De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 27 mei pagina 2

27 mei 1894 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

f,-' a* r DE AMSTEBHAH.MEB, WEEiKBLAD V OU R NEDERLAND. No. 883 voorkomt van AnatoU Leroy-Beaulieu dat, als hét. geschreven was om mijne woorden te staven, ni«t beter had kunnen zijn. De vondst was^ mij welkom vooral ook omdat ik nu niet opnieuw zelf als aanklager be hoefde optetreden en ik een bondgenoot had gevonden in een tijdschrift en een schrijver die zeker niet van al te vrijzinnige denk beelden kunnen worden beschuldigd. Het artikel draagt tot opschrift Le Règne de t Ar gent en tracht te doen uitkomen hoe het geld de wereld regeert en de karakters bederft. Slecht gewonnen geld zelfs stinkt tegenwoordig niet meer, omdat geldbejag.onze begrippen heeft verslapt ten aanzien van eer en geweten» De meest verheven beroepen, dat van dokter, pleitbezorger, ingenieur, schrijver, kunstenaar, staatsman, zij zijn alle tot een ambacht verlaagd, beheerscht door »de laag hartige moraal" der mannen van zaken. Rijk te zijn is de eenige en eerste wensch, rijk te worden de- eenige moraal die het kind mee krijg* van zijn ouders op de reis des levens, het. leven zelf is een school geworden van huichelarij. Vandaar ook de haat tegen de: Joden, die men. heet te verachten wegens hun,, geldzucht, maar die wij in den grond des harten benijden wegens hun geldbezit. Indien wij ware christenen waren zouden wij,, wel verre' van de Joden te benijden, evenals-de koning van Sodon* tot Abraham, tot' hen1 zeggen: geef mij de-ziele maar neemt de-fiave voor- U. Jezus zewle: niemand kan:twee heereu'" dienen, n kunt niet Gode dienen en den Mammon. Deze woorden zijn sedert de Bergrede verouderd; de Christenen van onze dagen hebben dit alles veranderd. Men schat het aantal menschen gedoopt in den naam van Christus op vier honderd millioen; hoevelen daarvan gevoelen bezwaar den Mammon te die nen ? Ka 1800 jaren Christendom is juist Mam mon weder de koning der wereld geworden. Het heeft er werkelijk veel van of de gelijkenis van den kemel en het oog eener naald niet voor den rijke maar voor den arme geschreven is! Indien de christenen zich werkelijk inspi reerden met den geest des Evangelies, dan zouden zij moeten vreezen rijk te worden, maar zijn erp dan nog christenen onder ons ? Ironie; der'dingen en> bespotting der historie] Volken die zich christenen noemen rekenen het anderen tot een grief dat zij zich meester maken van den rijkdom! Welk een zonderling. verwijt voor de discipelen der visschers van Galilei en hoe valsch moet ons in de ooren klinken het Zalig de Armen en het Wee den Rijken!! De armoede lacht niemand meer toe. Wel prijzen de meest geraffineerden onder ons soms nog in fraaie woorden het geluk en de poësis van arm te zijn, bij sommigen is dat zelfs mode geworden, maar dat geluk en die ppësie smaken wij altijd liefst in de verbeel ding, door het voorbeeld van anderen, of wel in de herinnering als wij zelf' dat geluk en die poësie sedert lang verloren hebben ! Ook de Israëliet, dien wij ons voorstellen als den hoogefriester van den Mammonsdienst, be zingt gelijk wij in zijne synagoge en zijne boeken den lof der armoede maar dat gaat om buiten zijn hart en in de werkelijkheid loopt hij naar de Beurs en overal elders heen waar rijkdom te behalen is. Dat de Israëliet zoo handelt moet ons niet verwonde ren, want hij is sedert eeuwen op de geldjaeht afgericht minder door het voorbeeld zijner vaderen dan door ons eigen toedoen, waiït alleen door het geld kon hij zich op richten van onder de roede zijner onderdruk kers, het geld heeft hem uit het nieuwe Egypte ujtgeleide gedaan en hem vrijgekocht uit de dienstbaarheid zijner vijanden. Nog thans schuilt in menige streek van Rusland en elders de vrijheid van den Semiet in zijn porte-monnaie, is de roebel zijn schild en wapen, en ook bij ons wordt de mate der achting die wij hem toedragen meestal afgemeten naar zijn iiiiijiiiimiiiiiiiijiiiiiiiiimiiHiimiiijiiiiimiffiniiniiiiiiiiDiiiijHiiimiuiHf //En als Lij genoeg zal gevijld hebhen", voegt Miêke er bij, ;,maakt hij ous allen rijk, allen, uitgenomen madam Pelagie met haar papegaaienneus." Opeens houdt het vijlen op. Miêke schrikt zoo hevig door deze onverwachte stilte, dat zij bleek wordt als een lijk, eu uitroept: de zot komt naar beneden ! Waarna zij in hare kamer snelt en de deur toegrendelt. De zwarte deur opent zich nu traag en een sombere grijsaard, met lange haren en baard en zoo lang als een slapeloozen nacht, steekt liet witte hoofd naar buiten. Het beeft en schudt, dat hoofd, als ging het weldra vallen. ??Wat is dat weer voor 'u gepraat aan mijn deur, spreekt hij mot zachte kinderstem; wat moe ten al die lieden hebben? Wat 'n gesnater en ge babbel! Kunnen ze niet 'u oud rnensch stillekes laten doorvijlen? Wacht'n tijdje nog, en de machine zal gaan maar er moet nog wel honderd pond afgevijld! Jij praters! jij papegaaien, toch! Hij trekt zich terug, en slaat het deurtje dicht. Doch dadelijk wordt het weer geopend, en ver schijnt weer het witte bevende hoofd, en spreekt weer de zachte kinderstem op sehreiendeu toon: Wel honderd pond nog, wel honderd pond nog! Heb je niet een paar centjes voor snuif? We geven hem meer dan het verlangde, en zonder een dankwoordje vliegt de deur weer dicht en her-begint de eentonige, trage muziek: aguiïn!... aguüu!.... Wiegelaar neemt me bij de slip mijner jas en wijst naar omhoog. WTe trekken hooger, de derde verdieping voorbij. En hier staan we voor den zolder. Een eenige deur biedt zich aan. Wiegelaar klopt er op en ze gaat open. Eerst komt er een woedende tocht door, daarna eene wolk tabaksrook en eindelijk' een spraakzame heer, vol verfplekken, ongeschoren en het haar in wanorde. Wiegelaar! roept hij met donderende stem en geeft een onzachten tik op mijn vriend's schou der ; dag beste jongen ! Welvarend ? Ik ook. En is dat uw vriend ? (hij steekt me beide handen toe) He ! hè! Stel me seffens eens ordentelijk voor! fortuin. Dat de jood dus jaagt naar geld is omdat het zijn eenige kracht uitmaakt, en dat geld de kracht uitmaakt van de joden bewijst dat het geld veel vermag op de Christe nen. Indien het waar is dat het goud den jood almachtig moet maken dan is dit zoo omdat het goud op ons zoo alvermogend is! Niet de rijkdom zelf echter en ook niet eens zoo zeer de wijze waarop de rijkdom wordt verkregen en besteed, maar de ver eering van den rijkdom is het groote kwaad! Het kwaad ligt in den vernederenden eerbied waarmede de» rijken worden omringd. Slechts het geld aanzien en achten, de menschen slechts afmeten naar den vulgairen maatstaf van het geld, dat is de fout, die ons bederft, die de ziel verdroogt en den geest verwringt. En dit geldt niet alleen van de individuen maar ook van de volkeren. Een arm volk klinkt bijna verachtelijk en toen Frankrijk in 1870 zoo dapper maar zoo ongelukkig had gestreden werd het in zijn vernedering nog maar alleen geacht om zijn geld, om de vijf' milliard die net zoo spoedig aan Duitschland betalen kon. Zoo oordeelt, vonnist mag ik wel zeggen, een man als Anatole Leroy Beaulieu in een tijdschrift als de Revue des deux Mondes. Natuurlijk wordt dit allee door hem toege schreven aan de democratische denkbeelden van onzent tijd, maar dat dit niet juist is, bewijst reeds menige zinsnede uit zijn eigen artikel. Niets pleit al dadelijk zóó sterk tegen dit beweren dan de onomwonden krasse beschuldiging waarin hij zegt: »Plet voorbeeld »komt van boven. Door heel hun ijdel leven, »leeren de wereldsche standen die zich nog «Christenen durven noemen aan de massa »niets te achten dan stoffelijken welstand, nlan een weelde zonder poëzie, dan een proza »leven zonder verheffing te midden van een »verweekelijkend comfort. De rijken prediken »aan de armen de liefde van het geld, zij «leeren het hun beschouwen als het hoogste »goed en de groote, de eenige reden waarom zij »leven."Welnu als dan het voorbeeld van boven komt, en dat doet het ongetwijfeld bijons kan men zelf s geen burger zijn zonder welstand 'en staan de hoogstaangeslagenen ook als burgers bovenaan ! als dan het voorbeeld van boven komt,dan ligt de bron van het bederf' toch zeker niet, allhans zeker niet alleen, in de onderste lagen, waarmede men te rekenen heeft als van democratie wordt gesproken. Och neen, het geld is een vorst van zeer ouden huize, wiens oorsprong reeds opklimt tot in voorhistorische tijden en wiens heer schappij zich doet gelden onder alle regeeringsvormen en ook zonder aan een bepaald ras gebonden te zijn, want indien Mammon van Sernietische origine is, dan is toch Ploutos van Arische afkomst. Zelfs het Kruis heeft den geld vorst niet kunnen overwinnen. Reeds Chrysostomos had in zijn tijd geen invectieven ge noeg om de hartstocht van het geld te vervloe ken en de droom der middeleeuwen, der eeuwen van geloof, was het vinden van den steen deiwijzen, die de metalen in goud zou kunnen veranderen, terwijl de vorsten het voorbeeld gaven door besnoeiing der waarde van het geld. Wel trad in deze feudale tijden het geld niet zóó zeer op den voorgrond als thans, maar dat komt omdat de rijkdom dier dagen overwegend bestond in grondbezit, dat toen almachtig maakte, zóó dat zelfs de eigendom samensmolt met de souvereiniteit, die eiken eigenaar maakte tot een koning op zijn domein, toegerust met de schandelijkste «rechten" over zijne onderdanen. Indien men overigens den rijkdom toen al minder het hof maakte, dan was dat alleen omdat men er minder tegen op zag zich er desnoods van meester te maken met geweld! Bij het einde der middeleeuwen verschijnt een nieuwe fee, het roerend ver mogen, die de menschen met nieuwen goudiiuimmnimiiKiniMtiitiiHiitiHHiiiiniiiiiiiiiiiiiimiimmimiM Wat ben ik blij eu trotsch hem de hand te mogen drukken!... Kijk, Wieg, zoo'u jas vau echt laken, met knoopen eraan, daarvoor heb ik altijd'n zwak gehad. Maar, hemel! wat, staat, ge daar in'n tocht! Treedt bi nen eu valt niet over het, tapijt... Er is geen tapijt, na'uurlijk, maar veel plaats om er een te leggen. . De zolder waar we ons bevinden is ruim, zooals alle zold rs, en licht ook, dank zij talrijke glazen pannen. De wanden hebben een kleur als prpcrkoekkorst. Er is een dakvcuster met vier ruitjes waarvan er drie kap )t zijn eu vervangen door papier, dat de wind, die in deze hooge streken loeit, aan stukken heeft gescheurd, eu met welker flirden hij zich ongemeen duchtig schijnt te ver maken. Opeens zie ik een rookwolk iu eeueu duisteren hoek van don zolder opstijgen, en kijk er verwon derd heen. Mijn vriend, de Chemikus! spreekt de onge schoren heer, ter opheldering. Azor is zijn naam. Eh! wat wilt ge weer! vraagt de rookcr, zon der zich om te kecren. Hier is onze vriend Wiegele-wiegelc, de Inspecteur, en een welopgevoed heer, met eene lakensehe frak ; laat ik u voorstellen. Dat ze wachten, of naar den duivel loopen! Als ik opsta valt de boel omver, en de kaars meteen, eu ligt ons middagmaal in d'asch. We naderen dus; en nadat, eene versche rook wolk is opgetrokken, onderscheid ik den Chemikus A.^or, neergehurkt bij een zonderling stel van ijzerdraad, waarop een blikken pau. en waar onder een brandende kaars staat. Met eene hand houdt de Chemikus de inrichting op hare pooten. Zouder het hoofd te verheffen, steekt hij ons den rechter elleboog toe, en spreekt: Welkom hier, Inspecteur, met uw vriend met lakensehe frak. Meteen is de spijs gaar. en als ge mee wilt doen, zal Christiaan zijn zilveren tafelservies tó voorschijn halen, lluikt g' het'r Hceboksaus met gestampte aardappelen.... Hou! hou! zachtjes wat! Het is bedonderd, zie je, dat dat ding geen warmte geeft, vandaag Tusschen de tabakswalmen ruik ik wel iets uit de pan, maar dat kau toch geen reebok zijn Wiegelaar neemt het woord. dorst vervulde* die de Protestantsehe vor sten deed azen op de goederen der Kerk, die het Katholieke Spanje en het Hervormd Nederland naar Amerika of naar Indiëdreven, waar Christus zich wonderwel met den Mammon wist te verstaan! Nog eenige eeuwen later en het moderne financiewezen komt ten tooneele in Holland, Engeland, Frankrijk, overal. De parvenua van de Bank dringen de hoven binnen der vorsten, waar zij titels en adelbrieven weten machtig te worden en eindigen met na tal v^n revolu ties het,koningschap feitelijk op zij te zetten en zelf den troon te bestijgen openlijk in de republiek, bedek lelijk in de zoogenaamde constitutioneele monarchie, die schepping en bron van de meest doortrapte huichelarij op staatkundig terrein De Jicurs is de Tempel geworden van het nieuwe Sion. De ;SV;/a>'van waar de wet komt, de Iloreb waar de bron des levens ontspringt, het zijn de Beurs en de Effectenhoek ! Zóó is het inderdaad, maar zoo is het pok altijd geweest. Het verschil bestaat alleen in den vorm. Leroy-Beaulieu had daarom beter gedaan door in plaats van te spreken van de Regeering van het Geld te spreken van de Regeering ran het Bezit. Wij voor ons zijn niet idealistisch genoeg meer om te gelooven dat deze misstanden ooit zullen verdwijnen, ge geven de egoïstische natuur van den mensen, en den altijd onvermijdelijken strijd om het bestaan. Maar wél gelooven wij dat de strijd kan worden verzacht. Niet door den terugr keer tot het geloof zooals Leroy-Beaulieu zou willen, want de zonden tierden welig trots en tij dens het Christendom, dat dus blijkbaar de kracht niet had om de verkeerde neigingen te be dwingen Het eenige wat den toestand althans dragelijk zou kunnen maken is dewegneming van de maatschappelijke omstandigheden die het kwaad in de hand werken. Daarbij dient in de eerste plaats in aanmerking te komen de stelselmatige vermindering der Macht van het Bezit; door dit meer algemeen te maken, zou althans de scheiding in almachtigen en volslagen machreloozen met al de gevolgen daarvan komen te ver vallen, de menschen zouden meer als gelijkmachtigen tegenover elkander komen te staan en het gros zou zich niet langer in duizend bochten behoeven te wringen om door de wereld te komen. Onze maatschappij zou dan waarschijnlijk ook niet zoo hinderlijk hypocriet meer zijn. Soctus. nmmiMitifiitiHiiiiHiHMiiitraiiiiiiiMimiiHiiiiHHitimimiiiiiiiiimiiiiiiim Brieven uit Utrecht door GlESK VAX llKX Do.M. Er moet zeker indertijd bijzonder veel eer en voordeel in gelegen zijn geweest, om l'trechtsch burger te zijn, want om dat te zijn of te worden, daar was heel wat .lan vast. Dat ging maar niet zooals tegenwoordig, dat men er maar kwam wonen, om dan na een jaar net zooveel stem in 't kapitool te hebben, als de anderen. O neen, dan was men nog slechts ingezetene en al werd men ook mede geteld onder de »zielen", intebrengen had men toch nog niets. Daartoe moest men eerst burgerrecht bezitten, burger van Utrecht zijn en dat ging nog zoo gemakkelijk niet. In de eerste plaats moest men zijn te Utrecht ge boren en in de tweede en voornaamste plaats van een burger «gewonnen". Daarvan schijnt in vroeger eeuwen al zeer nauwkeurig bock te zijn gehouden, zoodat ons tegenwoordig UundveoI stamboek toch eigenlijk ook alweer geen nieuws ; onder de zon blijkt. ! Ook kon men het burgerschap koopen en voorts | wierden de door den Itaad burgers aangesteld wanneer zij zich verbonden, om ieder een gei ileelte van de stad te reinigen. Die voorvaderen ! werden dan »slijkburgers" genoemd en dat hunne Azor en Christiaan, als dat reebok is, dan wil ik er ook een ziju Dan heeft de baas uit het Morinai/tje ons , bedrogen! Wij hebben akkoord met hem voor zrs maanden eten tegen zijn geschilderd portret. Is het, waarachtig geen reebok met aardappeltjes? Wiegelaar houdt, zijn neus eens over de pau. Ik zou eerder denken dat hï-t afgekookt, vet van hammebeenen is... Maar enfin ! Ja, mede-eten willen we, doch niet hier, maar iu de buurt, in een restaurant. En wij betalen. Met ongelooflijke haast, wordt de kaars uitge blazen, het stel omver geworpen, en de pau mot reeboksaus in een oude champagncmand geborgen. I u een onunezien hebben Christiaan en Aior hun zoudagspak aan, cu staan ze voor ons, reisvaardig. Misschien moesten wij liet beleefdlieidshalvc niet aanvaarden, spreekt, Christiaan, terwijl hij van achteren een stomp krijgt van den chem'kus. Omdat we zeer zelden buitenshuis middag malen, voegt deze er bij (Buitenshuis mocht er misschien af, denk ik.') Dit, zij dan eene uitzondering ! kom ! Toch waar r Wiegele-wiegele, inspecteur, gij zijt toch 'n kostbaar vriend! Zoohaast, de cobalt afslaat, vervaardig ik uw portret ! roept Christiaan geestdriftig uit. Eu n mijnheer, spreekt Azor tot, mij, schrijf ik op voor 'n pnichtcx"inphiar van mijn aanstaande werk: ///r/</«/ der t(ik»(oj/'c,/ <>ji. . . Christiaau, op wat? Op n, twee, drie, hierbuiten en de trap af; de honger kwelt, mijn ingewand! \Ve waren op de trap. Christiaan haa'de een hamer en eenige spijkers uit een hoek, cu nagelde de deur vast. De hamerslagen moesten door ganscli het huis weerklank gevonden hebben, eu, op dit, uur, voor de huurders ecu welsprekend teeken ziju geweest. Bij onzen aftocht, langs de koordedauserstrap, die meer dan ooit pijnlijk kreunde, ontmoetten we, op elke verdieping, nieuwsgierige gezichten, die ons door een spleetje der deur aangaapten. Op de tweede verdieping waren de drie deuren een weinigje geopend, en achter iedere opening schitterden twee oogeu. Zelfs de vijl kraste niet. betrekking nu juist niet zoo erg benijdenswaardig was mag wel daaruit blijken dat in die dagen de varkens heilig verklaard waren en dan ook met een loodje door het linkeroor als Sint An thoniesvarkens overal vrij door de stad rondloopen en door niemand gehinderd mochten worden. Dat schoonhouden van de straten werd toen echter ook al niet zeer hoog geschat, want voor dat werk werd het burgerrecht slechts verleend tot wederopzeggens toe, hoogstens voor levenslang indien de titularis overleed vóórdat het hem was opgezegd. En, zoo'n slijkburgerrecht was geheel persoonlijk. Om langs directen weg ook een bur ger te »winnen" daartoe achtte men een slijkburger niet bevoegd. liet schijnt dan ook dat deze burgers zich niet bijzonder inspanden om hun baantje te behouden, want omdat zij »den boel den boel maar lieten" werd het geheele corps in het jaar 1G03 door den Raad aan den dijk gezet en werden er van stadswege »vuilnisrapers en aschlieden'' aangesteld. Collega's van deze hoeren waren de mannen wier naam »niet in den mond des volks is blijven voortleven" doch enkel nog maar in de oude archieven te vinden is, namelijk de »syndaalsnijders" aan wie dat deel van de stadsreiniging was opgedragen dat bestond in het ledigen der «heimelijke gemakken". Tegenwoordig merken we van dat alles niets meer ! We zien geen dijkburgers en geen syndaalsnijders meer en wanneer zij die hen op volgden hun werk doen is mij onbekend. Maar Utrecht mag gezien worden tegenwoordig. Gevaar dat men door Sint Anthoniesvarkens onderst boven zal worden geloopen bestaat er niet. Zoo dom zijn we niet meor! En nu zijn die dijkburgers en syndaalsnijders we! eens laag bij zelfs onder den grond, maar kom eens met mij mede naar mijn »boog verheven" observatiepost op den Dom. Daar is het al evenzoo alles ver anderd. WTie toch een klein weinig op den naam van fatsoenlijk mensen wilde aanspraak maken, kwam in vroeger tijd ten minste met Pinkstermaandag op den toren. En nu ?! De menschen schijnen in onzen tijd niet meer om panorama's to geven. Ik heb den geheelen dag niet anders gezien dan een boer of tien en al wat die kerels te vertellen hadden, na hetgeen zij aan schouwden, was, dat de verrekijker niet deugde, omdat zij er niet door zien konden of het spinazie was of boerenkool, die daar ergens achter Kleuten op een akker stond. Dat die menschen dan ook haastiglijk weer naar beneden gingen, toen zij, naar het Oosten kijkend, bemerkten dat zagen ze niet maar dat roken zij welke ontzaglijke hoeve-Ihoden scharren met bier daar beneden door de Pinkstermaandaghouders veror berd werden, is te begrijpen. Hoe zou men er toch in 's Hemels naam toe komen zijn om zoo'n plat, akelig, onwelriekend, prozaïsch beest als een schar, in eenig, zij het dan nog zoo'n gering, verband te brengen met ons heerlijk Pinksterfeest V ! llltllUtlimilMHIUHIIIUIMlHIHIflHIlllltlllllHIHIMMIIIUtUUimil zieL Concert der Dames-Zitngvereenig'iig Van Millicien. Necrland'x zangen voor Nserhtnd's mannen, bewerkt en bijeenverzameld door S. VAX MILT.ICKN. Voor oene enkele maal neemt de ondergeteekende de vrijheid, den gewonen muzikalen medewerker van het Weekblad te vervangen, nu het de bespreking geldt van diens eigen arbeid. Den vorigen Zaterdag gaf' de door den beer Van Milligen opgerichte dames-zangvereeniging, die zich naar baren leider beeft genoemd, haie fftflliiriiutiiimifirminiiimiiuifiiffiiii We waren nauwelijks ecu stap verder, toen de drie deuren terzelfder tijd gansch geopend werden. Madam l'e'agie, Mieke Trees, en de lange grijze Lapsolo, deze laatste met zijn vijl gewapend traden te voorschijn, en staken met wonderbare vriendschap, de hoofden /amen, en murmelden: /.a gaan eten vandaag! Ze gaan waarachtig eten ! In de gang, toen we reeds de eiken poort, met het, wapenschild en de onleesbare spreuk, geopend hadden, keerde ik mij nog eens om, en daar stonden, blijkbaar ten prooi aan de hevigste ont zetting, Dokske l'itrol, Lamme, Gust, Annatje, Hanten, Chanlkeu en Honorieueken,?degansche hasjrlkesfamilie. Wat ze niet zeggen durfden, las ik in hunne oogen: ir indijk: c« gaan waarachtig eten vandaag! En ja dat pingen we. In het Morit'i'iilje nogal. De baas zwoer bij hoog en laag dat het reebok was, of dat hij wilde hangen, en om elf ure 's avonds bracht hij ons de zeventiende portie konijn. Om middernacht trokken Wiegele-wiegelc, de Inspecteur, en uw dienaar huiswaarts; om halfn wou Christiaan volstrekt op een lantaarnpaal klauteren, en om kwartier voor ucn zat hij iu den kortegaard. Azor, de Chcmikus, die wist dat Dokske l'itrol, na elf ure onverbiddelijk was, thans alleen zijnde iu de duisternis, be.sloot, met veel lilosoüe, elfmaat rond de stad loopen, nadat hij uitgerekend had dat daarna de dagklaartc zou schitteren, en hij zijn vriend terug zou zien. Inderdaad zoo gebeurde het. Het sloeg zeven op den stadlmistoren en Christiaan trad uit de Amigo f) te voorschijn en viel in Azor'a ar men. Zij togen huiswaarts, doodvcrmoeid, eu vleiden zich ter ruste. Azor droomde vau Wiegele-wiegelc, den inspecteur, en van zeventien porties konijn. Cnri'-tiaan vau een frak uit, echt, laken, met kuoopen eraan, van reeboksaus en van den baas uit hei -Voriatuitje, die er zich wiide verhangen. f) Amigo is het verblijf voor beschoukenen ge durende de nacht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl