Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WE.EKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 884
ring maken op den regel, moeten we eerlijk be
kennen, dat omtrent bovengenoemd onderwerp,
het solidariteitsgevoel der vrouwen veel te
wenschen overlaat.
In 't algemeen zjjn wjj geneigd eene onge
huwde moeder om dit feit, ook als mensch lager
te stellen, en dus strenger te oordeelen, dan de
officieele rechters, die zelfs voor diefstal, moord
en doodslag verzachtende omstandigheden aan
nemen, en tevens rekening houden met het
verledene der schuldigen.
Waar moeders hare jonggetrouwde dochters
lessen van levenswijsheid meegeven in
hethuweIjjk, moest niet worden verzuimd haar te wijzen
op de verplichting om ongehuwde moeders in
v eigen omgeving met raad of hulp bij te staan.
Er zjjn dames die, zoodra ze weten dat zich
onder hare dienstboden eene aanstaande moeder
bevindt, haar den dienst opzeggen, en tot geen
prijs zouden, terug nemen.
TJit een oogpunt van humaniteit, om nog niet
te spreken van het Christendom, is dit toch eene
onmenschlijke daad, die dikwijls treurige gevol
gen heeft.
Niemand zal beweren, dat elke ongehuwde
moeder sympathie verdient, maar de openbare
meening brandmerkt haar allen met 't zelfde
Ijzer, en de vrouwen trekken voor elkander niet
genoeg party.
Als toelichting tot het bovenstaande hierbij de
mededeeling van een voorval, dat jaren geleden
plaats vond te Amsterdam.
Antje B. diende als meid-alleen in het
' gezin van een welgestelden timmerman, wiens zoon
haar, buiten weten zijner ouders, het hof maakte.
Hjj legde Antje het zwygen op, met de belofte
van een huwelijk in de toekomst.
Toen zij hare bevalling tegemoet ging, ont
kende h\j alles wat vroeger beloofd was, en Antje
werd de deur gewezen door z\jne moeder, die ten
hoogste verontwaardigd was over 't geen de meid
durfde beweren.
Antje werd in het gasthuis verpleegd, en kreeg
door bemiddeling van een der medici aldaar, eene
plaats als min in eene familie, waar ze later als
kindermeid gebleven is
De heer en mevrouw- K., bij wie Antje zich
verhuurd had, waren zeer humane menschen, die
hare goede hoedanigheden waardeerden, en zoo
veel in hun vermogen was, medewerkten om haar
de zorgen voor het kind te helpen dragen.
Vele pogingen had Antje gewaagd om den
jongen timmerman te bewegen haar eenigen on
derstand te geven, maar wanneer ze zich aan
meldde, was hij altijd »nfweg>c/" Eens wachtte
ze twee uur lang op zijne terugkomst, in de vaste
overtuiging dat hij zich in huis bevond.
Daar Antje en het gezin van den timmerman
tot de R. C. kerk behoorden, kwam mevrouw K.
hierdoor op het denkbeeld, de hulp in te roepen
van een pastoor.
Zij besprak het' plan met eene liaar bevriende
jonge dame, die zich terstond bereid verklaarde
om voor Antje in de bres te springen.
De heer K., hoewel zeer ingenomen met het
voornemen der dames, achtte het noodig eerst
een brief te schrijven aan de de ouders van den
jongen man, om te trachten door hen, hun zoon
aan zijne redelijke verplichting te doen beant
woorden.
Mevrouw K, die in den brief het woord voerde
legde grooten nadruk op het gunstige gedrag van
Antje, waardoor zij, hoe ook vroeger afgedwaald,
in bare schatting volkomen gerehabiliteerd was.
't Liep tegen Paasch, wanneer zelfs de minst
nauwgezette Katholiek ter biecht gaat, en mevr.
K; verzuimde niet de ouders van den delinquent
te wijzen op het belangrijke van deze weken in
verband met zijn schuldig geweten. Het bleek
echter onmogelijk dien verstokten zondaar tot
besef te brengen van schuld, want ook de ouders
lieten den brief onbeantwoord.
De copy werd echter bewaard, en Marie V.,
de vriendin van Mevr. K. belastte zich met de
?HliimMimtiiiiiiiiiHiiimiiiniimimiimtmiiimiimtmmiitmmiiniimHi
chingle bleef doof voor het gekweel der vogeJs
en de lieflijkheden der Meimaand lieten hem
koud. Hij dacht slechts aan Pitoiset.
'Op zekeren morgen toen hij afgetrokken
in zijn huiskamer koffie zat te drinken, deed
een los daarheen geworpen opmerking zijner
dienstbode Manette, als een bom te mid
den van zijn overpeinzingen vallend, hem in
zijn stoel opspringen. Het meisje vroeg me
vrouw Fiéchingle voor den eerst volgenden
Zondag vrijaf, om de eerste communie van
een harer nichtjes te kunnen bijwonen.
»De plechtigheid zal deze keer erg mooi
zijn," verklaarde Manette. »Alle kinderen
komen in 't wit... Alleen de kleine van
Pitoiset eerst niet, want haar moeder is te
arm om een wit jurkje te koopen. .. Maar
mijnheer de pastoor heeft beloofd, haar voor
zijn rekening een aannemingsjapon te laten
maken.. ,''
Mijnheer Fréchingle dronk in n teug zijn
kop koffie leeg en snelde naar zijn kantoor.
Daar gekomen wreef hij zich een poosje in |
de handen streek vervolgens langs z[jn '
voorhoofd en mompelde tusschen zijn dunne
lippen:
»Ziezoo, nu is hij binnen, do spitsboef!1'
En toen ik juist op dat oogenblik binnen
stapte, riep hij mij toe:
»Och, Jacques, loop even naar de gen
darmerie en verzoek den brigadier hier te
komen'1
Den volgenden Zondag morgen sprenkelde
de klok van Bay rondom in de blauwe lucht
haar heldere tonen, die in grillige wanorde
wegvloeien over het in zonncglans badende
woud. Langs alle wegen stroomden de
geloovigen het bosch uit naar de kerk, waarin
de aannemelingen, meisjes in witte jurkjes
en jongetjes in nieuwe kielen of huisjes reeds
waren opgesteld. Bij de zeer godsdienstige
opdracht den pastoor inzage te geven van. dit
schrijven.
De jonge timmerman bezocht geregeld den dienst
in de H. Catharina kerk, waar toen pastoor v. L.
aan 't hoofd stond.
Dikwijls herdachten de dames later de welwil
lendheid waarmede die geestelijke zich in deze
aangelegenheid tot medewerking bereid verklaarde,
en de gemakkelijke gentlemanlike manier, waar
door zij a onderhoud zich kenmerkte.
Toen Marie zich de eerste keer aan zijne wo
ning vervoegde, werd haar door de meid terstond
een tijd opgegeven, wanneer ze den pastoor, »nu
niet tliuis" spreken kon.
Bij het persoonlijke onderhoud, nam hij zeer
nauwkeurig inzage van den brief en verklaarde
na eenige inlichtingen omtrent Antje te hebben
gevraagd, noodzakelijk haar te moeten spreken
voor hij in deze zaak kon optreden.
Na verloop van ejn paar weken kon Marie
zich weder bij lein vervoegen om te vernemen
hoe de zaken stonden.
In gespannen verwachting werd hiernaar door de
belanghebbenden uitgezien, daar het eerste be
richt, in dien tusschentijd ontvangen niet bemoe
digend was. De volharding waarmede de pastoor
aanhield en zijn persoonlijke invloed zegevierden
ten laatste. Eenige tijd na het bezoek van Marie
aan zijne woning kwam hij zelf bij de famillie
K. om te vertellen, dat hij ten behoeve van
Antje's kind eene som geld ontvangen, en deze
in termijnen aan haar zou uitbetalen.
De meid werd binnen geroepen, en haar de
gelukkige tijding meegedeeld. Hoewel de gel
delijke steun een groot lichtpunt werd in haar
leven, heeft Antje toch menigmaal verklaard,
evenveel zedelijke opwekking te hebben onder
vonden door de belangstelling in haar lot, welke
de dames en de pastoor hadden bewezen.
Dit aan het adres van de gehuwde en onge
huwde vrouwen, die door de vooroordeelen der
maatschappij verhinderd worden initiatief te ne
men tot verleening van hulp aan de vrouwen
in quaestie, die daardoor ook zedelijk worden
gesteund. W.
Geachte Redactie!
Met veel belangstelling las ik het pleidooi om
barmhartigheid voor de ongehuwde moeder in
het artikel >-La MutualitéMaternelle" uit uw
nummer van 20 Mei jl. Toch zou het mij zeer
verheugen, wanneer u het mij vergunde daarbij
eenige opmerkingen ten beste te geven.
Het is overbekend, dat alle Franschen, wien de
toekomst van hun vaderland ter harte gaat, zich
ernstig bezorgd maken over het treurig verschijn
sel, dat het aantal geboorten er zeer gering is, zóó
gering zelfs, dat het in vele streken door het
sterftecijfer wordt overtroffen en alleen de voort
durende toevloed van vreemdelingen voorkomt,
dat de bevolking niet afneemt. Vele staathuis
houdkundigen en filantropen hebben over de rede
nen van dit verschijnsel en over de middelen, om
aan dozen treurigen toestand een eind te maken,
nagedacht.
De raeesten hunner hopen het meest voor de
toeneming der bevolking van een betere bescher
ming der buiten echt verwekte kinderen en met
hetzelfde doel van de moeders vóór de geboorte.
Vooral de senator liérenger heeft hierbij tevens
zeer erop aangedrongen, dat het verbod van hot
onderzoek naar het vaderschap werd opgeheven,
wat echter, hoe redelijk ook, op zichzelve de moe
der weinig zou baten, indien niet gelijktijdig ver
schillende andere maatregelen genomen worden
om de moeder in staat te stellen den vader te
noodzaken in het onderhoud bij te dragen. In
sommige Duitsche steden neemt de overheid
de voogdij op zich van alle onechte kin leren
bij vreemden in verpleging en noodzaakt zelfs
den vader en moeder, ieder naar vermogen
te betalen. In Frankrijk laat men echter de
vaders gansch met rust en zoekt alles van de
vrouw te verhalen. Bérenger heeft echter nog
voorgesteld m. a. om groote Staats-kraaminrich
tingen te openen, waar alle namen der verpleeg
den zelfs voor het personeel zouden geheim
gehouden worden en waar de aanstaande moeders
al weken voor hare bevalling zouden kunnen
worden opgenomen, tegen betaling of kosteloos
in geval van onvermogen.
Laatstgenoemde poging en La MutualitéMa
ternelle zouden waarschijnlijk er wel toe bijdragen,
dat door meerdere geruststelling verschrikkelijken
kindermoord voorkomen werd en dat het aantal
geboorten vermeerderde. Maar de zaak heeft
o. i. een groote schaduwzijde. Wanneer volgens
den wensch van Socius zoodanige vereeniging
algemeene deelneming vond, zou dit zijne groote
gevaren hebben. Wanneer alle vrouwen samen
werken om aan het buitenechtelijk moederschap
alle schande en moeite te ontnemen en zij zich
heelkameraadschappelijk als »membres honoraires"
met de «membres participants" op eene lijn stellen,
dan wordt het huwelijk, den grondslag van de
maatschappij, een geduchten knak toegebracht. De
gevolgen daarvan zullen niet alleen in dit op
zicht bedroevend zijn, maar per slot van reke
ning zullen de ongelukkige onwettige kinderen
het meeste moeten ontgelden. Roekelooze schep
sels, die kind op kind het leven schenken, zon
der zich om de toekomst dier stampers te
bekommeren, zullen er het meest partij van zien
te trekken. En fatsoenlijke dienstmeisjes, bij wie
de contributies maar niet voor het uitstrooien
zijn, zullen zeker niet deelnemen, want geen van
haar zal als aspirant-participant lid willen aan
gemerkt worden. Worden zoodanige meisjes later
verleid, dan geeft de vereeniging toch niets. 1)
In Frankrijk zocht en zoekt men naar allerlei
middelen om de bevolking te vermeerderen, dat
behoeven wij nog niet. Het is in den regel te
verwachten, dat kinderen uit een lichtzinnige
samenleving zonder duurzame liefdebanden ver
wekt, het lossinnige karakter der ouders zullen
erven en wijl zij bovendien de ouderlijke liefde
volle leiding geheel missen, zoo is het bijna onmo
gelijk, dat zij zullen opgroeien tot waardige burgers
van den Staat, maar veelmeer dat in hun midden,
helaas, vele recruten voor het leger misdadigers,
etc. worden getroffen, zoo men zich hun lot niet
meer aantrekt. Daarom mogen, dunkt ons, de
heer Socius en allen, die de mistappen op sociaal
gebied, zoo gaarne vergoelijken zich wel eens
tienmaal bedenken, want al wat het huwelijk
ondermijnt drukt nog het allermeest op de
kinderen.
Hier in deze stad behoeft geen ongehuwde
moeder, voor de eerste maal gevallen en wreed
door haar ouders of familie versiooten, te ver
twijfelen. In Beth. Palet (Prinsengracht 775)
wordt zij liefderijk opgenomen en wordt er zorg
gedragen voor haar en haar kind. Geen meisje
is dus hier (fnoodiaald een leven van schande
j te, kiezen. Ontvangen deze meisjes echter naar
het plan van Socius alleen (inancieelen en <reen
zedelijken steun in de dagen van haren, nood,
j dan is het slot der geschiedenis gewoonlijk, dat
zij hoe langer hoe sciiaamtoloozer worden en
onverschillig voor haar kind, dat zoo het niet
door de ouders wordt opgenomen, zeer dikwijls
van gebrek en ellende omkomt.
Daarom komt het ons voor, dat de grootste
schuldige in zulke gevallen als door Socius aan
gehaald, de man is. en dat hij vooral verdiende
! opgespoord en gestraft te worden in zulke ge
vallen. Het is o. i. honderdmaal beter het voor
beeld der bedoelde Duitsche steden te volgen. In
meer dan !K) pCt. der gevallen zijn de vaders op
te sporen. Wanneer de overheid dan zorg draagt
dat het verpleeggeld van den vader inkomt,
dan is de moeder gerust en de verpleging van
het kind staat tevens onder de controle van de
MtmiltniiiiiiMMHlilujiuniiiiimmtiiiliniiiiiimiifmiiiUGiiuuiiiiiMiiiiumi
bevolking dezer bergstreek i.s de eerste com
munie evenzeer een familiefeest als een gods
dienstig feest. Het kerkgebouw was propvol.
Zelfs de minst kerksche ouders zouden er
een gewetenszaak van maken, hun kinderen
bij die gebeurtenis niet naar de mis te ver
gezellen. Alleen mijnheer Fréchingle, die
geen nakomelingschap bezat, had van de
gelegenheid geprofiteerd om vier en twintig
uren in Langres te gaan doorbrengen. De
plechtigheid nam een aanvang. Door de
gesloten deuren drong het statig orgclgebroni
en het koor van kinderstemmen over het
verlaten, zonnige kerkplein en de omringende
woningen.
- Een uur later ongeveer zagen de enkele
gebrekkige grijsaards, die thuis waren ge
bleven, tot hun verbazing twee glimmend
gepoetste eti gehandschoende gendarmes in
regelmatig klinkcnden dienstpas het plein
oversteken en onbeweeglijk, ernstig als
standbeelden, aan weerszijden van het por
taal post vatten. Zoo bleven zij een vol HUL'
roerloos staan. Eindelijk begon het carillon
opnieuw te spelen, de slotzang werd aange
heven en toen de laatste tonen wegstierven
gingen de deuren open, om de geloovigen
door te laten, die zich luidruchtig op de
treden van den ncderigen voorhof verspreidden.
Midden in het gedrang onderscheidde men
de lange gestalte van Mammès Pitoiset. Jn
zijn ouden trouwjas gestoken, hield hij zijn
in haar wit jurkje prijkend jongste dochter
tje bij de hand en keerde vroolijk het hoofd
om, zijn vrouw een wenk gevend, om zich
evenals hij, wat ruim baan met de ellebogen
te maken, om spoediger buiten te komen.
Hij stond reeds op den drempel, toen ten
zware hand op zijn schouder neerviel en de
brigadier Bleiger hem toevoegde:
»Halt, Pitoiset... in naam der wet, je bent
mijn gevangene!''
1) Zeker wel; ze kunnen dan lid worden en
bijpassen.
1111III1II1IIIMIII1IIMIIIMIIIIII1III
iMMliiliniiiiliiiiHuiiiiiiimiliiitttic
Terzelfdertijd hield hij hem het bevel
schrift tot inhechtenisneming onder den neus.
Pitoiset's eerste gedachte was, den briga
dier op zijde te slingeren en het hazenpad
te kiezen; maar de tweede liet hem er den
! lijd niet toe en greep hem op zijn beurt vast.
Onthutst sperde de delinkwent zijn oogen
wijd open en stamelde:
»Kom, op zoo'n dag!... Dat is toch niet,
zooals 't hoort! Je brengt me toch niet naar
de gevangenis?''
>:Kun je," was de wedervraag van den
brigadier, -driehonderd francs betalen, bene
vens de vcrvolgingskosten?''
»ZeIfs geen driehonderd sous!''
;:I)an opgemarcheerd naar Langres!....
i Daar kun je je voor den procureur verant
woorden."
Pitoiset verbleekte en bad:
?\oen, den dag waarop mijn kind haar
eerste communie doet, zul je toch niet het
hart hebben, mij van haar weg te sleuren,
brigadier Mlciger!"
Terwijl hij met gebroken stem dezo woor
den sprak, greep de kleine hem om het
! midden en begon te snikken, terwijl vrouw
l Pitoiset in een vloed van bedreigingen en
weeklachten uitbarstte en de geheele gemeente
een kring om hen vormde. De geloovigen
riepen wraak over het schandaal, het geheele
plein was in opschudding en de verbouwe
reerde gendarmes begonnen reeds bang voor
een opstootje te worden, toen de pastoor,
door het rumoer aangetrokken, op den drem
pel verscheen en naar de oorzaak dezer
ongepaste oproerigheid vroeg. Twintig driftige
stemmen brachten hem tegelijk op de hoogte
van het gebeurde. Vol waardigheid vroeg de
priester den brigadier om opheldering. l lij
riep schande over zulk een daad, aan de
kerkdeur post te vatten, om bij het naar
buiten komen een ongelukkige te grijpen,
overheid, zoodat het voor mishandeling, slechte
voeding, etc. wordt bewaard.
Vertrouwende dat U met de opname dezer re
gelen mij zult willen verplichten en een gewich
tige kwestie nogmaals in anderen vorm onder
de aandacht Uwer lezers zult willen brengen, heb
ik de eer te zijn,
Hoogachtend,
UEd. D w. Dnr.
G. VELTHUUSEN JR.
Amsterdam, 25 Mei '94
(Ilozengracht 36.)
Wij zijn het volmaakt met den heer Velthuysen
eens dat het Duitsche systeem om den vader
op te sporen en de kinderen zooveel mogelijk
op kosten der ouders op te voeden, verreweg de
voorkeurverdientboven instellingen als laMutualit
Maternelle, die de zorg voor het kind nog altijd
alleen laten aan de moeder. Men kan het in ge
vallen als de door ons besprokene den man niet
lastig genoeg maken, maar waar altijd de
vriendelijke en belangstellende dames te vinden,
die bereid zijn hare tusschenkomst te verleenen
op de wijze als in het stuk van mevr. W. bedoeld?
Deze zijn, helaas, maar al te zeer uitzonderingen ;
de meeste vrouwen zijn veeleer geneigd' haar
«gevallen" zusters als een soort van melaatschen
te beschouwen, van wie men zich op een zoo
groot mogelijken afstand behoort te houden. Daarom
dient, zooals de heer V. ook verlangt, de sterke
arm van den Staat te hulp te worden geroepen,
-om den man tot zijn plicht te brengen. Maar
het zal waarschijnlijk nog zeer lang duren, eer
wij zoo ver zijn en daarom rijst de vraag, wat
er in dien tusschentijd zou kunnen geschieden
om wat verzachting te brengen in'de treurige dingen,
die wij zoo dikwijls om ons heen zien gebeuren.
Niemand zal, dunkt mij.kunnen verlangen de slacht
offers maar aan hun lot over te laten en tot wanhoop
te laten vervallen. Welnu, om hierin tegemoet
te komen werd door mij een instelling als La
Mutualitéaanbevolen, omdat ik die als de minst
stuitenden en de meest liefderijken vorm het meest
recommandabel vond. Een instelling als de Mutua
litéMaternelle hebben wij, als we willen, mor
gen aan den dag. maar een wet in den geest van
het Duitsche systeem kon^ zich nog wel eens
heel lang laten wachten ! Dat er schaduwzij
den aan de Mutualitézijn verbonden wie
zal het ontkennen ! Maar men vergete niet
dat diezelfde bezwaren in meer of mindere
mate gelden tegen alle andere instellingen,
die zich ten doel stellen de ongehuwde aan
staande moeder tot steun te zijn. Om aan
die en dergelijke bedenkingen te ontgaan zou men
dus.... niets moeten doen. Men bedenke hier
toch wél dat men tusschen twee kwade dingen
heeft te kiezen en nu. zou ik de vermindering
fan het aantal wanhupigen cu hinder moordena
res*.n niet te duur gekocht achten met de
risico dat het aantal ongehuwde moeders
eenigszins zou kunnen vermeerderen. Een ongehuwde
moeder .kan après tout nog een achtenswaardige
vrouw worden, een kindermoordena-es is voor
haar loven geoordeeld vooral in eigen oogen.
Overigens is het nog zeer de vraag of een
inrichting als de Mutualitéhet buitenechtelijk
moederschap wel zoo zeer zal bevorderen als de
lieer V. vreest. Ken meisje wordt van onwaardige
en onvoorzichtige toegevendheid niet alleen terug
gehouden door de vrees voor de gevolgen. Haat
gevoel van eigenwaarde zal haar meer dan andere
overwegingen terughouden van een wandel, die
haar niet past en daarom zal het beste middel
i om grondige verbetering te brengen in toestanden
j als wij hier bespreken wel zijn aan de vrouw
j in 't algemeen een betere opvoeding te geven
dan haar op 't oogenblik nog te beurt valt, ter
wijl ook veel ellende zou worden voorkomen, als
men de vrouw wat minder afhankelijk maakte
j van den man, door haar den toegang te ontsluiten
] tot passonde betrekkingen, die haar een zelfstan
dig bestaan verzekeren. .Maar, dit daargelaten,
SiglliMlilillllittiiitlmiiMiiiMili
die daar binnen was gegaan om zijn gebeden
met die van zijn kind te vereenigen. Het
was machtsoverlreding, bijna heiligschennis !...
Daarenboven, voegde hij er bij, dat hij zich
voor l'iloiset borg stelde, en verzocht den
gendarmes de arrestatie uit te stellen, totdat
hij met de gerechtelijke autoriteit over de
zaak had onderhandeld.
Wat te doen? Tegenover deze houding
van den pastoor en de tierende menigte
oordeelden de brigadier en zijn helper het
geraden, niet verder door te zetten; zij Helen
Pitoiset vrij en verwijderden zich onder een
misbaar van verontwaardigde aanmerkingen.
Den volgenden morgen te Langres vernam
mijnheer Fréehingle het mislukken van zijn
list en het schandaal, dat er uit was voort
gevloeid. De pastoor had onmiddellijk aan
den bisschop geschreven, om zich te beklagen
over een dergelijke ontwi]ding zijner kerk.
Monseigneur had weer b!j den onder-prefect
zijn beklag ingediend. Dit gebeurde in de
eerste jaren vjin hel hvcede keizerrijk, ioen
het wereldlijk gezag de geestelijkheid zeer
j naar de oogen keek. Acht dagen later kreeg
: mijn patroon van zijn chef een ongenadige
vermaning, en straffe de administratie, de
overdreven ijver van haren dienaar at keu
rende, hem niet overplaatsing.
| Mijnheer Fréchingle gaf gehoor aan de
j smeekingen zijner vrouw en vroeg zijn ont
slag. Maar het vreemdste van de /ank, en
tevens het beste bewijs hoe bekrompen van
i geest mijn patroon door de routine van zijn
i ambt was geworden, is dat hij nooit heeft
begrepen, hoe afschuwelijk barbaarsch hij
gehandeld heeft. Tot op zijn sterfbed speet
het hem, dat hij den delinkweut niet heeft
laten inrekenen en betreurde hij nog ue on
begrijpelijke lauwheid van de administratie.