborn en Van der Linden. Over de opvoering, wat liet stuk betreft, is door de tooneel-critici een tamelijk eenstemmig vonnis uitgesproken wat het niet toereikende van de middelen betrof. De muziek van Meudelssohn neemt een vrij bescheiden plaats in dit stuk in. Hoofdzaak zijn de orkest-fragmenten, die afgeslo ten nummers zijn, en dus in zooverre niet direct met de spelers in verband staan. Dcc'i in het woud, bij de Eïfen-scïmes, treedt de muziek op in verband met het spel, en het is vooral hier, dat de indruk verstoord werd. Wat bijvoorbeeld te zeggen van liet oogeublik, wanneer Oheron van het tooneel gaat en de muziek met lichte, huppelende accoordjes zijn verdwijnen be geleidt; hem (of liever haar, want liet was eene dame) als een waardig vorst te zien verdwijnen? U'at te zeggen van het feit, dat men een zeer verdienstelijk dameskoor, dat medewerkt, er aan waagt om haar (die nog nooit de planken betra den) allerlei dansen te laten uitvoeren? Hiermede stelde men de medewerkenden aan een dwaas figuur bloot. In de groote buitenlandsehe Opera's zelfs denkt men er nooit aan liet koor te laten dansen (en de opera-ko.isten zijn toch wel gewoon zich op bet tooneel te bewegen), of het voorgeschreven is of niet; die taak wordt alleen aan het ballet overgelaten. Doch waartoe meer bijzonderheden aan te halen. De geniale Elfenmuziek van Mendelssolm, zoo aetherisch, zoo doorschijnend, werd door bijna geen enkel speler gevoeld. Alleen in mej. Ude's bewe gingen vond ik eeiiig begrip en gevoel voor liet muzikale van het werk. Ik heb over de tooneelisten alleen te spreken voor zoover zij met de muziek moesten samengaan, dus bepaal ik mij tot het, bovenstaande, en ver meld nu dat voor de orkestfragmt'iiten het orkest van het Concertgebouw natuurlijk de beste keuze was die men doen kou, want wij weten reeds lang hoe heerlijk deze musici die muziek spelen. Ook de twee kleine koren werden door de dames zeer loffelijk gezongen. Doch hoewel dit het belangrijkste was, en ik van die fragmenten eeii gutistigeu indruk heb ge kregen, mag ik niet verzwijgen dat, de gedeelten met begeleidende muziek heel wat, langer studie en zorg hadden vereischt dan nu uit de opvoering bleek. Ook maakte m. i. liet Intermezzo voor orkest, waar Ilermia Lysander, Helena Demetrius zoekt, niet het, gewilde effect door een te langzaam tempo ; want die scrne mag vooral niet te lang duren. Men weet bovendien dat Mendelssolm de snel heid tot het uiterste dreef, en hier heeft hij Al legro appassionato voorgeschreven. Doch liet bleek tevens hier eu daar dat, in de begeleidende muziek bij hot, gesprokene hier en daar iets verouderds is. Sommige gedeelten missen karakter en dit zit den spelers in den we:. Ik heb hier o. a. op liet oog waar Oberon Titania betoovert, welke tooverspreuk, begeleid door brokstukjes van harmonische mineur toonladders, voor mijn gevoel volstrekt niet meer kleur of karakter krijgt. Mij dunkt: de vier maten (Allegro molto) bij Oberon en later bij Puck's ver dwijnen, zouden meer uitkomen zonder de voor afgaande mu/.iek. Naar ik vernam is er slechts eeuc repetitie met orkest gehouden. Dit verklaart veel, bijna alles. Deze opmerkingen hebben niet ten doel de muziekuitvoering op zichzelf af te keuren, want do lieer van der Linden leidde het geheel met veel routine, de orkest-fragmenten (trouwens het meest toegejuicht) wan; eene zeer welkome af wisseling en het slotkoortje klonk recht goed. Doch de muziek stoud er nat/si, maar was er niet ui. Eene uitvoering die den vorigeu avond plaats had bewees mij dat evenals de dichters in vroe gere eeuwen dartel en geestig konden zijn, ook de componisten dit voorrecht, bezaten. Wie door de Lange's A Cappella-Koor de wcrcldsche koortjes van Josquiu des Pres, Clemens non Papa, eu Certou heeft hooren uitvoeren, zal weer tot de overtuiging gekomen zijn dat onze voor vaderen een groote dosis goeden luim en opge wektheid bezaten. De innige vroomheid die uit hunne geestelijke koren spreekt en de geestigheid van do wereldsche bewijst dat blijmoedigheid en ernst bij hen een harmonisch geheel vormden. JBehalve vaii die componisten, bevatte het pro gramma werken van Sweelinck, Ockeghcm, Obrecht, Schuijt eu Orlandus Lassus. Het programma bevatte louter nummers, vroeger reeds door dit koor ten gehoore gebracht, dus acht ik mij ontslagen van uitvoerige bescbrijving. Men kent de eigenschappen van dit koor, en de uitstekende zamenstelling. Na vermeld te hebben, dat het succes weer zeer groot was en dat vele nummers weer zeer schoon werden voorgedragen, wil ik nog iets mededeelen, omtrent de bij de hoorders minst bekenden componist, op het programma voorkomende, n.l. Pierre Certon. In de werken over muziekgeschiedenis kan men lezen, dat hij maitre d'enfants was in de Ste. Chapelle te Parijs. Hij heeft meer geestelijke dan wereldsche liede ren gemaakt, docli de laatste acht men hooger dan de eerste. Van hem vindt men opgegeven: Drie missen: Sous Ie pont d'Avit/non, Ad Juva me, Regnum mundi, in 1558 door Adrian Le Roy en Ballard gedrukt, in 1559 een vierstemmige: Ad imitationum moduli. Le temjis qui yourt en een Requiem. Vaa zijne chauson's is Je ne fus jamnis si ayse (thans door dit koor gezongen) een der schoonste. Ambros zegt: Was das in hellem Jubel bersehaumt, wie eiu Becher Champagnerweins! Hier sieht man, was das französische polyphone Chanson (der niederlandischen ahnlich und doch so verschieden) ina günstigsten Moaiente vermochte. Die Töne haschen sich ueckend, die Contrapunktirung steht schon ganz nahe an Homophonie und wird zum graziösen Scherz. Dies eine lustige Stück wiegt des ganze sérieux Requiem des Meisters. Loch auf. Met die laatste woorden ga ik ook in het alge meen mede. Hoe schoon de geestelijke koreu op zich zelf ook zijn, het is of er een verfrisschende wind door de zaal gaat, zoodra de naief-guitige soms zelfs zeer ondeugende (doch toen zag men daar zoo nauw niet op) koortjes weerklinken. Doch men moet sommige toch weer niet al te dikwijls hooren, zooals blijkt uit het Matona mia cara van Lassus. M. i. staat dit nummer echter ver beneden de anderen. Deze uitvoering werd gegeven voor het koor naar Londen vertrok. De berichten uit die wereldstad vermelden reeds een zeer groot succes van de eerste uitvoering. .Bewijst dit dat men veel belangstelt in onze oude kunst, het bewijst ook dat de ontwikkeling van de zangkunst ten onzent ook buiten Nederland gewaardeerd wordt. De uitvoering te Amsterdam geeft behalve de bekende voortreffelijke eigenschappen van dit koor alleen aanleiding tot de opmerkingen dat de bezet ting vau de sopraanpartij belaugrijk gewijzigd is, bij een vorig maal, eu dat iii de uuauceeringen naar nog grooter verfijning is gestreefd, iets waar mede ik het niet geheel eens ben, wat stijl betreft. VAX MILLIGEX. P.S. Gisteravond werd bij gelegenheid vau de Jaarlijksche Algemeene Vergadering van de Ned. Tooukunsteiiaarsverecnigiiig, in het Concertgebouw, door den heer Kes met ziju orkest de 3c symphouie : Aan mijn J iideiii/inl, van Beruard Zweers, uitge voerd, waarbij aan de aanwezige kuustenaars-leden van bovengenoemde vereenigiug toegang tot dit concert werd verleend. Dit meesterwerk van onzen Zweers, door het orkest met bijzondere toewijding e/i op voortreffelijke wijze vertolkt, werd met groot enthousiasme ont vangen. Over de waarde vau het werk schreef ik vroeger mijn oordeel zeer uitvoerig; dus bepaal ik mij thans tot de vermelding van de warme ontvangst door het publiek, dat wel uiet zeer talrijk was, doch dat zeer vele kunstenaars in zijn midden telde. De lieer Zweers werd na het derde eu vierde deel op het orkest geroepen en ontving aan het slot eene fanfare, waarbij het orkest als ecu man opstond om den componist toe te juichen. v. M. Echegaray. Den .!() Mei zal te Madrid de dichter en tooneelschrijver Echegaray op plechtige wijze als lid der Spaansche academie worden geïnstalleerd. Zijn entreerede zal door Castelar beantwoord worden, en men stelt te Madrid veel belang in de plechtigheid, om een bijzondere reden. Eche garay is namelijk al jaren geledon tot lid der academie gekozen, maar steeds werd zijne receptie uitgesteld, omdat Castelar die hem beantwoorden moest, het uitwerken zijner rede telkens onder voorwendsel van andere dringende werkzaam heden verschoof. Eindelijk dreigde de president dat men dan aan een ander lid der Academie het ontvangen van Echegaray zou opdragen, en nu zal het er van komen. Er zijn 700 plaatsen beschikbaar, en vóór 1_! Mei waren reeds .'5000 aanvragen om kaarten afgewezen. Echegaray's voornaamste drama's zijn Li Espoza del Vengador, En el seno del Miterte, O locura o santitat, KI gran Galcoto (in liet Nederlandsch vertaald), Mariana, enz. Hij paart aan veel stoutheid en fantazie de Spaansche voorliefde voor scherpe bero'ische tegenstellingen. Vondelingen of zoekgeraakte kinderen in de Opera. Dat het niet gemakkelijk is stof voor een opera te vinden is bekend, zelfs wanneer men een ge lukkigen greep heeft gedaan, behoort er nog heel wat tooneolkennis behalve het talent als dichter toe om een goeden tekst te geven. Bovendien zijn de gelukkige gegevens zoo vaak gebruikt, dat bet moeielijk is iets nieuws te geven. Van de zeer bekende opera's hebben minstens '2~> verloren ge raakte zoons of dochters tot onderwerp.: La Dame Blunche (George Brown), Lucrezia Uorgia (Gonnaro), Martha (Lyouel), La Juive (Rachel), Josepli en Egypte, Die leiden Scliützen (Wilhelm Stark),jRo&erf Ie Diable, Figaro's Hochzeit (Figaro), Trompeter von Sdckingen, Selisario (Alamir), Mignon, Der Xigeuner (I'ranz), Ernani, Preciosa, Le Serment (Brigitta), Trovatore (Manrico), Lohengrin (Hertog van Brabant), Parsifal, Silvana, Les Cloches de Cornevüle, Siegmund, La Fitte du regiment, Die verlcaufte Braut en nog anderen die de lezer gemakkelijk aan dit lijstje kan toevoegen. Te Arnhem is door een koor van 500 kinderen eene nieuwe kindercantate, Naar Buiten, met groot succes ten gehoore gebracht onder leiding van den componist: H. A. Meyroos. De tekst

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl