De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1894 10 juni pagina 1

10 juni 1894 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 885 DE AMSTEEDAMMER A°. 1894 WEEKBLAD VOOS NEDERLAND Dit nummer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschünt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bjj de Vijzelstraat, 542. Zondag 10 Juni Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail?9. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . U.12* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 I N K O V Ds VAN VERRE EN VAN NABIJ. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De ontwikkeling der samenleving, (Vervolg), door Socius. FEUIL LETON : Uit mijn caoutchouctijd, door Jacobus de Vos. I. KUNST EN LETTEREN: Een ly risch dichter, Sandor Barinkay, door Pol de Mont. Castelar en Echegaray. Buitenlanlsche Bibliographie, door R. A. H. en F. C. Jr. Nieuwe uitgaven. SCHETSJES: Die fazantenbaan. Arme moeder, door R. B. Jr. SCHAAKSPEL. VOO tl DAMES, door E-e. INGEZONDEN. RECLAMES.'- UIT Dr. GANNEFS STUDEERKAMER. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. BIJVOEGSEL: De valsche bankbiljetten. IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIlllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Ministerieële crisissen zijn aan de orde van den dag. In Hongarije is het Kabinet-Wekerle afgetreden, omdat het van koning Franz Joseph niet de toestemming kon krijgen tot het nemen van de maatregelen, die het on vermijdelijk achtte, om het door het Hoogerhuis verworpen, maar door de Kamer tweemalen aangenomen wetsontwerp op het bur gerlijk huwelijk bij de weerbarstige Magnaten ingang te doen vinden. De hoop, dat graaf Khuen-Hedervary, die tot den hoogen Hongaarschen adel behoort, beter zou slagen dan de burgerlijke Dr. Wekerle, is verijdeld; de Kroon heeft zich weder tot den heer Wekerle gewend, maar deze schijnt weinig lust te hebben om collega's op te ofleren, die hem getrouw hebben ter zijde gestaan, al kan hij daardoor de aanneming van het veelbesproken wetsontwerp verzekeren. In Italiëheeft de heer Crispi aan het Parlement eene dubbele verrassing bereid. Naarmate de behandeling der begrooting vorderde, dunde ook het aantal der volgelingen van de regeering, en het was dus niet te verwonderen, dat de premier weinig lust had om de groote quaestie der door hem geëischte buitengewone volmachten aan de orde te stellen. In plaats daarvan kwam hij onver wachts voor den dag met den voorslag, dat de Kamer zelve eene commissie van 18 leden Uit mijn Caoutehouetijd, door JACOBUS DE Vos. Vader Beets, zoo mogen wij hem thans wel noemen, heeft in zijn on n a volgbare «Ca mera Obscura" den Hollandschen jongen be zongen. Ik heb dat hoofdstuk altijd met bijzondere belangstelling gelezen en herlezen. 't Deed me goed, weer eens herinnerd te worden hoe ik indertijd waarschijnlijk zelf geweest ben, want ik twijfel niet, of ik was eens al is het lang geleden »een Hollandsche jongen". Toch kan ik me dien tijd, helaas! niet meer herinneren. Ik geloof heel graag, dat ik inder tijd met luste in een zuren appel heb gebe ten, maar ik ben 't vergeten, omdat ik later in zooveel andere appels moest bijten, wrange en zoete, Newton en Eva's appelen. Ik zal m'n bok wel 'ns geslagen, m'n boterham met hem gedeeld hebben; ik weet 't echter niet meer, omdat ik later zooveel bokken gescho ten heb, zelf slagen kreeg, en niet altijd een boterham had om uit te deelen. Een blauw oog zal ik wel 'ns gehad hebben, maar ik herinner me niets er van; de blauwe schenen van later hebben 't doen vergeten. Mijn zak ken zullen ook wel op een bazar geleken hebben, 't is me ontgaan; in later dagen waren ze vaak zoo ledig en plat. Een nestje zal ik wel 'ns uitgehaald hebben, maar weten doe ik 't niet meer; het bouwen van een eigen nestje heeft die herinnering uitgevaagd. Een gescheurde kiel zal m'n lichaam wel zou benoemen, om voorstellen te doen tot het invoeren van de zoo hoognoodige bezuinigin gen. De Kamer was hiermede gesteld voor een alles behalve aangenaam dilemma: nam zij het regeeringsvoorstel aan, dan aanvaardde zij de verantwoordelijkheid voor maatregelen, die niet anders dan hoogst impopulair kun nen zijn; weigerde zij, dan zou men der oppositie terecht kunnen verwijten, dat zij tot niets in staat was dan tot het uitoefenen eener onvruchtbare en afbrekende critiek. Het resultaat was, dat het regeeringsvoorstel werd aangenomen; dit geschiedde echter met eene zoo geringe meerderheid, dat Crispi be sloot zijn ontslag bij den koning in te dienen. Daar echter in de gegeven omstandigheden niemand anders dan Crispi met de vorming van een nieuw Kabinet kan worden belast, zal de premier een dubbel voordeel behalen: in de eerste plaats zal hij wederom de providentiëele man blijken te zijn, en in de tweede plaats zal hem de gelegenheid worden gegeven om zich te ontdoen van eenige minder gewenschte collega's, om nieuwe vrienden te winnen door de aanbieding van portefeuilles, en om een geschikt voorwendsel te geven voor eene meer of minder ingrijpende wijzi ging van zijne politiek. Hoeveel aandacht ook de loop der zaken in Hongarije en Italiëmoge verdienen, nog meer belangstelling is gewekt door de crisis in Bulgarije. In de laatste zes of zeven jaren hebben daar te lande vele en velerlei wijzigingen plaats gehad in de samenstelling van het ministerie, maar buiten de grenzen van het vorstendom werden die mutatiën weinig of niet besproken, omdat men zich geruststelde met de gedachte: Stamboeloff blijft. In dien naam van Stamboelolf' re sumeerde zich, sedert den aanslag op Vorst Alexander, de geheele binnen- en buitenlandsche politiek van het vorstendom, gelijk de Duitsche politiek vijf-en-twintigjaren lang is vereenzelvigd geweest met Bismarck. En thans heeft het lot van den grooten rijkskanselier ook »den kleinen Bismarck" van Bulgarije getroffen; de man, die zijn vorst en zijn volk heeft geregeeerd met een ijzeren hand, maar die tevens meer dan iemand anders voor de ontwikkeling, den voorspoed en het aanzien van den jongen Donaustaat heeft gedaan, is zonder plichtplegingen ter zijde geschoven en kan nu als ambteloos burger nadenken over de ondankbaarheid van zijne landgenooten en van den Coburger, 'ns gedekt hebben; de gescheurde kleeren van later, deden me ook dien kiel vergeten. Het vechten met de jongens zal ik wel mee gemaakt hebben, maar 't vechten tegen de bierkaai, dat ik later deed, heeft dat kinder gevecht voor goed uit mijn geheugen gebannen. Met den besten wil van de wereld kan ik me niet meer voorstellen, dat ik eens tot de »Hollandsche Jongens" behoorde, zooals Hildebrand ze ons geschilderd heeft. Niets roept me dan ook dien tijd in het geheugen terug. Zelfs m'n eigen jongens niet. Tot nog toe hebben ze bepaald in geen zuren appel ge beten, want hun moeder heeft de Hoogere Burgerschool en de Kookschool bezocht. Zij weet dus perfect de analyse van een zuren appel, en zal er zich wel voor wachten, dezen haar kinderen te geven. Voor een bokje heb ik geen plaats; de Vereeniging tot Die renbescherming belet hun vogelnestjes uit te halen, en wat de verdere streken van jon gens van »toenv aangaan, daarvoor is geen tijd. Misschien komt hij nog 'ns terug, de Hollandsche jongen; wanneer bij de jongensspelen weer fiksche handen en gespierde armen gebruikt worden, instee zooals nu de voeten. O, dat ellendige voetbalspel! 't Is, alsof er nog niet genoeg in de wereld geschopt en getrapt wordt. En dan die bicycles, tricycles, of Joost mag weten met welke misselijke uitheemsche woorden, die dingen 't liefst genoemd worden, waarmee de jonkheid van 't heden met krommen rug en ingetrokken borstkas, de wereld doorvliegt. Dan liever 't nestje uit den hoogen boom gehaald, daar is meer overleg, meer moed toe noodig, dan op zoo'n trapwiel te zitten. Dan liever dien bokkigen bok uit Uw jaren, Groote, Edele, Grijze Dichter! De wilskracht werd ontwikkeld, na den driftigen slag, met het onderworpen dier een boterham gedeeld. Nu rijden ze kinder die alleen door hem van niets tot iets is gekomen. Stephan Stamboeloff is eerst 44 jaren oud, maar heeft aan de gebeurtenissen in zijn vaderland sedert 1875 een werkzaam deel genomen. In 1875 stelde hij zich te Eski Sogra aan het hoofd van een opstand tegen de Turken en moest, toen deze onderneming mislukte, de wijk nemen naar het buiten land. Den Russisch-Turkschen oorlog van 1877?78 maakte hij als vrijwilliger mede. Na de bevrijding van Bulgarije trad hij in den staatsdienst, eerst bij de politie te Tirnowa, later bij het departement van binnenlandsche zaken. In het Bulgaarsche par lement speelde hij eene zeer belangrijke rol, aanvankelijk als radicaal en tegenstander van Vorst Alexander. Spoedig werd hij ver kozen tot president der vertegenwoordiging, en de verhouding tusschen hem en den Vorst was in die dagen verre van aangenaam. Hierin bracht echter de verraderlijke aanslag op Vorst Alexander eene groote verandering; Stamboeloff was een der eersten en der ijverigsten om den Vorst tot terugkeer te bewegen, en werd door de noodlottige ge beurtenissen van Augustus 1880 voor goed van zijne voorliefde voor Rusland genezen. Toen de Battenberger, den strijd tegen Rus land moede, Bulgarije verliet, aanvaardde Stamboeloff met Moetkoeroff en Karaweleff het regentschap, en verzette zich kloekmoe dig tegen Rusland's toenemende aanmatiging. Op 7 Juli 18S7 werd prins Ferdinand van Coburg tot vorst van Bulgarije verkozen, en sedert diens optreden is Stamboeloff mi nister-president geweest, en tevens de eigen lijke en de eenige leider der Bulgaarsche staatkunde. StaraboclofTs taak is verre van gemakke lijk geweest. Van alle zijden stond hij bloot aan aanvallen en aanslagen, en meer dan eens is hij slechts als door een wonder ontkomen aan het staal of den kogel van gehuurde moordenaars. Dat hij zijne tegenstanders niet met fluweelen handschoenen aanpakte, laat zich begrijpen. In ieder van de staatsman nen van bet Balkan-schiereiland steekt iets van een despoot; maar bij Stamboeloff' kon men althans van een verlicht despotisme spreken. Dat hij zich menigmaal tot daden van willekeur heeft laten verleiden, is wel licht te verklaren, als men bedenkt, dat de politieke opvoeding der Balkan-Staten nog heel wat te wenschen overlaat, maar het is daarom toch niet te verontschuldigen. Intustjes dood, en vliegen verder. Duizend malen liever den zuren appel van toen, dan sportchocolade, sporttabletten, sportcakes, sportcuf, en wat er voor den duivel nog meer van maagbedervende sportliflafjes, het sj>es ///'i/riiii' wordt aangeboden. Ik geloof wel dat de »Hollandsche jongen" bestaan heeft, maar dat hij nog bestaat betwijfel ik. Daarentegen is er een tijd, dien ik nimmer vergeten kan, nimmer vergeten zal. Ken tijd, waaraan ik tenminste nu en dan herinnerd word. Kort geleden kreeg ik een brief van een mijner neven, over wien ik tevens voogd ben. De brief was hartverscheurend, het woord «zelf moord" duidelijk tusschen de regels leesbaar. Het slot, en dat is toch maar altijd de hoofd zaak, luidde: »wil mij de vijf en twintig gul den ten spoedigste zenden, en U maakt ge lukkig, uw steeds dankbaren neef en pupil... volgde de eenigszins bevende handteekening. Met de eerste post verzond ik tien gulden, want daar kon hij 't mee doen. Ik schreefer geen brief bij met vermaningen, die toch niets helpen, en niet gelezen worden. Een postmandaat van tien gulden, meer niet. Per keerende post kwam het antwoord. Inhoud! Teleur stelling, overschaduwd door dankbaarheid! »M'n neef en pupil zal trachten zich te red den.'' Ik maakte van z'n schrijven glim lachend een fi'übua, stak er m'n gouwenaar mee aan, toen m'n vrouw binnen kwam. »Manlief" 't was tusschen vier en vijf uur >ik bob wat last van m'n maag, geef me een klein beetje brandewijn met suiker van je''? :>Hè?" Verbaasd zag ik haar aan. Ze had waar achtig een suikerpot met een lepeltje in de hand. Ik schonk een deftig halfje in. Zij zette zich bij me neer. Vroeger, toen we pas getrouwd waren, gebeurde dat wel meer; dan nam ze wel 'ns^een mondje, maar uit mijn schen waren de uitkomsten van Stamboeloff's régime uiterst gunstig. De welvaart van het vorstendom nam van jaar tot jaar toe; in het buitenland werd met achting van den nieuwen staat gesproken, en zelfs Rusland achtte het niet geraden, den strijd met een zoo gevaarlijk tegenstander als Stamboeloff aan te binden. De positie van vorst Ferdinand, wien het aan eerzucht niet ontbreekt, maar van wiens regeeringstalenten nog niets is gebleken, was tegenover een zoo autoritair man als Stam boeloff verre van aangenaam, en reeds me nigmaal had men teekenen opgemerkt van bedenkelijke spanning tusschen den vorst en den premier. Ferdinand bleek na zijn huwe lijk en vooral na de geboorte van zijn zoon meer en meer vervuld te zijn van het ver langen, om zijne positie door Rusland, en daarna dus ook door de overige groote mo gendheden, te zien erkennen; Stamboeloff oordeelde, dat die erkenning, tenzij zich zeer buitengewone omstandigheden voordeden, niet zou kunnen plaats hebben dan ten koste van de zelfstandigheid van Bulgarije. Wij gelooven, dat Stamboeloff gelijk heeft, en wij hopen, dat vorst Ferdinand hem bin nen niet al te langen tijd gelijk zal geven. Een korten tijd van tegenspoed kan dezen nog zoo jongen staatsman veel leeren en veel afleeren, en Bulgarije staat, zelfs met den Coburger, mama Clémentine en prins Boris, niet vast genoeg in de schoenen, om Stam boeloff's krachtige hulp op den duur te kun nen missen. HiMiiijiiiiiirimimmnii De ontwikkeling der samenleving. (Vervolg.) Wij willen thans onze geschiedenis van de ontwikkeling der samenleving weer eens ver volgen die ter wille van meer actueele din gen eenigen tijd heeft moeten rusten. In ons laatste artikel over dit onderwerp bespraken wij het doordringen in de praktijk van het economisch liberalisme dat met alle overgeleverde verhoudingen brak en de sa menleving zooveel mogelijk op het yrijheidsbeginsel wenschte gegrondvest te zien. Wij zagen hoe Frankrijk deze omkeering geweld dadig. Duitschland haar meer geleidelijk volglaa?je. Ik vermoedde dus iets, en m'n ver moeden bleek niet ijdel te zijn. »Heb je in lang niets van Eberhard ge hoord T' ??Eberhard is m'n neef van de 23 pop, eenig kind van haar overleden broer. Ik houd me goed, en doorzie dadelijk, dat neef Eberhard ook aan m'n vrouw geschre ven heeft. »Neen, in lang niets gehcorJ. De jongen ?werkt hard, zeker geen tijd voor schrijven, en dan krijgt hij gauw z'n 14 daags verlof.1' M'n neef is aan de telegrafie. »Jan" ik heet Jan »daar wou ik je juist over gesproken hebben." Zij nipte even aan haar glaasje. »Ik geloof', dat hij wat linnengoed noodig heeft, hij zag er laatst zoo raar uit, vondt jij niet?" Ik blies een rookwolk voor me uit, dacht aan het Paradijs.... en zweeg. M'n vrouw nipte nog eens aan haar glaasje. >:Ik zal 't je maar zeggen, Jan. Hij heeft me geschreven, dat z'n waschgoed zoo slecht behandeld wordt, dat het niet meer te ge bruiken is, en hij er nou toe over moest gaan, om caoutchouc te dragen." AVat?" »Ja, hij draagt nou caoutchouc boorden en manchetten. Ik vind dat toch wel een beetje erg. Me dunkt, \ve moeten hem wat sturen om zich nieuw linnengoed aan te schatten. Wat denk jij er van?" Ik voelde een schok, een trilling, over heel m'n lichaam, toen m'n wederhelft het woord caoutchouc uitsprak. M'n gouwenaar brak, de asch viel op den grond.. . en m'n vrouw zei er niets van. Ik stond op, en liep zenuw achtig op en neer. »En wat zou Eberhard wel noodig hebben ?'' »0ch Jan, als je hem vijftien guldenstuurdet, dan kan hij zich voorloopig redden."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl