De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 20 mei pagina 4

20 mei 1894 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 882 was vervaardigd door den heer Arnold Meyroos (zoon van den componist) Volgens de berichten is in dit werk de juiste kindertoon getroffen, en werd deze frissche compositie met groote toewijding en zeer vlot uitgevoerd. Na de pauze werd de St. Nieolaas-cantate van Zweers gezongen, die niet minder succes had. nrmimmmfiiimiiiiiiiiiiiiinniiH Mog eens in het Rijksmuseum. Toen ik in het begin van dit jaar hier aan de inrichting der schilderij-afdeeling van het Rijks museum eenige artikelen wydde, werd daarin ook de plaatsing van de Nachtwacht niet onbe sproken gelaten. Min of meer uitvoerig werd getracht de groote fout in de konditie onder hoog vallicht aan te toonen, en met nadruk dorst ik er op wijzen dat alleen van een plaatsing in een b\j te bouwen lokaliteit waar het schilderij onder zylicht zou worden gesteld, redding te wachten is. Van die bij te bouwen lokaliteit kon, dit deed' ik uitkomen, de tegenwoordige Rembrandtzaal als het voorportaal wezen... Verder precizeerde ik de ligging van zulk eene lokali teit toen niet, en dit om goede redenen. Eenige jaren geleden namelijk had ik het voorrecht met den architekt der Rijksmuseumgebouwen zelf een gesprek te voeren over de plaatsing van de Nachtwacht, en het scheen my toen dat de heer Cuypers niet ten eenenmale ongezind was, in het uiterste geval een nieuwe lokaliteit voor Rembrandts wonderwerk bij te bouwen. Om die reden leek het mij onlangs on gepast in mijn beschouwingen over de museum inrichting voor den dag te komen met een meer uitgewerkten voorslag tot oplossing van de zaak juist zooals ik meende dat de oplossing in het hoofd van den heer Cuypers zelf wellicht nog broeide. Door een mededeeling in de Haagsche corres pondentie van het Handelsblad van verleden Zon dag is de zaak echter anders komen te staan. Het ligt niet meer aan mijn diskretie te spreken of te zwijgen van een betere Nachtwachtplaatsing nu in dien brief het plan dat ik onlangs opzet telijk ietwat vaag aanduidde, recht op den man af, op gezag van een eminent kunstenaar als Jozef Israëls wereldkundig is gemaakt. Of de Haagsche correspondent geheel in het gelijk is de zaak als een persoonlijke vinding van den Heer Israëls voor te stellen doet minder ter zake. Voor mijn part is het feitelijk een idee van den heer Israëls, het krijgt er slechts te meer autoriteit door. De Haagsche briefschrijver laat zich dan uitleggen hoe naar Israëls opvatting : het meesterstuk van den grooten kunstenaar, dat het slachtoffer vaa de inrichting vau het Rijksmuseum geworden is, weder iu al zijn vroegeren luister en glans hersteld zoude kunnen worden. Even als men. te Uresden voor de Madointa, van Raphaël en voor die van Holbein een afzonderlijk vertrek heeft ingericht, eeii heiligdom, waar het verheven kunstwerk allén zetelt, zou Israëls weuscheu, dat men achter de tegenwoordige ccrezaal eene kamer bouwde met n groot zij-raam geheel en al zooals in het atelier van Israëls zelf. Dit zij-licht zou weder, evenals vroeger in het Trippenluüs, De Nachtwacht bestralen en het kunstwerk verlossen van dat plotseling en schel neervallend bovenlicht, dat nu ton onrechte aangewend wordt." En nu dus het plan ronduit aangegeven is door een man wiens woord wicht legt in de schaal, zal het goed zijn tegelijk op een bezwaar te wijzen. Dit is dat, wanneer dit Nachtwachtvertrek direct achter den muur waartegen thans het schilderij geplaatst is, werd uitgebouwd, het zyraam bij schijnend zonlicht te veel refiektie van den achterwand van het museum op het schil derij zou terugkaatsen. Zoodat, wanneer men het licht zoo goed zou willen krijgen als bij de ligging van het achterste gedeelte van het mu seum mogelyk is, men dit Nachtwacht-vertrek nog meer naar achter moest verschuiven en het door een verlenging van de eeregalerij met de tegenwoordige Rembrandtzaal behoorde te ver binden. Die doorgetrokken eeregalerij zou dan voor het exposeeren van Rembrand's voornaamste etsen als aangewezen zijn... Doch het is niet om meer in onderdeelen op de zaak in te gaan, dat wij er hier op terug komen. Van belang is thans alleen dat aan het plan eener radikale oplossing van de Nachtwacht kwestie door een man van groot gezag zijn zegel is gehecht. Waar de deken van onze schilders gesproken heeft, mogen Lands- en Stadsbestuur (herinnerd zij nogmaals dat de Nachtwacht aan de stad Amsterdam toebehoort) niet langer aarzelen de zaak onder de oogen te zien. J. V. MlllltllllllHIIIIIIIIHIIIMIIIIIIHIIIIHIIIIIIIIIMIIIIIItltllMIII MUIIMIIIIMIIII1I Handboeken. De heraldiek, die men in haren oorsprong en zeer ruim genomen, als de kunst der ornamentale kenteekenen zou kunnen beschouwen, maar die, meer bepaald als conste van blasoene opgevat, naar haar aandeel het mooie in zich draagt van de ideeën- en vormen-kultuur der midden eeuwen, de heraldiek is zeker door hare latere beoefenaars te uitsluitend als hulpwetenschap der geschiedenis, en te weinig als een kant van kunst voorgedragen. Want de heraldische taal is niet enkel belangrijk om wat hare formules oorspron kelijk direkt beduiden, maar ook om het deftige algemeene karakter, den gekomprimeerd zinrijken stijl van die taal. Dus genomen is er vooral in Holland over wapenkunde niet geschreven. Althans de ver handelingen van Van Weleveld, het werk van Rietstap, de bijdragen van ter Gouw en het hand boekje van Van den Bergh zijn niet geschikt den in dezen geest belangstellenden meer appetijt te bezorgen. En eigenlijk gezegd, al wilde ik er juist wat goeds van getuigen, doet het nieuwe boek van Jan H. Junius dat dezer dagen door Frederik Muller & Co. werd uitgegeven, dit ook maar voor een zeer klein deel. Doch naar ik meen, is er in het begrip dier middeneeuwsche wapenteekenen zooveel dat op het oogenblik licht warmer boeien zal, dan het dat in een periode vroeger blijkbaar deed, dat het bezorgen van zelfs een nuchter maar zaakrijk explicatief geschrift over de heraldiek, van een volop geïllustreerd boek deel als dat van Junius, dat vooral in de alphabetische l\jst, die er de tweede helft van uit maakt, zich bij uitstek leent tot het advizeeren over veel dat men ergens wil kunnen naslaan, en dat men voor zoover het tal van speciaal Nederlandsche uitdrukkingen geldt, nergens anders vinden kan, toch als een verdienstelijk werk mag worden aangezien. Het is geen boek waar juist kunst uit spreekt, maar wel een handzame dictionaire voor wie kunst in zich heeft: een nuttig deel bedoel ik voor de boekenplank van den decoratieven artist. Er zijn zaken waarover de kunstenaar een handleiding kan gebruiken, zonder dat daartoe juist iets in het Hollandsen wordt gevergd, in zooverre als het Hollandsen taaleigen noch de Hollandsche geschiedenis iets met de dingen zijner belangstelling uitstaande hebben. Zoo de procédé's van het etsen, waarover men in het Engelsch en het Eransch vooral een heele boekerij bijeen kan brengen, een nuttige boekenrij inderdaad. Want wie niet, wat verre weg het beste blijft, in een goede werkplaats, in de leering der traditie en den reuk van het handwerk mag opgroeien, hem kan toch door het kennisnemen van een massa ervaring van anderen, van beproefde voorschriften en zakelijke aanwijzingen, vooral bij zoo iets experimenteels als het etsen veel schade en schande bespaard, en den weg tot nieuwe vinding gewezen worden. Wat mij betreft, ik beken zelfs in de lektuur van die soort verhandelingen een rustig genoegen te vin den. Ik beweer niet de heele technische literatuur over het etsvak, van Abraham Bosse over Perrot heen tot nu machtig te zijn. Maar in het exerpeeren der handboeken van Martial, en Lalanne en Hamerton, het lezen van wat Lostalot, Béraldi, Robert en Delatre er over verhandelden en het nota nemen der aanwijzingen van Seymour Haden en Rops, vlei ik mij zonder het besteden van veel moeite of tijd, toch baat gevonden te hebben. Daarom, omdat er zooveel praktische dingen over het ets-procédégeschreven zijn, beknopt zoowel als uitvoerige, is het mij niet recht duidelijk wat de heer Dake bedoelde met het opstellen zijner Beknopte Handleiding voor de techniek der etskunst (Amsterdam, Scheltema & Holkema's boekhandel). Voortdurend aangezocht", zoo schrijft hij, «door jonge artiesten om eens de wijze »waaropmet sterk water eene gravure gemaakt wordt »uit te leggen, voldoe ik in dit boekje aan dien »wensch en geef hiermede een beknopte hand leiding van de techniek der etskunst". Maar wat er in de zestien onbeholpen gestelde blad zijden dan volgt, is zoo weinig geschikt om den leergierigen goed op den weg te helpen, dat het nu wel weinig pretentie hebbende van het geval het onvoldoende van de toch met sekuriteit aan geboden les niet kan verontschuldigen. Wilde de Heer Dake iets uitgeven ten nutte van hen die buiten het Hollandsch geen vertoog over dit hand werk zullen verorberen, dan had hij de uitmun tende vreemde modellen ter bewerking maar voor bet kiezen, het is geen ondeugendigheid, wanneer men zooiets nu juist ineens niet zelf kan samen stellen, en hij had dan de vruchten van eigen ervaring er toch bij te pas kunnen brengen. Maar ik vind er altijd iets in wat een beetje ergerlijk blijft, wanneer een Hollander, over welke ondergeschikte aangelegenheid dan ook, met een wijs gezicht iets gaat opstellen, zonder op te letten wat de naburen er heusch heel afdoends en heel veel beter al lang over hebben verteld. Dat brengt allemaal maar achterop, en staat im mers zoo drommels provinciaal. ? V. In de kunstzaal Fictwrn van de II.II. Preyenv: Co. zijn eenige zeer belangrijke moderne schilderijen tentoongesteld, namelijk van B. J. Blommers, J. Israëls, A. Mauve, J. Maris, II. W. Mesdag, A. Neuhuys, W. Roelofs, H. Ronner, Pb. Sadee e. a. L. Alma Tadema en C. Trovon. mtilimiiiiiiitniiiiiiiuiiitltlfiiiiiimiiiiiiiiiiMiifiiimiiiiifttiuiiiiiMiiiiiiuiM De genesis van den Lourdes-roman. Mondelinge onthullingen, schriftelijke mededeelingen van E.Mll.F. Z'II.A. Een in aansluiting aan elders door mij afge drukte documentaire gegevens omtrent de vroegste sporen en eerste kiemen van Xoia's jongste schepping 1) geschreven, afrondend overzicht van 's Meesters voorbereidende plaatselijke Lourdes-studies ipsissimis locis werd eensklaps overtollig en verdween dus in de papiermaml toen de Gil Blus illustrévan i'l) April haast al dat uit ouder bronnen geput oorkonden materiaal publiceerde. Genoemd blad schijnt wel voor namelijk door de kranig artistieke houtskoolteekeningen van Steinlon te Amsterdam en 's-IIage vrij verspreid te zijn. Daarom moest ik de gevaarlijke klip omzeilen, van velen lezers van het Amsterdammer Weekblad hun reeds be kends op te disschen. Wat ik den belangstellen den Xolaianen onder hen hier voorleg is daaren tegen grootendeels nieuw, onbekend, de l'inédit in letterlijken, stricten zin. Geenszins uit luie 1) Nr. 15 en 1(> van De Kunstioer eld, als mede De Portefeuille van II en 21 April 11. gemakzucht, rnaar uitsluitend uit een artistiekesthetiesch streven ten einde hen hun door niets anders vervangbaren geur van authenticiteit te doen bewaren laat ik die documenten on vertaald. I. Den 29en Augustus bracht Bmile Zola in den Cercle républicain (vrijmetselaars) te Lourdes, die hem op een «punch d'honneur'' genoodigd had, den volgenden feest-dronk uit: Messieurs! Je suis tres flattéet tres touche de l'honneur que vous me faites en m'invitant a cette réunion, et je sais bien que ce que vous saluez si sympathiquement en moi, ce sont mes trente années de travail, mon long effort vers Ia vérité. Je ne suis pas venu parmi vous pour un autre labeur. Je désire faire de la vérité, encore de la vérité, qui soit pruritable a tout Ie monde. On me dit que les journaux de toutes les opinions, en s'occupant de ma présence a Lourdes, la commentent dans les sens les plus contraires, en obéissant chacun a la passion qui l'emporte. Il faut les laisser dire. Puisque je dois crire un livre, qu'on ait donc la patience d'attendre ce livre, et l'on saura alors ce que j'ai vu et ce que j'en pense ; mais, dés aujourd'hui, messieurs, ce que je puis dire, c'est que j'ai rencontre a Lour des, dans tous les mondes, une courtoisie et une bienveillance dont je veux remereier en vos personnes la ville entière, et je bois a vous, mes sieurs, et je bois a cette aimable population, sans distinction de parti, en lui souhaitant toutes les joies et tous les progrcs, dans l'admirable cadre de ses montagnes ! De Figaro gaf hierop dit commentaartje. Dat comité, mu des bruits représentant Xola comme convaincu de la réalitédes miracles de Lourdes", zou hem een hinderlaag hebben willen spreiden: »on espérait obtenir des déclarations mat rialistes". Welk een tegenval, welk een misrekening : »Nun, Alberich, das schlug fehl!" Integendeel: de aldus schijnbaar in 't nauw gedreven au'eur de »t'Assoinmuir" »afnrma bien haut son admiration pour tout ce qu'il avait vu''. Omstreeks den :»den September vertrokken de Xolas van Lourdes, op weg naar Aix-en-Provence. In die dasjen ontmoette d; Crawta's-reporter Stephen d'Arve den pastoor van Meyreuil, een der kleinste parochiën der diocese Aix, die zoo even van Lourdes was teruggekeerd. Op zijn vraag, of bij er Xola soms gezien had, antwoordde de brave geestelijke: >Cominent! si je l'ai vu? Mais j'ai passévingt minutes a cótéde lui a la procession, 1) et je n ai pas de paroissien dévotqui se tienne plus religieusement qu'il ne Ie faisait; et les exclamations enthousiaste», qu'il ne m nageait pas: »Ah! quel beau spectucle! Comme c'est grandiose!" etc. etc. Et il y a des gens qui redoutent son livre sur Lourdes, moi, je l'attends avec contiancc. ' In Eebruari van bet vorig jaar stortte een door hetgeen hij te Lourdes gezien en beleefd had -«bekeerde" Nederlander het aardig sommetje van drie inillioen francs, aan den bisschop van Tarbes, die het in ontvangst nam voor de voltooiing der Uasilika van Lourdes, in welker crypte-kelders het stoffelijk overschot van den pastoor Peyramale rust, en welker bouw wegens geldgebrek gestaakt had moeten worden. Hieromtrent geïnterviewd, zeide Xola tot zijn ondervrager: »Je mo suis beaucoup entretenu, a Lourdes, avec Ie f rere de l'abbó Peyramale. C'est un vieillard qui vit a proxitnitéde la basilique inachovée, veillant avec un soin pieux sur Ie tombeau du venen'1 priHre, et il est certain que, terminée ou toujours en ruines, la .cathédrale" et son bistoire joueront un grand röle dans mon livre. C'est l'abbéPeyramale qui tait curéde Lourdes ijuand Bernadette Soubirous avait ses apparitions. Il n'y crut pas, tout d'abord, et au cours des premiers entretiens qu'il eut avec la voyante, il la dissuada de rien dire. vl'etite menteuse", lui répétait-il souvent, -4u ne dis pas la vórité" Mais Bernadetto Ie convainquit, lui comme les autres, et Ie saint homme racheta du mieux qu'il put son »tbomisme" cxagéré. C'est ainsi qu'il vouhit faire construire cette basilique grandiose dont il est de nouveau question aujourd'hui; elle est, telle que je l'ai vuc, d'une sauvage beauté. Q i'on l'achóve, il y a tout a gagner pour Lourdes qu'il en soit ainsi!' Gedurende mijn onderhouden in Mei en Juni 11. met den Meester vertelde hij, dat hij in tengewonen lust in zija nieuw boek bad. Ca me tente beaucoup, c'est quelque cbose de tres curieux. .Laime a trailer quelque chose de nou veau, maintenant que ma terrible série, qui m'a pris vingt-cinq ans de mon o.xistence, est ter minée, et que je suis enfin sorti de la prison 011 j'étouft'ais, oii il me manquait d'air. Je n ai pas encore de plan. J'écrirai rébaucbe et Ie plan de Lomdes a Médan, 011 nous comptons nous installer vers la mi-juin. L'écriture du plan me prendra sans doute deux bons mois. Tout cela est encore assez vague. De retour a Médan, je commcnccrai tout de suite a regarder les papiers, a parcourir mes notes, a classer les documents. Je commencerai probabloment a crire Ie livre entre Ie dix et Ie quinze octolire: je compte t re pret vers ce temps-la avec Ie secoud plan, Ie plan détailié, d'apri's lequel j'écris Ie roman, comme un peintre peint son tableau d apivs ses esquisses et ses tudes. Le roman me prendra sept a buit mois a crire, de sorte que je n'aurai «urre tini avant juin 'Hl. C'est un sujet extri'inement interessant. Il y a une chose que je puis dire et que J'écrirai. J'avais ontoiidu parier de Lourdes comme d'une superstition honteuse pour notre siècle, je l'avais cru moi-méme, mais je constate au con traire que Lourdes est Ie foyer ilo la charité, de l'enthousiasnie, du dévouemont, et je maintiens 1) Processies maakte Xola reeds geregeld mede, en wel als clarinettist van bet kerk-orkestje te Aix-en-1'rovence (het Plassans der Rottyon Macquari), waar bij zijn jeugd en eerste jonge lingsjaren doorbracht. Naklanken hieruit weer klinken in de processie-tafereelen van de Nouceaux ontes d Ninon (hoofdstuk 111 der Souvenirs") en Le Uive (het prachtig achtste hoofdstuk). que Lourdes est utile dans un siècle d'égoïsme. Quant au surnaturel, j'en parlerai plus tard. Ce que je puis vous dire dés maintenant, c'est que j'ai vu ici des choses extra naturelles. Je voulais tout d'abord donner a. mon livre sur Lourdes Ie titre de Nötre-Dame des Doulewrs. C'est vous dire ce que sera mon livre. Peut-être changeraije Ie titre, mais soyez sur que l'oeuvre sera l'expression de mon religieux tonnement, car ce que je vis la-bas est merveilleux, je dirai même renversant" (overweldigend). Die schoon-zinrijke, tevens symbolische titel, door den Meester gevonden toen het plan van Lourdes Ruïne Paris nog niet in hem gerijpt was, moest later, na de conceptie en vast stelling van dat trilogie-ontwerp, het veld ruimen voor een droog-lakonieken titel, ter wille der symmetrie, der harmonie-overeenstemming met die nietszeggende, althans onpoëtische stedennamen-opschriften der geprojecteerde beide vol gende deelen. Jammer genoeg .... Welk een treffende tegenhanger van La Curée, La Béte humaine, La Debacle, vooral G-erminal, zou NotreDame des Douleurt (als titel) hebben gevormd ! Zola sprak nog van den <>cótéscientifique a notre fin de siècle". En op dit oogenblik riep hij. met een levendige beweging van hoofd en lichaam, eenigszins uit zijn achterover leunende houding in zijn breeden Louis XVI armstoel oprijzend, den linkerarm snel omhoog strekkend, eensklaps uit, terwijl de oogen achter het lorgnet met het dik, zwart koord een bezielde uitdrukking aannamen: »J'écrirai un beau livre!" (Slot volgt). J. v. SANTEN KOI.FF. MttuiuiiiaiiuiiiitiuiiuuiiimuiMuiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiuuiiHMuiiiNi Buitenlandsche Bibliographie. Esther Waters. In zijn Confessions of a Young Man heeft George Moore zijn eigen levensge-chiedenis verteld. Op zijn zestiende jaar is hij weg gejaagd van een Roomsche school in Ierland. Daarna is hij eenigen tijd bij een «military tutor" in Londen geweest om voor het leger te worden opgeleid. In Londen maakte hij kennis met een schilder, die zonder ophouden van mooie vrouwen praatte en ze meer dan levensgroot schilderde. » -Ilow jolly it would be to be a painter", I once said, quite involuntarily, »Why, would you like to be a painter ?" hèasked abruptly. I laughed, not suspecting that I had the slightest gift, as indeed was the case, but the idea remained in my mimi, and soon after I liegan to make sket ches in the streets and theatres". Kort daarna stierf zijn vader, hetgeen hem de gelegenheid gaf te doen wat hij wou, en naar Parijs te gaan om schilderen te leeren. Men kan in de Confessions lezen hoe hij in Parijs op verschillende ateliers hepft gewerkt en getobd, voor hij besloot het op te geven. »llow terrible are the languors and yearnings of impotence! how wearing.' what an aching void they leave in the heart l and all this I sutt'ered until the burden of unachieved dosire grew intolerable. I laid down iny charcoal and said, »I wil! never draw or paii.t again.'' That vow I have kopt." Daarna is hij in het wilde Eransche boeken gaan. lezen, en langzamerhand wat gaan schrijven; en toen hij na verscheiden jaren in Londen terug kwam, was het hom een vreemd land geworden. >Tlie yeurs the most impressionable, from twenty to thirty, when the senses and the mind are the widest awake, I, the most impressionahle of human heiligs, had spent in Franco, not among English residents, but among that which is the quintessence of the nation; I, not an indifferent spec tator, but an enthusiast, striving heart and soul to identify himself with his environment, to shak: himself i'ree from race and language and to recreate himself' as it were in the womb of unew nationality, assuming its ideals. its morals, and its modes of thought; and I had succoeded strangely well, and when I roturned home Kngland was a new country to me; l had, as it were, forgotten everything." Op de Eranscho peiiodo is een periode van Engelsche lectuur gevolgd, waarin Moore beweert zich in de literatuur van zijn eigen ras te hebbon >.schoongewassclien". Ik hen niet in staat al Je verschillende ele menten verscheiden Eransche en eenige Engelsche, geloot' ik stuk voor stuk aan te wijzen, waaruit de literaire persoon van George Moore zich in den loop der lijden heeft opgebouwd, en uit welker vereeniging eigenlijk nooit iets recht eigenaardigs en persoonlijks geworden is. Alleen kan ik er op wijzen dat de vraag, welke Eransche meester hem voornamelijk heeft geintluencecrd, (.'enigszins wordt gecompliceerd door de omstandigheid, dat Moore beslist heeft ge weigerd een leerling van Xola te heeten, en ;met uitzondering van Ie Rêve) geen van Xola's boeken bijzonder schijnt te bewonderen. liet geval wordt nog zonderlinger, wanneer men deze opmerking over Xola van hem leest: »What I reproach Xola with is that hèbas no stylo; there is nothing you won 't lind in Xola from Chateaubriand to the roporting in the Eigaro.'' Want Moore's eigen zwakheid openbaart zicli uit den aard deizaak het duidelijkst juist in gebrek aan stijl, en om het onzekere en ongelijke in zijn manier van schrijven aan te duiden kan men zonder al te groote overdrijving die zelfde woorden gebrui ken, there is nothing you won 't lind in it. Om o]) den onlangs verschenen roman te komen want deze opmerkingen zijn op een onevenredig groote schaal begonnen Esther Waters schijnt mij wel het beste wat Moore sedert A Mummer's \Vife heeft gemaakt. Men kan uit hot boek vrij wat leeren over >races'' PU over ?botting" in de lagere standen; men kan er ook iets, al is het ook maar iets, van een Londensche atmosfeer in waardeeren, het afmat tende, meedoogenlooze Londen, het Londen dat gemaakt schijnt om als achtergrond to dienen voor verhalen van armoede en van gezwoeg voor bet dagelijksch brood ; maar hooger stel ik de persoonlijke geschiedenis van Ksthcr en daarvan vooral het gedeelte van het drie-en-twintigste tot het negen-cu-twintigste hoofdstuk. Esther is na eindeloos tobben en omzwerven in een rustigen dienst gekomen, bij een vriendelijke dame. Xij zal gaan trouwen met een fatsoenlijken win kelbediende, die baar zoontje, een onwettig kind, als zijn eigen wil aannemen. Daar komt zij plotseling op een avond William, den vader van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl