De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 3 juni pagina 1

3 juni 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°, 884 DE AMSTERDAMMER A°. 1894WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 3 Juni Abonnement per 3 maanden /"1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indie perjaar mail?9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels /'l. 10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel _ 0.40 I K H O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Sociale vraagstukken. FEUILLETON : De delinkwent, naar het Fransch van AndréTheuriet. MUZIEK IN DE HOOFD STAD, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. KUNST EN LETTE REN: Odilon Redon, door Jan Veth. Buiten land sche Bibliographie, door R. A. H. en F. C. Jr. SCHAAKSPEL. VOOil DAMES, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. UIT Dr. GANNEFS STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIËN. iiimiiiilliiiiiiiiminiiiiiiiiiiilitmiiiiiilinti min »Do not repine, my friends, it is chronic," zeide de heer Pecksniff. Denzelfden troost zou de Fransche Kamer kunnen geven aan de belangstellenden, die zich ongerust maken over de geringe stabiliteit der ministeriën onder de. derde republiek. Casimir Perier was de een-en-dertigste minister president van die republiek; na eene crisis, die acht dagen duurde, is zijn voorganger Dupuy weder zijn opvolger geworden. Twee-en-dertig ministeriën in nog geen vier-en-twintig jaren is zeker een respectabel cijfer, te meer omdat verreweg de meeste veranderingen, zooals nu weder de laatste, geen zaken maar slechts personen betroffen en slechts n ding bewezen: dat in Frankrijk eene vaste en betrouwbare regeeringsmeerderheid niet te verkrijgen schijnt te zijn. De laatste algemeene verkiezingen wet tigden de verwachting, dat er voor het parlementarisme in Frankrijk betere, althans kal mere dagen zouden aanbreken. De stelselmatige oppositie der monarchistische rechterzijde was krachteloos gemaakt en de radicalen keerden in geringer aantal dan te voren en beroofd van hun leider Clémenceau, den grooten tombeur de ministères, naar de Kamer terug. Nu zou de vorming eener groote regeeringspartij uit de gematigde elementen mogelijk zijn en de rallies, de onder de vlag der republiek verkozen vroegere monarchisten en imperialisten zouden gaarne hun medewerking llliiiillllliiiillimiiilliiiiilnii minimi muil mi nu lliiiiiiiHiiiiillliiiiliini iiiiiiinn i i i i nul De delinkwent. naar het Fransch van ANDKÉTHEUKIET. Ik studeerde voor de belastingen in die dagen en ontving mijn opleiding bij den heer Fréchingle, ontvanger der domeinen te Bay. Bay is een dorp in Champagne, gelegen in een dal tusschen de bosschen van Montavoir, Montaubert en Montgérand, die het niet hun zware stammen insluiten. De bevolking, grootendeels bestaande uit houtkoopers, hout hakkers en ook wildstroopers, leefde uitslui tend van het bosch, evenals het ook het bosch was, dat mijn patroon de meeste moeite gaf, want buiten en behalve de boeten en ge rechtskosten, was hem ook het innen der gelden opgedragen, tegen betaling waarvan de fiscus den menschen het genot van ver schillende producten en rechten van het staats eigendom toestaat: zand-, blad-, en eikelgeld ; jachtakte en vergunning tot het uithalen van planten; wei- en sprokkelrecht; er is ter nauwernood iets, behalve de lucht en de woudbloemen, dat de Staat niet heeft belast. Papa Fréchingle was sinds bijna twintig jaren te Bay in functie; hij was er getrouwd, had er een huis gekocht en strekte zijn ad ministratieve ambitie ook niet verder uit. Hij was een kort, gezet mannetje, met reeds grijzend haar, ijzersterke vuisten, een hoog voorhoofd en grooten mond met dunne opeen geklemde lippen. Angstwekkend precies van aard en zonder liefhebberijen, ging hij geheel verleenen. Misschien waren de rallies hiertoe werkelijk bereid, maar bij de overige Ka merleden stuitten deze nieuwbekeerden op zooveel wantrouwen, dat de regeering zich zou hebben gecompromitteerd door hun steun aan te nemen. Het eerste ministerie Dupuy moest dus weer wat meer naar links gaan en zijne toevlucht nemen tot de oude en lang veroordeelde politique de concentratie*n. Men herinnert zich wat het gevolg was van deze manoeuvre. Toen de heer Dupuy be merkte, dat hij den verkeerden weg had in geslagen, trachtte hij zijne fout goed te ma ken door zich van zijn radicale ambtgenooten te scheiden; doch deze laatsten lieten hem niet los, en zoo werd hij in hun val medegesleept. Toch was Dupuy in de leiding der zaken niet ongelukkig geweest. Toen hij in het vorige jaar voor het eerst als premier optrad, was hij een tamelijk onbekende persoonlijk heid, aan welke men zes maanden vroeger, bij gebrek aan een beteren candidaat, de portefeuille van onderwijs had aangeboden. Maar de goede uitslag der verkiezingen, het succes in een diplomatieken strijd met Enge land, en vooral het sensatie-makend bezoek der Russische vloot, kwamen hem ten goede. Hij werd dan ook beloond met het voorzitter schap der Kamer, den post waarvan de nieuwe premier, Casimir Perier, zoo noode afscheid had genomen. En als voorzitter verwierf hij zich een buitengewoon prestige door zijne kalmte en tegenwoordigheid van geest na den aanslag van Vaillant, waarbij hij, door zijn historisch geworden woord: »Messieiirs, la séance continue.'" de onthutste Kamer in een oogenblik tot rust bracht. Wij wezen er op, dat Casimir Perier slechts met groote moeite te bewogen was om het voorzitterschap van de Kamer te verruilen voor dat van den ministerraad. Het is lang zamerhand traditie geworden, dat .de eerst genoemde betrekking de Fransche politici stempelt tot candidaten voor de hoogste waardigheid in den Staat, het presidentschap der republiek, evenals het lidmaatschap der begrootings-commissie geacht wordt de nood zakelijke voorbereiding te zijn voor het ver krijgen eener ministeriëele portefeuille. Deze overwegingen verkrijgen dubbel gewicht, nu binnen weinige maanden het presidentschap van den heer Carnot ten einde loopt. Want eene herbenoeming van den tegenwoordigen president is verre van zeker. Vooreerst zijn de meeste republikeinen, geheel afgescheiden van de personen-quaestie, in beginsel tegen iinni;miniini!iiinnn;ii!niiiiniiiinmnitmii»iFin»;iiiiimmiinim;ï»i sa in zijn betrekking op en koesterde een diepen, bijna vreesacbtigen eerbied voor de administra tie. Men moest zien met welk een air van geloovig opzien hij zeide: »Ik zal er de Ad ministratie van verwittigen," of: »Als de Ad ministratie zoo iets hoorde!" ... Dan puilden zijn ronde oogen uit hun kassen, zijn wenk brauwen rezen tot boven zijn voorhoofd om hoog en zijn lippen trilden. En ik, nog vol ongeveinsde hoogachting, vroeg mij af, wat toch wel het geheimzinnige wezen kon zijn., waarvan de patroon sprak, als de priester van het Opperwezen. Ik stelde het mij in mijn naïviteit voor, als een eerwaardige, doorluchte persoonlijkheid, troonende te Parijs en in een antiek paleis zijn instructiën griffelend op koperen tafelen. Mijn patroon bemoeide zich niet alleen om met oubezweken ijver het geld der belasting schuldigen in de kas der Administratie te doen vloeien, maar hij was buitendien on verbiddelijk voor alle mogelijke stroopers. Voor de arme duivels, die het waagden ecu haas te strikken of een tak van een boom te breken, en die hij op verachtelijken toon »gewoonheidsdelikwenten" noemde, kende hij geen genade. Wanneer zulk een zich door een opziener had laten betrappen en boete had gekregen, rustte mijnheer Fréchingle niet, eer hij den schuldige tot op den laatsten stuiver het aan den fiscus verbeurde had afgedwongen. Deze man, die voor vreedzaam en eigenlijk bangelijk doorging, legde een vrekkige fel heid, een halsstarrige energie aan den dag, in het vervolgen van bosch-ovcrtredingen. 't Had, op mijn woord, den schijn, alsof het woud hem toebehoorde en hij alleen de benadeelde partij was. * * * Vooral was hij gebeten op een zekeren Pitoiset, linnemvever van zijn vak, maar in j zulk eene herbenoeming, die volgens hen wel niet met de letter, maar zeker met den geest der republikeinsche instellingen strijdig is. Daarbij komt, dat de heer Carnot, al zijn zijne persoonlijke eerlijkheid en zijn belange loosheid evenzeer boven twijfel verheven, als zijn ijver en zijne toewijding gewaardeerd worden, toch meer dan wellicht wenschelijk is, heeft medegewerkt om de Panama-quaestie in den doofpot te stoppen ; dat hij, niet geheel ten onrechte, wordt beschuldigd van eene eigen politiek, achter den rug der verant woordelijke ministers om, en dat de »r publicains farouchcs'" hem verwijten, er eene hofhouding op na te houden, die al te veel herinnert aan de dagen der monarchie. De kansen van Casimir Perier, om tot opvolger van Carnot te worden benoemd, stonden, zoolang hij voorzitter der Kamer was, bijzonder gunstig. Daarom was hij vol strekt niet gesteld op het premierschap, dat in Frankrijk eer dient om reputatiën af te breken dan om die te bevestigen. E.i daarom heeft hij ook als minister-president geen ge legenheid laten voorbijgaan om te toonen, dat hij aan deze waardigheid niet hechtte en er zelfs hoe eer hoe liever van bevrijd 1 wenschte te zijn. Meer dan eens heeft hij aan zijn volgelingen zware eischen gesteld, en het zal hem zelf waarschijnlijk hebben verbaasd, dat hij telkens opnieuw, ofschoon met afnemende meerderheden, een votum van vertrouwen verkreeg. Zijn val is door hem zelf gewild geweest, daaraan valt niet te twijfelen. President Carnot heeft bij de oplossing der crisis den gebruikelijken weg gevolgd. Eerst heeft hij de voorzitters van de Kamer en den Senaat geraadpleegd. Daarna heeft hij de radicale leiders der oppositie, of liever der coalitie van conservatieven, radicalen en socialisten, welke het ministerie ten val had gebracht, de vorming van een kabinet aan geboden. Hij klopte echter bij de hoeren Brisson, Bourgeois en Peytral te vergeefs aan. De radicale bladen beweren, dat de voor stellen van den president niet serieus waren en alleen voor den vorm werden gedaan, en dat hij aan het boven genoemde drietal te bezwarende voorwaarden voorschreef. Het is zeer wel mogelijk, dat zij hierin gelijk hebben, en dat president Carnot weder zijn lievelingsdenkbeeld, een ministerie van «con centratie", of wel een politiek allegaartje, heeft willen verwezenlijken. Maar het is ze ker, dat een werkelijk radicaal ministerie bij de tegenwoordige partijverhoudingen in afetuiniitiiiiiiiiiiiiiifiiiiiitiiiiiiiintiiiMiiiiiiiiniiiiMiiitiHiiiiiinfitfiiiinmi werkelijkheid een onverbeterlijke vagebond en brutale wilddief'. Deze Pitoiset, die met zijn vrouw en kinderen een oude barak aan den zoom der vallei van Clavin bewoonde, had zijns gelijke niet in het strikken zetten. Hij maakte vallen van zulke afmetingen, dat geiten en herten er zich niet uit konden be vrijden. Het gerucht liep zelfs, dat er eens een paard in was blijven hangen. Deze ver woede strooper gaf het geheele corps boschwachters handen vol werks. Hij vergenoegde zich niet met wildstroopeu maar vernielde geboomte en kreupelhout en gebruikte de strafwaardigste middelen, om zich en de zijnen op kosten van den staat te warmen. Wan neer hij door het bosch zwierf, droeg hij altijd een vlijmscherp snoeimes onder zijn kiel ver borgen, waarmee hij zoowel oude woudreuzen als jonge stammetjcs zonder genade verminkte. IIij wachtte zich echter wel, de gekapte tak ken zelf mee te nemen; hij liet ze een week of wat drogen en vervolgens door zijn vrouw en kinderen als (lood hout wegrapen. Xatuurlijk regende het boeten op hem, maar als het op betalen aankwam, niemand thuis. Mijn heer Fréchingle mocht zijn toevlucht nemen, tot wat hij wilde, dwangbevel, in beslagnemen, lijfdwang, Pitoiset gleed hem als een aal door de vingers. Op zekeren dag, na een vruchtelooze po ging om beslag op zijn meubilair te leggen, had de delinkwent de onbeschaamdheid, zich op het kantoor van den ontvanger te vertoonen. die bij zijn aanblik in zijn bureaustoel opsprong: :>Zoo," zeide hij, zijn kin streelende. »Eindelijk besloten om eieren voor je geld te kie/.en en te betalen, hè, vriendje?" »"t Mocht wat, mijnheer de controleur, ik kom u alleen waarschuwen dat u het je voor niemendal moeilijk maakt. Morgen komt uw de Kamer geen levensvatbaarheid zou heb ben gehad. Zoo kwam men weer terug bij den heer Dupuy, die, na lang tobben, een meer of minder homogeen ministerie heeft samenge steld. In politieke kleur verschilt het nieuwe ministerie eigenlijk niet van het vorige. Het eenige nieuwe en opmerkelijke, dat men er in kan vinden, bestaat in de jeugd en de betrekkelijke onbekendheid van eenige zijner leden. Men vindt er zelfs een minister in van 31 jaar, en de Figaro heeft het nieuwe ' Kabinet al gedoopt als Ie ministère des phèbes. De verklaring, waarmede het tweede ministerie-Dupuy is opgetreden, levert niets merkwaardigs op. Het schijnt zich alleen ten taak te hebben gesteld, de loopende za ken af te doen, in afwachting van hetgeea de verkiezing van een president der repu bliek zal brengen. De heer Dupuy, die als een goed Auvergnaat handigheid en kop pigheid met een schijn van bonhomie vereenigt, zonder daarom een groot licht te zijn, is misschien wel de meest geschikte man, om deze taak te volvoeren. &ociaU a-angzlzaan/izbon Sociale Vraagstukken. (Ingezonden). De opwekking van Sooius inde Amsterdammer van '-'" Mei naar aanleiding van eene nieuwe instelling in Frankrijk: ;MiitualitéMuteruclle" zal zeker bij velen instemming vinden, zonder dat zij terstond den weg kunnen aanwijzen, die in practischen zin leiden moet tot hetzelfde doel. Aan het slot van zijn artikel wendt Socius zich meer direct tot de vrouwen in Nederland, en als behoorende tot dit gild voelt schrijfster dezes zich gedrongen oen en ander in 't midden te brengen. Met allen eerbied voor het menschlievende streven om ongehuwde moeders een veilige haven te bezorgen in den kritieken tijd, moet de deel neming der vrouwen in dezen toch ook op andere wijze worden toegepast. Het geven van eene jaarlijksche bijdrage van een halve gulden of meer is gemakkelijker te verkrijgen, dan liet overwinnen van vooroordeelen, in onze volgens Socius terecht hypocriete maatschappij, waarin de ongehuwde moeder toch weder moet terugkeeren. Hulde brengende aan de dames die uitzonde uinHHiiiiiiMiiiimMMititiiiiiiiiiilitiiiiiiiHimiiiiMiiiimiiiimiiiiitniiimiM deurwaarder weer platzak thuis, net als van daag . . . De meubelrjcs heb ik in bruikleen van mijn schoonvader en ik zelf ben on vermogend." »0ch!" antwoordde mijn patroon, die zich nooit gewonnen gaf. »In dat geval zullen wij het met lijfsdwang probeeren, en de gendar mes op je dak sturen." »Stuur maar op," riep de ander spottend. »Ze moeten vroeg opstaan, als ze mij willen pakken . .. Pitoiset is onbenaderbaar . . Dag mijnheer de controleur... dienaar hceren!" Daarmede ging hij heen, fluitende als een lijster, terwijl mijnheer Fréchingle met zijn harde vuisten op zijn lessenaar sloeg en prevelde: »Dat zul je mij betalen, gauwdief... We zullen zien, wie de sterkste is." Zooals Pitoiset had voorspeld, moesten de gendarmes onverrichter zake lerugkeeren. Al waren zij ook vóór het aanbreken van den dag op hun post, de vogel was reeds gevlo gen. Hij hield zich schuil onder t hout. over nachtte met de eekhoorns iu hoornen en bleef geen twee nachten in hetzelfde perceel. Zoodat de gendarmerie, na zich veertien dagen te hebben uitgesloofd, den moed opgaf. De ontvanger was wanhopig. Het denk beeld dat Pitoiset hem uitlachte, kwelde hem dag en nacht. Wat zou de administratie wel denken, wanneer haar ter oore kwam, dat de hulp tier gendarmes was ingeroepen en onkosten gemaakt waren, voor niemendal? De delinkwent moest gevangen worden, llij was het aan zijn eer verplicht. Hij maalde er onophoudelijk over. 's Morgens op het bu reau komende, zag ik hem vaak aan het venster geleund, in de verte starend naar het bosch, waar de leeuwerikken en merels huu hoogste lied uitzongen, want het was midden in de lente .. . Maar mijnheer Fr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl